De NAVO-top van 2023

VRIJDAG 7 JULI 2023 Volgende week dinsdag en woensdag wordt een NAVO-top gehouden. Dit keer in Vilnius, de hoofdstad van Litouwen. De agenda zal grotendeels worden beheerst door de oorlog in Oekraïne. Maar wat is eigenlijk de NAVO? Wie is er lid van en wat betekent zo’n lidmaatschap? 

VERDRAG De NAVO is een internationale organisatie. Het is een organisatie van landen. Ze is bij verdrag opgericht. De vier letters staan voor Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. Het Nederlands is geen officiële verdragstaal. Het Engels is dat wel. In het Engels heet de organisatie North Atlantic Treaty Organisation, afgekort tot NATO. Het Nederlands is weliswaar geen officiële verdragstaal, maar gemakshalve ga ik hier uit van de Nederlandse vertaling die op de website van de overheid staat.

ATLANTISCHE OCEAAN In de considerans van het verdrag wordt gesproken over Noord-Atlantisch gebied. Waaruit bestaat dit gebied? In het verdrag wordt dit niet uitgelegd. Het Atlantisch gebied is het gebied dat aan beide zijden van de Atlantische Oceaan ligt. Dat zijn enerzijds Noord- en Zuid-Amerika en anderzijds Europa en Afrika. Het Noord-Atlantisch gebied bestaat dan uit het gebied dat enerzijds Noord-Amerika (Verenigde Staten en Canada) omvat en anderzijds Europa. In dit gebied wonen een miljard mensen.

31 LANDEN De NAVO is opgericht in 1949. Na de Tweede Wereldoorlog dus, maar vóór de oprichting van de Europese Unie. Nederland was één van de twaalf oprichters. Inmiddels zijn er 31 landen lid, waaronder al onze buurlanden. Het laatste land dat NAVO-lid is geworden, was Finland. Dat vond eerder dit jaar plaats. Er zijn landen die geen lid zijn van de Europese Unie (EU) maar wél van de NAVO. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de Verenigde Staten, Canada en Turkije. Niet alle EU-landen zijn trouwens ook NAVO-lid. Zo zijn Ierland en Zweden geen NAVO-lid. Met een aantal landen buiten het Noord-Atlantisch gebied heeft de NAVO een speciale (vriendschappelijke) relatie.  

ARTIKEL 5 De NAVO is een militair bondgenootschap. In artikel 5 van het verdrag staat dat bij een gewapende aanval op een lidstaat alle andere lidstaten dat land zullen bijstaan, zo nodig met ”gebruik van gewapende macht”. In de afgelopen 75 jaar is dit artikel slechts één keer ingeroepen. Dat was het geval bij ‘9/11’, dus bij de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001. Als het aangevallen land artikel 5 inroept, zijn de andere lidstaten verplicht om dat land bij te staan. Die verplichting gaat echter niet zover dat die bijstand in de vorm van gewapende macht geleverd moet worden. De Europese oprichters wilden dat destijds wél, maar de Amerikanen zagen dat in 1949 niet zo zitten, zo staat er op de NAVO-website . Ik weet niet of ons land naar aanleiding van ‘9/11’ haar gewapende macht heeft ingezet.

OEKRAÏNE Oekraïne kon niet na de Russische aanvallen in 2014 en in februari vorig jaar artikel 5 inroepen, omdat het geen NAVO-lid is. De bijstand die NAVO-landen leveren aan Oekraïne, waaronder de levering van tanks en vliegtuigen, gebeurt op grond van het Handvest van de Verenigde Naties, artikel 51 hiervan, zo staat er op de NAVO-website.

OEKRAÏNE (2) Weliswaar heeft Oekraïne het lidmaatschap aangevraagd, maar zo’n aanvraag maakt het land nog geen lid. Dat gaat op termijn zeker gebeuren, want op de NAVO-website staat te lezen dat ‘all allies agree that Ukraine will become a member of NATO’. De Litouwse minister van Buitenlandse Zaken wil op de top van volgende week bespreken of Oekraïne in de tussentijd ‘bepaalde veiligheidsgaranties’ kan krijgen, zo berichtte tenminste de NOS enkele weken geleden (op 12 juni) op haar website. Vorige week (op 30 juni) schreven de  Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie in een Kamerbrief dat er op de top zal worden gesproken over een ‘veiligheidsarrangement’ met Oekraïne zolang dit land nog geen NAVO-lid is.   

VETO De top van volgende week is een bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad. Dat is het belangrijkste orgaan van de NAVO. Deze raad is een vergadering waaraan meestal alleen speciale vertegenwoordigers (ambassadeurs) meedoen, van elk land een. In die samenstelling wordt er elke week vergaderd. Enkele keren per jaar bestaat de raad echter uit ministers. En zo’n beetje één keer per jaar zijn het de minister-presidenten of presidenten die als Noord-Atlantische Raad met elkaar vergaderen. Dat wordt dan een NAVO-top genoemd. De vorige top was vorig jaar, ook rond deze tijd, toen in Madrid. Beslissingen worden alleen genomen als elk land instemt, zo staat in het NAVO Handbook uit 2006. Elk land heeft dus een vetorecht.

Mr. Leon

Volgend blog: op of voor vrijdag 4 augustus

Of lees eerder mijn nieuwe blog op http://privaatrechtpraktijk.nl

Eerste Kamerverkiezingen en die ene stem van het Zuid-Hollands Statenlid

VRIJDAG 9 JUNI 2023 Vorige week dinsdag waren de Eerste Kamer verkiezingen. Er namen ruim 600 kiezers aan deel. Bijna allemaal leden van Provinciale Staten. Een Zuid-Hollands Statenlid voor GroenLinks stemde niet op de eigen partij maar op een andere partij. Daardoor zal haar partij één zetel minder krijgen in de nieuwe Eerste Kamer en de partij waarop ze stemde één zetel meer. Hoe is dit mogelijk?

EK De Eerste Kamer bestaat uit 75 leden. Er waren om precies te zijn 616 kiezers; voor bijna 95% leden van Provinciale Staten, zie artikel 55 Grondwet. Er zijn dus ruim acht keer meer kiezers dan Kamerleden. Desondanks maakte de stem van één kiezer een groot verschil. GroenLinks kreeg door deze stem zeven zetels in plaats van acht en de partij waarop ze stemde (Volt) kreeg er twee in plaats van één!

WETGEVING Is het eigenlijk belangrijk hoe de Eerste Kamer is samengesteld? Ons parlement bestaat uit twee Kamers: de Eerste en de Tweede Kamer. Het parlement wordt ook wel Staten-Generaal genoemd. Anders dan hun namen doen vermoeden is de Tweede Kamer belangrijker dan de Eerste Kamer. Maar dat betekent zeker niet dat de Eerste Kamer onbelangrijk is. De Eerste Kamer is o.a. belangrijk voor de totstandkoming van wetten. Daarvoor is zowel de medewerking van de Tweede als van de Eerste Kamer nodig, zie artikel 81 Grondwet. Geen enkele wet kan dus tot stand komen zonder medewerking (instemming) van de (meerderheid van de) Eerste Kamer. Ook de jaarlijkse begroting wordt in ons land per wet vastgesteld, zie artikel 105 Grondwet. De absolute meerderheid is bij 75 zetels (vanaf) 38. Het is dus belangrijk hoe die Kamer politiek is samengesteld, met andere woorden met hoeveel zetels een partij daarin is vertegenwoordigd. Bij 38 zetels is een zeteltje meer of minder dan ook van het hoogste belang. Helemaal nu de coalitiepartijen VVD, CDA, ChristenUnie en D66 een minderheid vormen in deze Kamer.

TK Kan het ook bij de Tweede Kamer gebeuren dat de stem van één kiezer zoveel verschil maakt? De 150 leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen, dat wil zeggen door de kiesgerechtigde burgers van ons land, zie artikel 54 Grondwet. Dat zijn er miljoenen, en elke stem telt even zwaar. Zeg nooit ‘nooit’, maar praktisch gesproken kan het bij de Tweede Kamer niet gebeuren dat de stem van één kiezer het verschil maakt tussen een zetel meer of minder.

PS Provinciale Staten zijn de parlementen van onze provincies. Elke provincie heeft een eigen Provinciale Staten. Het aantal Statenleden in een provincie hangt af van het inwonertal in die provincie. Het loopt uiteen van 39 tot en met 55, zie artikel 8 Provinciewet. Zo hebben de bijna 400.000 inwoners van Zeeland er 39 en de bijna 4 miljoen inwoners van Zuid-Holland er 55.

VRIJE STEM Elk Statenlid brengt zelf een stem uit bij de Eerste Kamerverkiezingen. Elk Statenlid mag zelf beslissen op welke partij  hij of zij stemt. Dat mag dus ook iemand van een andere partij zijn. Soms kán er niet eens op de eigen partij worden gestemd, bijvoorbeeld omdat dit een (regionale) partij is die niet meedoet aan de Eerste Kamerverkiezingen.

ZEELAND en ZUID-HOLLAND Maar hoe komt het nu dat die ene stem van een Zuid-Hollands Statenlid het verschil maakt tussen een of twee zetels en tussen acht of zeven zetels? Dat komt o.a. doordat de stem van een Zuid-Hollands Statenlid erg zwaar weegt. Het gewicht van een stem uit de ene provincie is namelijk niet gelijk aan dat uit een andere provincie. Zo weegt de stem van een Zuid-Hollands Statenlid het meest, terwijl die van een Zeeuws Statenlid het lichtst is. Een Zuid-Hollandse stem weegt bijna zeven keer zo zwaar als een Zeeuwse. Het gewicht van de stemmen uit de andere provincies liggen daartussen in, zie artikel U2 Kieswet (waarin stemgewicht ‘stemwaarde’ wordt genoemd).  

INWONERTAL Het gewicht van een stem is afhankelijk van het inwonertal van een provincie. Hoe meer inwoners, des te zwaarder de stem. Bovendien hebben grotere provincies meer Statenleden.

RESTZETEL Als het Zuid-Hollands Statenlid wél op haar eigen partij zou hebben gestemd, dan zou deze partij (GroenLinks) één zetel meer hebben gehad. Die extra zetel was weliswaar een restzetel geweest, maar restzetel of volle zetel maakt natuurlijk niets uit voor de samenstelling van de Kamer. In de Kamer is een restzetel evenveel waard als een volle zetel. Oppositiepartij GroenLinks zou dan acht in plaats van zeven Kamerzetels hebben gehad.

CDA Als GroenLinks aldus een restzetel zou hebben gewonnen, dan zou een andere partij (die vorige week dinsdag een restzetel hééft gekregen) geen restzetel hebben gekregen. Welke partij was dat? Dat zou het CDA zijn geweest. Het CDA zou dan vijf in plaats van zes Kamerzetels hebben gekregen. Het CDA is een coalitiepartij. Daardoor had de coalitie één zetel minder gehad en de gezamenlijke Eerste Kamerfractie GroenLinks-Partij van de Arbeid één zetel meer. Dat is een verschil van twee zetels tussen de fracties van de coalitiepartijen – die toch al een minderheid vormen in de Eerste Kamer) – en deze belangrijke (linkse) oppositiefractie.

LINKS Hierbij wil ik wel een relativerende opmerking plaatsen. Enerzijds is ook Volt een (linkse) oppositiepartij. Volt heeft dankzij de stem van het Zuid-Hollands Statenlid twee zetels gekregen die deze fractie zonder die stem niet had gekregen, ook geen restzetel. Anderzijds is Volt weliswaar net als GroenLinks/PvdA een (linkse) oppositiefractie, maar de Volt Kamerleden hebben niet voor niks een eigen fractie. Daar komt bij dat PvdA en GroenLinks in hun gezamenlijke Eerste Kamerfractie van veertien leden nu even groot zijn, beide leveren zeven Kamerleden. Voor de ontwikkeling van hun eerste gezamenlijke fractie lijkt me dat gunstig.     

ARITHMÉTIQUE HOLLANDAISE? Wat ik hierboven schrijf over wat er zou zijn gebeurd als het Zuid-Hollands Statenlid op GroenLinks had gestemd, leid ik af uit het proces-verbaal van het centraal stembureau. De stem van een Zuid-Hollands Statenlid weegt 692. Als een Zuid-Hollands Statenlid stemt, dan worden in één keer 692 stemmen uitgebracht. Voor een volle zetel in de Eerste Kamer waren 2386 stemmen nodig (=kiesdeler). Volt hééft 4826 stemmen gekregen. Dat is goed voor twee volle zetels. GroenLinks hééft 17313 stemmen gekregen. Dat is goed voor zeven volle zetels. Het CDA hééft 13136 stemmen gekregen. Dat is goed voor vijf volle zetels. Er waren zeven restzetels te vergeven. Een restzetel gaat naar de partijen die ‘met een zetel erbij het grootste gemiddelde aantal stemmen per zetel hebben’, zie artikel U2 van de Kieswet. Het CDA is de partij die de laatste restzetel kreeg, omdat zij de zevende plek innam van partijen die met een zetel erbij het grootste gemiddelde aantal stemmen per zetel heeft. De andere partijen die een restzetel hebben gekregen, hadden een groter gemiddelde. Het gemiddeld aantal stemmen per zetel bij het CDA was namelijk 13136/6=2189. Dat was groter dan bij GroenLinks (2164) en Volt (1608), zodat deze partijen geen restzetel hebben gekregen. Maar wat als? Wat zou er zijn gebeurd als het Zuid-Hollands Statenlid voor GroenLinks op haar eigen partij had gestemd? Als je de 692 stemmen die zij aan Volt heeft gegeven aftrekt van Volt en geeft aan GroenLinks, dan heeft GroenLinks niet genoeg stemmen voor een achtste volle zetel, maar wel genoeg voor een restzetel omdat het gemiddeld aantal stemmen per zetel bij GroenLinks dan 2250 wordt. Dat is meer dan de 2189 bij het CDA, en dus zou GroenLinks een restzetel krijgen en het CDA zijn restzetel verliezen. De partij met de zevende restzetel zou dan de ChristenUnie zijn geweest, met een gemiddeld aantal stemmen van 2198. Bij Volt zou het gemiddelde aantal stemmen per zetel dan 2067 worden. Dat is niet genoeg voor een restzetel voor deze partij, want minder dan de 2198 bij CU. Als het Zuid-Hollands Statenlid op GroenLinks zou hebben gestemd, dan zou GroenLinks een achtste zetel hebben gekregen en zouden Volt en CDA slechts één respectievelijk vijf zetels in de wacht hebben gesleept.

BES-EILANDEN Bijna 95% van de 616 kiezers zijn leden van Provinciale Staten. Wie zijn de anderen? Dat zijn de leden van het kiescollege voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) en de kieskring voor Nederlanders die in het buitenland wonen. Het gewicht van hun stem is (veel) lager dan dat van een Zeeuws Statenlid (100). Zo’n lichte stem zet in het algemeen weinig zoden aan de dijk voor een volle zetel, maar voor een restzetel ligt dat anders. Immers, uit de hierboven genoemde ‘gemiddeld aantal stemmen’ bij de laatste Eerste Kamerverkiezingen blijkt dat het verschil tussen wél en niet een van de laatste restzetels krijgen soms heel klein is: CU (wel met 2198), CDA (wel met 2189) of GroenLinks (niet met 2164). 

(Mr. Leon)

Volgend blog: op of voor 7 juli

Of: lees een blog op http://privaatrechtpraktijk.nl

Parlementair verzet in Frankrijk tegen hogere pensioenleeftijd

VRIJDAG 26 MEI 2023 In Frankrijk is onlangs een wet aangenomen waarin de pensioenleeftijd wordt verhoogd van 62 naar 64 jaar. Daartegen was veel verzet, zowel in de samenleving als in het parlement. Waaruit bestond het parlementair verzet en is dat nu voorbij?

STAKINGEN Eerst even het maatschappelijk verzet. De Franse vakbeweging heeft in de afgelopen maanden diverse landelijke actiedagen georganiseerd waarop (massaal) werd gestaakt en gedemonstreerd. Dertien om precies te zijn. En op 6 juni a.s. staat de veertiende landelijke actiedag gepland!

LFI Verhoging van de pensioenleeftijd is sinds half april wettelijk geregeld. Toen is de Loi de financement rectificative de la sécurité sociale pour 2023 tot stand gekomen. Ik noem deze wet hier verder de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt. Deze wet was een voorstel van de regering. Een wetsvoorstel dat uitgaat van de regering heet in Frankrijk projet de loi. Dit wetsvoorstel is besproken in de Franse Tweede Kamer; dat is de Assemblée nationale. De hele oppositie was zeer kritisch over het wetsvoorstel. Meeste kritiek kwam van de fractie van LFI (Jean-Luc Mélenchon’s partij).

ARTICLE 49 Tot een stemming is het in deze Kamer echter nooit gekomen, omdat de regering een beroep deed op article 49 van de Franse grondwet (de Constitution). Daarmee kan de regering een wetsvoorstel aannemen zonder dat de Assemblée nationale erover heeft gestemd. Op die manier kan ze de Assemblée nationale als medewetgever dus buiten spel zetten, zie hierover ook mijn blog van 20 januari jl. In de Nederlandse grondwet komt een soortgelijk artikel niet voor en kan de regering de Tweede Kamer onder gewone omstandigheden nimmer buiten spel zetten. Voor de totstandkoming van wetten is in ons land altijd parlementaire medewerking nodig, zowel van de Tweede Kamer als van de Eerste Kamer.

MOTION DE CENSURE Voor de oppositie in de Assemblée nationale was het beroep op article 49 aanleiding om een motie van wantrouwen tegen de regering in te dienen (motion de censure). De motie is half maart ingediend door de fractie Liot. Die fractie bestaat uit 22 leden. Het is dus een kleine fractie, want de hele Franse Tweede Kamer bestaat uit 577 Kamerleden. Volgens Wikipedia is het een fractie uit het politieke midden. Haar motie werd weliswaar verworpen, maar het scheelde niet veel: 278 Kamerleden steunden de motie, terwijl er 289 nodig waren om haar aan te kunnen nemen. 

