International Film Festival Rotterdam en wettelijke regels voor subsidie

Dinsdag 23 januari 2018. Het IFFR gaat morgen van start. Het International Film Festival Rotterdam gaat dan voor de 48e keer van start, als ik het goed zie. Het filmfestival vertoont onafhankelijke filmkunst uit de hele wereld. Daarvoor ontvangt het subsidie van onder andere het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Hier gaat het vooral om cultuur. De Grondwet eist dat de overheid voorwaarden schept voor culturele ontplooiing van de burgers; het scheppen van voorwaarden kan door middel van subsidies. De algemene regels die voor subsidie gelden, zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht, zoals de regel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Dat is voor de subsidie van het ministerie van Cultuur de rijksbegroting. De rijksbegroting wordt ingevolge de Grondwet namelijk bij de wet vastgesteld: dat wil (hier) zeggen door regering en parlement gezamenlijk vastgesteld. In hoofdstuk 8 van de rijksbegrotingswet is de begroting van het ministerie van OCW opgenomen. De subsidieverstrekking aan IFFR is daarop gebaseerd.

Artikel 22 van de Grondwet luidt: De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding

Artikel 4:21 lid 1 Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 4:23 lid 1 luidt: Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

Artikel 105 lid 1 Grondwet luidt: De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt bij de wet vastgesteld.

34 775 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018. Nr. 1 VOORSTEL VAN WET. 19 september 2017

Stichting e-Court en de zorgverzekeraars

Maandag 22 januari 2018. De meeste zorgverzekeraars maken gebruik van de stichting e-Court om achterstallige vorderingen op hun verzekeringnemers te innen zonder naar de rechter te stappen, zo stond afgelopen zaterdag in de krant. Achterstallige vorderingen zijn bijvoorbeeld niet-betaalde premies voor de aanvullende zorgverzekering. Mogen zorgverzekeraars zomaar gebruik maken van e-Court? Ja en nee: in de Grondwet staat weliswaar dat niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent, maar zorgverzekeraar en verzekeringnemer kunnen overeenkomen dat niet de rechter maar arbiters oordelen. Dat is zo geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Die overeenkomst kan in algemene voorwaarden staan (de kleine lettertjes). Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld bij Zilveren Kruis Achmea. Betekent dit nu dat de rechter geen enkele rol meer heeft? Nee, dat betekent het niet omdat het arbitraal vonnis op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet kan worden ten uitvoer gelegd zonder een rechterlijk vonnis dat het arbitraal vonnis bevestigt. De arbiters moeten er echter een behoorlijke puinhoop van hebben gemaakt, wil zo’n bevestigend rechterlijk vonnis uitblijven. Op de inschakeling van (de stichting) e-Court is nu veel kritiek gekomen, bijvoorbeeld van de Raad voor de Rechtspraak. Die kritiek heeft er niet zozeer betrekking op dat e-Court arbitrage is, maar dat de oordeelsvorming bij e-Court grotendeels aan robots wordt overgelaten.

Artikel 17 Grondwet luidt: Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.

Artikel 1020 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering luidt: Partijen kunnen bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen.

Artikel 1021 luidt (gedeeltelijk): De overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.

Artikel 9.6 polisvoorwaarden 2018 Zilveren Kruis Achmea luidt (gedeeltelijk): Staat er een bedrag open aan premie of andere kosten? Dan kan er een procedure gestart worden bij de geschillencommissie Stichting e-Court.

Artikel 1062 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: De tenuitvoerlegging in Nederland van een arbitraal vonnis kan eerst plaatsvinden nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van arbitrage is gelegen daartoe op verzoek van een der partijen verlof heeft verleend.

Artikel 1063 lid 1 luidt (gedeeltelijk): De voorzieningenrechter van de rechtbank kan de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis slechts weigeren, indien hem na een summierlijk onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat het vonnis zal worden vernietigd op een van de gronden genoemd in artikel 1065, eerste lid.

