Rechtszaak tegen provincie Zuid-Holland ivm ”bemoeienis” met bestemmingsplan

VRIJDAG 27 APRIL EN 4 MEI 2018. In de Statencommissie Bestuur en Middelen werd in januari kort gesproken over de rechtszaken tegen de provincie. Dat gebeurde naar aanleiding van een van de agendastukken voor punt 5a: de brief van de gedeputeerde inzake het Overzicht beroepsprocedures 2016.

Overzicht beroepsprocedures In die commissievergadering vraagt de VVD-fractie waarom de provincie in 34% van alle rechtszaken die tegen haar worden gevoerd in het ongelijk wordt gesteld. De gedeputeerde (mevrouw Baljeu) antwoordt dat het percentage bij de andere provincies vrijwel hetzelfde is maar dat ze bij de volgende rapportage uitgebreider zal ingaan op de oorzaken (1). Een van die rechtszaken uit 2016 gaat over de reactieve aanwijzing die de provincie gaf op een bestemmingsplan van de gemeente Sliedrecht, ”Nijverwaard” geheten. De rechter heeft de provincie hier in het ongelijk gesteld (2). Deze bijdrage gaat over die rechtszaak en over wat eraan voorafging.

Bestemmingsplannen en gebruiksregels Laat ik beginnen bij het begin: bestemmingsplannen. In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld (3) dat elke gemeente voor het hele grondgebied bestemmingsplannen moet maken. Een bestemmingsplan voor het hele grondgebied. Of meerdere bestemmingsplannen, elk voor een ander deel van het grondgebied. In zo’n bestemmingsplan is voor elk stukje grond (kavel) binnen het gebied de bestemming aangewezen. De bestemming voor zo’n kavel kan bijvoorbeeld zijn wonen, verkeer, natuur, cultuur, ontspanning, horeca, bedrijf of detailhandel. Bestemmingsplannen worden vastgesteld door de gemeenteraad. Het vastgestelde bestemmingsplan bestaat uit verschillende onderdelen, zoals bestemmingen maar ook regels die met het oog op een bestemming zijn gegeven. Bij die regels kan bijvoorbeeld worden gedacht aan regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.

Bestemmingsplan Nijverwaard en gebruiksregels Het Bestemmingsplan Nijverwaard van de gemeente Sliedrecht is een bestemmingsplan voor een deel van het gemeentelijk grondgebied, namelijk het gedeelte ten noorden van de kern Sliedrecht. Het gebied heet nu Bedrijventerrein Nijverwaard. De gemeenteraad heeft dat bestemmingsplan vastgesteld op 23 juni 2015. De meeste kavels in dit gebied hebben of de bestemming bedrijf of de bestemming detailhandel gekregen. Op percelen met bestemming detailhandel mogen volgens de regels omtrent het gebruik (4) uitsluitend grootschalige tuincentra, bouwmarkten, meubelbedrijven en woninginrichtingsbedrijven komen of zijn. Grootschalige tuincentra, bouwmarkten enzovoorts hebben per vestiging een brutovloeroppervlak van minstens 1.000 vierkante meter. Bestaande detailhandel in elektronica mag blijven.

Reactieve aanwijzingen Een provincie mag op grond van de Wet ruimtelijke ordening (5) een gemeente een aanwijzing geven over een of meer onderdelen van het bestemmingsplan, zoals een of meer regels omtrent het gebruik. Zo’n aanwijzing leidt ertoe dat die onderdelen geen deel meer uitmaken van het bestemmingsplan, en dus komen te vervallen. Een provincie mag zo’n aanwijzing geven als provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Bevoegd tot het geven van aanwijzingen zijn gedeputeerde staten.

Reactieve aanwijzing Zuid-Holland Gedeputeerde staten van Zuid-Holland hebben op 7 juli 2015 een reactieve aanwijzing gegeven op Bestemmingsplan Nijverwaard. Die aanwijzing betreft onder andere de gebruiksregel dat uitsluitend grootschalige tuincentra, bouwmarkten, meubelbedrijven en woninginrichtingsbedrijven zijn toegestaan. De aanwijzing leidt ertoe dat deze gebruiksregel niet langer deel uitmaakt van het bestemmingsplan. De provinciale belangen die deze aanwijzing noodzakelijk maakt met het oog op een goede ruimtelijke ordening, bestaan eruit dat met deze gebruiksregel de Verordening ruimte wordt geschonden.

Verordening ruimte De Verordening ruimte is een provinciale verordening die provinciale staten op 9 juli 2014 hebben vastgesteld. In deze verordening staat (6) dat buiten het centrum van een stad of wijk alleen dan grootschalige tuincentra, bouwmarkten, meubelbedrijven en woninginrichtingsbedrijven mogen komen nadat is aangetoond dat hun komst noch het woon- en leefklimaat onevenredig zal aantasten noch tot onaanvaardbare leegstand zal leiden. De gemeente Sliedrecht heeft dat volgens gedeputeerde staten niet aangetoond. Voor zover ik kan nagaan, is in provinciale staten of in de Statencommissie Ruimte en Leefomgeving niet over deze reactieve aanwijzing gesproken.

