Limburg krijgt extraparlementaire gedeputeerden

DINSDAG 26 JUNI 2019 Afgelopen maart waren er provinciale verkiezingen. Sindsdien wordt onderhandeld over een nieuw dagelijks bestuur, het college van Gedeputeerde Staten (GS). In sommige provincies is er al een nieuw college benoemd. In de provincie Limburg wordt naar alle waarschijnlijkheid aanstaande vrijdag een nieuw college benoemd. Dat wordt dan een extraparlementair college. Dat is heel bijzonder, want volgens de eigen website wordt dat het eerste extraparlementaire college van ons land. Wat is hier aan de hand?

Parlement Provinciale Staten van Limburg heeft 47 leden. Voor de ruim 1 miljoen Limburgers zijn er dus 47 Statenleden. De provincie met de minste inwoners – Zeeland – heeft er 39; de provincies met de meeste inwoners – zoals Gelderland en Zuid-Holland – hebben er 55. In Limburg wordt Provinciale Staten ook wel genoemd het Limburgs Parlement.

Gouverneur Dit Limburgs Parlement benoemt de gedeputeerden, de dagelijkse bestuurders van de provincie. Er is één dagelijkse bestuurder die het niet benoemt en dat is de commissaris van de Koning. De commissaris wordt door de regering benoemd; wel is het zo dat Provinciale Staten van Limburg en de gedeputeerden betrokken worden. De commissaris is ook voorzitter van het Limburgs Parlement. In Limburg wordt hij trouwens ook wel gouverneur genoemd.

Zeven gedeputeerden (gewijzigd) Alle dagelijkse bestuurders – de gedeputeerden én de commissaris – heten samen het college van Gedeputeerde Staten, of kortweg Gedeputeerde Staten, of nog korter het college, of op zijn kortst GS. De commissaris is ook hiervan de voorzitter; dat betekent niet dat hij de baas is. Als alles volgens verwachting verloopt, gaat het Limburgs Parlement aanstaande vrijdag zeven gedeputeerden benoemen. Het huidige college – dat vier jaar geleden is gekozen – bestaat uit vijf gedeputeerden. In het nieuwe college zit één vrouw, dat is er een meer dan in het huidige college.

Nederlanderschap Het Limburgs Parlement is niet 100% vrij in wie het tot gedeputeerde benoemt. Er worden namelijk allerlei wettelijke eisen aan een gedeputeerde gesteld, zoals dat ie Nederlander is en dat ze in de provincie woont. In Limburg onderzoekt een speciale Statencommissie of een kandidaat aan alle wettelijke eisen voldoet. Van de woonplicht mag ontheffing worden verleend. Geen vereiste is dat de gedeputeerde is gekozen als lid van het Limburgs Parlement. Toch zal dat vrijdag bij vijf (van de zeven) gedeputeerden het geval zijn; in het huidige college is dat bij vier (van de vijf) het geval.

Geen voortzetten bestaand college In het vorige Limburgs Parlement was er een coalitie en die bestond uit CDA, VVD, D66 en PvdA. Samen hadden zij 24 zetels: een (nipte) meerderheid. De gedeputeerden zouden zonder hun lidmaatschap van één van deze partijen niet zijn benoemd, ofschoon er uiteraard ook nog allerlei andere redenen waren om juist hen tot gedeputeerden te benoemen. In het nieuwe Limburgse Parlement hebben die vier (!) partijen zelfs niet meer een nipte meerderheid, ze beschikken nog slechts over 20 zetels. Voortzetting van de coalitie is dus niet zonder meer mogelijk. En een andere coalitie ligt ook niet meteen voor de hand; de resterende 27 zetels zijn namelijk over nog eens zeven andere partijen verdeeld. Dit alles betekent overigens niet dat de nieuwe gedeputeerden partijloos zijn: minstens vijf van hen zijn (prominente) partijleden. Bovendien maken drie van hen ook deel uit van het huidige college.

Informateurs Snel na de provinciale verkiezingen heeft het nieuwe Limburgs Parlement twee personen tot informateur benoemd. Eén is Statenlid van de grootste fractie (CDA) en de ander is van een andere partij maar niet actief in de provinciale politiek (wel in de lokale politiek). Zij moesten advies uitbrengen over hoe de oude coalitie kan worden versterkt en aangevuld. Hun conclusie was tweeërlei. Ten eerste ontbreekt de politiek-bestuurlijke wil om de oude coalitie te versterken en aan te vullen. Versterking en aanvulling van de oude coalitie is dus onbereikbaar. Ten tweede zijn er – toch – geen onoverbrugbare politiek-inhoudelijke verschillen tussen de vier oude coalitiepartijen en de andere zeven partijen. Wat de inhoud betreft, kunnen alle partijen dus wel met elkaar in zee.

Extra De informateurs adviseren daarom de benoeming van extraparlementaire gedeputeerden. Extra betekent hier buiten; extraparlementair betekent hier dus buitenparlementair. Buitenparlementair betekent dat ook iemand die geen lid is van de eigen politieke partij of van een coalitiepartij tot gedeputeerde kan worden benoemd. In een coalitie spreken de coalitiepartijen met elkaar af dat ze de kandidaat van de andere coalitiepartijen zullen steunen. Maar – zoals gezegd – een meerderheidscoalitie bleek in Limburg onbereikbaar.

