Carnavalsoptocht en staatsrecht

Dinsdag 13 februari 2018. In de afgelopen dagen zijn er op tal van plaatsen in ons land carnavalsoptochten gehouden: een stoet bestaande uit praalwagens, loopgroepen en individuele acts. Carnavalsoptochten worden meestal georganiseerd door carnavalsverenigingen. De carnavalsoptocht in het centrum van Heerlen (afgelopen zondag) is georganiseerd door carnavalsvereniging De Winkbülle. Ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen is een carnavalsoptocht een evenement. Voor het organiseren van zo’n evenement is in ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen een vergunning nodig van de burgemeester. Ingevolge die verordening is ook voor deelname aan de optocht een vergunning nodig. Ik neem aan dat de deelnemersvergunning is geregeld via inschrijving voor de optocht bij De Winkbülle. Sommige deelnemers willen door middel van hun deelname ook hun mening ergens over geven, over een actueel onderwerp in de politiek of de maatschappij. Hun deelname zou daarom als betoging kunnen worden gezien; daarvoor is geen vergunning nodig maar slechts schriftelijke kennisgeving.

Artikel 2:23 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen luidt (gedeeltelijk): Onder evenement (wordt) verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Onder evenement wordt mede verstaan een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3, op de weg.

Artikel 2:24 luidt (gedeeltelijk): Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren of daaraan deel te nemen.

Artikel 2:3 luidt (gedeeltelijk): Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging moet daarvan schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.

Olympische Winterspelen en het Olympisch Handvest

Maandag 12 februari 2018. De Olympische Winterspelen in de Zuid-Koreaanse plaats Pyeongchang beginnen vandaag aan hun vierde dag. Nederlandse atleten hebben al vijf medailles behaald: twee gouden, twee zilveren en een bronzen. Voor langebaanschaatsen en shorttrack. De keuze van de plaats en van de beoefende sporten is ingevolge het Olympisch Handvest (Olympic Charter) gemaakt door het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Het IOC is een ngo, een non gouvernementele organisatie. Haar rechtsvorm is de vereniging. Haar juridische zetel is het Zwitserse Lausanne. Dit land heeft ook de rechtspersoonlijkheid van de vereniging erkend. Het IOC bestaat volgens het Olympisch Handvest uit drie organen: de algemene (leden) vergadering, het bestuur en de voorzitter. Het is de algemene (leden) vergadering (de Session) die plaats en sporten bepaalt. De algemene (leden) vergadering mag uit maximaal 115 leden bestaan (er zijn momenteel 100 leden), waarvan de meerderheid geen specifieke functie of ambt mag bekleden. Verder moet het bestaan uit enkele atleten en enkele nationale en internationale sportbobo’s. De algemene (leden) vergadering bepaalt binnen dit kader wie zij als nieuw lid toelaat.

Artikel 15 van het Olympisch Handvest luidt (gedeeltelijk): The IOC is an international non-governmental not-for-profit organisation, of unlimited duration, in the form of an association with the status of a legal person, recognised by the Swiss Federal Council in accordance with an agreement entered into on 1 November 2000. Its seat is in Lausanne (Switzerland), the Olympic capital.

Artikel 17 van het Handvest luidt (gedeeltelijk): The powers of the IOC are exercised by its organs, namely 1. the Session, 2. the IOC Executive Board, 3. the President.

Artikel 33 van het Handvest luidt (gedeeltelijk): The election of any host city is the prerogative of the Session.

Artikel 45 van het Handvest luidt (gedeeltelijk): The programme of the Olympic Games is the programme of all sports competitions established by the IOC for each edition of the Olympic Games in accordance with the present Rule and its Bye-law.

Artikel 18 van het Handvest luidt (gedeeltelijk): The Session is the general meeting of the members of the IOC. It is the IOC’s supreme organ. Its decisions are final. The powers of the Session are the following: to adopt or amend the Olympic Charter; to elect the members of the IOC; to elect the host city of the Olympic Games.

Artikel 45 luidt gedeeltelijk: The programme of the Olympic Games is the programme of all sports competitions established by the IOC for each edition of the Olympic Games in accordance with the present Rule and its Bye-law. The programme consists of two components, namely: 2.1 The sports programme, which includes all sports for a specific edition of the Olympic Games, as determined by the Session from among the sports governed by the IFs recognised by the IOC.

Artikel 16 luidt (gedeeltelijk): IOC members are natural persons. The total number of IOC members may not exceed 115. The IOC is composed of: a majority of members whose memberships are not linked to any specific function or office; their total number may not exceed 70; active athletes, the total number of whom may not exceed 15; Presidents or persons holding an executive or senior leadership position within IFs, associations of IFs or other organisations recognised by the IOC, the total number of whom may not exceed 15; Presidents or persons holding an executive or senior leadership position within NOCs, or world or continental associations of NOCs, the total number of whom may not exceed 15. The IOC recruits and elects its members from among such eligible persons as it considers qualified.