Beroep bij Raad van State De gemeenteraad van Sliedrecht wilde zich niet neerleggen bij de aanwijzing, en stapte daarom naar de rechter: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De gemeenteraad voerde in deze rechtszaak aan dat wel degelijk is aangetoond dat de komst van grootschalige tuincentra, bouwmarkten, meubelbedrijven en woninginrichtingsbedrijven noch het woon- en leefklimaat onevenredig zal aantasten noch zal leiden tot onaanvaardbare leegstand (7).

Uitspraak Raad van State De rechter deed op 22 juni 2016 uitspraak (8). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat gedeputeerde staten niet deugdelijk hebben gemotiveerd dat de gemeenteraad niet heeft aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en dat geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Het beroep van de gemeenteraad is dus gegrond. De reactieve aanwijzing van gedeputeerde staten wordt vernietigd omdat gedeputeerde staten hun reactieve aanwijzing onvoldoende hebben gemotiveerd. De gebruiksregel die door de reactieve aanwijzing was komen te vervallen, maakt weer deel uit van het bestemmingsplan.

Vaker onvoldoende motivering Mijn vorige bijdrage over het provinciebestuur ging over de bezwarencommissie van de provincie Zuid-Holland (hyperlink). Ook de bezwarencommissie concludeert in haar laatste jaarverslag dat gedeputeerde staten hun besluiten onvoldoende motiveren (9).

NOTEN

1: Officieel verslag van de Statencommissie Bestuur en Middelen van 24 januari 2018, p 3

2: De brief van de gedeputeerde van 13 oktober 2017 inzake het Overzicht beroepsprocedures 2016, bijlage 1

3: Artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening luidt (gedeeltelijk): De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.

4: Bestemmingsplan Nijverwaard. Regels. Bestemmingsregels. Detailhandel. Bestemmingsomschrijving. Artikel 4.1 lid a en b bestemmingsomschrijving luidt (gedeeltelijk):

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grootschalige detailhandel in de branches:
    • 1. tuincentra met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²;
    • 2. bouwmarkten met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²;
    • 3. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens bestaande detailhandel in elektronica;

5: Artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten (kunnen) met betrekking tot het desbetreffende onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan aan de gemeenteraad een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, geven, ertoe strekkende dat dat onderdeel geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld.

Artikel 4.2 Wet ruimtelijke ordening luidt (gedeeltelijk): Indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen gedeputeerde staten aan de gemeenteraad een aanwijzing geven om binnen een daarbij te bepalen termijn een bestemmingsplan vast te stellen overeenkomstig daarbij gegeven voorschriften omtrent de inhoud van dat bestemmingsplan.

6: Verordening ruimte 2014. Artikel 2.1.4 Detailhandel luidt (gedeeltelijk):

Lid 1 Detailhandel binnen de centra

Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:

a. binnen of direct aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden,

dorpen en wijken;

b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;

c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van

herallocatie.

Lid 2 Omvang van ontwikkelingen binnen de centra

De nieuwe detailhandel, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

d. grootschalige meubelbedrijven met een omvang van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlak,

inclusief in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting en stoffering, en

detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s, voor

zover de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bedrijventerreinen met PDV-locaties waarvan de

plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op ‘Kaart 2 Detailhandel’;

e. tuincentra met een omvang van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlak, en

f. bouwmarkten met een omvang van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlak.

Lid 4 Ontwikkelingen groter dan 1.000 m2 buiten de centra

Voor zover de nieuwe detailhandel, bedoeld in het derde lid onder d, e en f, een omvang heeft van

meer dan 1.000 m2 bruto vloeroppervlak, voorziet het bestemmingsplan hier uitsluitend in als is

aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Mede met het oog hierop is advies gevraagd aan het Regionaal Economisch Overleg en is zo nodig een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd.

7: Rechtsoverweging 14 van de uitspraak luidt: De raad kan zich met name niet verenigen met de reactieve aanwijzing, omdat volgens de raad wel degelijk is aangetoond dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare leegstand of onaanvaardbare effecten op het woon- en leefklimaat.

8: Vindplaats uitspraak op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2016:1741

Rechtsoverweging 16.5 luidt (gedeeltelijk): Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen door de raad is aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de raad in strijd met artikel 2.1.4, vierde lid, van de verordening niet heeft aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en dat geen onaanvaardbare leegstand ontstaat.

Rechtsoverweging 18 luidt (gedeeltelijk): De beroepen van de raad zijn gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.

Rechtsoverweging 20 luidt: Deze uitspraak heeft tot gevolg dat de onderdelen van het plan die zijn geraakt door de reactieve aanwijzing alsnog bekend kunnen worden gemaakt, waarna daartegen zo nodig rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Beslissing luidt (gedeeltelijk): Vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 7 juli 2015, waarbij aanwijzingen zijn gegeven met betrekking tot het

bestemmingsplan “Nijverwaard” dat door de raad van de gemeente Sliedrecht bij besluit van 23 juni 2015 is vastgesteld.

9: Jaarverslag bezwarencommissie 2016, provincie Zuid-Holland, p 25

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *