Hoe lang mag de kabinetsformatie nog duren?

VRIJDAG 15 MAART 2024 De laatste Tweede Kamerverkiezingen waren eind november vorig jaar. Sinds die tijd onderhandelen PVV, VVD, NSC en BBB over de vorming van een nieuw kabinet. De vorige kabinetsformatie is nog maar twee jaar en enkele maanden geleden afgerond. En dat na een formatie die bijna tien maanden duurde; waarna dit kabinet al na anderhalf jaar ten val kwam. Is er voor de lopende kabinetsformatie iets geregeld over termijnen waaraan de onderhandelende partijen zich moeten houden?

GRONDWET? In de Grondwet of enige andere wet komen dergelijke regelingen niet voor. In het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is een heel hoofdstuk gewijd aan de kabinetsformatie. Ook daarin worden geen termijnen genoemd, met uitzondering van een termijn helemaal aan het begin van de kabinetsformatie, zie artikel 11.1 lid 1.  

REGLEMENT TWEEDE KAMER Wat daar wél in staat, in dit Reglement van Orde van de Tweede Kamer, is dat de kamer aan elke informateur een termijn moet meegeven waarbinnen zij of hij de informatieopdracht zal moeten afronden. Deze termijn is niet verlengbaar, zie artikel 11.1 lid 2.

NIEUWE OPDRACHT Als de informateur de opdracht niet binnen de gegeven termijn afrondt, moet de Tweede Kamer een nieuwe informatieopdracht geven, al dan niet aan een andere informateur. Dat moet in beginsel binnen een week na het verstrijken van de termijn gebeuren, zie artikel 11.1 lid 4.

VIER WEKEN en ACHT WEKEN In de lopende kabinetsformatie zijn tot nu toe twee informatieopdrachten gegeven. De eerste was op 13 december aan Ronald Plasterk. Volgens die opdracht moest hij dat ‘uiterlijk begin februari’ hebben afgerond. Het werd uiteindelijk 12 februari. Na acht weken dus. De tweede informatieopdracht werd gegeven op 14 februari aan Kim Putters. Volgens die opdracht moest hij dat binnen vier weken afronden, ‘of zoveel eerder als mogelijk is’. Dat laatste was blijkbaar niet mogelijk, want Putters heeft zijn opdracht gisteren afgerond. Precies vier weken dus.

HOEVEEL WEKEN STRAKS? Waarschijnlijk volgende week gaat de Tweede Kamer debatteren over Putters’ verslag; waarschijnlijk wordt dan ook een nieuwe informatieopdracht gegeven aan een al dan niet andere informateur. En natuurlijk een termijn waarbinnen die opdracht zal moeten zijn afgerond. Afwachten hoeveel weken die termijn zal zijn!

GEEN TERMIJN NODIG In het Reglement van Orde staat dus dat de Tweede Kamer bij elke informatieopdracht een termijn geeft waarbinnen informateur zijn of haar opdracht moet hebben afgerond. Tot voor kort stond dat er niet in. Dat is namelijk pas sinds eind vorig jaar het geval. Het stond er dus ook nog niet in tijdens de vorige kabinetsformatie, de formatie die heeft geleid tot het huidige kabinet Rutte IV.

WEL TERMIJN NODIG Die wijziging is in het Reglement van Orde aangebracht vanwege de zeer lange lang formatieduur van Rutte IV. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft een externe commissie de formatie onderzocht. In haar rapport van 21 februari 2023 – ‘Evaluatie van de kabinetsformatie 2021’ – deed de commissie de aanbeveling om in het kamerreglement te regelen dat aan informatieopdrachten een termijn moet worden verbonden. De Tweede Kamer heeft die aanbeveling dus overgenomen.

MAXIMUM TERMIJN? Deze wijziging laat de Tweede Kamer echter vrij in de termijnduur. Hierboven bleek dat informateur Putters vier weken de tijd kreeg en informateur Plasterk zes tot acht weken. Volgens het Reglement van Orde mag de kamer ook een (veel) langere termijn meegeven. Zo’n veel langere termijn lijkt niet bevorderlijk voor een kortere kabinetsformatie. Enkele Kamerleden – waaronder Pieter Omtzigt – wilden daarom nog verder gaan en in het kamerreglement opnemen dat die termijn maximaal zes weken bedraagt. Zo ver wilde de kamer echter niet gaan.

CONCLUSIE Ja, er is dus iets geregeld over termijnen, namelijk in het kamerreglement. Het is de informateur die zich daaraan moet houden. De Tweede Kamer bepaalt de termijn en is daarbij helemaal vrij in hoe lang die termijn is.

BRONNEN Behalve bovenstaande artikelen uit het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, uit het genoemde rapport en verder Wikipedia zijn ook geraadpleegd Alexander van Kessel, in: De Grondwet van 1848 tot nu. Hoofdstuk 5. De zwakke stee in het staatsbestel?, Boom Juridisch: 2023, p 65 e.v. en ten slotte Kamerstukken II 2022/23, 35980, nr. 5 (Nota van Wijziging).

Mr. Leon

Volgend blog: volgende week vrijdag 22 maart

Tijd voor nieuwe Tweede Kamerverkiezingen

VRIJDAG 1 MAART 2024 Er lijkt weinig schot te zitten in de kabinetsformatie. Inmiddels zijn ruim drie maanden verstreken sinds de Tweede Kamerverkiezingen van november vorig jaar. Het kabinet was toen trouwens al vijf maanden demissionair, door een kabinetscrisis in de zomer van datzelfde jaar. Wie weet helpt het als er snel nieuwe verkiezingen zouden worden gehouden. Maar is dat toegestaan? Is het (staatsrechtelijk) geoorloofd om nu al nieuwe verkiezingen te houden? Zo ja, wie beslist er dan over dát en wanneer er nieuwe verkiezingen worden gehouden?

VERVROEGDE VERKIEZINGEN Volgens de Grondwet is de zittingsduur van de Tweede Kamer vier jaren, zie artikel 52 (uitzonderingen daargelaten). Na die periode zijn er sowieso altijd nieuwe verkiezingen nodig. Het is echter niet verboden om ze al eerder te houden. In dat geval bedraagt de zittingsduur van de Tweede Kamer korter dan vier jaren. De huidige Tweede Kamer ‘zit’ er pas drie maanden. Zo’n korte duur staat echter niet in de weg aan het houden van vervroegde verkiezingen.

GROOTSTE FRACTIE? Wie beslist over het houden van vervroegde verkiezingen? Is dat de grootste fractie in de Tweede Kamer? Nee, die gaat daar niet over. Weliswaar is het (in de praktijk zo) dat de grootste fractie het initiatief krijgt in de kabinetsformatie en bepaalt wie de verkenner/kabinetsinformateur wordt, maar deze fractie gaat niet over het houden van tussentijdse verkiezingen. 

TWEEDE KAMER? Is het dan misschien de hele Tweede Kamer die beslist over het houden van vervroegde verkiezingen? Nee, ook dat is niet het geval. Het is niet de meerderheid van de Tweede Kamer die daarover gaat. Zelfs als de Tweede Kamer eensgezind (unaniem) tussentijdse verkiezingen zou willen, dan kan zij daar toch niet toe beslissen. Ze kan er niet toe beslissen, en ze kan het evenmin tegenhouden dat er tussentijdse verkiezingen worden gehouden. Het is overigens in de afgelopen decennia wel gebruikelijk geworden dat de Tweede Kamer wordt gevraagd of zij tussentijdse verkiezingen wenselijk vindt nadat het kabinet is gevallen door een conflict met diezelfde kamer.   

REGERING Als het niet de grootste fractie is en evenmin de hele Tweede Kamer, en het trouwens ook niet de Eerste Kamer is: wie gaat er dan wél over? De regering! Het is de regering die gaat over het houden van vervroegde verkiezingen, zie artikel 64 van de Grondwet. Het besluit tot het houden van vervroegde verkiezingen (en de datum waarop ze worden gehouden) wordt ondertekend door de Koning en een minister; het is dan ook een koninklijk besluit.

MINISTERRAAD Of er zo’n koninklijk besluit komt, beslist de ministerraad. Het is dus de ministerraad die beslist over het houden van vervroegde verkiezingen. Als het op een stemming aankomt wordt daarin bij meerderheid besloten, en daarbij heeft elke minister één stem, zie artikel 11 Reglement van orde voor de ministerraad.

GEWOONTE? Er zijn allerhande omstandigheden waarin het houden van vervroegde verkiezingen een gewoonte is geworden. In die omstandigheden is de beslissing van de ministerraad over het al dan niet houden van tussentijdse verkiezingen slechts een formaliteit. Zo’n omstandigheid is bijvoorbeeld een kabinetscrisis. Na een kabinetscrisis is het de gewoonte om (te beslissen tot) vervroegde verkiezingen. Dat was bijvoorbeeld in juli vorig jaar het geval toen het kabinet viel over asielzoekersopvang, en een week later werd besloten tot het houden van verkiezingen in november. Van zulke omstandigheden is nu echter geen sprake. Er is nu geen kabinetscrisis. Er is nu eerder sprake van een Tweede Kamer crisis. Een beslissing over vervroegde verkiezingen zou nu dan ook geen formaliteit zijn. 

DEMISSIONAIR De huidige ministerraad bestaat uit ministers die allemaal demissionair zijn, inclusief de minister-president. Het zijn immers allemaal ministers voor wie vanwege de kabinetscrisis in juli vorig jaar ontslag is aangevraagd bij de Koning. Kan ook een demissionaire ministerraad beslissen tot vervroegde verkiezingen? De bevoegdheid die in artikel 64 Grondwet staat (zie hierboven) is er niet alleen voor een missionair kabinet, maar ook voor demissionaire bewindslieden. Ik beantwoord die vraag dus met ja. 

BRONNEN Behalve genoemde artikelen uit Grondwet en Reglement van orde voor de ministerraad en andere officiële stukken is voor dit blog literatuur geraadpleegd, namelijk van P.P.T. Bovend’Eert, Tekst en Commentaar Grondwet en Statuut, artikel 64, aantekeningen 1, 2, 3 en 6, Wolters Kluwer Nederland: 2018 en van Alexander van Kessel, De zwakke stee in het staatsbestel? in: De Grondwet van 1848 tot nu, Boom Juridisch Den Haag: 2023.

Mr. Leon

Volgend blog: over twee weken.

Volgende week is er nieuw blog op http://privaatrechtpraktijk.nl

Wat de rol is van de Franse president bij de benoeming van de premier

VRIJDAG 2 FEBRUARI 2024 Frankrijk heeft enkele weken geleden een nieuwe premier gekregen. De nieuwe premier ministre van Frankrijk heet Gabriel Attal. Zijn onmiddellijke voorganger was Elisabeth Borne. Wat voor rol had de president van Frankrijk bij hun benoemingen?

PRÉSIDENT De president van Frankrijk is het staatshoofd (chef de l’Etat). De premier is de regeringsleider (chef du Gouvernement), zie artikel 21 van de grondwet. 

KONING In Nederland is de koning het staatshoofd en is de premier (de minister-president) feitelijk de regeringsleider. Benoeming en ontslag van de premier gebeuren per koninklijk besluit, zie artikel 43 van de grondwet. Zo’n besluit is niet mogelijk zonder handtekening van de koning, zie artikel 47 van de grondwet.

FORMALITEIT Het al dan niet plaatsen van zijn handtekening is hier echter geen zelfstandige beslissing van de koning. Het is de kabinetsformateur die samen met de fractievoorzitters van de coalitiepartijen in de Tweede Kamer beslist wie de nieuwe premier wordt.

MOTIE VAN WANTROUWEN De rol van deze fractievoorzitters heeft te maken met de werking van de vertrouwensregel: de kabinetsformatie is erop gericht een kabinet te vormen (met de premier als de feitelijke regeringsleider) dat geacht mag worden het vertrouwen te hebben van een parlementaire meerderheid. Als blijkt dat dit vertrouwen er niet is, bijvoorbeeld na een aangenomen motie van wantrouwen, moet de premier zijn ontslag aanbieden aan de Koning. De vertrouwensregel staat niet in onze grondwet, het is een voorbeeld van ongeschreven staatsrecht. Voor het welsagen van een kabinetsformatie is tegenwoordig vereist dat dat kamerfracties uit de Tweede Kamer die een parlementaire meerderheid vertegenwoordigen, instemmen met het formatieresultaat.

MOTION DE CENSURE Ook in de grondwet van Frankrijk staat dat de president – hun staatshoofd – de premier benoemt en ontslaat, zie artikel 8. En ook in Frankrijk geldt de vertrouwensregel zodat de premier zijn ontslag moet aanbieden als de Tweede Kamer (Assemblée nationale) het vertrouwen in hem opzegt, bijvoorbeeld na een aangenomen motie van wantrouwen (motion de censure). In Frankrijk staat die vertrouwensregel zelfs in de grondwet, zie artikelen 20 en 50. Is het daar dan net als in ons land zo dat het staatshoofd niet zelfstandig kan beslissen wie de nieuwe premier wordt?    

COHABITATION In een boek uit 2016 schrijven Franse staatsrechtgeleerden dat ondanks artikel 8 van de Franse grondwet de president slechts in beperkte mate zelfstandig kan beslissen wie de nieuwe premier ministre wordt (hij heeft hier volgens hen slechts liberté relativisée). Dat heeft te maken met de politieke verhoudingen in de Franse politiek. In die politieke verhoudingen is het steeds zo dat één politieke partij meer dan de helft van de Kamerzetels bezet. Feitelijk bepaalt die Kamerfractie in belangrijke mate wie de nieuwe premier ministre wordt. Dat kan zijn de partij van de president, maar het kan ook de oppositiepartij zijn. In dat laatste geval is er sprake van cohabitation.    

MACRON (1) Maar sinds Emmanuel Macron president bestaan deze politieke verhoudingen volgens mij niet meer in Frankrijk. Macron werd in 2017 voor de eerste keer president. Bij de parlementaire verkiezingen die enkele maanden later plaatsvonden behaalde de door hemzelf opgerichte partij – La République en marche – een ruime absolute meerderheid in de Assemblée nationale.

MACRON (2) President en de partij met een absolute meerderheid aan Kamerzetels behoorden dus tot dezelfde partij. Toch is aannemelijk dat de president grotendeels (als het al niet 100% was) zelfstandig besliste over wie premier ministre werd, omdat die partij pas een jaar daarvoor was opgericht, de president de oprichter was en er tot kort voor de parlementaire verkiezingen de scepter zwaaide. De nieuwe premier ministre werd in eerste instantie Edouard Philippe, daarna Jean Castex en nog later Elisabeth Borne. Vijf jaar later – in 2022 – wordt Macron opnieuw verkozen tot president. Echter, bij de parlementaire verkiezingen die in dat jaar ook werden gehouden, behaalde zijn partij geen absolute meerderheid dit keer. De partij van de president houdt sindsdien een minderheid van de Kamerzetels.

OPPOSITION Toch is het niet zo dat één oppositiepartij sindsdien de meerderheid van de Kamerzetels bezet. De situatie is sindsdien zo dat slechts drie oppositiepartijen gezamenlijk de meerderheid van de Kamerzetels bezetten. Dat zijn de linkse partijen verenigd in de NUPES, de populistisch-rechtse Rassemblement National en de centrum-rechtse Republikeinen. Deze drie fracties houden er onderling zulke verschillende standpunten op na, dat ze niet in staat waren om een regering te vormen en een nieuwe premier ministre aan te wijzen. Het was in 2022 dan ook opnieuw president Macron die zelfstandig besliste wie de nieuwe premier ministre werd. Dat werd in eerste instantie (opnieuw) Elisabeth Borne. Enkele weken geleden is zij echter ‘vervangen’ door Gabriel Attal; ik denk dat ook de keuze voor Attal een zelfstandige beslissing van Macron was. Borne en Attal zijn dus regeringsleiders van een minderheidsregering, zelfs als je de steun van de twee andere coalitiepartijen meerekent (Horizons en MoDem). La République en marche heet trouwens tegenwoordig Renaissance.   