OPPOSITIE Als de hele oppositie de motie van wantrouwen zou hebben gesteund, was ze wél aangenomen. Waarom is dat niet gebeurd? Dat komt door de grote interne verschillen. De oppositie bestaat uit linkse én rechtse partijen. Linkse partijen zoals LFI steunden de motie eensgezind; ook het populistische Rassemblement national van Marine Le Pen deed dat. Deze partijen willen niet alleen een andere regering, maar zijn ook zeer tégen de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt.

LR Een andere oppositiepartij, de centrumrechtse Les Républicains, steunde de motie echter niet eensgezind. Een aantal Republikeinen steunde de motie, maar de meerderheid van de fractie deed dat niet. Dit stemgedrag weerspiegelt de interne verdeeldheid binnen die partij over een hogere pensioenleeftijd. De meeste Republikeinen zijn daar namelijk voorstander van, al heel lang. Toch hebben negentien Republikeinen de motie van wantrouwen gesteund, toch nog een derde van de fractie (zie dagblad Le Figaro, laatst bijgewerkte digitale versie van 12 mei).

INTREKKING De motie van wantrouwen werd dus verworpen. Maar het parlementair verzet tegen de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt blijkt ongebroken. Dezelfde fractie Liot die de motie van wantrouwen indiende wil nu een eigen wetsvoorstel indienen en volgende week woensdag bespreken in de Kamercommissie voor Financiën om het een week later (8 juni) in stemming te kunnen brengen in de plenaire vergadering van de Assemblée nationale. In dit wetsvoorstel wordt de verhoging van de pensioenleeftijd van 62 naar 64 jaar weer teruggedraaid. Voorstel is om de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt in zoverre in te trekken.

INITIATIEFVOORSTEL Het wetsvoorstel van Liot is een initiatiefvoorstel (proposition de loi). In Frankrijk kunnen individuele Kamerleden wetsvoorstellen indienen, zie article 39 van de Franse grondwet. In Nederland hebben Tweede Kamerleden ook zo’n recht van initiatief, zie artikel 82 van onze grondwet.

LR REVISITED Hoe kansrijk is het initiatiefvoorstel van Liot? Dat zal vooral afhangen van de Republikeinse fractie, want de andere oppositiepartijen hebben al laten weten het wetsvoorstel unaniem te zullen steunen. Waarschijnlijk zal de Republikeinse fractie over dit voorstel evenmin eensgezind stemmen. Kwestieus is wel nog hoeveel fractieleden het zullen steunen. Enerzijds zou je kunnen menen dat een regering naar huis sturen met een motie van wantrouwen verder gaat dan een bestaande wet intrekken. Zo beschouwd zou de steun voor het wetsvoorstel wel eens groter kunnen uitvallen dan voor de motie van wantrouwen het geval was. Anderzijds hebben diverse Republikeinen die de motie van wantrouwen hebben gesteund al laten weten dat ze nog helemaal niet zeker weten of ze ook dit initiatiefvoorstel van Liot zullen steunen, o.a. omdat hierin niet wordt geregeld wat er moet gebeuren nadat de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt is ingetrokken (Le Figaro 11 mei). On verra!

SÉNAT Voldoende steun voor het wetsvoorstel van Liot in de Assemblée nationale is voor de intrekking van de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt trouwens niet genoeg, omdat daarvoor ook steun van de Sénat nodig is. De Sénat is de Eerste Kamer van Frankrijk. Die steun in de Sénat is niet erg waarschijnlijk. Deze Kamer heeft namelijk wél gestemd over de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt en die wet met (zeer ruime) meerderheid aangenomen! Wat hiervan zij, het ligt voor de hand dat aanneming in de Assemblée nationale van het initiatiefvoorstel van Liot grote politieke impact zal hebben. 

ARTICLE 40 De regering wil dan ook niet dat het initiatiefvoorstel van Liot in stemming wordt gebracht in de Assemblée nationale. Ze wil niet dat het wordt besproken in de Kamercommissie. Ze wil niet eens dat het wordt ingediend. Daarvoor kan article 40 van de Franse grondwet nuttig zijn. Volgens dit grondwetsartikel mag een Kamerlid geen wetsvoorstel indienen als haar voorgestelde wet zou leiden tot hogere overheidsuitgaven. Volgens de regering zou intrekking van de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt tot miljarden hogere overheidsuitgaven leiden (Le Figaro 16 mei).

GEWOONTE Dit artikel staat weliswaar in de grondwet, maar het is een goed gebruik in de Assemblée nationale om hierop geen beroep te doen (Le Figaro 16 mei). Van alle initiatiefvoorstellen die in de afgelopen vijftien jaar zijn ingediend zou 80% hebben geleid tot hogere overheidsuitgaven (Le Figaro 25 mei). Regering en coalitiepartijen willen echter dat er nu wél een beroep wordt gedaan op article 40 en dat er dus van dit parlementaire gebruik wordt afgeweken. Dat wil ook de voorzitter van de Assemblée nationale, die Kamerlid is voor een coalitiepartij (Le Figaro 25 mei).

WIE BESLIST? Maar wie gaat er eigenlijk over? Wie mag beslissen dat het initiatiefvoorstel van Liot, waarin de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt ingetrokken wordt, niet kan worden ingediend? In eerste instantie is dat de voorzitter van de (Kamer) commissie voor Financiën. Dat is Kamerlid Éric Coquerel. En Coquerel is Kamerlid voor ….. LFI. En laat LFI nou juist de meest uitgesproken tegenstander zijn van de Wet die de pensioenleeftijd verhoogt! Coquerel heeft nog geen besluit genomen, maar wel al verklaard dat hij vastbesloten is ‘à chercher des arguments pour déclarer le texte recevable’ (Le Figaro 15 mei). Zijn besluit wordt in de loop van volgende week verwacht.

NEDERLAND In de Nederlandse grondwet ontbreekt een artikel zoals article 40 Constitution, zie artikel 82 van onze grondwet. Ook in het Reglement van Orde voor onze Tweede Kamer ontbreekt zo’n bepaling, zie paragraaf 9.3 van dit reglement. Er zijn enkele gevallen waarin een initiatiefvoorstel grondwettelijk is uitgesloten, zoals  erfopvolging, neerlegging van het koninklijk gezag, algemene begrotingswetten en het besluit tot mobilisatie. In alle andere gevallen moet een wetsvoorstel van een Kamerlid dus behandeld worden en in stemming worden gebracht (tenzij het Kamerlid haar voorstel inmiddels heeft ingetrokken).

Mr. Leon

Volgend blog: op of voor vrijdag 23 juni

Of kijk eens op privaatrechtpraktijk.nl

Asielzoeker en andere vreemdelingen aan het werk

VRIJDAG 28 APRIL 2023 Vorige week dinsdag heeft de rechtbank in Arnhem een streep gezet door de maximumtermijn die een asielzoeker jaarlijks mag werken, zo schreef NRC. Mag een vreemdeling dan niet zomaar aan het werk in ons land?

VERBLIJF Nee! Sowieso moet hij hier mógen zijn. Hij moet dus rechtmatig verblijf hebben, zie artikel 8 van de Wet arbeid vreemdelingen. Wie hier verblijft zonder rechtmatig verblijf, verblijft illegaal. Of iemand rechtmatig verblijft, staat in artikel 8 van de Vreemdelingenwet.

WAV Rechtmatig verblijf is volgens de Wet arbeid vreemdelingen noodzakelijk, maar is niet voldoende om te mogen werken. De Amerikaanse toerist die ons land bezoekt voor de tulpen van de Keukenhof, de haven van Rotterdam, de Dam in Amsterdam of de wolven op de Veluwe, mag dat niet combineren met een baantje als pizzakoerier of vakkenvuller. Hoewel zijn verblijf rechtmatig is, mag hij hier toch niet aan het werk, zie artikel 2 WAV.

UWV Daarvoor is een speciale vergunning nodig. Dat kan een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid zijn. Een tewerkstellingsvergunning is voor mensen die hier al (mochten) verblijven voordat ze aan het werk gaan; deze vergunning wordt afgegeven door het UWV. Een gecombineerde vergunning is voor mensen die hier nog niet (mochten) verblijven voordat ze aan het werk gaan; deze vergunning wordt afgegeven door het ministerie van justitie en veiligheid. Zie artikel 2 WAV en artikel 1 Regeling uitvoering WAV 2022. Dit blog gaat NIET over zelfstandigen.

‘ARBEID VRIJ’ Soms is geen speciale werkvergunning nodig en volstaat een gewone verblijfsvergunning. Dat is het geval als iemand een verblijfsvergunning heeft waarop (door het ministerie!) is vermeld ‘arbeid vrij toegestaan’, zie artikel 4 WAV.

UNIEBURGERS Sommige mensen hebben zelfs geen verblijfsvergunning nodig om hier te mogen werken. Al wie namelijk de nationaliteit heeft van een land van de Europese Unie – Unieburgers geheten – mag hier zonder meer aan het werk. Zie de artikelen 1, 3 en 4 van de Verordening van de EU betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie. Er zijn 27 EU-landen. Dat is heel het vaste land van West-Europa, maar EU-landen zijn ook de skandinavische landen en veel landen in Oost-, Zuid- en Midden-Europa. Ook gezinsleden die geen Unieburger zijn kunnen dit recht hebben.

ASIELZOEKERS Een asielzoeker mag hier ook werken. Zolang zijn asielprocedure loopt, zolang hij die hier te lande mag afwachten en zolang hij gedurende die tijd opvang krijgt van het COA. Er is voor zijn werk een tewerkstellingsvergunning van het UWV nodig. Zo’n vergunning kan pas worden afgegeven als zijn asielaanvraag een half jaar in behandeling is, zie artikel 6.2 lid 1 sub a van het Besluit uitvoering WAV 2022.

BESLUIT UITVOERING WAV Eenmaal aan het werk mag hij hooguit 24 weken per jaar werken. Dat is minder dan de helft. In de andere 28 weken van het jaar mag hij niet werken. Het UWV moet een tewerkstellingsvergunning weigeren als die wordt gevraagd voor die andere weken. Zie artikel 6.2 lid 1 sub b van het Besluit uitvoering WAV 2022.

RECHTBANK ARNHEM Maar de Arnhemse rechtbank heeft op 18 april jl. een uitspraak gedaan waarin klip en klaar staat dat deze regeling niet (meer) verbindend is want in strijd is (gekomen) met artikel 15 lid 1 en 2 van de Opvangrichtlijn van de Europese Unie. Daarom vernietigt de rechtbank het besluit van het UWV om een tewerkstellingsvergunning voor de 28 andere weken van het jaar te weigeren. Het UWV moet nu een nieuw besluit nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.     

TERECHTE UITSPRAAK? Zal de uitspraak van de Arnhemse rechtbank stand houden in hoger beroep? Zullen andere rechtbanken gelijkgezinde uitspraken gaan doen? Dat is nog maar de vraag. Het is namelijk niet zo dat in de Opvangrichtlijn klip en klaar staat dat asielzoekers het hele jaar moeten kunnen werken of dat zij dat in elk geval langer dan 24 weken moeten kunnen doen. In artikel 15 van deze richtlijn staat slechts dat een lidstaat ervoor moet zorgen dat asielzoekers ‘daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt’ hebben. En zoals dat met elke richtlijn van de EU het geval is, is een richtlijn slechts ‘verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat’ en wordt elke lidstaat zelf ‘de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen’ om dat resultaat te bereiken, zie artikel 288 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Een richtlijn moet daarom altijd in nationaal recht worden omgezet. In ons land is dat o.a. gebeurd in de Wet arbeid vreemdelingen en het daarop gebaseerde Besluit uitvoering WAV 2022. De richtlijn dateert trouwens uit 2011 en is al jaren vóór 2022 omgezet in soortgelijke regelingen als het Besluit uitvoering WAV 2022. Bij de omzetting van een richtlijn heeft elke lidstaat dus een zekere vrijheid. Maar die vrijheid kent haar grenzen. Bij de omzetting mogen die grenzen niet worden overschreden. Als die grenzen bij de omzetting toch worden overschreden, dan kunnen particulieren die daardoor benadeeld zijn de rechter vragen om de nationale regeling onverbindend te verklaren (voor zover nodig). Bij de Opvangrichtlijn zijn die grenzen hier dat de lidstaat moet zorgen voor ‘daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt’. In de Arnhemse rechtszaak heeft een asielzoeker de rechter gevraagd om het maximum van 24 weken in het Besluit uitvoering WAV onverbindend te verklaren, omdat dit strijdig zou zijn met de verplichting van de overheid om te zorgen voor een daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt is. In beginsel is het volgens vaste rechtspraak zo dat een rechter een nationale regeling alleen onverbindend kan verklaren als de EU-richtlijn voldoende helder, nauwkeurig en onvoorwaardelijk is geformuleerd. Alleen dan kan die richtlijn rechtstreekse werking hebben in een geschil tussen overheid en burger. Ik denk niet dat de formulering van artikel 15 Opvangrichtlijn daaraan voldoet. Ook niet als bij de uitleg van die formulering ‘effectieve toegang tot de arbeidsmarkt’ wordt ingelezen (zoals de Arnhemse rechtbank doet). Mijn voorspelling is dan ook dat de uitspraak geen stand zal houden in hoger beroep en evenmin zal worden overgenomen door andere rechtbanken in het land. Natuurlijk kan de regering er altijd toe overgaan om het Besluit uitvoering WAV 2022 aan te passen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: op of voor 26 mei

Of lees over twee weken een nieuw blog op http://privaatrechtpraktijk.nl  

BoerBurgerBeweging: de partij

VRIJDAG 31 MAART 2023 Politieke partij BoerBurgerBeweging is twee weken geleden bij de Provinciale Statenverkiezingen de grote winnaar geworden. BBB is vooral bekend door haar (enige) Tweede Kamerlid Caroline van der Plas. Maar hoe is de partij intern georganiseerd? 

VERENIGING BBB is een vereniging. Met leden, bestuur, statuten en huishoudelijk reglement, net als alle andere politieke partijen maar ook als bijvoorbeeld voetbalclubs, zangkoren en veel belangenorganisaties. Verenigingen hebben weliswaar een wettelijke regeling in het Burgerlijk Wetboek, het tweede boek van het Burgerlijk Wetboek om precies te zijn, maar een vereniging heeft veel vrijheid om daarvan in statuten en huishoudelijk reglement af te wijken.  

LEDEN Iedereen kan volgens de statuten van BBB lid worden. Als je tenminste 18 jaar oud bent. Jongeren zijn ook welkom, maar alleen als aspirant lid, en dan heb je minder rechten dan een gewoon lid. Op 1 januari jl. waren er volgens Wikipedia 10.000 leden.

ALGEMENE (LEDEN) VERGADERING De leden van BBB kiezen uit hun midden een (landelijk) bestuur. Dat gebeurt op de Algemene Vergadering. Dat is de vergadering waarop alle leden aanwezig mogen zijn, het woord mogen voeren en hun stem mogen uitbrengen. Elk lid heeft één stem, maar een lid kan meer stemmen uitbrengen als hij door een ander lid werd gemachtigd. Dan vertegenwoordigt hij dat andere lid. De Algemene Vergadering is een fysiek gehouden vergadering, maar het bestuur kan ervoor kiezen om ook elektronisch stemmen mogelijk te maken. Aspirant leden mogen er het woord voeren, maar hebben geen stemrecht.

BESTUURSVOORDRACHT De Algemene Vergadering kiest de bestuursleden. Volgens de statuten kan het zittende bestuur iemand voordragen. Zo’n voordracht is moeilijk te doorbreken. Daarvoor is namelijk niet alleen een versterkte meerderheid van stemmen nodig (twee derde van de uitgebrachte stemmen), maar ook een quorum (twee derde van alle leden moet zijn vertegenwoordigd op de vergadering). Zo’n quorumeis lijkt me bij 10.000 leden (and counting!) bepaald geen sine cure, zelfs als er veel machtigingen zijn afgegeven en het bestuur elektronisch stemmen heeft mogelijk gemaakt.

LEDENVOORDRACHT Enigszins alerte en op sociale media actieve leden kunnen een bestuursvoordracht neutraliseren door een tegenvoordracht te doen. Dat moet dan wel minstens een week vóór de vergadering gebeuren. Niet meer dan vijftig leden zijn er volgens de statuten nodig om een voordracht te doen. Net als de bestuursvoordracht kan zo’n voordracht slechts worden doorbroken in aanwezigheid van twee derde van alle leden en met twee derde van de uitgebrachte stemmen.

VOORDRACHT contra VOORDRACHT Zo zou het dus kunnen gebeuren dat voor dezelfde vacature het bestuur persoon A voordraagt en  vijftig leden persoon B. Het is zelfs mogelijk dat vijftig andere leden persoon C voordragen. En zo voorts. Wat dan? Dan vervallen volgens de statuten de eis van een versterkte meerderheid en de quorumeis. Dan is namelijk al gekozen de persoon die de helft plus een van alle uitgebrachte stemmen heeft gekregen. Er moeten net zoveel stemrondes worden gehouden totdat dit bij een van de voorgedragen personen het geval is; bij elke stemronde valt de persoon met de minste stemmen af.    

ONTSLAG Maar wat als er geen tegenvoordracht is gedaan? Of als de Algemene Vergadering die kandidaat evenmin ziet zitten? Dan is er nog geen man over boord, want de Algemene Vergadering kan een bestuurder schorsen en ontslaan. Volgens de statuten is daarvoor geen versterkte meerderheid of quorum nodig. Ook volgens het Burgerlijk Wetboek (artikel 37) kan de Algemene Vergadering een ontslagbesluit nemen met de helft plus een van alle uitgebrachte stemmen en zonder dat een quorumeis geldt. Wel is het zo dat dit (voorgestelde) ontslag bij de bijeenroeping van de Algemene Vergadering moet worden vermeld als agendapunt. Er zal dus een nieuwe Algemene Vergadering moeten worden uitgeschreven en bij de uitnodiging daarvoor moet het voorgestelde ontslag van de bestuurder als agendapunt worden vermeld. Volgens het Burgerlijk Wetboek (artikel 41) kan niet alleen het bestuur maar ook 10% van de leden een Algemene Vergadering bijeenroepen.