Extra (2) Extraparlementaire gedeputeerden betekent niet dat de gedeputeerden geen partijlid mogen zijn, want van de zeven gedeputeerden die vrijdag worden benoemd zijn er twee Statenlid voor het CDA en de drie anderen zijn Statenleden voor VVD, PVV of Forum voor Democratie. Extraparlementaire gedeputeerden betekent hier evenmin dat gedeputeerden buiten het Limburgs Parlement om worden benoemd. Integendeel: nog steeds is het zo dat (een meerderheid van) het Limburgs Parlement de gedeputeerden gaat benoemen.

Ontslag Bovendien is het niet zo dat een eenmaal benoemde gedeputeerde verzekerd is van zijn aanstelling tot de volgende verkiezingen, want een gedeputeerde heeft steeds het vertrouwen nodig van (een meerderheid van) het Limburgs Parlement. Als duidelijk is dat dit vertrouwen er op een gegeven moment niet meer is, dan moet de gedeputeerde opstappen, wat ook de reden is geweest voor de vertrouwensbreuk.

Vertrouwensbreuk Zo’n vertrouwensbreuk kan bijvoorbeeld blijken bij het afleggen van verantwoording. Elke gedeputeerde moet aan het Limburgs Parlement verantwoording afleggen van het bestuur dat hij of zij voert en heeft gevoerd. Verantwoording afleggen gebeurt bijvoorbeeld bij de beantwoording van een vraag van een Statenlid. Het gebeurt ook in de jaarrekening en het jaarverslag. Gedeputeerde Staten stellen elk jaar een jaarrekening en jaarverslag op, en die wordt besproken in het Limburgs Parlement.

Amendementen In plaats van ontslag geven aan een gedeputeerde wiens bestuur te ver af staat van wat het Limburgs Parlement wil, kan het ook bijsturen. Het kan dat doen door te dreigen met ontslag. Maar het kan dat ook directer doen. Zoals door een wijziging in een nieuwe verordening die de gedeputeerde voorstelt. Of door een wijziging van de voorgestelde begroting. Gedeputeerde Staten stelt elk jaar een ontwerp-begroting op. Een gedeputeerde mag zonder begroting geen geld uitgeven en zonder geld uit te geven kan een provincie niet bestuurd worden. Opstelling van de ontwerp-begroting is niet genoeg om geld te mogen uitgeven. Daarvoor is vaststelling nodig van de begroting. Vaststelling gebeurt door het Limburgs Parlement, uitzonderingen daargelaten. De inhoud van de vastgestelde begroting mag afwijken van de voorgestelde ontwerp-begroting. Ook op die manier kan het Limburgs Parlement een gedeputeerde bijsturen.

Formateurs Aanstaande vrijdag gaat het Limburgs Parlement vergaderen over de benoeming van de zeven kandidaat-gedeputeerden. Deze kandidaten zijn uitgekozen door twee formateurs. Het Limburgs Parlement heeft niet alleen de informateurs maar ook de formateurs benoemd. Dat is enkele weken geleden gebeurd door een ruime meerderheid bestaande uit de fractieleden van CDA, Forum voor Democratie, PVV, VVD, Lokaal-Limburg en 50PLUS. De twee formateurs zijn Statenleden voor CDA en VVD. De formateurs hebben niet alleen de kandidaten geselecteerd en de portefeuilles verdeeld, maar ook een collegeprogramma opgesteld dat door alle kandidaten is ondertekend. Dit collegeprogramma Vernieuwend Verbinden is gisteren in het Maastrichtse Provinciehuis gepresenteerd. Het is dus niet zo dat dit stuk van zo’n zestig pagina’s het product is van een of meer fracties, zoals het geval is bij coalitieakkoorden. De commissaris van de Koning was dus geen formateur; hij moet wel over de uitkomsten van de collegeonderhandelingen geïnformeerd zijn en in de gelegenheid zijn gesteld om over voorstellen van het collegeprogramma zijn opvattingen kenbaar te maken.

BRONNEN

”Parlement”

Artikel 8 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten bestaan uit: 39 leden in een provincie beneden de 400 001 inwoners; 47 leden in een provincie van 1 000 001 – 1 250 000 inwoners; 55 leden in een provincie boven de 2 000 000 inwoners.

”Gouverneur”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden.

Artikel 158 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten zijn in ieder geval bevoegd: a. het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet provinciale staten of de commissaris van de Koning hiermee zijn belast;

Artikel 61 luidt (gedeeltelijk): De commissaris van de Koning wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar. Onze Minister overlegt met provinciale staten. Na het overleg met Onze Minister stellen provinciale staten uit hun midden een vertrouwenscommissie in, belast met de beoordeling van de kandidaten.

Artikel 9 luidt: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

”Zeven gedeputeerden”

Artikel 35a Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Het aantal gedeputeerden bedraagt ten minste drie en ten hoogste zeven.

Artikel 34 luidt: De commissaris van de Koning en de gedeputeerden vormen tezamen gedeputeerde staten. De commissaris is voorzitter van gedeputeerde staten.

Artikel 53a luidt: De commissaris van de Koning bevordert de eenheid van het beleid van gedeputeerde staten. De commissaris kan onderwerpen aan de agenda voor een vergadering van gedeputeerde staten toevoegen. De commissaris kan ten aanzien van geagendeerde onderwerpen een eigen voorstel aan gedeputeerde staten voorleggen.

Uit de brief van de Limburgse formateurs van 18 juni 2019: Wij hebben de griffie van uw Staten verzocht de voorbereidingen te treffen die nodig zijn om de voorgestelde kandidaat-gedeputeerden te kunnen benoemen in uw vergadering van 28 juni 2019.

”Nederlanderschap”

Artikel 10 Provinciewet luidt: Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel 35b luidt (gedeeltelijk): Voor het ambt van gedeputeerde gelden de vereisten voor het lidmaatschap van provinciale staten, bedoeld in artikel 10. Provinciale staten kunnen voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.

Artikel 7 Reglement van Orde voor Provinciale Staten van Limburg luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Aan het begin van een nieuwe Statenperiode stelt de voorzitter van Provinciale Staten twee commissies in die elk bestaan uit drie Statenleden. Lid 5. Bij de benoeming van een gedeputeerde stelt de voorzitter van Provinciale Staten eveneens een commissie overeenkomstig het eerste lid in die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen gesteld in de Provinciewet.

”Informateurs”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden. De commissaris van de Koning wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

Uit het Eindverslag van de Limburgse informateurs (24 mei): PS hebben informatie opdracht gegeven aan Statenlid CDA (Koopmans) en iemand die niet actief is in de provinciale politiek (Gabriëls). Te onderzoeken op welke wijze de huidige coalitie versterkt en aangevuld zou kunnen worden”. Met onze brief van 10 mei jl. hebben wij tussentijds aan uw Staten gerapporteerd over de voortgang. Daarbij zijn de ‘Uitgangspunten van de Limburgse coalitie 2019-2023’ gepresenteerd, waarmee een verbinding gemaakt kan worden tussen de vier partijen van de huidige coalitie én alle mogelijke coalitiepartners. Deze verbinding was wat ons betreft nodig en een gezamenlijke tussenstap om te voorkomen dat mogelijkerwijs op grond van beelden of vermoedens, onoverbrugbare verschillen worden geconstateerd die in de Limburgse politieke werkelijkheid anders zijn of wél overbrugbaar zijn. Alle partijen hebben deze uitgangspunten onderschreven.

”Extra”

Uit het Eindverslag van de Limburgse informateurs (24 mei): Het is hierom, en nogmaals vanuit onze belangrijke constatering dat op inhoud elke coalitie mogelijk was, maar dat op basis van de politiek-bestuurlijke wil dit uiteindelijk niet mogelijk bleek te zijn, concluderen wij, om misschien niet naar de letter van de opdracht, maar wat ons betreft volstrekt in de geest van de opdracht, uw Staten te adviseren om te komen tot een extraparlementair college van maximaal zeven gedeputeerden. Een college waarbij niet het partij-lidmaatschap van de kandidaten doorslaggevend is (..).

”Extra (2)”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden.

”Vertrouwen”

Artikel 49 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Indien een uitspraak van provinciale staten inhoudende de opzegging van hun vertrouwen in een gedeputeerde er niet toe leidt dat de betrokken gedeputeerde onmiddellijk ontslag neemt, kunnen provinciale staten besluiten tot ontslag.

Artikel 50 luidt: De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop provinciale staten tot ontslag van een gedeputeerde hebben besloten.

”Vertrouwensbreuk”

Artikel 151 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van provinciale staten kan gedeputeerde staten mondeling of schriftelijk vragen stellen. Een lid van provinciale staten kan provinciale staten verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda om gedeputeerde staten hierover inlichtingen te vragen.

Artikel 167 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn aan provinciale staten verantwoording schuldig over het door hen gevoerde bestuur.

Artikel 201 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

Artikel 202 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de provincie.

”Amendementen”

Artikel 143b Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van provinciale staten kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van provinciale staten geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing indienen.

Artikel 195 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

Artikel 194 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten bieden jaarlijks, tijdig voor de in artikel 195, eerste lid, bedoelde vaststelling, provinciale staten een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de provincie en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

Artikel 205 luidt (gedeeltelijk): Indien provinciale staten de jaarrekening niet of niet naar behoren vaststellen, zenden gedeputeerde staten de jaarrekening ter vaststelling aan Onze Minister.

”Formateurs”: Artikel 35 Provinciewet luidt: De commissaris van de Koning wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

Wat als de SPD uit de regering Merkel stapt?

DINSDAG 18 JUNI 2019 Net als in Nederland heeft Duitsland in 2017 Tweede Kamerverkiezingen gehouden, de verkiezingen van de Bondsdag. Van beide is de zittingsduur vier jaar en is men nu dus halverwege. Anders dan in Nederland lijkt in Duitsland de coalitieregering van CDU/CSU en SPD het moeilijk te hebben: het enthousiasme bij de sociaaldemocratische SPD voor deelname aan Merkel IV is nooit echt groot geweest maar lijkt nu in een vrije val te zijn terechtgekomen. Binnen de SPD gaan er namelijk steeds meer stemmen op om nog dit jaar uit de regering te stappen, helemaal na de dramatisch verlopen Europese verkiezingen waarin de partij bijna werd gehalveerd. Teken aan de wand is dat er nu al maandenlang wordt gezocht naar een opvolger van de minister van Justitie, zo stond vorige week donderdag in de Süddeutsche Zeitung. Het is al lang bekend dat Katarina Barley ermee stopt, zij was namelijk bij die Europese verkiezingen lijsttrekker voor de SPD. Niet dat er in Duitsland geen andere geschikte SPD’ers zijn voor dit ambt, maar niemand wil een carrièreswitch die hooguit enkele maanden duurt. Wat zou het betekenen als de regering van Angela Merkel niet meer op steun van de SPD kan rekenen?

Parlement Net als in Nederland bestaat het Duitse parlement uit twee Kamers: de Bondsdag, vergelijkbaar met onze Tweede Kamer, en de Bondsraad, vergelijkbaar met onze Eerste Kamer. In beide landen is voor de regering de Tweede Kamer/Bondsdag de belangrijkste.

GroKo De Duitse regering bestaat uit de bondskanselier en de ministers. Bondskanselier is Angela Merkel; zij is van het CDU. Verder bestaat de regering uit ministers van CDU, CSU en SPD. CDU en CSU zijn christendemocratische partijen, SPD is een sociaaldemocratische partij. Deze coalitie van CDU, CSU en SPD wordt Grosse Koalition (GroKo) genoemd. In de Bondsdag zijn 398 van de 709 zetels in handen van de coalitie. Weliswaar een ruime meerderheid, maar diezelfde coalitiepartijen bezetten volgens Wikipedia onder Merkel I 448 van de 615 zetels. Dat was tussen 2005 en 2009. En eind jaren zestig – tussen 1966 en 1969 – zelfs 468 van de 518 (regering Kiesinger)! Gross wordt dus steeds kleiner. Overigens is in Nederland de versplintering nog veel groter: coalitiepartijen CDA en PvdA bezetten in de jaren negentig onder Lubbers III 103 van de 150 zetels. Dat zouden er nu 28 zijn!

Bondsdag en Tweede Kamer (gewijzigd) Net als in Nederland moet een nieuwe regering in Duitsland het vertrouwen hebben van het parlement. In Nederland bestaat de vertrouwensregel met beide Kamers, al is het de bedoeling dat de Eerste Kamer daar veel terughoudender gebruik van maakt dan de Tweede Kamer. In Duitsland is alleen het vertrouwen nodig van de (meerderheid van de) Bondsdag. Er zijn echter meer verschillen. In Duitsland is deze vertrouwensregel in de Grondwet vastgelegd, in Nederland is het een regel van ongeschreven recht. Bovendien moet in Nederland elke nieuwe minister het vertrouwen hebben van de Kamers, in Duitsland heeft alleen de bondskanselier het vertrouwen van de Bondsdag nodig. Volgens de Duitse Grondwet hoeven de andere ministers alleen het vertrouwen van die bondskanselier te hebben.

De ene vertrouwensregel is de andere niet Het derde verschil is het volgende. Als in Nederland het kabinet niet langer het vertrouwen heeft van de Tweede Kamer, dan moet zij haar ontslag aanbieden aan de Koning. Het kabinet is daarna demissionair. Weliswaar blijft het aan totdat er een nieuw kabinet is gevormd, maar in het algemeen zal het zich hooguit bezig houden met spoedeisende zaken en onderwerpen die politiek niet controversieel zijn. Meestal gebeurt de formatie van een nieuw kabinet pas nadat er (vervroegde) Tweede Kamerverkiezingen zijn geweest. In Duitsland is dit anders geregeld. De Bondsdag kan niet zomaar het vertrouwen opzeggen in de bondskanselier (en daarmee in de hele regering). Ze moet namelijk tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier aanwijzen. Voor het demissionair worden van de regering is het daar dus niet voldoende dat de meerderheid van de Bondsdag geen vertrouwen meer heeft in de zittende bondskanselier; ook is nodig dat die meerderheid tegelijkertijd haar vertrouwen uitspreekt in een nieuwe bondskanselier. Pas dan valt de regering. Dat is volgens Wikipedia tot nu toe slechts één keer gebeurd, namelijk in 1982. Toen werd de regering van Helmut Schmidt (SPD) tussentijds vervangen door die van Helmut Kohl (CDU). Het is ook niet zo makkelijk: stel dat we in Nederland ook zo’n regel hadden en dat ChristenUnie uit de huidige coalitie zou stappen. Waarschijnlijk is er dan een meerderheid in de Tweede Kamer die geen vertrouwen heeft in de coalitie van VVD, CDA en D66, maar zou diezelfde meerderheid het eens kunnen worden over een andere coalitie?

Bondsdag wetten Weliswaar mag de regering Merkel aanblijven als de Bondsdag het vertrouwen opzegt in Merkel zonder tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier aan te wijzen, maar de regering heeft wel een meerderheid nodig in diezelfde Bondsdag voor de vaststelling van wetten. Ook de (jaarlijkse) regeringsbegroting wordt – net als in ons land – bij wet vastgesteld. Als die meerderheid niet wil lukken in een regering zonder SPD-ministers, dan mag Merkel vervroegde verkiezingen uitschrijven.

Bondsraad en Eerste Kamer Tot zover de Bondsdag. Dan nu die andere Kamer van het Duitse parlement: de Bondsraad, vergelijkbaar met onze Eerste Kamer. Zowel in Nederland als in Duitsland heeft de regering niet het vertrouwen nodig van de Eerste Kamer/Bondsraad. In beide landen is die Kamer echter wel wetgever. Als de coalitiepartijen daarin geen meerderheid bezitten, kan ze het de regering dus moeilijk maken. In Nederland een stuk moeilijker dan in Duitsland: in Nederland kan geen enkele wet worden vastgesteld zonder toestemming van de Eerste Kamer, terwijl dat bij onze oosterburen slechts in een minderheid van de wetten het geval is. De meerderheid van de wetten kan zonder toestemming van de Bondsraad worden vastgesteld. Zo is vaststelling van de regeringsbegroting zonder toestemming van de Bondsraad mogelijk. Daarom zijn voor de totstandkoming van wetten de politieke verhoudingen in de Bondsraad minder belangrijk dan in onze Eerste Kamer. Eind mei zij hier Eerste Kamerverkiezingen gehouden en vorige week dinsdag is de nieuwgekozen Kamer geïnstalleerd. Met ingrijpend gewijzigde politieke verhoudingen: de coalitiepartijen hebben namelijk hun meerderheid verloren. De fracties van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie bezetten nog maar 32 van de 75 zetels. Voortaan moet het kabinet dus voor elke nieuwe wet – zoals de jaarlijkse begroting – steun zoeken bij een oppositiepartij; dat dilemma kan zich voor de Duitse regering bij de meeste wetten niet voordoen.