Aanwijzing zwemwaterlocaties Zuid-Holland

Vrijdag 9 februari 2018. Gedeputeerde staten van Zuid-Holland hebben voor het komende zwemseizoen 101 locaties in natuurwater aangewezen: de zwemwaterlocaties. Zowel locaties aan zee als locaties landinwaarts. Voorbeelden zijn de zee bij Katwijk, Kijkduin en Ouddorp en meer landinwaarts Kagerplassen, Haringvliet en Vlietland.

Veel zwemmers GS moeten ingevolge de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden elk jaar een oordeel vormen. Ze moeten elk jaar oordelen over het aantal mensen dat in het drukste deel van het seizoen zwemt in natuurwater. Ze moeten dat doen over elke locatie waar in natuurwater wordt gezwommen. Per locatie wordt geoordeeld of daar een groot aantal mensen zwemt. Die locaties komen op een lijst die naar de minister wordt gestuurd. Ze nemen in hun oordeel mee of dit aantal in de loop der jaren is toegenomen of juist gekrompen, ze nemen mee de infrastructuur en faciliteiten die op die locatie aanwezig zijn en de aldaar ter bevordering van het zwemmen getroffen maatregelen (1).

Beleidsvrijheid Daarmee staat nog niet vast wat de aangewezen zwemwaterlocaties zijn. De aangewezen zwemwaterlocaties zijn namelijk een selectie van deze lijst. Gedeputeerde staten maken die selectie. Zij hebben daarbij een zekere (beleids)vrijheid. In bovengenoemde wet zijn echter nadere voorschriften gegeven. Die voorschriften gaan over de waterplannen, het overleg met andere overheden en de kwaliteit van het zwemwater.

Waterplannen Er mogen alleen locaties worden aangewezen die in overheidsplannen de functie van zwemwater hebben gekregen. De overheidsplannen waarover het hier gaat zijn bijvoorbeeld het nationaal waterplan en de regionale waterplannen. Het nationaal waterplan is gemaakt door enkele ministers; de aangewezen zwemwaterlocaties aan de kust zullen daarin moeten staan als locaties met zwemwaterfunctie. Het regionaal waterplan is gemaakt door provinciale staten van Zuid-Holland; de aangewezen zwemwaterlocaties landinwaarts zullen hier in (kunnen) staan. Een aangewezen zwemwaterlocatie moet dus in een van de waterplannen de functie van zwemwater hebben (2).

Visie Ruimte en Mobiliteit Provinciale staten van Zuid-Holland hebben het geldend regionaal waterplan vastgesteld op 29 juni 2016. Het heet Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016-2021. Dit waterplan bestaat uit verschillende onderdelen. Sommige onderdelen zijn al eerder vastgesteld; daarnaar wordt in het waterplan verwezen. Als ik het goed begrijp, dan staan de wateren met zwemwaterfunctie in de Visie Ruimte en Mobiliteit. Dat is een van de onderdelen waarnaar wordt verwezen in het waterplan. Provinciale staten hebben de Visie op 9 juli 2014 vastgesteld. Op Kaart 12 (bijlage bij de Visie) zijn alle locaties zoetwatervoorzieningen en oppervlaktewater aangegeven. Als ik de toelichting in het waterplan goed begrijp, dan hebben al deze locaties tevens de functie van zwemwater.

Overleg met andere overheden Gedeputeerde staten moeten over de te maken selectie eerst overleggen met de beheerders van de locaties, zoals Rijkswaterstaat en de waterschappen (3).

Kwaliteit van het zwemwater Het is gedeputeerde staten verboden om locaties aan te wijzen waarvan de zwemwaterkwaliteit al sinds vijf jaren ”slecht” is (4). (Zwem)waterkwaliteit wordt na de officiële (jaarlijkse) controle geclassificeerd als uitstekend, goed, aanvaardbaar of slecht. De classificatie als slecht is dus de laagste (5). Gedeputeerde staten mogen bovendien de locaties uitzonderen waarvan de kwaliteit niet ”aanvaardbaar” is en kwaliteitsverbetering onmogelijk of te duur is, maar ze zijn daartoe niet wettelijk verplicht (6).

Bezwaar maken De zwemwaterlocaties zijn nog niet definitief aangewezen. Gedeputeerde staten hebben slechts een ontwerpbesluit genomen. Men kan daartegen tot en met 19 maart zienswijzen indienen, zowel schriftelijk als mondeling.

NOTEN

1: artikel 10b lid 1 Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

2: artikel 10b lid 2 Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden juncto artikelen 4.1 en 4.4 Waterwet

3: artikel 10b lid 2 Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

4: artikel 10b lid 3 Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

5: artikel 44b lid 1 Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

6: artikel 10b lid 4 Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden juncto artikel 45a Besluit hygiene en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

Morgen: geldigheid en nummering kandidatenlijsten gemeenteraadsverkiezingen

Donderdag 8 februari 2018. De hoofdstembureaus/centrale stembureaus in alle gemeenten vergaderen morgenmiddag vanaf 4 uur over de geldigheid van de ingediende kandidatenlijsten; de vergaderingen zijn openbaar. Zo staat het in de Kieswet. Niet elk verzuim leidt tot een ongeldige lijst: het ontbreken van de handtekening van een kandidaat (dat hij instemt met zijn kandidaatstelling) leidt er weliswaar toe dat deze kandidaat wordt geschrapt van de lijst, maar niet tot ongeldigheid van de hele lijst. In de vergadering van morgenmiddag worden de lijsten ook genummerd, met 1, 2, 3 enzovoorts. Dat nummer komt ingevolge het Kiesbesluit terug op de lijst die we allemaal in de komende weken thuis gaan ontvangen en waarop alle kandidatenlijsten staan in de gemeente. U ziet het nummer ook vaak staan op verkiezingsposters. Dat is volgens mij geen wettelijke plicht. Nummer 1 kan echter een wervende kracht uitoefenen op een deel van het electoraat, zoals nummer 16 het tegenovergestelde effect kan hebben. De eerste nummers zijn ingevolge de Kieswet voor de lijsten die bij de vorige verkiezingen raadszetels hebben gekregen in de gemeente. Nummer 1 wordt de lijst waarop toen het meest is gestemd. Nummer 2 wordt de lijst waarop toen het op een na meest is gestemd. Enzovoorts. Daarna worden de lijsten genummerd die bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen geen zetel hebben gekregen, bijvoorbeeld omdat ze toen niet hebben meegedaan. Het lot beslist welk nummer zij krijgen. Elke kiesgerechtigde kan de beslissing over de geldigheid van een kandidatenlijst aanvechten bij de raad van state; de termijn daarvoor is wel erg kort, namelijk vier dagen. Op die dagen liggen de onderzochte kandidatenlijsten voor iedereen ter inzage. Zowel de ongeldigheid als de geldigheid van een kandidatenlijst kan worden aangevochten. Ik weet niet of ook het nummer op een geldige lijst kan worden aangevochten.

Artikel I 4 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Op de laatste dag van de termijn beslist het centraal stembureau in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, en maakt deze beslissingen op de zitting bekend.

Artikel I 6 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Het centraal stembureau schrapt van de lijst voor een kieskring de naam van de kandidaat van wie niet uit de overgelegde verklaring blijkt dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst.

Artikel I 8 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Tegen een beschikking als bedoeld in artikel I 4 kan beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer. De termijn de termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier dagen.

Artikel I 12 Kieswet luidt: Het centraal stembureau nummert in de zitting, bedoeld in artikel I 4, de kandidatenlijsten die hij geldig heeft verklaard en maakt deze beslissing op de zitting bekend.

Artikel J 1 Kiesbesluit luidt (gedeeltelijk): De burgemeester bezorgt de kandidatenlijsten aan het adres van de kiezers. Op de lijsten, zoals deze ter kennis van de kiezers worden gebracht, worden vermeld de nummers van de lijsten. De lijsten worden gedrukt in de volgorde van de toegekende nummers.

Artikel I 14 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Eerst worden genummerd de lijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatst gehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan een of meer zetels zijn toegekend. Aan deze lijsten worden de nummers 1 en volgende toegekend in de volgorde van de bij die verkiezing op de desbetreffende lijsten uitgebrachte aantallen stemmen, met dien verstande dat aan de lijst van de groepering met het hoogste aantal stemmen het nummer 1 wordt toegekend. Bij gelijkheid van het aantal beslist het lot. Vervolgens worden, met de nummers volgende op het laatste toegekende nummer, genummerd de overige lijsten. (Zodanig dat ) beslist het lot.

Artikel I 7 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Tegen een beschikking als bedoeld in artikel I 4 kan beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer. (En) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier dagen.

Artikel I 3 Kieswet luidt: Onmiddellijk nadat de lijsten door het centraal stembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, voor een ieder ter inzage gelegd bij het centraal stembureau

Vandaag onderzoek kandidatenlijsten gemeenteraadsverkiezingen

Dinsdag 6 februari 2018. Ingevolge de Kieswet onderzoekt het Hoofdstembureau in elke gemeente vanaf 4 uur vanmiddag de kandidatenlijsten die gisteren zijn ingediend; de voorzitter van het Hoofdstembureau is de burgemeester (zie mijn blog van gisteren Vandaag indiening kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen. Onderzocht wordt of de kandidatenlijsten helemaal voldoen aan de Kieswet, zoals dat elke kandidaat met een handtekening heeft ingestemd met zijn kandidaatstelling en dat de inleveraar kiesgerechtigd is (zie mijn blog van gisteren Vandaag indiening kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen). Als blijkt dat dit voor een kandidatenlijst niet helemaal het geval is, kan dit verzuim nog tot vrijdagmiddag worden hersteld. Kandidatenlijsten die in orde zijn, worden morgen openbaar gemaakt. Er wordt een (kort) proces-verbaal opgemaakt van het onderzoek; het proces-verbaal is openbaar.

Artikel I 1 van de Kieswet luidt: Op de dag na de kandidaatstelling, om zestien uur, houdt het centraal stembureau een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten voor iedere kieskring waarvoor zij zijn ingeleverd.

Artikel I 2 luidt (gedeeltelijk): Indien bij het onderzoek van een kandidatenlijst voor een kieskring blijkt van een of meer van de volgende verzuimen, geeft het centraal stembureau onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de lijst heeft ingeleverd dat voor een kandidaat ontbreekt de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor deze kieskring (en) dat de lijst niet persoonlijk is ingeleverd door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing. Binnen de termijn van drie dagen na de zitting, bedoeld in artikel I 1, eerste lid, kan degene die de lijst heeft ingeleverd, het verzuim of de verzuimen, in de kennisgeving aangeduid, herstellen bij het centraal stembureau, op de eerste en tweede dag van negen tot zeventien uur en op de derde dag van negen tot vijftien uur.

Artikel I 3 luidt (gedeeltelijk): Onmiddellijk nadat de lijsten door het centraal stembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, voor een ieder ter inzage gelegd bij het centraal stembureau.

Artikel I 18 luidt (gedeeltelijk): Van de in artikel I 1 bedoelde zitting wordt proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd. Bij ministeriële regeling worden voor de processen-verbaal modellen vastgesteld.

Vandaag indiening kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen

Maandag 5 februari 2018. Vandaag moeten de kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart worden ingediend. In de Kieswet staat namelijk dat dit moet gebeuren op de maandag in de periode van 30 januari tot en met 5 februari. Dat is dit jaar vandaag, maandag 5 februari. Dat moet gebeuren tussen 9 uur in de ochtend en 5 uur in de middag (op kantooruren dus). En wel bij het hoofdstembureau. Elke gemeente heeft een hoofdstembureau: de burgemeester is voorzitter en de andere vier leden zijn benoemd door het college van burgemeester en wethouders. Elk hoofdstembureau moet drie weken geleden openbaar hebben gemaakt waar de kandidatenlijsten kunnen worden ingeleverd, maar ik heb het niet kunnen vinden. Wild guess: ergens op het stadhuis. Een kandidatenlijst hoeft niet door de lokale partijvoorzitter of een ander bestuurslid te worden ingediend: een kiesgerechtigde in de gemeente voldoet. Bij de kandidatenlijst voor een politieke partij die nog geen raadszetel heeft, moet een waarborgsom worden betaald en moeten een aantal handtekeningen worden overlegd van kiesgerechtigden in de gemeente die de lijst ondersteunen.

Artikel F lid 1 van de Kieswet luidt: De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, provinciale staten, het algemeen bestuur en de gemeenteraad vindt plaats op de maandag in de periode van 30 januari tot en met 5 februari of, in een schrikkeljaar, op de maandag in de periode van 31 januari tot en met 6 februari.

Artikel H 1lid 1 van deze wet luidt: Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij het centraal stembureau van negen tot zeventien uur kandidatenlijsten worden ingeleverd.

Artikel E 11 luidt (gedeeltelijk): Er is voor de verkiezing van elk vertegenwoordigend orgaan een centraal stembureau. Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op.

Artikel H 1 lid 2 luidt: Ten minste drie weken voor de kandidaatstelling brengt het centraal stembureau ter openbare kennis waar en wanneer kandidatenlijsten, alsmede de daarbij horende stukken, kunnen worden ingeleverd.

Artikel E 7 luidt: Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad wordt een hoofdstembureau ingesteld, bestaande uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is. De burgemeester is voorzitter van het hoofdstembureau. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden door burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen

Artikel H3 lid 1 luidt (gedeeltelijk): De inlevering van de lijst geschiedt persoonlijk door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing.

Artikel H4 luidt (gedeeltelijk): Bij de lijst worden schriftelijke verklaringen van ondersteuning overgelegd, waarop de kandidaten op dezelfde wijze en in dezelfde volgorde worden vermeld als op de lijst. Het minimum aantal te overleggen verklaringen bedraagt voor de de verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarbij het aantal te verdelen zetels minder dan negentien is: tien (en) voor de verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels minder dan negenendertig, doch minimaal negentien is: twintig. Verklaringen van ondersteuning kunnen slechts worden afgelegd door personen die binnen die kieskring als kiezer zijn geregistreerd voor de desbetreffende verkiezing. (Deze verplichting) geldt niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatst gehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan een of meer zetels zijn toegekend.

Artikel H 14 luidt (gedeeltelijk): Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, moet een waarborgsom van € 225 worden betaald aan de gemeente. Artikel H 4 is van overeenkomstige toepassing.

Provincie Zuid-Holland en bestemmingsplan Teylingen (uitbreiding sportpark Voorhout)

Vrijdag 2 februari 2018. In de vergadering van 17 januari is in de commissie Ruimte en Leefomgeving (1a) een verzoek van de gemeente Teylingen besproken voor een ontheffing van een provinciale verordening (1b). Teylingen is de fusiegemeente van Warmond, Sassenheim en Voorhout. De gemeente wil haar bestemmingsplan zo wijzigen dat een sportpark in Voorhout kan worden uitgebreid. Het uitgebreide sportpark komt te liggen in een gebied dat de provincie enkele jaren geleden heeft aangewezen als ”beschermd grasland in de Bollenstreek”. Het gebied heeft dus een zekere bescherming gekregen van de provincie.

Verordening ruimte 2014 Die provinciale aanwijzing is gebeurd in de Verordening ruimte 2014. Deze verordening wordt mogelijk gemaakt door de Wet ruimtelijke ordening (2). In de verordening staan regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen waarin de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied verandert (3). Een sportpark is een andere ruimtelijke ontwikkeling dan grasland. Bij het gemeentelijke uitbreidingsplan voor het sportpark gaat het dus om een andere ruimtelijke ontwikkeling in de zin van de verordening. Of een ruimtelijke ontwikkeling in een gebied volgens de verordening is toegestaan, hangt af van drie factoren: de soort ruimtelijke ontwikkeling, de beschermingscategorie en een belangenafweging.

Soorten ruimtelijke ontwikkeling Er zijn drie soorten ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied: inpassing, aanpassing en transformatie van een gebied (4). Inpassing is in principe altijd toegestaan; aanpassing is toegestaan voor een gebied met beschermingscategorie 2 maar is niet toegestaan voor een gebied met beschermingscategorie 1; transformatie is alleen toegestaan als een gebied onder geen enkele beschermingcategorie valt (5). Beschermingscategorie 1 geeft dus de hoogste bescherming.

Beschermingscategorie Wat volgens de verordening is toegestaan, verschilt dus naar gelang de bescherming die de provincie aan het gebied geeft. Er zijn twee soorten provinciale bescherming: beschermingscategorie 1 en beschermingscategorie 2. Aanwijzing als ”Beschermd grasland in de Bollenstreek” valt onder beschermingscategorie 1. Onder die beschermingscategorie vallen bijvoorbeeld ook gebieden die de provincie aanwijst als NatuurNetwerk Nederland of als Kasteelbiotoop. Onder beschermingscategorie 2 vallen bijvoorbeeld gebieden die de provincie aanwijst als Groene buffer of als Belangrijk weidevogelgebied. Of een gebied onder een beschermingscategorie valt en zo ja onder welke, staat op een van de kaarten die bij de verordening horen (6).

Belangenafweging De uitbreiding van het sportpark in de gemeente Teylingen betreft een gebied dat de provincie heeft aangewezen als ”Beschermd grasland in de Bollenstreek”, dus als beschermingscategorie 1. De ontwikkeling waarbij grasland wordt veranderd in sportpark wordt gezien als aanpassing, ook al gaat het om verandering van grasland in een voetbalveld met natuurgras! Dat is dus niet toegestaan, tenzij de provincie bereid is om een ontheffing te verlenen. Ontheffing wordt verleend voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen (7). Dit is de derde factor: de belangenafweging.

Beslissing van GS Gedeputeerde staten zijn bevoegd om over zo’n ontheffingsverzoek een besluit te nemen. Gedeputeerde staten, dus niet provinciale staten (8a). Zij hebben die bevoegdheid gekregen in de Wet ruimtelijke ordening (8b). Ze hebben op 19 december beslist om de gevraagde ontheffing te verlenen. Het was echter geen definitief besluit; en ze konden de gemeente nog niet formeel van hun beslissing op de hoogte stellen.