VERKIEZINGSDEELNAME Waarom is het zo belangrijk wie in het (landelijk) bestuur zit? Omdat het bestuur volgens het Huishoudelijk Reglement van BBB zo’n belangrijke rol speelt bij verkiezingen. Zo beslist dat bestuur of er überhaupt aan een verkiezing wordt deelgenomen. Dat is niet alleen zo bij landelijke verkiezingen, maar ook bij provinciale en gemeentelijke verkiezingen. Het (landelijk) bestuur kan bijvoorbeeld beslissen om in de ene gemeente wel mee te doen maar in een andere gemeente niet.

KANDIDATENLIJST Bij elke verkiezing stelt het (landelijk) bestuur volgens dat reglement ook de kandidatenlijst op. Weliswaar gebeurt de officiële vaststelling van die lijst door de Algemene Vergadering en mag die Algemene Vergadering die lijst ook wijzigen (andere kandidaten, andere volgorde), maar in het algemeen is het bij politieke partijen zo dat een ledenvergadering niet zo vaak wil afwijken van de voorgelegde lijst. In elk geval ging dat ook zo bij de twaalf kandidatenlijsten voor de Provinciale Statenverkiezingen die op 12 november jl. aan de Algemene Vergadering van BBB zijn voorgelegd. Zij werden alle twaalf ongewijzigd vastgesteld, zie de (concept)notulen op de website.

VERKIEZINGSPROGRAMMA Het (landelijk) bestuur is volgens het reglement van BBB ook nauw betrokken bij alle verkiezingsprogramma’s. Weliswaar moeten die volgens dat reglement vastgesteld worden door de Algemene Vergadering en opgesteld worden door een programmacommissie waarin minstens drie leden moeten zitten die door de Algemene Vergadering zijn benoemd, maar er zijn ook altijd één of meer bestuursleden die daarin zitting mogen hebben. Als de programmacommissie over een onderdeel van het verkiezingsprogramma geen unaniem voorstel kan doen, dan worden alle varianten voorgelegd. De Algemene Vergadering moet dan een keuze maken maar kan ook altijd een geheel eigen invulling geven aan het verkiezingsprogramma. In het algemeen is het bij politieke partijen zo dat de ledenvergadering niet vaak wil afwijken van het concept verkiezingsprogramma.

CENTRAAL Het is dus niet zo dat bij provinciale of gemeentelijke verkiezingen een provinciale respectievelijk gemeentelijke afdeling van BBB gaat over de samenstelling van de kandidatenlijst in die provincie of gemeente en evenmin over de inhoud van het verkiezingsprogramma aldaar. Althans: niet volgens het (geldende) reglement.

(Mr. Leon)

Volgend blog: op of voor 28 april

Of lees een blog van mij op privaatrechtpraktijk.nl

Stembiljet voor de provincie

DONDERDAG 16 MAART 2023 Gisteren konden we o.a. stemmen voor de provincie. Op het stembiljet stonden de partijen en de kandidaten. Om te stemmen hoefden we alleen maar het rondje rood te maken voor onze favoriete kandidaat. Meer lezen was niet nodig. Maar wat staat er eigenlijk allemaal nog meer op een stembiljet?

NUMMER PARTIJ Zowel de kandidaten als de partijen op het stembiljet zijn genummerd. Elke partij heeft een ander nummer. Het staat boven de partijnaam. Dit nummer is niet willekeurig gekozen. Nummer 1 is voor de partij die bij de vorige provinciale verkiezingen de meeste stemmen heeft gekregen. Die vorige verkiezingen waren in 2019. Nummer 2 is voor de partij die toen de op een na meeste stemmen heeft gekregen. En zo voort. In Zuid-Holland heeft Forum voor Democratie nummer 1, want die partij is in 2019 met elf zetels de grootste geworden in deze provincie.

NUMMER BLIJFT Onbelangrijk is dat de fractie in de afgelopen vier jaar zo is gekrompen dat ze niet langer de meeste zetels heeft, doordat fractieleden uit de fractie zijn gestapt en zelfstandig of in een andere fractie zijn verder gegaan. Het nummer van een partij kan per provincie verschillen. Partijen die bij de vorige verkiezingen geen enkele zetel in die provincie hebben gehaald, krijgen de laatste nummers.  

NUMMER KANDIDAAT  Ook de kandidaten van een partij hebben een nummer. De hoogste kandidaat op de lijst – de lijsttrekker – heeft nummer 1. De eerstvolgende op de lijst heeft nummer 2, enzovoorts. Het nummer is belangrijk, want hoe hoger een kandidaat op de lijst staat, des te groter zijn kans op een zetel. Het is de politieke partij die bepaalt welk nummer een kandidaat heeft. Het nummer is niet afhankelijk van hoeveel stemmen een kandidaat bij de vorige verkiezingen heeft gekregen: de partij mag de kandidaat die destijds de meeste stemmen heeft gekregen ergens onderaan de lijst plaatsen. Wij kiezers kunnen de lijstvolgorde echter doorbreken door te stemmen op lager geplaatste kandidaten. Maar het is niet zo dat de kandidaat met de meeste stemmen altijd een zetel krijgt. Voor het doorbreken van de lijstvolgorde is namelijk een minimumaantal voorkeurstemmen nodig, de zogenaamde voorkeurdrempel. Meestal zijn er maar weinig kandidaten die over die drempel gaan.

TOT WEL VIJFTIG Partijen mogen maximaal vijftig kandidaten op hun lijst plaatsen. Bij een aantal partijen is er dan ook een kandidaat met nummer 50. Minder kandidaten mag natuurlijk ook. Er geldt geen minimumaantal.

ZELFS NOG MEER Partijen die bij de vorige verkiezingen zestien of meer zetels hebben gekregen, mogen meer kandidaten op hun lijst plaatsen. Maximaal tachtig. Geen enkele partij heeft dat vier jaar geleden bereikt.

ONCE UPON A TIME De laatste keer dat dit een partij lukte was in 2007, zestien jaar geleden. Het is na gisteren moeilijk voor te stellen, maar dat was volgens Wikipedia het CDA dat zowel in Limburg als in Noord-Brabant achttien zetels haalde. Dat was trouwens geen toevalligheid, want bij de verkiezingen daarvoór (2003) haalde het CDA zelfs in acht provincies zestien zetels of meer. In Noord-Brabant werden toen dertig zetels gescoord! Het CDA was dat jaar trouwens niet de enige partij die boven de vijftien zetels uitkwam. Ook VVD en PvdA haalden in dat jaar in twee respectievelijk zes provincies zestien zetels of meer! Het ziet ernaar dat gisteren BoerBurgerBeweging (BBB) de grens van zestien zetels heeft bereikt, en dat zelfs in meer dan één provincie.    

KIESKRING Per kieskring kan het aantal kandidaten van een partij verschillen. Per kieskring kan een partij ook andere kandidaten hebben. Per kieskring kan het stembiljet er dus anders uitzien. Maar wat is eigenlijk een kieskring? Alleen de grotere provincies hebben meerdere kieskringen. In zo’n provincie worden de kiezers verdeeld over meer dan twee kieskringen. Het hangt van zijn woonplaats af bij welke kieskring een kiezer thuishoort. Zuid-Holland heeft vier kieskringen. Ook Gelderland, Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg hebben er twee of meer. Alle andere provincies hebben er elk maar één. In bijvoorbeeld Groningen, Flevoland en Zeeland vormt de hele provincie dus één kieskring. Daarom ziet het stembiljet er in zo’n provincie overal hetzelfde uit.

NIET  MEEDOEN Politieke partijen hoeven niet in elke kieskring mee te doen. Waar zij niet meedoen, kunnen de kiezers echter niet op hun stemmen, en wordt de kans op een zetel in provinciale staten dus een stuk kleiner. Partijen moeten voor elke provincie waar ze mee willen doen aan een aantal eisen voldoen, zoals de betaling van een waarborgsom. Sommige eisen gelden per kieskring.

HANDTEKENINGEN Zo hebben partijen die bij de vorige verkiezingen geen enkele zetel hebben gehaald ondersteuningshandtekeningen van kiezers nodig. Per kieskring minstens dertig. Anders mag ze in die kieskring niet meedoen. Sommige partijen is dat bij de verkiezingen van gisteren niet gelukt: de Drentse Ouderenpartij (DOP) in Drenthe, Hart voor Vrijheid in Noord-Brabant en Limburg en Jezus Leeft in Zuid-Holland, Noord-Holland, Friesland en Flevoland.

KIESWET Alle bovenstaande regels zijn terug te vinden in de Kieswet.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 14 april of een dag eerder

Waterschapsverkiezingen belangrijker geworden

VRIJDAG 17 FEBRUARI 2023 Over een maand zijn er weer  verkiezingen. Dit keer voor de provincies en de waterschappen. De waterschapsverkiezingen zijn (nog) belangrijker geworden door veranderingen in de samenstelling van het waterschapsbestuur. Wat is veranderd?

ALGEMEEN BESTUUR Het algemeen bestuur van een waterschap kan nu nog bestaan uit vier categorieën vertegenwoordigers: vertegenwoordigers van de ingezetenen, van de bedrijven, van de eigenaren van landbouwgronden en van de eigenaren van natuurterreinen. Het zijn trouwens niet alleen de eigenaren van de landbouwgronden en natuurterreinen die in het algemeen bestuur zijn vertegenwoordigd, maar ook andere bezitters en wie een beperkt hebben. Het algemeen bestuur kan slechts uit deze categorieën vertegenwoordigers bestaan.     