Dus Bij onze oosterburen is het staatsrechtelijk moeilijker om de regering ten val te brengen, zijn de grote politieke partijen in de afgelopen decennia minder versplinterd en is voor de jaarlijkse begroting en de meeste andere wetten – anders dan in ons land – geen toestemming nodig van de Kamer waarin de coalitie geen meerderheid heeft. Toch lijkt het Nederlandse kabinet er twee jaar na de verkiezingen een stuk beter voor te staan dan het Duitse.

BRONNEN:

Inleiding

Artikel 39 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Der Bundestag wird vorbehaltlich der nachfolgenden Bestimmungen auf vier Jahre gewählt.

”Parlement”

Artikel 51 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

”GroKo”

Art 62 Grundgesetz luidt: Die Bundesregierung besteht aus dem Bundeskanzler und aus den Bundesministern.

”Bondsdag en Tweede Kamer”

Art 63 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Der Bundeskanzler wird auf Vorschlag des Bundespräsidenten vom Bundestage ohne Aussprache gewählt. Gewählt ist, wer die Stimmen der Mehrheit der Mitglieder des Bundestages auf sich vereinigt. Der Gewählte ist vom Bundespräsidenten zu ernennen.

Art 64 luidt (gedeeltelijk): Die Bundesminister werden auf Vorschlag des Bundeskanzlers vom Bundespräsidenten ernannt und entlassen.

”De ene vertrouwensregel is de andere niet”

Artikel 64 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden.

Artikel 67 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Der Bundestag kann dem Bundeskanzler das Mißtrauen nur dadurch aussprechen, daß er mit der Mehrheit seiner Mitglieder einen Nachfolger wählt und den Bundespräsidenten ersucht, den Bundeskanzler zu entlassen. Der Bundespräsident muß dem Ersuchen entsprechen und den Gewählten ernennen.

”Bondsdag wetten”

Artikel 105 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt bij de wet vastgesteld. Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 bedoelde tijdstip.

Art 110 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Alle Einnahmen und Ausgaben des Bundes sind in den Haushaltsplan einzustellen (…). Lid 2, eerste zin. Der Haushaltsplan wird für ein oder mehrere Rechnungsjahre, nach Jahren getrennt, vor Beginn des ersten

Rechnungsjahres durch das Haushaltsgesetz festgestellt. Lid 3. Die Gesetzesvorlage nach Absatz 2 Satz 1 sowie Vorlagen zur Änderung des Haushaltsgesetzes und des Haushaltsplanes werden gleichzeitig mit der Zuleitung an den Bundesrat beim Bundestage eingebracht; der Bundesrat ist berechtigt (..) zu den Vorlagen Stellung zu nehmen.

Artikel 77 luidt (gedeeltelijk): Die Bundesgesetze werden vom Bundestage beschlossen.

Artikel 68 luidt (gedeeltelijk): Findet ein Antrag des Bundeskanzlers, ihm das Vertrauen auszusprechen, nicht die Zustimmung der Mehrheit der Mitglieder des Bundestages, so kann der Bundespräsident auf Vorschlag des Bundeskanzlers binnen einundzwanzig Tagen den Bundestag auflösen. Das Recht zur Auflösung erlischt, sobald der Bundestag mit der Mehrheit seiner Mitglieder einen anderen Bundeskanzler wählt.

”Bondsraad en Eerste Kamer”

Artikel 81 Grondwet luidt: De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk.

Artikel 51 luidt (gedeeltelijk): De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

Artikel 50 Grundgesetz luidt: Durch den Bundesrat wirken die Länder bei der Gesetzgebung und Verwaltung des Bundes und in Angelegenheiten der Europäischen Union mit.

P.P.T. Bovend’Eert en M.C. Burkens in Het Staatsrecht van Zeven Europese landen, 2018, Wolters Kluwer, bladzijde 85: ”In de praktijk viel ongeveer 60% van de bondswetten (..) onder de categorie toestemmingswetten. Met de hervorming van 2006 beoogde de grondwetgever dit aantal terug te dringen tot 35 à 40%.”

Het Ledenparlement van de FNV gaat over het Pensioenakkoord

DINSDAG 11 JUNI 2019 Vorige week is het principe-akkoord over de toekomst van het pensioenstelsel tot stand gekomen, tussen onder andere kabinet (minister Koolmees), vakbonden en werkgevers, hieronder pensioenakkoord genoemd. De handtekeningen van FNV en CNV zijn nog niet definitief, want hun achterbannen mogen zich er nog over uitspreken. Dat wordt spannend, want het ziet er naar uit dat het FNV-bestuur haar onderhandelingsmandaat – zoals AOW op 66 jaar en geen dag meer – heeft overschreden. Achterban bij de FNV zijn de leden maar vooral het Ledenparlement. Wat is dit eigenlijk, het Ledenparlement van het FNV?

FNV: bonden en sectoren De FNV bestaat uit 26 zogenaamde sectorale afdelingen. Sommige zijn bonden, zoals de Onderwijsbond, andere zijn dat niet, zoals Zorg & Welzijn. Elk van de miljoen FNV-leden is lid van een sectorale afdeling. Welke sectorale afdeling dat is, hangt af van de werksituatie van het lid. Hieronder zal blijken dat de regels die voor de bonden gelden in het Ledenparlement nogal eens verschillen van die welke voor de andere sectorale afdelingen gelden.

Ledenparlement De FNV heeft een Ledenparlement. Het bestaat uit 105 parlementariërs. Ze moeten alle 105 FNV-lid zijn en mogen niet in dienst zijn van de FNV of een bond. Het is geen parlement dat permanent in zitting is; het komt slechts enkele keren per jaar bijeen. Het heeft alle bevoegdheden, die niet aan andere organen zijn gegeven. Het belangrijkste andere orgaan is het FNV-bestuur. Het parlement benoemt én ontslaat de bestuursleden. Voor sommige besluiten heeft het bestuur goedkeuring van het parlement nodig, zoals voor onderhandelingsmandaten en onderhandelingsresultaten. Het parlement mag trouwens van het bestuur eisen dat élk besluit aan haar goedkeuring wordt onderworpen. Een voorbeeld van een bestuursbesluit waarvoor goedkeuring nodig is van het Ledenparlement is de ondertekening door het FNV-bestuur van het pensioenakkoord.

Gekozen Ledenparlement De parlementariërs worden benoemd door de sectorale afdelingen; twaalf van de 26 sectorale afdelingen zijn bonden. Elke sectorale afdeling benoemt haar eigen parlementariërs. Dat zijn er één of meer. Hoeveel dat er precies zijn, kan per sectorale afdeling verschillen, want het hangt af van het aantal FNV-leden dat daar lid van is. De grootste vier zijn Senioren (zeventien parlementariërs), Zorg & Welzijn (dertien) en Overheid en Onderwijsbond met elk acht parlementariërs. Slechts één parlementariër hebben bijvoorbeeld de Kunstenbond, Zelfstandigen, Jong en de Vrouwenbond. Aan die benoemingen gaat een verkiezing vooraf. Daaraan moeten alle FNV-leden die lid zijn van de sectorale afdeling kunnen deelnemen, zo staat het in de statuten. Wat hier kunnen deelnemen aan de verkiezing precies inhoudt, is echter niet in de statuten geregeld, behalve dan dat de twaalf bonden het zo mogen regelen dat er een getrapte verkiezing wordt gehouden. Hierbij geven bondsleden hun stem aan een van de kiesmannen, waarna de kiesmannen die genoeg stemmen hebben gekregen de parlementariërs kiezen.

Het stemmen Het Ledenparlement neemt haar besluiten met een gewone meerderheid van stemmen (de helft plus één). Elke parlementariër heeft één stem en elke stem weegt even zwaar. Hij moet zijn stem uitbrengen zonder last, maar ze mag wel ruggespraak houden. De parlementariërs van eenzelfde bond hoeven hun stemgedrag niet op elkaar af te stemmen. Ze hoeven dus niet allemaal hetzelfde te stemmen. Dat mág overigens wel. Uit de statuten wordt niet duidelijk wie daarover gaat: de individuele parlementariër of het bondsbestuur. Aannemelijk is dat dit het bondsbestuur is. In dat geval lijkt bij bondsparlementariërs stemmen mét last toch toegestaan. Trouwens, de twaalf bonden hebben samen slechts 22 parlementariërs (van de 105). De voorzitter van het Ledenparlement beslist hoe een stem wordt uitgebracht en wat de uitkomst is van de stemming. De voorzitter wordt door het Ledenparlement zelf gekozen. Het hoeft geen parlementariër te zijn. De bonden mogen net als het FNV-bestuur de vergaderingen van het Ledenparlement bijwonen; in elk geval het FNV-bestuur mag er ook het woord voeren.

Leden raadplegen Voordat het pensioenakkoord ter goedkeuring aan het Ledenparlement wordt voorgelegd, zullen de FNV-leden eerst de kans krijgen om er zich in een ledenraadpleging over uit te spreken, aldus heeft het FNV-bestuur besloten. Die ledenraadpleging – of ledenreferendum – wordt van de week gehouden, namelijk van morgen tot en met zaterdagochtend. Per post krijgt elk lid een brief waarin een unieke code staat die haar of hem in staat stelt om via internet te stemmen. Wat de impact van de uitslag ook moge zijn, het is niet juridisch bindend: het Ledenparlement is dus niet verplicht om er rekening mee te houden, laat staan om het over te nemen. Trouwens, een vereniging zoals de FNV kan een bindende ledenraadpleging alleen dan houden als dit zo in haar statuten is geregeld. In de FNV-statuten is dat niet gebeurd. Daarin wordt overigens wel gesproken over een bindende ledenraadpleging voor de benoeming van de voorzitter van het FNV-bestuur. Het Ledenparlement moet de uitslag daarvan in beginsel overnemen, ze mag er alleen met een versterkte (2/3) meerderheid van afwijken.

BRONNEN

FNV: bonden en sectoren: Statuten FNV artikel 12

Ledenparlement: Statuten FNV artikelen 8, 9, 26, 31, 32 en 33

Gekozen Ledenparlement: Statuten FNV artikel 32

Het stemmen: Statuten FNV artikelen 23, 35, 36 en 37

Leden raadplegen:

Artikel 39 lid 2 BW (Boek 2):De statuten kunnen bepalen dat bepaalde besluiten van de algemene vergadering aan een referendum zullen worden onderworpen. De statuten regelen de gevallen waarin, de tijd waarbinnen, en de wijze waarop het referendum zal worden gehouden. Hangende de uitslag van het referendum wordt de uitvoering van het besluit geschorst.