MOTION DE CENSURE? De onderlinge verdeeldheid tussen NUPES, Rassemblement National en de Republikeinen staat er ook aan in de weg dat het parlement het vertrouwen in de regering opzegt, en daardoor de regering naar huis kan sturen. Dat zou ook onmiddellijk na haar aantreden kunnen gebeuren. Er zijn in de afgelopen twee jaar heel wat moties van wantrouwen ingediend, maar geen enkele daarvan is aangenomen. De meeste maakten tot nu toe geen schijn van kans, op eentje na. In maart vorig jaar werd deze motion de censure op slechts negen stemmen na aangenomen (9 van de 577!). Dat had de regering vooral te danken aan enkele Republikeinse Kamerleden die de motie niet wilden steunen. Die motie van wantrouwen werd trouwens ingediend naar aanleiding van de pensioenhervormingen (verhoging pensioenleeftijd van 62 naar 64 jaar). Zoals gezegd beslist president Macron zelfstandig over de benoeming van een nieuwe premier (en dus het ontslag van de oude). Ook voor hem was deze motie van wantrouwen toen geen reden om een nieuwe premier ministre te benoemen; dat gebeurde namelijk pas ruim negen maanden, in januari 2024.

CONCLUSIE De rol van president Emmanuel Macron bij de benoemingen van de laatste vier premiers in Frankrijk was dus heel groot.

BRONNEN Website denederlandsegrondwet.nl, eenvoudige uitleg op artikel 43; professor Paul Bovend’Eert in het boek Tekst en Commentaar op Grondwet en Statuut (2018), bladzijden 100 – 102; Droit constitutionnel, 19e druk (2016), uitgeverij Dalloz, bladzijde 708-709; Wikipedia: via Renaissance (parti).

Mr. Leon

Volgend blog: waarschijnlijk op vrijdag 9 februari

De ministers die opstapten

VRIJDAG 19 JANUARI 2024 Een half jaar geleden is het kabinet gevallen. In die tijd zijn vier bewindslieden opgestapt, o.a. omdat ze een functie elders ambieerden. Hoe verliep hun ontslag staatsrechtelijk? 

MINISTERS Het gaat om drie ministers (Hoekstra, Kaag en Kuipers) en een staatssecretaris (Uslu). Staatsrechtelijk verloopt een ontslag van een staatssecretaris op dezelfde manier als dat van een minister. Hieronder heb ik het daarom gemakshalve alleen over ministers.

KB Een minister wordt ontslagen bij koninklijk besluit, zie artikel 43 Grondwet. Een koninklijk besluit wordt ondertekend door de Koning en door de minister-president, zie artikelen 47 en 48 Grondwet. Koninklijk besluit wordt vaak afgekort tot KB.

CONTRASEIGN Het ontslag van een minister gebeurt dus schriftelijk. Bij het ontslagbesluit staat de handtekening van de Koning en van de minister-president. De handtekening van de minister-president heet hier contraseign of medeondertekening. Zonder dit contraseign is een ontslagbesluit ongeldig.

FUNCTIE ELDERS Er gelden geen andere vormvereisten voor het ontslagbesluit. De handtekening van de ontslagen minister staat dus niet onder dit besluit. Zelfs niet als de minister op eigen verzoek wordt ontslagen, bijvoorbeeld vanwege een gewenste functie elders.

OPZEGGING Een minister kán geen ontslag nemen zonder zo’n ontslagbesluit. Hij of zij kán haar ministerschap dus niet beëindigen door het alleen maar op te zeggen.

VOORDRACHT Het initiatief voor zo’n ontslagbesluit ligt bij de minister-president. Hij doet voor dit besluit de voordracht aan de Koning die het vervolgens ondertekent.

MINISTERRAAD De minister-president beslist niet eigenmachtig over het al dan niet doen van zo’n voordracht. In artikel 4 lid 2 sub k van het Reglement voor de ministerraad staat hierover namelijk dat de ministerraad beraadslaagt en besluit over voordrachten tot ontslag van ministers.  

ALLE MINISTERS Met de ministerraad worden hier alle ministers bedoeld, terwijl de staatssecretarissen geen stemrecht hebben, zie artikel 1 reglement. De ministers die in de vergadering van de raad aanwezig zijn, kunnen het ontslagverzoek van een collega dus tegenhouden.

DEMISSIONAIR De vier bewindslieden waarvoor in het afgelopen half jaar een ontslagbesluit is genomen waren al sinds 7 juli demissionair. Het kabinet is namelijk op 7 juli 2023 gevallen omdat men het niet eens kon worden over maatregelen op de terreinen van arbeid-, studie- en asielmigratie. Daarom heeft minister-president Mark Rutte op die dag ‘het ontslag van alle ministers en staatssecretarissen aangeboden aan de Koning. De Koning heeft deze ontslagaanvraag in overweging genomen en de minister-president, ministers en staatssecretarissen verzocht al datgene te blijven verrichten, wat zij in het belang van het Koninkrijk noodzakelijk achten’, zo staat te lezen op de website van de rijksoverheid. We kunnen dagelijks in de krant lezen en op televisie zien dat het demissionair kabinet een heel actief kabinet is. Een demissionaire minister of staatssecretaris is dus zeker geen ontslagen bewindspersoon!

DUBBELE VOORDRACHT De minister-president had de drie ministers en staatssecretaris dus al in juli vorig jaar bij de Koning voorgedragen voor ontslag. Zij zijn toen echter net als hun collega’s niet ontslagen, want er is toen geen ontslagbesluit genomen. Dat is pas gebeurd toen zij in de maanden daarna op eigen verzoek ontslagen wilden worden. Minister-president Rutte heeft daarvoor in het afgelopen half jaar opnieuw een voordracht gedaan aan de Koning.  

BRONNEN Zie behalve bovenstaande grondwetsartikelen ook het commentaar van professor Paul Bovend’Eert in het boek Grondwet en Statuut, Tekst & Commentaar, vijfde druk (2018).

Mr. Leon

Volgend blog hier: op of voor vrijdag 16 februari.

Er is ook het blog privaatrechtpraktijk.nl

Koningin Margrethe van Denemarken

VRIJDAG 12 JANUARI 2024 Koningin Margrethe van Denemarken treedt eind deze maand af. Ze is 52 jaar koningin geweest. Ze wordt opgevolgd door haar zoon kroonprins Frederik.  

MONARCHIE Denemarken is dus een monarchie. Een monarchie is een regeringsvorm waarin een koning staatshoofd is. In ons deel van Europa zijn veel meer landen een monarchie: Noorwegen, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, België. En natuurlijk is ook ons eigen land een monarchie. Zodra Frederik zijn moeder opvolgt is het staatshoofd in al deze landen trouwens een mannelijke koning.

REPUBLIEK Landen als Frankrijk, Finland en Duitsland zijn republieken. Een republiek is een regeringsvorm waarin een president staatshoofd is.

VERKIEZINGEN In republieken wordt de president gekozen. In Duitsland gebeurt dat indirect door een gezamenlijk besluit van de nationale volksvertegenwoordiging (Bondsdag) en de volksvertegenwoordigingen van de deelgebieden, zie artikel 54 Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland. In Frankrijk gebeurt dat rechtstreeks door de burgers, zie artikel 6 Constitution française du 4 octobre 1958.

ERFOPVOLGING In de monarchiëen wordt de opvolging erfelijk bepaald. Zo staat in artikel 25 van de Nederlandse grondwet dat ‘het koningschap bij overlijden van de Koning krachtens erfopvolging overgaat op zijn wettige nakomelingen, waarbij het oudste kind voorrang heeft’. En in Denemarken geldt dezelfde regeling, want in artikel 2 van de Deense Tronfølgelov staat immers dat ‘ved en konges eller en regerende dronnings død overgår tronen til den pågældendes søn eller datter, således at den ældre går forud for den yngre’.

LEEFTIJDSEIS Koninklijk gezag mag in ons land worden uitgeoefend vanaf het 18e jaar, zie artikel 33 grondwet. In Denemarken is de koning vanaf 18 jaar meerderjarig, zie artikel 7 van de Grundlov. Ik neem aan dat dit betekent dat hij of zij dan ook het koninklijk gezag mag uitoefenen. In Duitsland mag iemand pas president worden als hij 40 jaar of ouder is, zie artikel 54 Grundgesetz.     

AMBTSTERMIJN In principe oefent de nieuwe koning het koninklijk gezag uit zolang hij of zij dat wenst, terwijl presidentschap aan een bepaalde termijn is gebonden; zowel in Frankrijk als in Duitsland is dat een termijn van vijf jaar.

REGERINGSLEIDER President en koning(in) zijn staatshoofden, geen regeringsleiders. Volgens de grondwet wordt de regering in Nederland geleid door de minister-president, in België door de Eerste Minister en in Denemarken door de Statsminister. In het Verenigd Koninkrijk is de Prime Minister regeringsleider. In republiek Duitsland is dat de Bundeskanzler. In republiek Frankrijk was dat tot begin deze week een Première ministre (Élisabeth Borne) en sinds enkele dagen een Premier ministre (Gabriel Attal).

KONINKRIJK Het koninkrijk Denemarken behelst een gebied dat groter is dan alleen ons buurland oostelijk van de Waddenzee en Noordzee. Het behelst bijvoorbeeld ook het Noord-Amerikaanse Groenland. Ook het Koninkrijk der Nederlanden behelst een groter gebied dan alleen die twaalf provincies in Europa. Er is immers ook het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden: de Zuid-Amerikaanse eilanden Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Ik laat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba hier voor het gemak buiten beschouwing. De Deense grondwet geldt in het hele koninkrijk, zie artikel 1 Grundlov, terwijl de Nederlandse grondwet voor het merendeel alleen in Nederland geldt. Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hebben dan ook hun eigen grondwetten, staatsregelingen genaamd. Zo beschouwd is het volgens mij dan ook minder juist om te spreken van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden.   

STAATSVORM Regeringsvorm mag niet worden verward met staatsvorm. De staatsvorm van een land kan bijvoorbeeld zijn eenheidsstaat of federale staat. In een eenheidsstaat bezit alleen de nationale overheid soevereiniteit. In een federale staat is de soevereiniteit grondwettelijk verdeeld over nationale overheid en deelgebieden. Elke regeringsvorm kan eenheidsstaat of federale staat zijn. Zo zijn de monarchieën Nederland en Denemarken eenheidsstaten, maar is monarchie België een federale staat met als soevereine deelgebieden gemeenschappen en gewesten, zie artikel 1 van de Belgische Grondwet. Ook republiek Duitsland is een federale staat, met als soevereine deelgebieden Länder, zie artikel 20 Grundgesetz. Terwijl republiek Frankrijk een eenheidsstaat is.

Mr. Leon

Volgend blog: op of voor vrijdag 9 februari

Kabinet van PVV, BBB, NSC en VVD

VRIJDAG 1 DECEMBER 2023 Na de verkiezingen van vorige week is van de week met de kabinetsformatie een begin gemaakt. Wilders PVV is de grootste partij geworden en hij geeft de voorkeur aan een coalitie met Van der Plas BBB, Omtzigts NSC en de VVD. VVD en NSC hebben hun bedenkingen. Maar stel dat dat kabinet straks wordt benoemd en beëdigd, wat kunnen Kamerleden die dit kabinet niet zien zitten dan doen?

VERTROUWEN Een nieuw kabinet kan niet aan de slag gaan zonder het vertrouwen van een parlementaire meerderheid. Dat vertrouwen is zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer nodig, zie professor Paul Bovend’Eert, Tekst en Commentaar Grondwet en Statuut, 2018, pagina 102.

GEEN VERTROUWEN Het is echter niet nodig dat dit vertrouwen expliciet wordt uitgesproken. Voldoende is dat het tegendeel – dat is het ontbreken van dit vertrouwen – niet blijkt, zie Bovend’Eert p 101.

NEGATIEF VERTROUWEN Het ontbreken van vertrouwen mag niet blijken bij de start van een kabinet. Maar evenmin op een later moment: zolang het kabinet regeert mag er geen blijk zijn van het ontbreken van vertrouwen. Het ontbreken van vertrouwen wordt ook wel negatief vertrouwen genoemd, zie Bovend’Eert p 100.

VERTROUWENSREGEL Zodra wél blijkt van negatief vertrouwen moet het kabinet haar ontslag aanbieden aan de Koning. Dat is de vertrouwensregel. Dankzij de vertrouwensregel heeft in ons land het parlement bij een conflict met het kabinet altijd het laatste woord, zie Bovend’Eert p 100.

KAMERONTBINDING Maar ik ben hier niet volledig: dat is slechts de vertrouwensregel tot op zekere hoogte. Een toevoeging is nodig. Als blijkt van negatief vertrouwen moet het kabinet zijn ontslag aanbieden aan de Koning (en wordt daardoor demissionair), tenzij de regering de Tweede Kamer ontbindt. De regering mag de Tweede Kamer namelijk ontbinden, zie artikel 64 van de Grondwet. Het kabinet blijft dan gewoon zitten en wordt niet demissionair. Wel is het zo dat daarna binnen enkele maanden Tweede Kamerverkiezingen moeten worden gehouden. Als na die verkiezingen blijkt dat ook de nieuwe Tweede Kamer geen vertrouwen heeft in het kabinet, dan moet het kabinet toch echt haar ontslag aanbieden aan de Koning, zie Bovend’Eert p 100.

NIET IN GRONDWET De vertrouwensregel is ruim anderhalve eeuw geleden ontstaan, in de jaren zestig van de negentiende eeuw. De regel is in de parlementaire praktijk ontstaan. Ze stond toen namelijk niet in de grondwet. Ze staat daar trouwens nog steeds niet in. Het is dan ook een regel van ongeschreven staatsrecht, zie Paul Bovend’Eert en Henk Kummeling, Het Nederlands parlement, 2017, p 430-433.

MOTIE Hoe kan dat negatief vertrouwen blijken? Op allerlei manieren. Elke manier voldoet. Ik noem hier twee tamelijk ‘harde’ manieren. Te denken valt bijvoorbeeld aan een motie van wantrouwen. Zo’n motie werd aangenomen in 1939. Ze leidde toen tot de val van het vijfde kabinet Colijn. Colijn V bestond slechts twee dagen (!), zie professor P.J. Oud, Honderd jaren, 1971, p 304 e.v.

BEGROTING Een andere manier voor een parlementaire meerderheid om haar negatief vertrouwen te laten blijken is naar gangbare opvatting de verwerping van (delen van) de rijksbegroting, zie Bovend’Eert p 101. Dit was de manier waarop de Tweede Kamer haar negatief vertrouwen liet blijken in de jaren zestig van de negentiende eeuw, waarmee de vertrouwensregel ontstond. De begroting werd verworpen in het kader van de zogenaamde Luxemburgse kwestie. Luxemburg is hier niet een persoon, maar het land Luxemburg. Het parlement had toen (en nu nog steeds) begrotingsrecht, ook wel budgetrecht genaamd, zie voor nu artikel 105 Grondwet (destijds artikel 119). Dit recht houdt in dat de regering zonder parlementaire medewerking geen begroting mag vaststellen. Een kabinet mag slechts de uitgaven doen en voor de doelen die in een vastgestelde begroting staan, zie Bovend’Eert. Zonder uitgaven te doen kan een regering niet regeren.

PARLEMENTAIR STELSEL Kamerleden kunnen dus iets doen aan een kabinet dat ze niet zien zitten. Ze kunnen gaan werken aan een meerderheid. Dat kan bij de start van het kabinet (zoals het kabinet Colijn V overkwam), maar het kan ook later en zelfs veel later. Elk Kamerlid telt voor één (stem); ook Kamerleden van een coalitiefractie tellen mee. Een parlementaire meerderheid in de Eerste Kamer óf in de Tweede Kamer voldoet. In een parlementair stelsel heeft het parlement altijd het laatste woord!

Mr. Leon

Volgend blog: vrijdag 12 januari 2024

Wie neemt over enkele weken het initiatief voor een nieuw kabinet?

VRIJDAG 3 NOVEMBER 2023 Over nog geen drie weken – op 22 november – zijn er weer (!) verkiezingen voor de Tweede Kamer. Daarna volgt het formatieproces dat uitmondt in een nieuw kabinet. Wie zet de eerste stappen in het formatieproces? Wie neemt het initiatief tot de vorming van een nieuw kabinet na de verkiezingen?

KB In de grondwet staat dat de leden van het nieuwe kabinet worden benoemd met een schriftelijk besluit dat is getekend door de koning en de nieuwe minister-president, een koninklijk besluit dus. Het kabinet bestaat uit de minister-president, alle (andere) ministers en de staatssecretarissen, zie de artikelen 43 en 48.

BORDESSCENE De benoemingen vinden plaats op dezelfde dag als de bekende bordesscene waarin alle ministers gezamenlijk op de trappen staan van (meestal) het Haagse Paleis Huis ten Bosch, met in hun midden de Koning. Bekend, omdat het ook een vast fotomoment is voor de vaderlandse pers (de bordesfoto). Maar dat alles gebeurt pas helemaal aan het einde van het formatieproces. Wie zijn degenen die aan het begin van dat proces staan?  

VERKENNING De rest van het formatieproces – dus ook het begin ervan – is niet grondwettelijk geregeld. Uit een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (van 11 oktober jl.) blijkt dat bij de laatste drie Tweede Kamerverkiezingen – die van 2021, 2017 en 2012 – het formatieproces begon op de eerste dag na de verkiezingen. Het begon volgens (dit advies van) de Raad van State met de verkenning. De verkenning is niet alleen niet in de grondwet geregeld maar evenmin is het elders geregeld. 

FUNCTIE ELDERS Tijdens de verkenning hebben verkenners een belangrijke rol. Na de laatste verkiezingen (2021) waren dat in eerste instantie Annemarie Jorritsma en Kajsa Ollongren. Onder hun verantwoordelijkheid kwam de notitie ‘positie Omtzigt, functie elders’ tot stand. Uit deze notitie bleek dat deze verkenners een heel brede invulling gaven aan de verkenning. Volgens het rapport van de externe commissie die deze verkenning op verzoek van de Tweede Kamer evalueerde (de evaluatiecommissie) was dat té breed.

KLAVER/SNELLER Dat oordeel heeft de Tweede Kamer anderhalve week geleden overgenomen. Op 24 oktober jl. werd namelijk de motie Klaver/Sneller aangenomen. In deze motie wordt uitgesproken dat tijdens de verkenning ‘op basis van getalsmatige mogelijkheden en een eerste inhoudelijke richting wordt verkend welke partijen met elkaar kunnen gaan informeren’. Daarvoor zal de verkenner gesprekken moeten voeren met de lijsttrekkers. De motie is met een ruime meerderheid aangenomen: 97 van de 150 Kamerleden stemden vóór.

(IN)FORMATIE Volgens de Raad van State mag de verkenning slechts twee tot drie weken duren. Daarna begint de informatie; daarin gaat het om ‘informeren’ en wordt op basis van inhoudelijke gesprekken geprobeerd om met verschillende Tweede Kamerfracties tot een coalitie en coalitieakkoord te komen; tijdens de informatie is er geen verkenner maar een informateur. Na afloop van de informatie begint de formatie; daarin wordt geprobeerd om tot de vorming van een kabinet te komen (wie wordt minister-president en wie worden minister); tijdens de formatie is er de formateur.

KAMERVOORZITTER Informatie en formatie komen hier verder niet ter sprake. Ik keer terug naar de verkenning en stel de vraag wie de verkenner benoemt. Bij de afgelopen drie Tweede Kamerverkiezingen was dat de voorzitter van de Tweede Kamer. De Raad van State heeft uitgelegd hoe de Kamervoorzitter tot zo’n besluit kwam.

LIJSTTREKKERS Hoe kwam de Kamervoorzitter tot de benoeming van de verkenner? Zoals gezegd bestonden hiervoor geen regels die waren vastgelegd. De feitelijke gang van zaken was echter als volgt. De lijsttrekker van de grootste fractie deed een voorstel. Dat voorstel werd vervolgens besproken in een vergadering waarvoor alle lijsttrekkers waren uitgenodigd. Uiteraard ging het hier alleen om de lijsttrekkers van de partijen die een of meer Kamerzetels hadden gewonnen. Ten slotte benoemde de Kamervoorzitter met instemming van de andere lijsttrekkers deze persoon tot verkenner.

UNANIMITEIT? De Raad van State merkt op dat er na de verkiezingen in 2012 en 2021 vooroverleg was geweest tussen de twee grootste fracties. Daaruit leid ik af dat de Raad van State betwijfelt of er toen wel écht sprake was instemming van alle overige lijsttrekkers. M.a.w: twijfel of er sprake was van unanimiteit bij de benoeming van de verkenner.

NEE In de motie Klaver/Sneller wordt unanimiteit niet langer tot uitgangspunt genomen. In de motie wordt namelijk uitgesproken dat benoeming plaatsvindt op basis van zo breed mogelijk draagvlak in de vergadering van lijsttrekkers (na een voordracht van de grootste fractie).

DRAAGVLAK? Unanimiteit is dus niet nodig, maar wat betekent het verder dat het draagvlak zo breed mogelijk moet zijn? Volgens mij dat minstens een meerderheid nodig is. De grootste fractie heeft praktisch nooit meer dan de helft van alle Tweede Kamerzetels. Ook dat er een heuse inspanning wordt verricht voor een groter draagvlak dan de meerderheid. En ook dat serieus wordt genomen wat de kleinere fracties en de nieuwe fracties te zeggen hebben.

BINDEND? Ik ga ervan uit dat de Tweede Kamer zich politiek gebonden acht aan de motie Klaver/Sneller. Is de Tweede Kamer in het a.s. formatieproces er ook juridisch aan gebonden? Ik denk van niet. Een aangenomen motie is voor de Tweede Kamer juridisch niet bindend. Bovendien is de motie Klaver/Sneller een motie van de oude Tweede Kamer, terwijl er in het a.s. formatieproces een nieuwe Tweede Kamer zal zijn. 

BRINK  In de vergadering van anderhalve week geleden zijn meer moties in stemming gebracht, zoals de motie Van den Brink c.s. In die laatste motie wordt uitgesproken dat de Koning wordt gevraagd om als verkenner op te treden. De motie is verworpen, door 120 (van de 150) Kamerleden.

DE KONING De motie Van den Brink c.s. is dus met ruime meerderheid verworpen. Wat in deze motie wordt uitgesproken was echter tot zo’n tien jaar geleden de feitelijke gang van zaken na Tweede Kamerverkiezingen! Tot 2012 was het namelijk de Koning die het initiatief nam tot het formatieproces. De Koning nam het initiatief door advies in te winnen over de verkiezingsuitslag en de richting van de kabinetsformatie, bijvoorbeeld advies bij de Kamervoorzitters en de vicevoorzitter van de Raad van State.

TOT RUTTE I De verkennende gesprekken met de lijsttrekkers werden door een door de Koning aangewezen persoon gevoerd (en dus niet door de Koning persoonlijk gevoerd), schrijft de Evaluatiecommissie. Koning Willem-Alexander heeft nooit het initiatief genomen tot het formatieproces, maar zijn moeder Koningin Beatrix heeft dat steeds wél gedaan. Voor het laatst was dat in 2010. Dat formatieproces leidde uiteindelijk tot Rutte I. De  formatieprocessen van de afgelopen tien jaar duurden gemiddeld veel langer dan die van de tien jaar daarvoor.

VICEVOORZITTER De Raad van State raadt de Tweede Kamer aan om met een vaste verkenner te gaan werken. Dan heeft elke kabinetsformatie dezelfde (ambtsdrager als) verkenner. Dat zou (weer) de Koning kunnen zijn, maar uit recente moties van de Tweede Kamer leidt de Raad van State af dat daarvoor momenteel onvoldoende draagvlak bestaat. Daarom denkt de Raad van State nu eerder aan de voorzitter van de Eerste Kamer of aan haar eigen vicevoorzitter als vaste verkenner.

Mr. Leon

Volgend blog op 1 december

Kijk ook eens op http://privaatrechtpraktijk.nl

Senaatsverkiezingen in Frankrijk

VRIJDAG 6 OKTOBER 2023 Twee weken geleden – op 24 september – waren er in Frankrijk Senaatsverkiezingen. In Nederland is er ook een Senaat; dat is de Eerste Kamer. Wie kiest de senatoren in Frankrijk?    