INGEZETENEN Vertegenwoordigers van de ingezetenen worden gekozen door de mensen die in het gebied van het waterschap wonen. Zij worden dus rechtstreeks gekozen. Iedereen die daar woont, is ingezetene. (Vrijwel) iedere meerderjarige ingezetene mag zijn stem uitbrengen. Net als bij Tweede Kamerverkiezingen of gemeenteraadsverkiezingen brengt hij een stem uit door in een stemlokaal op een stembiljet een hokje rood te maken en het biljet vervolgens onder toeziend oog van een lid van het stembureau in een stembus te deponeren. Waterschapsverkiezingen worden elke vier jaar gehouden. 15 maart is de eerstvolgende.

GEBORGDE ZETELS Bij de waterschapsverkiezingen worden alleen de vertegenwoordigers van de ingezetenen gekozen. De waterschapsverkiezingen gaan dus niet over het kiezen van de vertegenwoordigers van de bedrijven, de landbouwgronden en de natuurterreinen. De vertegenwoordigers van die laatste drie categorieën worden ‘gekozen’ door belangenorganisaties. Daarom worden de zetels die deze vertegenwoordigers in het algemeen bestuur bezetten ‘geborgde zetels’ genoemd. De vertegenwoordigers van de bedrijven zijn steeds gekozen door de Kamer van Koophandel. 

MEERDERHEID Ons land telt 21 waterschappen. Elk waterschap heeft een (eigen) algemeen bestuur. Volgens de Waterschapswet moet het aantal bestuursleden tussen 18 en 30 liggen. Elke vertegenwoordiger bezet één zetel. Het aantal zetels voor ingezetenen moet minimaal 10 zijn en maximaal 23; het aantal geborgde zetels  moet 7, 8 of 9 zijn. Verder moet het aantal zetels voor ingezetenen altijd hoger zijn dan het aantal geborgde zetels. In het algemeen bestuur worden besluiten genomen met meerderheid van stemmen; elke vertegenwoordiger heeft één stem. De vertegenwoordigers van de ingezetenen zijn dus in de meerderheid.     

EXIT KvK Na de verkiezingen van 15 maart verandert de samenstelling van het algemeen bestuur. Want dat bestaat dan niet langer uit vertegenwoordigers van de bedrijven die door de Kamer van Koophandel zijn gekozen. Voor bedrijven zijn er dan dus geen geborgde zetels meer.

RUIMERE MEERDERHEID Dat algemeen bestuur zal na de verkiezingen van 15 maart nog wél bestaan uit geborgde zetels voor landbouwgronden en natuurterreinen. Maar ook voor hen gaat er iets veranderen: na de verkiezingen van 15 maart is het aantal geborgde zetels verlaagd voor hun. Dan bezetten zij namelijk nog maar vier zetels: twee voor landbouwgronden en twee voor natuurterreinen. In de praktijk neemt daardoor het aantal zetels voor vertegenwoordigers van ingezetenen toe: dat worden er minimaal 14 en maximaal 26. Dus heeft de categorie ingezetenen na 15 maart een (nog) ruimere meerderheid in het algemeen bestuur.

MODERN? In NRC van afgelopen dinsdag juicht professor Herman Havekes deze ‘moderne’ ontwikkeling toe. Niet iedereen is echter even positief over deze ontwikkeling. Waterschappen zijn anders dan gemeenten en provincies. Daarom horen geborgde zetels misschien bij waterschappen. Misschien zou de modernisering beter kunnen worden gezocht in een transparantere manier waarop de belangenorganisaties de vertegenwoordigers kiezen (zie hierover ook mijn eerder blogs uit 2019: Voor wie zijn de geborgde zetels in de waterschapsbesturen? en geborgde zetels bij de waterschappen). Maar over één ding lijkt iedereen het wél eens: waterschapsverkiezingen zijn (nog) belangrijker geworden.   

MINDERHEID De vertegenwoordigers van de ingezetenen hebben trouwens niet altijd een meerderheid gehad in het algemeen bestuur. Pas sinds vijftien jaar is dat het geval. Pas in 2007 is dat namelijk in de Waterschapswet opgenomen. Vóór 2007 kon het zo zijn dat zij slechts een (kleine) minderheid hadden in het algemeen bestuur. De provincie waarin het waterschap lag bepaalde hoeveel of hoe weinig zetels de categorie vertegenwoordigers van de ingezetenen kregen.

NIHIL Er zijn zelfs tijden geweest dat de ingezetenen geen enkele vertegenwoordiger in het algemeen bestuur hadden. Dat was tot vijftien jaar dáárvoor het geval, in de jaren vóór 1992. Weliswaar hadden sinds eind jaren zestig ‘huishoudelijke vervuilers’ vertegenwoordigers, maar daaronder werd slechts een deel van de (meerderjarige) ingezetenen begrepen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 17 maart

Franse Tweede Kamer buiten spel gezet

VRIJDAG 20 JANUARI 2023 In het afgelopen half jaar heeft de Franse regering de Assemblée nationale (hun Tweede Kamer) geregeld buiten spel gezet bij de behandeling van belangrijke wetsvoorstellen. Wat is daar aan de hand?

REGEL Net als in Nederland kunnen er in Frankrijk geen wetten tot stand komen zonder de medewerking van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Franse Eerste Kamer heet Sénat, de Tweede Kamer is de Assemblée nationale. Zonder hun goedkeuring geen wetten.

UITZONDERING Tenminste, dat is de hoofdregel. Er bestaat namelijk een uitzondering op. Die staat in de derde alinea van artikel 49 van de Franse grondwet (la Constitution). Dat artikel maakt het mogelijk om een wet tot stand te brengen zonder medewerking van de Tweede Kamer. In dat geval wordt de Assemblée nationale dus buiten spel gezet. 

AMENDEMENTEN In de regel kan de Franse Tweede Kamer niet alleen een wetsvoorstel afwijzen, maar ook wijzigen. Een ander woord voor wijzigen is amenderen. Amendementen komen in de plaats van het wetsvoorstel zoals dat door de regering is ingediend. Net als in Nederland wordt hiervan in Frankrijk volop gebruik gemaakt. Zodra de Franse regering echter een beroep doet op artikel 49, komen alle wijzigingen te vervallen en wordt het oorspronkelijke wetsvoorstel geacht te zijn aangenomen door de Assemblée nationale. Vervolgens wordt dat naar de Sénat gestuurd, de Franse Eerste Kamer. In de Sénat mag de regering trouwens geen beroep doen op artikel 49.    

MINDERHEIDSREGERING De regering van president Emmanuel Macron heeft in het afgelopen half jaar geregeld een beroep gedaan op artikel 49. Macron is al bijna zes jaar president. Maar in de eerste vijf jaar heeft zijn regering nimmer een beroep gedaan op dit artikel. Wat is er sinds een half jaar veranderd? In die eerste vijf jaar hadden de regeringspartijen de absolute meerderheid in de Assemblée nationale. Deze Kamer telt 577 leden en de regeringspartijen bezetten toen tot bijna 350 Kamerzetels! Afgelopen zomer waren er  Kamerverkiezingen en toen heeft de regering haar absolute meerderheid verloren. Regeringspartijen Renaissance (voorheen: LREM), Horizons en MoDem bezetten nu nog maar 250 Kamerzetels! Voor de absolute meerderheid zijn er minstens 289 nodig. De regering van president Macron was dus vijf jaar lang een meerderheidsregering, maar is sinds een half jaar minderheidsregering geworden.   

MOTION DE CENSURE Betekent dit nu dat de regering met een beroep op artikel 49 de Assemblée nationale zonder meer tot een tandeloze tijger kan maken? In theorie niet, want de Assemblée nationale kan een motie van wantrouwen aannemen, elke keer dat de regering een beroep doet op artikel 49. Als een motie van wantrouwen wordt aangenomen, dan moet de regering haar ontslag aanbieden en wordt het wetsvoorstel geacht niet te zijn aangenomen. Maar een motie van wantrouwen (motion de censure) kan alleen worden aangenomen als zij door minstens 289 Kamerleden wordt gesteund.   

OPPOSITIE Bijde huidige politieke verhoudingen schijnt dat geen probleem te zijn, omdat 299 Kamerleden zich namelijk officieel hebben laten registreren als oppositie. Dat zijn er tien meer dan nodig voor een motie van wantrouwen. Maar schijn bedriegt hier, want in de praktijk oordeelt de oppositie nogal verdeeld over de wetsvoorstellen van de regering. De linkse oppositiepartijen van NUPES (waartoe LFI) en de populistische partij RN (Marine Le Pen) zijn het over het algemeen oneens met de regeringsvoorstellen. Terwijl de rechtse oppositiepartij LR (ooit geleid door Chirac) het over het algemeen juist eens is met de regeringsvoorstellen. Zonder de stemmen van LR krijgt geen enkele motie van wantrouwen de steun van 289 Kamerleden, ook al is LR de kleinste oppositiepartij. RN en NUPES hebben in het afgelopen half jaar bij zo’n beetje elk van de wetsvoorstellen waarvoor de regering een beroep deed op artikel 49 een motie van wantrouwen ingediend. Zij hebben elkaars moties van wantrouwen ook vaak gesteund. Maar geen enkele keer was er de steun van LR. Die steun was er trouwens vaak wel voor amendementen.