Artikel 1065 lid 1: Vernietiging kan slechts plaatsvinden op een of meer van de navolgende gronden: a. een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt; b. het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld; c. het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden; d. het vonnis is niet overeenkomstig het in artikel 1057 bepaalde ondertekend of niet met redenen omkleed; e. het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, is in strijd met de openbare orde.

Regeling Projecten Zuid-Holland: provinciale staten meer betrokken bij uitgeven geld

Vrijdag 19 januari 2018. In de commissie Verkeer en Milieu van afgelopen woensdag staan op de agenda drie onderwerpen ter bespreking (1). Agendapunt 5a gaat over groot onderhoud en verbetering verkeersveiligheid van de N215. De N215 is een provinciale weg op Goeree-Overflakkee.

Regeling Projecten Zuid-Holland. In de toelichting bij het agendapunt wordt verwezen naar de Regeling Projecten Zuid-Holland. Dat is een provinciale regeling uit 2008. Provinciale staten (2) hebben de regeling vastgesteld in hun vergadering van 26 maart 2008. Statenleden Heemskerk (CDA) en Hillebrand (PvdA) hebben de regeling voorgesteld. Hun initiatiefvoorstel is in die vergadering unaniem aangenomen. CDA en PvdA waren destijds coalitiepartijen. De regeling is een belangrijke uitbreiding van de regeling die twee jaar eerder was gemaakt: de Regeling Grote Projecten.

Inhoud De Regeling Projecten Zuid-Holland bestaat uit twee hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is de al bestaande Regeling Grote projecten. Het tweede hoofdstuk is de uitbreiding; het gaat over projecten binnen het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI). De nieuwe regeling bestaat eigenlijk uit twee verschillende regelingen die in één document zijn samengebracht, zonder onderlinge afstemming. Het eerste hoofdstuk schept vooral extra informatieverplichtingen van gedeputeerde staten aan provinciale staten bij grote projecten; provinciale staten beslissen wat een groot project is. Het tweede hoofdstuk schept voor projecten binnen het MPI niet alleen extra informatieverplichtingen van gedeputeerde staten aan provinciale staten maar ook extra beslismomenten voor provinciale staten. Er zijn jaarlijks honderden MPI projecten. De extra beslismomenten en informatieverplichtingen gelden echter niet voor alle MPI projecten. Het hangt af van het budget dat met een project is gemoeid. Initiatiefnemer Marco Heemskerk zegt daarover in de statenvergadering van 26 maart 2008 het volgende: ”Wij hebben heel duidelijk een ondergrens aangesteld voor de projecten, waarover wij in de verschillende fases zouden moeten beslissen. Wij hebben die grens bij 10 miljoen euro neergelegd. Er komen dan 23 projecten van het huidige MPI in aanmerking daarvoor. Als wij kijken naar de projecten waarover gerapporteerd moet worden, dus vanaf 1 miljoen euro, dan betreft het 139 projecten. Dat is ongeveer 50% van het totale aantal projecten.”

Soort regeling. Het gaat hier om een regeling die alleen werking heeft voor gedeputeerde staten. De regeling heeft dus geen externe werking. Daardoor is het geen algemeen verbindend voorschrift. En dus hoeft het niet te worden gepubliceerd in het Provinciaal Blad (3). Dat is dan ook niet gedaan, en ik moest daarom even zoeken om de regeling te vinden.

Project N215 Groot onderhoud en verbetering verkeersveiligheid Goeree-Overflakkee Terug naar het heden. Op de agenda staat dit project. Het is een project binnen het MPI waarmee een bedrag van 23 miljoen euro is gemoeid. Dat is meer dan 10 miljoen euro en dus is er volgens de Regeling Projecten Zuid-Holland een extra beslismoment voor PS. Daarom vragen gedeputeerde staten aan provinciale staten om te besluiten dat er wordt gestart met de realisatiefase van dit project en dat hiervoor een uitvoeringskrediet van ongeveer 23 miljoen euro wordt vastgesteld. Het gevraagde besluit is een uitvoeringsbesluit. De vergadering van provinciale staten waarin dit wordt geagendeerd, is 31 januari aanstaande.