CONSEIL MUNICIPAL De Franse senatoren worden net als de Nederlandse Eerste Kamerleden niet rechtstreeks gekozen door de burgers. Bij de Senaatsverkiezingen in Frankrijk zijn vooral de  gemeenteraden betrokken. 95% van de kiezers zijn namelijk de gemeenteraadsleden of kiesmannen die door gemeenteraden zijn gekozen. In kleine gemeenten (tot 9000 inwoners) kiest de gemeenteraad een of meer kiesmannen; in de andere gemeenten brengt elk gemeenteraadslid zelf een stem uit op een kandidaat-senator; in de grotere gemeenten (vanaf 30.000 inwoners) is het bovendien zo dat de gemeenteraad een of meer kiesmannen kiest, zie de Franse Kieswet (Code électoral) artikelen L280 e.v. en LO286.1 e.v. Kiesmannen doen maar één ding: hun stem uitbrengen op een kandidaat-senator.

MELENCHON Die grote invloed van de gemeenteraden heeft gevolgen voor de politieke verhoudingen in het parlement. Het Franse parlement bestaat uit twee Kamers: de Assemblée nationale en de Senaat. De Assemblée nationale wordt rechtstreeks door de Franse burgers gekozen. Terwijl in de Assemblée nationale de grootste regeringspartij 30% van de zetels in handen heeft (dat is de partij Renaissance van Emmanuel Macron), houdt diezelfde partij in de Senaat krap 6% van de zetels. Datzelfde gaat op voor de oppositiepartijen. De grootste oppositiepartij – de Rassemblement National van Marine Le Pen – heeft 15% van de zetels in de Assemblée nationale en nog geen 1% van de zetels in de Senaat. De tweede oppositiepartij – La France insoumise van Jean-Luc Mélenchon – heeft 13% van de zetels in de Assemblée nationale en geen enkele zetel in de Senaat!

REPUBLIKEINEN Terwijl de derde oppositiepartij – de Republikeinen – 10% van de zetels in de Assemblée nationale houdt en 38% (!) van de Senaatzetels; de Republikeinen zijn in de Senaat dan ook veruit de grootste partij. Deze politieke verhoudingen zijn er niet alleen in de nieuwe Senaat van na de verkiezingen, maar waren er ook al in de oude Senaat. De Franse regering is tegenwoordig een minderheidskabinet. Zowel in de Assemblée nationale als in de Senaat zijn de regeringspartijen in de minderheid. Maar in de Assemblée nationale zijn zoals gezegd de grootste oppositiepartijen La France insoumise van Mélenchon en de Rassemblement National van Le Pen, terwijl dat in de Senaat de Republikeinen zijn. Die laatste partij heeft daar in procenten bijna anderhalf keer zoveel zetels dan de andere twee in de Assemblée tezamen. Tussen elk van deze drie partijen bestaan grote politiek-inhoudelijke verschillen; dat komt natuurlijk tot uiting in hun stemgedrag. Bovendien stellen de Republikeinen zich tegenover de regering veel constructiever op dan die andere twee oppositiepartijen; dat blijkt bijvoorbeeld uit het niet steunen van moties van wantrouwen die tegen de regering zijn ingediend.      

BELGIË Ook in ons land en in onze buurlanden wordt de Senaat niet rechtstreeks gekozen door de burgers. In Nederland wordt de Eerste Kamer vrijwel helemaal gekozen door de leden van de Provinciale Staten, zie artikel 55 Grondwet. In België worden de senatoren aangewezen door de parlementen van de gewesten en van de gemeenschappen, en zijn er enkele senatoren die door de senatoren worden gekozen, zie artikel 67 (Belgische) Grondwet.

DUITSLAND In Duitsland bestaat de Bondsraad uit de regeringen van de Länder, zie artikel 51 Duitse Grondwet. Van elke deelstaat hebben enkele ministers zitting in de Bondsraad. In het Verenigd Koninkrijk worden de leden van het House of Lords benoemd door de regering of hebben automatisch zitting door ambt (bisschoppen) of geboorte (hertogen), zie Wikipedia. Het Deense parlement tenslotte heeft slechts één Kamer: het Folketing; het Folketing wordt rechtstreeks door de burgers gekozen, zie Wikipedia. Er zijn belangrijke verschillen tussen de bevoegdheden van onze Eerste Kamer, Belgische Senaat, Duitse Bundesrat, Britse House of Lords en Franse Sénat.

Mr. Leon

Volgend blog: op vrijdag 3 november of lees eerder het nieuwe blog op privaatrechtpraktijk.nl

De kandidatenlijst van Pieter Omtzigt

VRIJDAG 8 SEPTEMBER 2023 Pieter Omtzigt gaat meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van eind november. Op de website van zijn partij Nieuw Sociaal Contract (NSC) staat dat ze niet meteen de grootste wil worden. Ze wil geleidelijk groeien. Maar volgens een opiniepeiling van I&O Research van eind augustus zou ze meteen de grootste worden. Hoe kan de partij dit op een verantwoorde manier voorkomen? In massamedia worden twee opties genoemd: een korte kandidatenlijst en niet overal meedoen. Waartoe leiden deze opties?  

KIESKRING Wat als de partij niet overal in Nederland zou meedoen met de Tweede Kamerverkiezingen? Dat is geoorloofd: ons land bestaat namelijk uit zogenaamde kieskringen. Een partij kan ervoor kiezen om slechts in 1 of enkele mee te doen, zie artikel H 2 Kieswet. Er zijn 20 kieskringen, zie artikel E 1. In massamedia wordt genoemd dat Nieuw Sociaal Contract er bijvoorbeeld voor zou kunnen kiezen om niet mee te doen in de kieskringen van de Randstad ligt.

RANDSTAD In beginsel brengt een kiezer in haar woonplaats haar stem uit. Kiezers kunnen hun stem alleen uitbrengen op partijen die meedoen in de kieskring waartoe hun woonplaats behoort, zie artikel J 2. De partij die in één of meer kieskringen niet meedoet, kan daar dus geen stemmen krijgen. Wie niet meedoet in de kieskringen van de Randstad, kan daar dus geen stemmen krijgen terwijl in die kieskringen heel veel (misschien zelfs de meeste) kiezers wonen. Enerzijds zou het voor een nieuwe partij die niet meteen de grootste wil worden verstandig kunnen zijn om niet overal mee te doen. Anderzijds kan de verkiezingsuitslag veel lager uitvallen dan de peilingen aangeven en kunnen peilingen heel erg veranderen, en dan is elke stem welkom.  

KORTE KANDIDATENLIJST Wat als Nieuw Sociaal Contract (NSC) met een korte kandidatenlijst zou meedoen? Een partij mag daar voor kiezen, bijvoorbeeld voor een lijst met slechts 15 of 21 kandidaten. De (Kies)wet eist namelijk geen minimumaantal kandidaten. Er geldt wél een wettelijk maximumaantal kandidaten; dat is afhankelijk van de omstandigheden 50 of 80, zie artikel H 6.

LIJSTUITPUTTING Stel dat Omtzigts NSC ervoor kiest om slechts 21 kandidaten op haar lijst te plaatsen. Volgens de peiling van eind augustus – op de website van de NOS wordt die besproken – zou NSC zoveel stemmen krijgen dat het 31 Kamerzetels kan opleveren. Maar met slechts 21 kandidaten kan de partij van Omtzigt natuurlijk hooguit 21 Kamerzetels verkrijgen. In zo’n geval spreekt de Kiesraad van lijstuitputting.

OVERTOLLIGE ZETELS NSC zou dan 10 zetels ‘over’ hebben (31-21). In navolging van de Kiesraad noem ik die 10 zetels de ‘overtollige zetels’ van NSC. Wat gebeurt er met deze 10 overtollige zetels? Het zou niet betekenen dat er straks (slechts) 140 Kamerleden zijn! Nee, die 10 overtollige zetels gaan naar de andere partijen die meedoen aan de Tweede Kamerverkiezing, zie artikel P 13 (lid 2). Hoe worden ze over die andere partijen verdeeld?

RESTZETELS De verdeling over die andere partijen gaat op dezelfde manier als de verdeling van de zogenaamde restzetels, zie artikel P 10. Wat restzetels zijn, zal ik hier niet bespreken. Restzetels zijn er in de praktijk bij elke Tweede Kamerverkiezing. Zo waren er bij de laatste verkiezing in 2021 11 restzetels. Daarentegen zijn overtollige zetels tot nu toe niet of nauwelijks voorgekomen: partijen hebben (bijna) altijd meer kandidaten gehad dan ze Kamerzetels verkregen. Hoe worden restzetels en dus ook overtollige zetels verdeeld?

NIET ELKE PARTIJ Ten eerste is het zo dat bij die verdeling niet elke partij mag meedoen: partijen op wie te weinig stemmen zijn uitgebracht voor één Kamerzetel doen niet mee bij deze verdeling, zie artikel P 7. Alleen partijen die dus minstens één keer de kiesdeler hebben gehaald mogen meedoen. Bij de laatste verkiezingen in 2021 is dat bijna de helft van alle partijen niet gelukt. Ten tweede is het zo dat onder de partijen die wél de kiesdeler hebben gehaald  restzetels en overtollige zetels gaan naar de partijen met ‘het grootste gemiddelde aantal stemmen per zetel’, zie artikel P 7.

GROTE PARTIJEN Volgens Wikipedia pakt deze verdeling meestal in het voordeel uit van de grotere partijen. Hoe meer stemmen op een partij zijn uitgebracht, des te groter die partij is. Ik ga er hier van uit dat volgens Wikipedia grotere partijen ook een grotere kans hebben om de 10 overtollige zetels van Omtzigts Nieuw Sociaal Contract te verkrijgen. Volgens de peiling van eind augustus zijn de drie grootste partijen na NSC GroenLinks-PvdA, VVD en PVV. Zij zouden dus de grootste kans maken op de 10 overtollige zetels van NSC. Dat zijn echter niet de partijen waarvan het stemgedrag het dichtste bij Pieter Omtzigt ligt! Dit blijkt tenminste uit een krantenartikel in NRC van 18 augustus waarin Omtzigts stemgedrag in de Tweede Kamer sinds 2021 is geanalyseerd en vergeleken met dat van andere partijen. Volgens deze analyse komt zijn stemgedrag het meest overeen met dat van BoerBurgerBeweging (BBB) en SGP, omdat hij het vaakst stemde zoals die partijen doen. Zou NSC niet liever zien dat de overtollige zetels naar deze twee partijen gaan in plaats van naar bijvoorbeeld GroenLinks-PvdA, omdat die partijen politiek dichterbij NSC staan?

POLITIEK DICHTBIJ? Enerzijds zou je kunnen beweren dat de partijen die het vaakst overeenkomend stemgedrag hebben politiek het dichtste bij elkaar staan. Zo beschouwd staan BBB en SGP inderdaad het dichtste bij NSC, en zou NSC waarschijnlijk het liefst zien dat haar overtollige zetels naar deze twee partijen gaan. Anderzijds zou je ook kunnen beweren dat als voor de politieke nabijheid van een andere partij wordt afgegaan op het stemgedrag daarin ook moet worden meegenomen waarover overeenkomend of verschillend is gestemd. Zo kan er met partij A overeenkomend zijn gestemd over wetsvoorstel 1 en met partij B over wetsvoorstellen 2, 3, 4 en 5. Dan is het aantal overeenkomende stemmen met B vier zo groot als met A. Toch kan partij A politiek dichterbij staan dan partij B, omdat inhoud en strekking van wetsvoorstel 1 daarover veel meer zegt dan de andere wetsvoorstellen. Zo beschouwd is het nog maar de vraag of NSC waarschijnlijk het liefst zou zien dat haar overtollige zetels naar BBB en SGP gaan in plaats van naar (bijvoorbeeld) GroenLinks-PvdA.

LIJSTVERBINDING Helaas voor NSC kan een partij geen enkele invloed uitoefenen naar welke partijen haar overtollige Kamerzetels gaan. Dat was vroeger anders! Tot en met de voorlaatste Tweede Kamerverkiezingen (die van 2017) kon een partij daarop namelijk wel invloed uitoefenen. Ze kon dat doen door een lijstverbinding aan te gaan. Een partij kon met een of meer andere partijen een lijstverbinding aangaan. Op het stembiljet van de kiezer stond of een partij dat had gedaan, zodat hij bij het uitbrengen van zijn stem daarmee rekening kon houden.

LIJSTENCOMBINATIE Gevolg van zo’n lijstverbinding was namelijk dat alle overtollige Kamerzetels van een partij gaan naar de andere partijen van de lijstverbinding, zie artikel P 11 zoals dat nog in 2017 gold. Alle andere partijen – groot of klein – grepen er dus naast. Volgens Wikipedia gingen ChristenUnie en SGP geregeld zo’n lijstverbinding met elkaar aan. De laatste lijstverbindingen werden bij de verkiezingen van 2012 aangegaan. In dat jaar was er ook een lijstverbinding op links, namelijk tussen PvdA, SP en GroenLinks. Een lijstverbinding heet ook wel lijstencombinatie.

BBB Stel dat een lijstverbinding bij Tweede Kamerverkiezingen nog steeds mogelijk zou zijn, dan kon Omtzigts NSC dus vóór de verkiezingen bepalen naar welke partijen haar overtollige Kamerzetels zouden gaan, en naar welke andere partijen niet.

PvdA/GL Terug naar de realiteit van nu. Zonder lijstverbinding – want dat is nu de realiteit – kan NSC dat niet zelf bepalen en gaan de Kamerzetels naar de partijen met het grootste gemiddelde aantal stemmen per zetel. Zoals gezegd leidt deze wettelijke regel ertoe dat grotere partijen een (veel) grotere kans maken op overtollige Kamerzetels. Groot worden volgens de peilingen van eind augustus GroenLinks-PvdA, VVD en PVV (op enige afstand gevolgd door BBB).  

LIJSTENGROEP Stel dat NSC inderdaad besluit om slechts 21 kandidaten op haar kandidatenlijst te plaatsen. Dan hoeft dat trouwens nog niet per se te betekenen dat de partij ‘slechts’ 21 Kamerzetels kan verkrijgen. Dat hoeft namelijk niet het geval te zijn als in de ene kieskring andere kandidaten op de lijst staan dan in de andere kieskring. Zoals gezegd is Nederland verdeeld in 20 kieskringen. Stel dat NSC ervoor zou kiezen om in elke kieskring een lijst te hebben met 10 kandidaten die overal dezelfde zijn (met Omtzigt op 1) en met daarnaast 11 andere kandidaten die per kieskring verschillen (dat zijn dan bijvoorbeeld kandidaten uit de regio). Dan zou de partij toch voor 31 kandidaten (of zelfs meer) een Kamerzetel kunnen verkrijgen. In de Kieswet worden zulke kandidatenlijsten lijstengroep genoemd, zie artikel H 11.

NSC Tot zover enkele opties en hun (rechts)gevolgen. De keuze is natuurlijk aan Nieuw Sociaal Contract zelf. Die keuze is nog niet bekend. Dat gebeurt volgens de website over enkele weken.

Mr. Leon

Volgend blog: op of voor vrijdag 6 oktober

Motie van wantrouwen tegen Mark Rutte

VRIJDAG 11 AUGUSTUS 2023 Oppositiepartijen PvdA en GroenLinks kondigden op zondag 9 juli jl. in het televisieprogramma Nieuwsuur aan dat zij de volgende dag een motie van wantrouwen zouden indienen waarin staat dat Mark Rutte per direct moet opstappen als minister-president. Ook de PVV had zo’n motie aangekondigd.

RUTTEXIT Mark Rutte deelde echter de volgende ochtend (10 juli) mee dat hij had besloten geen kandidaat-lijsttrekker te zijn voor de verkiezingen van november a.s. en dat hij de politiek zal verlaten zodra een nieuw kabinet is gevormd (ergens volgend jaar dus). Er komt dus geen Rutte V. Die mededelingen waren voor de oppositie blijkbaar voldoende, want er is geen motie van wantrouwen ingediend. Hun aankondiging is niet uitgevoerd. 

ONTSLAG AANGEBODEN Wat de aangekondigde motie(s) bijzonder maakt, is dat Rutte al enkele dagen eerder (op 7 juli) het ontslag van zijn kabinet had aangeboden. Voor alle ministers en staatssecretarissen dus, ook voor zichzelf.

KONING Aan wie biedt een kabinet zijn ontslag aan? Dat ontslag wordt altijd aan de koning aangeboden. Voor ontslagverlening is namelijk de handtekening van de koning nodig, zie artikelen 43 en 46.

DEMISSIONAIR Het aanbieden van ontslag betekent echter nog niet het verlenen van ontslag. Op de site van het koninklijk huis berichtte de Rijksvoorlichtingsdienst op 7 juli jl. dat ‘de koning de ontslagaanvraag in overweging heeft genomen en de minister-president, ministers en staatssecretarissen heeft verzocht al datgene te blijven verrichten, wat zij in het belang van het koninkrijk noodzakelijk achten.’ Aan Rutte IV is dus nog geen ontslag verleend. Alle ministers en staatssecretarissen zijn daarom nog steeds in functie. Toch is er iets veranderd: het kabinet is door het aanbieden van zijn ontslag demissionair geworden. Ook minister-president Rutte is demissionair.

EIND 2024? Een demissionair kabinet blijft in functie tot een nieuw kabinet is benoemd. Ook de benoeming van de ministers en staatssecretarissen van het nieuwe kabinet zal per koninklijk besluit gebeuren. Waarschijnlijk laat dat nog wel enige tijd op zich wachten: eind november worden de Tweede Kamerverkiezingen gehouden en pas daarna begint de vorming van een nieuw kabinet. De kabinetsformatie duurde na de laatste verkiezingen (2021!) bijna een heel jaar! Als dat straks net zo lang gaat duren, blijft het demissionaire kabinet Rutte IV nog tot eind 2024 in functie! 

BIJZONDER (1) Waarom is een motie van wantrouwen tegen een demissionaire minister-president zo bijzonder? In de eerste plaats omdat het tot nu toe nog maar twee keer is gebeurd dat tegen een demissionair bewindspersoon een motie van wantrouwen is aangenomen. In 2006 trof het de minister voor Vreemdelingenzaken & Integratie. Het gevolg van die motie was dat de minister een deel van de portefeuille verloor en er alleen nog was voor Integratie (maar de minister bleef dus wel in functie) terwijl Vreemdelingenzaken aan de portefeuille van een andere minister werd toegevoegd. In 2021 trof het de minister van Defensie. Deze minister trad wél af, maar pas na een (dag) bedenktijd.

VERTROUWENSREGEL Beide keren had de motie dus weliswaar gevolg, maar dat gevolg was niet dat de minister per direct opstapte. Is dat eigenlijk staatsrechtelijk wel mogelijk, dat een bewindspersoon door een motie van wantrouwen per direct moet opstappen? Het antwoord op die vraag kan niet in de Grondwet worden gevonden, want daarin komt de motie van wantrouwen niet voor. Een motie van wantrouwen is een toepassing van de vertrouwensregel. De vertrouwensregel houdt in dat een minister moet opstappen als de Tweede Kamer laat merken dat zij/hij  niet meer haar vertrouwen heeft. Dat kan ook zonder motie van wantrouwen. De vertrouwensregel staat trouwens evenmin in de Grondwet. Toch is de vertrouwensregel een staatsrechtelijke regel. Het is echter een ongeschreven rechtsregel. Hij bestaat al heel lang (tweede helft negentiende eeuw) en is eigenlijk de belangrijkste regel van ons staatsrecht.

PER DIRECT? Als blijkt dat een of meer ministers niet meer het vertrouwen hebben van de Tweede Kamer, dan moet het ontslag van die ministers per direct worden aangeboden. Zij worden daardoor demissionair maar blijven voorlopig in functie. Hun ontslag wordt niet per direct verleend. De vraag is nu of het staatsrechtelijk mogelijk is dat de Tweede Kamer eist dat een bewindspersoon per direct ontslag wordt verleend. In dat geval is zo’n bewindspersoon per direct niet meer in functie. De vraag of dit staatsrechtelijk mogelijk is wordt door de meeste staatsrechtgeleerden bevestigend beantwoord, aldus professor Aalt Willem Heringa in zijn boek Staatsrecht (2022).

MINSTENS TWEE Heringa verbindt daaraan wel de voorwaarde dat er minstens twee ministers overblijven. Hij leidt dat af uit de tekst van de Grondwet. In artikel 42 van de Grondwet staat dat de regering wordt gevormd door ‘de Koning en de ministers’. In dit artikel is dus sprake van ‘ministers’ (meervoud) en dus moeten er volgens hem te allen tijde minstens twee ministers in functie blijven.

BIJZONDER (2) De aangekondigde motie van wantrouwen van PvdA en GroenLinks en van PVV is om nog een tweede reden bijzonder: zij is gericht tegen de minister-president. Een minister-president wordt ook wel premier genoemd. Tegen een minister-president is nog nooit een motie van wantrouwen aangenomen waarin staat dat hij per direct moest opstappen. Is ook dat staatsrechtelijk mogelijk, dus dat de Tweede Kamer eist dat een minister-president per direct ontslag wordt verleend?

ALTIJD EEN MINISTER-PRESIDENT! Uit de artikelen 43, 45 en 48 van de Grondwet leid ik af dat er te allen tijde een minister-president moet zijn. Dan is er een probleem als de minister-president ontslag wordt verleend terwijl er direct daarna nog geen opvolger kan worden benoemd. In Heringa’s boek komt dit probleem niet aan de orde. Nu is het zo dat een Nederlands kabinet altijd een of meer viceminister-presidenten heeft. Een viceminister-president wordt in de krant meestal vicepremier genoemd. Ik doe dat hier verder ook. Een vicepremier is ook steeds minister met een eigen portefeuille. Zo is in Rutte IV Sigrid Kaag vicepremier én minister van Financiën. Zou de vicepremier op 10 juli automatisch premier zijn geworden? Ik denk van niet. Weliswaar is een vicepremier de plaatsvervanger van de minister-president die tijdens zijn afwezigheid diens taken overneemt, aldus Wikipedia. Dan gaat het om afwezigheid wegens vakantie, ziekte of verblijf in het buitenland en dergelijke. Ik neem echter niet aan dat het ook gaat om de situatie die ontstaat na ontslagverlening van de minister-president. Daar komt bij dat de Grondwet eist dat de minister-president als zodanig wordt benoemd, zie artikel 48. De vicepremier lost het probleem dus niet op.

OPVOLGER AANWIJZEN In theorie zou wél een oplossing kunnen zijn dat in de motie van wantrouwen waarbij voor de zittende minister-president per direct ontslagverlening wordt geëist tevens zijn opvolger wordt aangewezen. Dan kan onmiddellijk na de koninklijke ontslagverlening van de zittende minister-president zijn opvolger per koninklijk besluit worden benoemd. Maar hoe realistisch was het 10 juli jl. om te denken dat de meerderheid die in de Tweede Kamer bestaat voor het per direct ontslaan van de zittende minister-president zich ook kan vinden in de keuze van zijn opvolger? Dat moet immers dezelfde meerderheid zijn! Ik denk dat in de motie die PvdA en GroenLinks wilden indienen buitenstaander Frans Timmermans als opvolger van Mark Rutte zou zijn aangewezen. Maar of de andere partijen die het vertrek van de minister-president zouden hebben gesteund ook bereid waren geweest om die aanwijzing te steunen? In de praktijk had dit vorige maand dan ook geen oplossing kunnen zijn.  

CONSTRUCTIEVE MOTIE Het is trouwens niet zo vreemd om van een parlement te eisen dat ze in een motie van wantrouwen tegen de minister-president tevens zijn opvolger aanwijst. Er zijn namelijk grondwetten die dit inderdaad doen. Daarvoor hoeft niet eens naar verre landen te worden gekeken. Zo is het namelijk in Duitsland. In de Duitse grondwet staat dat de Duitse Tweede Kamer tegen de bondskanselier das Mißtrauen nur dadurch (kann) aussprechen, daß er mit der Mehrheit seiner Mitglieder einen Nachfolger wählt, zie artikel 67 Grundgesetz. Zo’n motie wordt een constructieve motie van wantrouwen genoemd.

Mr. Leon

Volgend blog: op of voor vrijdag 8 september

Eerder verschijnt een nieuw blog op http://privaatrechtpraktijk.nl