Protocolafspraken Ze waren namelijk verplicht om eerst de bespreking van het ontheffingsverzoek in de commissie Ruimte en Leefomgeving af te wachten. Die verplichting staat niet in de Wet ruimtelijke ordening en evenmin in een andere wet. Zij vloeit voort uit de ”Protocolafspraken met betrekking tot de Wro bevoegdheden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten” (9). Ingevolge deze afspraken tussen PS en GS mogen gedeputeerde staten pas na bespreking van het ontheffingsverzoek in de commissie een definitief besluit nemen. Het is niet zo dat elk ontheffingsverzoek eerst in de commissie moet worden besproken. Echter, als minstens twee commissieleden van verschillende politieke partijen vragen om commissiebespreking, moet de commissiebespreking worden afgewacht voordat gedeputeerde staten een definitief besluit mogen nemen (10).

Partij voor de Dieren De fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks hebben gevraagd om het ontheffingsverzoek van Teylingen in de commissie te bespreken. Dat is vervolgens gebeurd in de commissievergadering van 17 januari. Er is toen ongeveer een half uur over gesproken (11). Commissievoorzitter Metin Çelik concludeerde dat de meerderheid geen tegenstander is van ontheffing. Gedeputeerde staten kunnen nu dus definitief besluiten om de gemeente Teylingen ontheffing te verlenen. Zij hadden dat ook kunnen doen als de commissiemeerderheid wél tegenstander was geweest. Gedeputeerde staten zijn namelijk niet gebonden aan dit commissiestandpunt, althans niet juridisch.

NOTEN

1a: zie over commissies in het algemeen Commissies

1b: zie agendapunt 5d

2: artikel 4.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening

3: artikel 2.2.1 Verordening ruimte 2014

4: artikel 2.2.1 lid 1 Verordening ruimte 2014

5: artikel 2.2.1 lid 2 Verordening ruimte 2014

6: Kaart 7

7: artikel 3.2 lid 1 Verordening ruimte 2014

8a: zie over gedeputeerde staten en provinciale staten in het algemeen Gedeputeerde staten en Provinciale staten

8b: artikel 4.1a lid 1 Wet ruimtelijke ordening

9: Besluit van 9 juli 2014

10: deel 3 uit de Protocolafspraken met betrekking tot de Wro bevoegdheden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van 9 juli 2014

11: niet als agendapunt 5d maar als agendapunt 5a

Mandaat en de Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen

Donderdag 1 februari. Voortaan kunnen gedeputeerde particulieren voor vergoeding van aardbevingsschade in onder andere Groningen terecht bij de overheid. Half maart komt er namelijk een Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen. Dat is geregeld in het Besluit mijnbouwschade Groningen dat gisteren is genomen. Het is een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De commissieleden worden benoemd door een andere minister: de minister van Rechtsbescherming. Hij kan hen ook weer ontslaan. De commissie neemt een besluit over de vergoeding van de aardbevingsschade of mijnbouwschade. De commissie neemt dat besluit namens de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het is namelijk de minister die de wettelijke bevoegdheid heeft om dit soort besluiten te nemen. De minister heeft de commissie mandaat verleend om dat voortaan namens hem te doen. Het mandaat zorgt er weliswaar voor dat de commissie het besluit feitelijk neemt, maar in juridische zin blijft het de minister die het besluit neemt. Dat heeft de nodige consequenties: op grond van de Algemene wet bestuursrecht mag de minister de commissie instructies geven, ook in individuele zaken. Dat is ook het geval wanneer de commissie onafhankelijk is van de minister. In de toelichting op het Besluit mijnbouwschade Groningen staat echter dat uitdrukkelijk is geregeld dat de commissie geen instructie zal ontvangen op individuele zaken. Ik weet niet waar dat is geregeld, maar in de toelichting doet de minister in elk geval een uitdrukkelijke toezegging.

Artikel 3 Besluit mijnbouwschade Groningen luidt: Er is een Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen, die bestaat uit twee deelcommissies:de deelcommissie mijnbouwschade, en de deelcommissie bezwaar. De deelcommissie mijnbouwschade heeft tot taak te besluiten op aanvragen tot vergoeding van schade en de overlastvergoeding als bedoeld in bijlage 2, met overeenkomstige toepassing van het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. De deelcommissie bezwaar heeft tot taak het nemen van beslissingen op bezwaar tegen besluiten als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4 Besluit luidt (gedeeltelijk): De voorzitter en de andere leden worden, na consultatie , door de Minister voor Rechtsbescherming benoemd voor een termijn van twee jaar. De voorzitter en de andere leden kunnen door de Minister voor Rechtsbescherming worden geschorst en ontslagen.

Artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

Artikel 10:3 van deze wet luidt (gedeeltelijk): Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen.

Artikel 10:6 lid 1 van deze wet luidt: De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

Artikel 10:7 van deze wet luidt: De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Artikel 4 Besluit luidt (gedeeltelijk): De voorzitter en leden van de Commissie zijn onafhankelijk en bij hun benoeming wordt aandacht besteed aan de eventuele betrokkenheid van leden bij de aardbevingsproblematiek in Groningen.

Bladzijde 10 in de Toelichting op het Besluit mijnbouwschade Groningen luidt (gedeeltelijk): Gegeven de aard van het in dit besluit neergelegde beleid is het de Minister van Economische Zaken en Klimaat die bevoegd bestuursorgaan is. Op grond dit besluit zijn bevoegdheden op basis van mandaat, machtiging of volmacht toegedeeld aan de Commissie. Niet tegenstaande de mandaatverhouding werkt de Commissie zelfstandig, in die zin dat uitdrukkelijk is geregeld dat de Commissie geen instructie ontvangt op individuele zaken.

Grondwettelijk hof in Frankrijk: de Conseil constitutionnel

Woensdag 31 januari 2018 Frankrijk heeft sinds 1958 een grondwettelijk hof (Conseil constitutionnel). Dat is de rechter die toetst aan de Grondwet (Constitution) en aan bijvoorbeeld de Kieswet (Code électoral).

Nederland heeft geen grondwettelijk hof. Geen enkele rechter in ons land mag parlementaire wetten toetsen aan de Grondwet. De Nederlandse rechter mag wel andere wetten, zoals gemeentelijke verordeningen, toetsen aan de grondrechten in de Grondwet (1).

Gekozen leden De Conseil constitutionnel bestaat uit gekozen en niet gekozen leden. Er zijn negen gekozen leden. Een lid wordt gekozen voor negen jaar; hij kan tussentijds niet worden ontslaan. Driejaarlijks worden drie van hen vervangen. De voorzitters van de senaat en de Assembleé nationale kiezen ieder drie leden, net als de president van Frankrijk (2). Zij maken hun keuze in alle vrijheid; echter, een specifieke commissie uit senaat en uit Assemblée nationale kan de keuze van haar eigen Kamervoorzitter overrulen (3). De keuze van de president van Frankrijk kan door beide commissies worden overruled.

Politieke benoemingen De keuze valt vaak op personen die politiek verwant zijn aan de ambtsdrager die de keuze maakt. Zo heeft François Hollande tijdens zijn presidentschap de oud-premiers Laurent Fabius en Lionel Jospin gekozen, alle drie (destijds) lid van de Parti socialiste.

Niet-gekozen leden De Conseil constitutionnel bestaat verder uit de oud-presidenten van Frankrijk zolang als zij er deel van willen uitmaken (4). Velen kiezen daar voor langere of kortere tijd voor. Zo hebben Jacques Chirac en Nicolas Sarcozy er enkele jaren deel van uitgemaakt. Giscard d’Estaing is momenteel de enige oud-president.

Afschaffing niet-gekozen leden Sinds tien jaar worden er voorstellen gedaan om het lidmaatschap van oud-presidenten af te schaffen, maar tot nu toe zonder resultaat. Ook Emmanuel Macron wil dat afschaffen. Daarvoor is een wijziging van de Grondwet nodig; het ziet ernaar uit dat daarvoor in de loop van dit jaar voorstellen worden ingediend. In Frankrijk kan één parlement de Grondwet wijzigen (5).

Anders dan in Nederland is dus niet nodig dat er verkiezingen worden gehouden en dat ook het nieuwe parlement met de voorgestelde Grondwetswijziging instemt (6).

Ongeldig verklaren verkiezingen De Conseil constitutionnel waakt over de gang van zaken bij de presidentsverkiezingen (7), de Kamerverkiezingen (8) en de referenda (9). Op 16 november van het afgelopen jaar heeft zij de verkiezingen voor de Assemblée nationale van juni 2017 in het eerste kiesdistrict van Val-d’Oise ongeldig verklaard, omdat ze in strijd met de Kieswet waren verlopen (10). Die toetsing is gebeurd op verzoek van de verliezende kandidaten. Er moesten nieuwe verkiezingen worden gehouden. Dat is afgelopen zondag gebeurd. Net als in juni vorig jaar heeft geen kandidaat de absolute meerderheid gehaald (11), zodat ook nu een tweede verkiezingsronde nodig is. Die wordt aanstaande zondag gehouden. Val-d’Oise ligt in Ile-de-France (regio rond Parijs).

Oppositie Wetten kunnen voor hun inwerkingtreding worden voorgelegd aan de Conseil constitutionnel die ze dan zal toetsen aan de grondwettelijke grondrechten; alleen de president, een Kamervoorzitter of 60 Kamerleden kunnen wetten voorleggen (12). Wetten die de grondwettelijke toetsing niet doorstaan, treden niet in werking (13). Een oppositiepartij als Les Républicains in de Assemblée nationale is met bijna honderd Kamerleden groot genoeg om elke wet voor te leggen. De meeste wetten doorstaan zo’n grondwettelijke toetsing. Zo hebben ongeveer zeventig Kamerleden – merendeels Les Républicains – eind 2017 La loi pour la confiance dans la politique voorgelegd. Volgens deze wet mogen Kamerleden hun vaste levenspartner of hun familieleden niet meer als medewerker met salaris aanstellen. Emmanuel Macron heeft deze wet in zijn verkiezingscampagne aangekondigd, mede naar aanleiding van de gebeurtenissen rondom andere kandidaat François Fillon. Volgens de zeventig Kamerleden was de wet onverenigbaar met het gelijkheidsbeginsel, de contracteervrijheid, de huwelijksvrijheid en de privacy. De Conseil constitutionnel was het daarmee niet eens (14). Sommige wetten moeten altijd voor hun inwerkingtreding aan de Conseil constitutionnel worden voorgelegd ter grondwettelijke toetsing (15).

Burger Ook de rechtzoekende burger kan een grondwettelijke toets voorleggen, maar wel slechts indirect. Dat kan namelijk alleen gebeuren in het kader van een rechtszaak waarin hij partij is: een geschil met de overheid, een strafzaak of een civiele zaak. Als hij namelijk in zo’n rechtszaak stelt dat een toepasselijke wetsbepaling strijdig is met de grondrechten in de Grondwet, dan kunnen de hoogste rechters (Conseil d’État en Cour de cassation) de Conseil constitutionnel vragen om die wetsbepaling te toetsen (16). Wetsbepalingen die deze toets niet doorstaan, gelden niet meer (17). Een voorbeeld is een beslissing van 24 januari 2017 (18). Een mevrouw is verdachte in een strafzaak omdat zij met een veroordeelde gevangene heeft gecommuniceerd op een wijze die in strijd was met het gevangenisreglement. Dat gevangenisreglement is gebaseerd op artikel 434-35 Wetboek van Strafrecht (Code pénal). Daarin staat onder andere dat strafbaar is ”communiquer par tout moyen avec une personne détenue, en dehors des cas autorisés par les règlements”. De Conseil constitutionnel besliste dat artikel 434-35 ongrondwettig is, omdat de delictsomschrijving te vaag is en daarmee in strijd met artikel 34 van de Grondwet en artikel 8 van de Declaration des droits de l’homme et du citoyen uit 1789 (waaraan in dit kader dus ook wordt getoetst).

NOTEN

1: artikel 120 Grondwet

2: artikel 56 Constitution (1958)

3: artikel 56 juncto artikel 13 laatste alinea Constitution

4: artikel 56 Constitution

5: artikel 89 Constitution

6: artikel 137 Grondwet

7: artikel 58 Constitution

8: artikel 59 Constitution

9 artikel 60 Constitution

10: Conseil constitutionnel 2017-4999, AN, 16 november 2017

11 : Le Figaro 30 januari 2018

12: artikel 61 Constitution

13: artikel 62 Constitution

14: Conseil constitutionnel 2017-752, DC, 8 september 2017

15: namelijk les lois organiques: artikel 61 Constitution

16: artikel 61 Constitution

17: artikel 62 Constitution

18: Conseil constitutionnel 2016-608, QPC, 24 januari 2017

Airbnb en de gemeentelijke regulering beperkt door wettelijke privacyregels

Maandag 29 januari 2018. In populaire steden leidt de vakantieverhuur van woonhuizen via Airbnb tot overlast. Knelpunt bij de gemeentelijke aanpak daarvan is de privacywetgeving. Airbnb beroept zich namelijk op wettelijke privacyregels om geen verhuurdata met de overheden te hoeven delen. Afgelopen zaterdag stond in de krant dat de Amsterdamse wethouder een oproep heeft gedaan om die privacyregels te wijzigen. In Nederland staan de privacyregels in de Wet bescherming persoonsgegevens. In de zin van deze wet zijn verhuurdata persoonsgegevens en het delen van (verhuur)data met de overheid een vorm van verwerking van persoonsgegevens. Het College bescherming persoonsgegevens houdt toezicht op de juiste verwerking van persoonsgegevens in Nederland. De Wet bescherming persoonsgegevens is gebaseerd op Europese privacyregelgeving, namelijk de Europese privacyrichtlijn uit 1995. Daarom is de oproep van de Amsterdamse wethouder gericht tot de Europese Commissie en maakt deel uit van een gezamenlijke oproep met zeven andere wethouders in Europese steden, zoals Barcelona, Parijs en Wenen.

Artikel 1 sub a van de Wet bescherming persoonsgegevens luidt: persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

Artikel 1 sub b van deze wet luidt: verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.

Artikel 51 van deze wet luidt (gedeeltelijk): Er is een College bescherming persoonsgegevens dat tot taak heeft toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde.

Considerans boven de Wet bescherming persoonsgegevens luidt (gedeeltelijk): Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 november 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) te implementeren.