PRESIDENT Na een motie van wantrouwen moet de regering haar ontslag aanbieden aan de president. De president zelf blijft echter in functie; hij is net als de Kamerleden van de Assemblée nationale rechtstreeks door het volk gekozen. De president zal vervolgens een nieuwe premier benoemen en op haar voordracht ook de andere ministers. Momenteel is Elisabeth Borne de premier (Première ministre).  

FINANCE EN FINANCEMENT De regering mag zich ‘alleen’ op artikel 49 beroepen als het gaat om ‘projets de loi de finances’ of ‘projets de loi de financement de la sécurité sociale’. Een projet de loi is een wetsvoorstel van de regering. Onder een projet de loi de finances vallen o.a. de begrotingsvoorstellen.

ZWARTE’ DONDERDAG Begin volgende maand zal de regering het wetsvoorstel voor de pensioenhervorming indienen bij de Assemblée nationale. Dat wetsvoorstel heet projet de loi de financement de la Sécurité sociale rectificatif, afgekort tot PLFSSR. Voor dat wetsvoorstel kan de regering dus een beroep doen op artikel 49. Het wetsvoorstel wil o.a. de pensioenleeftijd verhogen. Van 62 jaar naar 64 jaar. Voor dit wetsvoorstel zijn de politieke verhoudingen extra precair. Sowieso zijn de linkse NUPES partijen tégen net als de populistische RN. De rechtse LR is weliswaar vóór, maar niet onvoorwaardelijk. En dat laatste geldt zelfs voor de regeringspartijen. De regering verwacht dan ook heel wat amendementen. Alleen dat zou al een reden kunnen zijn voor een beroep op artikel 49. Uiteraard er ook veel maatschappelijk verzet. Zo werd er gisteren in heel Frankrijk in zo’n beetje alle sectoren op grote schaal gestaakt en waren er meer dan een miljoen demonstranten in de straten. Dagblad Le Figaro sprak dan van le jeudi noir

ONAANVAARDBAAR VERKLARING De Nederlandse grondwet kent geen bepaling zoals artikel 49. Ons kabinet kan de Tweede Kamer dus niet op deze manier buiten spel zetten. Een Nederlands middel dat in de buurt komt is echter de ‘onaanvaardbaar verklaring’. Het Nederlands kabinet verklaart in dat geval dat de afwijzing van een wetsvoorstel of de aanneming van een amendement voor hem onaanvaardbaar zal zijn en dat het daarom zal aftreden als het wetsvoorstel desondanks wordt afgewezen respectievelijk het amendement wordt aangenomen. Dit middel staat niet in onze grondwet, het is ongeschreven staatsrecht. Het kabinet is trouwens niet verplicht om daadwerkelijk af te treden.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 17 februari

Schengenzone niet voor Roemenië en Bulgarije

VRIJDAG 23 DECEMBER 2022 Kroatië mag toetreden tot de Schengenzone; Roemenië en Bulgarije mogen dat tot hun grote teleurstelling (nog) niet. De landen die de Schengenzone vormen zijn vrijwel dezelfde als de landen die lid zijn van de Europese Unie (EU). Kroatië, Roemenië en Bulgarije zijn al  jaren lid van de Europese Unie. Wat voegt het voor burgers van de EU toe dat een EU-land ook Schengenland is?

IERLAND Bijna alle EU-landen zijn ook Schengenlanden: dat is bij 23 van de 27 het geval. Alleen Ierland is naast de drie hierboven genoemde landen geen Schengenland (en met Cyprus is iets bijzonders aan de hand). Maar landen als Duitsland, Frankrijk, België, Denemarken en Nederland: het zijn allemaal EU-landen én Schengenlanden.Alle Schengenlanden vormen tezamen de Schengenzone.

UNIEBURGERS Burger van de EU is iedereen die de nationaliteit van een EU-land heeft, zie artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Zo zijn Duitsers, Fransen, Belgen, Denen en Nederlanders burgers van de EU. Ook Bulgaren, Kroaten  en Roemenen zijn dat. Zij hebben dus niet alleen het  burgerschap van hun land, maar ook het burgerschap van de EU (het ‘Unieburgerschap’). Kijk maar in je paspoort.

ZWITSERLAND Niet élk Schengenland is trouwens EU-land: Zwitserland, Noorwegen en IJsland zijn geen EU-landen maar wel Schengenlanden. Datzelfde geldt voor de (piepkleine) Zuid-Europese landen Liechtenstein, Monaco, San Marino en Vaticaanstad. Het Verenigd Koninkrijk is geen Schengenland; dat was het ook vóór de Brexit niet.  

VRIJ VERBLIJF Unieburgers hebben het recht om zich vrij te verplaatsen op het grondgebied van EU-landen. Zij zijn dus vrij om hun (eigen) land te verlaten en te reizen naar een ander land. Ze zijn ook vrij om daar te verblijven, zie artikel 20 Werkingsverdrag. Bijvoorbeeld als toerist, om er te werken of om er na hun pensioen te wonen. En dat alles zonder dat ze gediscrimineerd mogen worden omdat ze een andere nationaliteit hebben dan de meeste mensen in hun nieuwe verblijfsland, zie artikel 24 van de Burgerschapsrichtlijn (er zijn enkele uitzonderingen op dit discriminatieverbod).

VRIJ VERKEER VAN PERSONEN Deze reisrechten en verblijfsrechten maken deel uit van het zogenaamde vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie (EU). Het geldt voor alle unieburgers, dus ook voor Roemenen en Bulgaren.   

GEEN PASPOORTCONTROLE Waarom willen Roemenië en Bulgarije dan zo graag óók Schengenland worden? Wat is hiervan de toegevoegde waarde voor Roemenen en Bulgaren? Die toegevoegde waarde is dat tussen Schengenlanden geen personencontrole wordt uitgeoefend, zie artikel 2 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Wie van het ene Schengenland naar het andere Schengenland reist, mag de grens daarvan overschrijden zonder dat hij wordt gecontroleerd, zie artikel 22 van de Schengengrenscode. Aan de grens mag geen personencontrole meer plaatsvinden. Daar staan geen slagbomen en grenswachters meer die vragen om (overlegging van) je paspoort. Automobilisten moeten de grens tussen twee Schengenlanden – een ‘binnengrens’ – zonder meer kunnen passeren.

WEL PASPOORTCONTROLE Bij de grens van EU-landen die geen Schengenland zijn mag die grensbewaking en personencontrole er nog wel zijn. Ook wie vóór de Brexit via België en Frankrijk naar het Verenigd Koninkrijk reed, kon de Belgische en Franse grens zonder meer passeren en daar gewoon doorrijden, maar moest bij de Britse grens in de file staan om zijn paspoort te overleggen. Wie van Roemenië naar buurland Hongarije reist, kan bij de grens te maken krijgen met slagbomen en personencontrole. Wie (straks) van Kroatië naar buurland Hongarije reist, kan daar niet meer mee te maken krijgen.

OPENBARE ORDE Tenminste: hij kan daar in normale situaties niet mee te maken krijgen.Een Schengenland mag namelijk besluiten om zijn personencontrole/paspoortcontrole en grensbewaking weer in te voeren aan de binnengrenzen. Dat is geoorloofd. Maar dan moet er sprake zijn van een ‘ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid’. Bovendien mag het alleen maar tijdelijk gebeuren. Wat hier tijdelijk is, hangt ervan af. Soms is het hooguit tien dagen; soms kan het zes maanden duren. Zie artikelen 26 en volgende van de Schengengrenscode. Er zijn trouwens vergevorderde plannen om het zelfs tot twee jaar te laten duren.

250 Zo’n tijdelijke herinvoering van de personencontrole en grensbewaking aan de binnengrenzen moet altijd een ‘uiterste middel’ zijn. Volgens NRC van 11 november is het echter al zo’n 250 keer gebeurd, in de afgelopen zeven jaar! De landen die dit deden hebben o.a. als redenen opgegeven corona en de oorlog in Oekraïne.

SCHENGEN Waar komt de naam ‘Schengen’ vandaan? Schengen is een dorp van enkele honderden inwoners in het zuidoosten van Luxemburg. Maar daar is in 1985 wel het verdrag gesloten dat ten grondslag ligt aan de opheffing van de grensbewaking en personencontrole/paspoortcontrole aan de binnengrenzen. Dit verdrag is in eerste instantie gesloten tussen slechts vijf landen: Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, België en Nederland. Inmiddels hebben zich er dus veel meer landen bij aangesloten.

(Mr. Leon)

Volgend blog: 20 januari 2023.

Wolf, edelhert en schaap

VRIJDAG 25 NOVEMBER 2022 In NRC stond twee weken geleden dat in de Oostvaardersplassen (Flevoland) zo’n zestienhonderd edelherten mogen worden afgeschoten, omdat er teveel van zijn. In dezelfde krant stond het bericht dat in Drenthe wolven niet mogen worden afgeschoten, ook al hebben deze dieren tientallen schapen en kalveren verwond en gedood. Waar komt dit verschil in behandeling tussen edelhert en wolf vandaan?

VERBOD Volgens de Wet natuurbescherming mag een in het wild levende wolf niet opzettelijk worden gedood. Evenmin mag hij worden gevangen of verstoord. En ook zijn voortplantingsplaats of rustplaats mag niet worden beschadigd of vernield.

VRIJSTELLING Van deze verboden is evenwel ontheffing of vrijstelling mogelijk. De provincie beslist daarover. Daar zijn dan wel strenge voorwaarden aan verbonden. Ten eerste moet zo’n ontheffing of vrijstelling nodig zijn om één van de redenen die in de wet worden genoemd.

SCHUW Zo’n reden is ‘het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang’. Aannemelijk lijkt mij dat bij een wolf die een of meer mensen aanvalt zo’n belang aan de orde is. Van zulke aanvallen in ons land heb ik nog niet gehoord. Het Gelderse provinciebestuur heeft enkele weken geleden ontheffing gegeven om te schieten op een wolf die rondloopt op de Veluwe, omdat deze niet (meer) schuw is voor mensen. Een nieuwe schuwe wolf is gevaarlijk voor mensen. Handhavers mochten daarom van de provincie met een paintballgeweer op dit jonge dier gaan schieten. Zo’n schot doodt de wolf niet, maar zal hem wel afschrikken en daardoor schuwer maken. In een kort geding heeft de rechtbank die ontheffing vorige week woensdag voorlopig geschorst, omdat een raak schot met een paintballgeweer een wolf ook ernstig kan verwonden en dan is er sprake van ‘het opzettelijk verstoren van de wolf’. Definitieve uitspraak wordt volgende week verwacht.

ERNSTIGE SCHADE Andere in de Wet natuurbescherming genoemde redenen voor ontheffing of vrijstelling zijn ‘het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna’ en ‘voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom’. De in Drenthe door wolven aangevallen schapen zijn ‘gehouden’ vee (veehouderij of veeteelt). Maar zou het doden en verwonden van enkele tientallen schapen en runderen door wolven een geval zijn van ‘ernstige schade aan de veehouderijen’? Schapen die niet worden gehouden maar tot de ‘wilde fauna’ behoren, zijn er trouwens ook in ons land. Dat zijn bijvoorbeeld de moeflons die sinds honderd jaar op de Veluwe leven en hier een belangrijke bijdrage leveren aan de biodiversiteit en het afwisselende landschap. Liever gezegd: zij leefden daar. Want op de website van Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe staat dat door de komst van de wolf het aantal moeflons in de laatste paar jaar van enkele honderden is teruggelopen tot ‘zo goed als nihil’. Daarom heeft het park de provincie afgelopen zomer gevraagd om de wolven te mogen vangen of doden. Het verzoek is eergisteren afgewezen, waarbij de provincie zich beriep op de wettelijke bescherming van de wolf. Zou het niet ‘in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna’ zijn om het verdwijnen van de moeflonpopulatie tegen te gaan?

PYRENESE BERGHOND Als dat zou worden aangenomen, dan is dat toch niet genoeg om de wolf te kunnen aanpakken. Er gelden namelijk nog twee andere voorwaarden waaraan een ontheffing of vrijstelling moet voldoen: er mag ‘geen andere bevredigende oplossing bestaan’ en er mag geen ‘afbreuk (worden gedaan) aan het streven naar een gunstige staat van instandhouding van de wolvenpopulatie’. Wat de eerste voorwaarde betreft is het bijvoorbeeld de vraag of wolvenrasters en inzet van Pyrenese berghonden als kuddehond naast bordercollies bevredigende alternatieven vormen. Wat de tweede voorwaarde betreft: die sluit afschot van complete wolvenpopulaties dus sowieso uit.  

STIKSTOF Toch zijn er situaties waarin het vangen en doden van wolven is toegestaan zonder dat aan de drie bovenstaande voorwaarden is voldaan. Volgens de Wet natuurbescherming zijn die voorwaarden namelijk ‘niet van toepassing op handelingen ter uitvoering van een instandhoudingsmaatregel of een passende maatregel’ nodig in Natura 2000-gebieden, zie artikel 3.8. De Veluwe is zo’n gebied; ook in Drenthe komen dit soort gebieden voor. Ik maak hierover twee opmerkingen. Enerzijds dat uit uitspraken van de Raad van State duidelijk is geworden dat Natura 2000-gebieden in elk geval heel harde grenzen kunnen stellen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan menselijke activiteiten waarbij stikstof wordt uitgestoten, zoals verkeer, landbouw en bouwnijverheid. Anderzijds dat de wolf aan zulke gebieden schade toebrengt (moeflons) maar dat hij daaraan ook positieve bijdragen levert (toppredator).  

HABITATRICHTLIJN Natuurlijk hoeft een wet er niet voor de eeuwigheid te zijn. Regering en parlement kunnen hem veranderen en zelfs intrekken. De bescherming die de wolf in de Wet natuurbescherming heeft kan echter niet worden veranderd, omdat die bescherming is voorgeschreven door de EU. In de Habitatrichtlijn van de Europese Unie staat namelijk dat alle landen van de EU (waaronder Nederland) voor de in het wild levende wolf ‘de nodige maatregelen treffen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming’. Daarbij moeten die landen  o.a. ‘een verbod  op het opzettelijk vangen of doden’ instellen, zie artikel 12 van de Habitatrichtlijn en Bijlage IV (p 54). In ons land zijn die verboden in de Wet natuurbescherming opgenomen.

RAAD VAN MINISTERS Natuurlijk is ook de Habitatrichtlijn niet in beton gegoten. De richtlijn kan worden aangepast, bijvoorbeeld door de wolf uit de lijst van ‘strikt beschermde’ diersoorten te schrappen (dat is bijlage IV). Daarmee zou de wolf minder beschermd zijn. Maar dat kan Nederland niet alleen. Daarvoor is medewerking nodig van de Europese Commissie én van de Raad van Ministers. De Raad van Ministers bestaat uit de ministers van alle EU-landen. Elk EU-land stuurt haar eigen minister die over soortenbescherming gaat naar deze Raad van Ministers. Over een aanpassing van bijlage IV besluit de raad overigens niet per gewone meerderheid, maar met versterkte meerderheid. Ik veronderstel dan ook dat er momenteel onvoldoende draagvlak is voor het schrappen van de wolf uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn.   

PAINTBALL Het opzettelijk verstoren van de wolf is in de Europese Habitatrichtlijn vooral tijdens bepaalde perioden verboden, zoals voortplanting en afhankelijkheid van de jongen, zie artikel 12. Het verbod om te verstoren is in de Habitatrichtlijn dus minder vergaand dan het verbod om opzettelijk te doden. Maar in de nationale Wet natuurbescherming gaan beide verboden even ver, zie artikel 3.5. De Wet natuurbescherming kan voor wat betreft het verbod om te verstoren dus worden versoepeld zonder dat aanpassing van (bijlage IV van) de Habitatrichtlijn nodig is. Na die wetsverandering zou gebruik van een paintballgeweer op een wolf dan meestal niet meer zijn verboden. Volgens de hierboven besproken rechtbankuitspraak van vorige week woensdag kwam zo’n gebruik namelijk neer op opzettelijk verstoren van de wolf.

VOS De wolf is niet het enige roofdier dat ‘strikte bescherming’ geniet. Hij is wel de enige hondachtige met deze beschermingsstatus. Zo bezit de vos deze status niet. Andere hier in het wild voorkomende roofdieren met dezelfde strikte bescherming als de wolf zijn de otter en de wilde kat.

EDELHERT Het edelhert op de Oostvaardersplassen leeft daar in het wild. Voor deze dieren geldt dat zij niet de strikte bescherming van de wolf hebben. In de Wet natuurbescherming wordt het edelhert weliswaar beschermd, maar deze bescherming gaat veel minder ver dan die van de wolf. In deze wet mag het edelhert weliswaar net als de wolf niet opzettelijk worden gedood of gevangen, maar anders dan de wolf mag hij bijvoorbeeld wel worden ‘verstoord’. En weliswaar mag het edelhert net als de wolf niet opzettelijk worden gedood of gevangen, maar de provincie mag om veel meer redenen dan bij de wolf ontheffing of vrijstelling verlenen van deze verboden, zie artikel 3.10 Wet natuurbescherming. Bijvoorbeeld ook ‘ter voorkoming van overlast of schade’ en ‘ter beperking van de omvang van de populatie van dieren’. Die laatste reden voert de provincie Flevoland aan voor de afschot van de 1600 edelherten in de Oostvaardersplaatsen. Om een idee te geven van hoe ver de wettelijke bescherming van het edelhert reikt: konijn, haas en ree hebben dezelfde wettelijke bescherming. Edelherten komen trouwens ook op de Veluwe voor.

SCHAPEN Schapen en koeien die worden ‘gehouden’ zijn geen in het wild levende dieren en ontlenen daarom geen enkele bescherming aan de Wet natuurbescherming. Voor hen geldt een andere wet: de Wet dieren. Deze wet geldt voor alle dieren die door mensen worden gehouden. Deze wet geeft geen soortenbescherming, maar schrijft voor hoe mensen dieren moeten behandelen die door hen worden gehouden.  

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 23 december