Statuten FNV: artikel 21

Partijdiscipline bij de Eerste Kamerverkiezingen van 2019

DINSDAG 4 JUNI 2019 Vorige week maandag zijn de Eerste Kamerverkiezingen gehouden. Het electoraat bestond uit de leden van Provinciale Staten. Hoe is er op provinciaal niveau gestemd? Ik heb geen rekening gehouden met de verkiezingsuitslag in Caribisch Nederland.

Stemmen De leden van Provinciale Staten hebben 27 mei jl. in hun eigen provinciehuizen hun stem uitgebracht, even na drieën in de middag. Het tellen van de stemmen gebeurde in elke provincie door een stembureau bestaande uit de commissaris van de koning en enkele leden van diezelfde Provinciale Staten.

Stem Alle 570 Statenleden hebben hun stem uitgebracht en die waren allemaal geldig. Niet elke uitgebrachte stem woog even zwaar. Naarmate een provincie meer inwoners telt, weegt de stem van een Statenlid zwaarder. Een Zeeuwse stem was dan ook het lichtst en een Zuid-Hollandse stem het zwaarst. De laatste woog ruim zes keer meer dan de eerste. Daarom wogen de twee stemmen die in Zuid-Holland op 50PLUS werden uitgebracht tezamen bijna het dubbele van de zeven stemmen die in Zeeland op het CDA werden uitgebracht. Alle Statenleden hebben hun stem uitgebracht, maar niet elk Statenlid was erbij: twaalf Statenleden hebben een collega gemachtigd om namens hem/haar te stemmen.

Vreemd stemmen In de provincies Groningen, Flevoland, Utrecht, Noord-Brabant en Zuid-Holland hebben enkele Statenleden niet op hun eigen partij gestemd maar op een andere partij. Het zijn er niet veel: in totaal gaat het om zeven Statenleden, exclusief de Onafhankelijke Senaatsfractie en regionale partijen. Van de coalitiepartijen hebben twee VVD’ers op D66 gestemd, net als een CDA’er, terwijl een ander CDA’er op ChristenUnie heeft gestemd.

Legaal geritsel Uit de verkiezingsuitslag per provincie moet worden geconcludeerd dat er vreemde stemmen zijn uitgebracht, zoals bedoeld in de vorige alinea, ook al is het zo dat het stemgeheim ook voor Statenleden geldt. In de weken die aan de stemming voorafgingen hebben kranten herhaaldelijk bericht over Statenleden van CDA en VVD die niet op hun eigen partij gaan stemmen maar op die van coalitiegenoten D66 en ChristenUnie. Doel van dit vreemd stemmen was om die laatste partijen aan een (rest)zetel te helpen om daarmee de coalitiepartijen in de Eerste Kamer zo groot mogelijk te maken. Vreemde stemmen zijn in elk geval uitgebracht in de provincies Flevoland, Noord-Brabant, Groningen en Utrecht. In Flevoland en Noord-Brabant stemde een VVD’er op D66. In Groningen stemde een CDA’er op D66 en in Utrecht stemde een CDA’er op de ChristenUnie. De kranten lijken weinig waardering te hebben voor deze praktijk. Zo spreekt de Volkskrant van ”achter de schermen doende met een soort handjeklap” en ”achter de schermen een uitgebreide koehandel” en het AD van ”coalitie sleept sluw restzetels binnen”. Ook staatsrechtelijk kan bij deze praktijk een vraagteken worden geplaatst. Immers, om ervoor te zorgen dat alleen de overtollige stemmen naar een coalitiepartij gaan en bovendien dat die naar een bepaalde coalitiepartij gaan, moet het stemgedrag van alle Statenleden van die partij gecoördineerd worden. Anders gezegd: ze moeten stemmen in overeenstemming met instructies van hun partij. Kortom: partijdiscipline! De staatsrechtelijke vraag is dan: stemmen Statenleden daardoor nog wel vrij, naar eigen inzicht en overtuiging? Want dat is namelijk wat de Grondwet van hun verlangt, dat zij hun stem zonder last uitbrengen. De Staatscommissie parlementair stelsel die eind vorig jaar haar rapport publiceerde, brengt ook deze praktijk ter sprake en noemt het legaal geritsel (p 309/310). Anders gezegd: weliswaar niet on(grond)wettig, maar het wringt wel.

P.v.d.A. Het landelijke verkiezingsresultaat is dat Forum voor Democratie en VVD elk twaalf zetels hebben in de Eerste Kamer, CDA negen, GroenLinks acht, D66 zeven, P.v.d.A. zes, PVV vijf, SP en ChristenUnie elk vier, Partij voor de Dieren drie, 50PLUS en SGP elk twee en de Onafhankelijke Senaatsfractie één zetel. De nieuwe Eerste Kamer wordt over een week geïnstalleerd. De regeringspartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie hebben daarin 32 zetels. Dat resultaat is mede bereikt dankzij de vreemde stemmen van VVD en CDA. Die 32 zetels vormen weliswaar geen meerderheid, want daarvoor zijn er 38 nodig, maar wel genoeg om alleen met de P.v.d.A. afspraken te hoeven maken.

Volgorde De volgorde op de kandidatenlijst is nooit willekeurig, maar door de politieke partij met veel zorg vastgesteld. De lijstvolgorde maakt de voorkeur van de partij duidelijk: hoe hoger een kandidaat op de lijst staat, hoe groter de partijvoorkeur is voor deze kandidaat. De Kieswet sluit daarbij aan door alle stemmen die op de lijsttrekker zijn uitgebracht en die deze zelf niet nodig heeft voor een (Eerste Kamer) zetel over te hevelen naar de andere kandidaten, in de volgorde van de lijst.

Voorkeurstemmen Kiezers kunnen deze lijstvolgorde doorbreken door op een lager geplaatste kandidaat te stemmen. Zij brengen dan een voorkeurstem uit. Als een kandidaat genoeg voorkeurstemmen heeft gekregen, krijgt hij een Eerste Kamer zetel terwijl een boven hem geplaatste kandidaat geen zetel hoeft te krijgen. Die kandidaat heeft dan een voorkeurszetel. Hoeveel voorkeurstemmen heeft hij nodig om een voorkeurszetel te krijgen? Dat verschilt per verkiezingen. Voor de Eerste Kamerverkiezingen zijn dat er net zoveel als nodig is om de lijst één volle zetel te geven; dit aantal heet de kiesdeler. Voor de Tweede Kamerverkiezingen is een kwart van de kiesdeler genoeg.

Voorkeurstemmen EK 2019: hoeveel? Zoals dat ook bij gewone verkiezingen het geval is, zijn bij de Eerste Kamerverkiezingen veruit de meeste stemmen op lijsttrekkers uitgebracht. Er zijn bij de stemming van vorige week maandag 87 voorkeurstemmen uitgebracht. Ik heb Forum voor Democratie buiten beschouwing gelaten, omdat in deze partij eind april een vertrouwensbreuk ontstond met de lijsttrekker. De andere kandidaten op de lijst hebben dit officieel verklaard en het partijbestuur kon zich daarin vinden. Gevolg is dat vorige week maandag slechts vier keer op hem is gestemd.

Voorkeurstemmen EK 2019: waar? Hoe zijn de voorkeurstemmen verdeeld over de provincies? De meeste voorkeurstemmen zijn uitgebracht in de middelgrote provincies: elf in Groningen, veertien in Limburg (waarvan negen op het CDA) en vijftien in Friesland. In totaal zijn in elk van deze top drie provincies ongeveer 45 stemmen uitgebracht. In de vier grootste provincies zijn veel minder voorkeurstemmen uitgebracht: zes in Gelderland en Zuid-Holland en vier in Noord-Holland en Noord-Brabant. Vanwaar deze verschillen? Heeft het ermee te maken dat (ook) de voorkeurstem in de ene provincie zwaarder weegt dan in de andere? Ik denk het niet want geen enkele van de drie provincies waar een voorkeurstem het lichtste is – Zeeland, Flevoland en Drenthe – maakt deel uit van de top drie.

Voorkeurstemmen EK 2019: waarop? Hoe zijn de voorkeurstemmen verdeeld over de partijen? Op sommige partijen zijn helemaal geen (VVD) of is slechts één voorkeurstem (SP) uitgebracht. Landelijk zijn de meeste voorkeurstemmen uitgebracht op PVV, SGP, GroenLinks en PvdA. Bij PVV is dat bijna de helft (16 van de in totaal 38 stemmen). Bij de andere drie is dat een derde tot een vierde: SGP (5 van de in totaal 15), GroenLinks (20 van de in totaal 61) en PvdA (15 van de in totaal 53). Hoe komt het dat op de partij die de meeste stemmen heeft gekregen – VVD – geen enkele voorkeurstem is uitgebracht? Kan dat te maken met partijdiscipline?

Voorkeurszetels Overigens hebben slechts twee kandidaten voldoende voorkeurstemmen gekregen voor een voorkeurszetel. Een kandidaat van GroenLinks en een kandidaat van PVV. De kandidaat van GroenLinks was trouwens ook zonder voorkeursstemmen gekozen, want zij heeft genoeg overtollige stemmen van de lijsttrekker gekregen.

BRONNEN:

”Stemmen”

Artikel T 1 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De stemming vindt plaats om vijftien uur (Europees-Nederlandse tijd).

Artikel T 3: De voorzitter benoemt uit de statenvergadering drie leden, die met hem als voorzitter het stembureau vormen.

Artikel T 4 luidt (gedeeltelijk): Een statenlid brengt zijn stem uit door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

Artikel T 9 luidt: In geval van twijfel over de geldigheid van een stembiljet beslist de vergadering. Bij staken van stemmen beslist de voorzitter.

”Stem”

Artikel U 2 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Elke stem geldt, naar gelang van de provincie waar zij is uitgebracht, voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door het inwonertal van de provincie te delen door het honderdvoud van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan. Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.

Artikel T 4 luidt (gedeeltelijk): Aan een statenlid wordt op zijn verzoek toegestaan bij volmacht te stemmen. Een statenlid mag niet meer dan één aanwijzing als gemachtigde aannemen.

”Legaal geritsel”

Artikel T 5 Kieswet luidt: Na het uitbrengen van zijn stem levert het statenlid het stembiljet dichtgevouwen bij de voorzitter in.

Artikel 129 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De leden van provinciale staten (..) stemmen zonder last.

”Volgorde”

Artikel P 17 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): De zetels worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijsten toegewezen in de volgorde van de lijst.

”Voorkeurstemmen”

Artikel T 4 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): Een statenlid brengt zijn stem uit door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

Artikel U 15 luidt (gedeeltelijk): Gekozen (voor de Eerste Kamer) zijn de kandidaten van de lijst die een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan of gelijk aan de kiesdeler.

Artikel P 15 lid 1 luidt (gedeeltelijk): In de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen zijn (voor de Tweede Kamer) gekozen die kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler, voor zover aan de lijst voldoende zetels zijn toegewezen.