NOTEN

1: zie meer over commissies in het algemeen mijn eerdere blog Commissies  en zie meer over bespreekstukken mijn eerdere blog De agenda van provinciale staten van Zuid-Holland

2: zie meer over provinciale staten mijn eerdere blog Provinciale staten

3: artikel 136 Provinciewet. Zie meer over het Provinciaal Blad mijn eerdere blog  Nieuwe verordening precariobelasting Zuid-Holland geagendeerd

Ambassades

Donderdag 18 januari 2018. De ambassade van de Verenigde Staten wordt verplaatst van Den Haag naar Wassenaar. Wat is de juridische betekenis in Nederland van een ambassadeterrein en de gebouwen die erop staan? Dat is geregeld in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. Op grond van dat verdrag mogen de Nederlandse autoriteiten ambassadeterrein en gebouwen daarop niet betreden, ook niet als er een misdrijf is gepleegd. Bij Nederlandse autoriteiten gaat het bijvoorbeeld om Nederlandse rechters, politie, soldaten, gemeenteambtenaren (milieu en woningtoezicht!) of deurwaarders. Het maakt daarbij niet uit als de ambassade huurt van de Nederlandse overheid of een Nederlandse particulier. Evenmin mogen dit terrein, deze gebouwen en de meubels of andere roerende zaken aan onderzoek worden onderworpen. Betreding en onderzoek zijn alleen toegestaan met toestemming van de ambassadeur. Zelfs de privéwoning van de ambassadeur mag zonder diens toestemming niet worden betreden of onderzocht. Nederland is verplicht om privéwoning, ambassadeterrein en ambassadegebouwen proactief te beschermen.

Artikel 22 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer luidt: The premises of the mission shall be inviolable. The agents of the receiving State may not enter them, except with the consent of the head of the mission. The receiving State is under a special duty to take all appropriate steps to protect the premises of the mission against any intrusion or damage and to prevent any disturbance of the peace of the mission or impairment of its dignity, The premises of the mission, their furnishings and other property thereon and the means of transport of the mission shall be immune from search, requisition, attachment or execution.

Artikel 1 aanhef en onder i van het verdrag luidt: For the purpose of the present Convention, the following expressions shall have the meanings hereunder assigned to them: the “premises of the mission” are the buildings or parts of buildings and the land ancillary thereto, irrespective of ownership, used for the purposes of the mission including the residence of the head of the mission.

Artikel 30 lid 1 van het verdrag luidt: The private residence of a diplomatic agent shall enjoy the same inviolability and protection as the premises of the mission.

Artikel 1 aanhef en onder e van het verdrag luidt: For the purpose of the present Convention, the following expressions shall have the meanings hereunder assigned to them: a “diplomatic agent” is the head of the mission or a member of the diplomatic staff of the mission.

Energiedrankjes en een wettelijk verbod voor jongeren

Dinsdag 16 januari 2018. De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde wil dat de overheid de verkoop van energiedrankjes  zoals Red Bull aan minderjarigen gaat verbieden, omdat ze zo slecht voor hun gezondheid zouden zijn. De gezondheidseffecten hebben onder andere te maken met de cafeïne en de taurine die erin zitten. Hoewel de staatssecretaris vooralsnog niets voelt voor een wettelijk verbod, is het interessant na te gaan in welke wet zo’n verbod kan worden geregeld. Zo’n verbod zal lijken op het verkoopverbod van alcohol aan minderjarigen. Dat is geregeld in de Drank- en Horecawet. Toch kan een energiedrankverbod niet hierin worden geregeld, omdat deze wet alleen bedoeld is voor alcoholhoudende dranken. De Warenwet is wel van toepassing op energiedrankjes, maar drinkwaren zoals energiedrankjes zijn ook op Europees niveau geregeld, bijvoorbeeld in de EU-verordening tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving. Het Nederlands wettelijk verkoopverbod van energiedrankjes aan minderjarigen zal hierop moeten worden afgestemd.

De considerans van de Drank- en Horecawet luidt (gedeeltelijk): Wet van 7 oktober 1964, tot regeling van de uitoefening van de bedrijven en de werkzaamheid, waarin of in het kader waarvan alcoholhoudende drank wordt verstrekt

Artikel 20 lid 1 van die wet luidt: Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de eerste volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

Artikel 1 Warenwet luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder waren roerende zaken waaronder eetwaren (en onder) eet- en drinkwaren levensmiddelen, bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving (PbEG L 31).

VERORDENING (EG) Nr. 178/2002 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden

Gemeentelijke samenwerking in Frankrijk: syndicat de communes

Maandag 15 januari 2018. Twee of meer gemeenten kunnen op basis van vrijwilligheid besluiten om voor een of meer gemeentelijke werken of diensten met elkaar samen te werken in een syndicat de communes (1). Samenwerking is in beginsel mogelijk voor elke gemeentelijke taak, zoals voor de energievoorziening aan de inwoners en bedrijven. Gemeenten kunnen tot samenwerking worden gedwongen (2).

SIVU en SIVOM Samenwerking voor één gemeentelijke taak heet een SIVU: syndicat intercommunal à vocation unique. Een voorbeeld van een SIVU is Le SIVU de la Vallée du Cousin. Daarin werken tien gemeenten in het departement Yonne samen aan een schone rivier (L’Yonne). Samenwerking voor meer gemeentelijke taken heet een SIVOM: syndicat intercommunal à vocation multiple. Een voorbeeld van een SIVOM is Le SIVOM du Gatinais en Bourgogne. Daarin werken vijfentwintig gemeenten in Yonne samen op het gebied van onder andere brandweer, energievoorziening, drinkwatervoorziening en muziekscholen.

Comité syndical Het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband heet comité syndical. In de regel heeft elke deelnemende gemeente daarin twee afgevaardigden; de gemeenten kunnen onderling anders overeenkomen (3). De gemeenteraden kiezen de afgevaardigden, elke raad kiest er dus twee. Niet per se uit zijn midden: elke kiezer in de gemeente kan zich als afgevaardigde verkiesbaar stellen, met uitzondering van hen die werken bij de gemeente of de samenwerking (4). Gekozen is de kandidaat die meer dan de helft van de stemmen krijgt; als dat na twee stemrondes geen enkele kandidaat is gelukt, dan is degene met de meeste stemmen gekozen (5). Als een gemeenteraad geen afgevaardigden heeft gekozen, is de eerste zetel voor de burgemeester en de tweede zetels voor een wethouder. Die gemeente heeft dan nooit meer dan twee zetels (6). De zittingsduur van de afgevaardigden is gekoppeld aan die van de gemeenteraad, maar de gemeenteraad mag zijn afgevaardigden tussentijds ontslaan en vervangen (7). Het algemeen bestuur van een SIVOM hoeft slechts 4 keer per jaar bij een te komen; dat van een SIVU slechts twee keer per jaar (8).

Président Het dagelijks bestuur bestaat uit de président, een of meer viceprésidents, en eventueel enkele andere leden (10a). Het algemeen bestuur kiest hen uit zijn midden (10b). De président heeft net als de burgemeester in de gemeente alle bevoegdheden die bij het dagelijks bestuur horen, ter voorbereiding en uitvoering van de beslissingen van het algemeen bestuur. De vicepresidenten hebben alleen de bevoegdheden die ze van de president hebben gekregen (11). Hun zittingsduur is net zolang als die van het algemeen bestuur (12).

Financiering en uittreding Elke deelnemende gemeente moet bijdragen aan de financiering (13). Het syndicat de communes heeft geen eigen belastinggebied. Uittreding mag in beginsel niet zonder instemming van het algemeen bestuur en van de meerderheid van de gemeenteraden (14).

Syndicat de communes en andere EPCI’s Het syndicat de communes is een van de vijf soorten EPCI’s. EPCI staat voor Etablissement public de coopération intercommunale (15). Het syndicat de communes is de oudste gemeentelijke samenwerking en het SIVU gaat zelfs terug tot het eind van de negentiende eeuw. De andere vier soorten zijn: communauté de communes, communauté d’agglomération (voor meer dan 50.000 inwoners), communauté urbaine (voor meer dan 250.000 inwoners) en ten slotte de metropoles de droit commun voor de grote steden zoals Bordeaux, Lille en Toulouse. Daarnaast heeft Parijs en omgeving een eigen statuut, net als Marseille en omgeving. Bij deze andere soorten EPCI’s zijn de gemeentelijke taken waarop wordt samengewerkt grotendeels wettelijk voorgeschreven. Zij bezitten een eigen belastinggebied en de burger kiest de leden van hun algemene besturen rechtstreeks.

NOTEN

1: artikel L5212-1 Code général des collectivités territoriales (CGCT)

2:: artikel L5212-2 CGCT

3: artikelen L5212-7 en L5212-7-1 CGCT

4: artikel L5211-7 CGCT

5: artikel L5211-8 juncto L2122-7 CGCT

6: artikel L5211-8 CGCT

7:: artikel L5211-8 juncto L2121-33 CGCT

8:: artikel L5211-11 CGCT

10a: artikel L5211-10 CGCT

10b: artikel L5211-2 juncto L2122-1 en 2122-4 eerste alinea CGCT

11: artikel L2115-9 CGCT; zie over de burgemeester/maire Maire en adjoints au maire in de Franse gemeenteraad

12: artikel L5211-2 juncto L2122-10

13: artikel L5212-20

14: artikelen L5211-19 en L5212-29

15: artikel L5212-1

Voornaam en recht

Maandag 15 januari 2018. Emma en Noah hebben goud. Tess en Sem zilver. Sophie en Lucas brons. Het zijn de meisjes- en jongensnamen die ouders in 2017 het meest hebben gegeven aan hun pasgeborenen. De voornamen worden vermeld in de geboorteakte. Een voornaam hoeft niet hetzelfde te zijn als een roepnaam; voor de roepnaam bestaan geen wettelijke regels. Dat laatste is wel het geval voor voornamen. Op grond van het Burgerlijke Wetboek moeten ouders minstens één voornaam geven; de gemeente geeft het kind anders zelf een voornaam. Er lijkt geen regel te zijn voor het maximumaantal voornamen dat ouders kunnen geven aan hun kind. Ongepaste voornamen zijn niet toegestaan. De gemeente zal zo’n voornaam vervangen door een andere voornaam. Ongepast werden onder andere gevonden de namen Urine en Maastricht. De ouders kunnen daartegen bij de rechter in beroep gaan. De rechter vond onder andere Jeanne d’Arc niet ongepast. Ongebruikelijke voornamen die ook als achternaam voorkomen zijn evenmin toegestaan. In de VS is dat niet alleen wel toegestaan, maar komt het sinds het begin van de vorige eeuw ook steeds meer voor. Een heel bekend voorbeeld daarvan is John F. Kennedy, de president die in 1963 is vermoord. Die F staat namelijk voor Fitzgerald, en dat was de achternaam van zijn moeder. Ten slotte nog dit: de Nederlandse naamhouder mag zijn voornaam laten wijzigen; daarvoor moet hij wel naar de rechter.

Artikel 4 uit het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek luidt (gedeeltelijk): Een ieder heeft de voornamen die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op te nemen die ongepast zijn, of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn. Geeft de aangever geen voornamen op, of worden deze alle geweigerd zonder dat de aangever ze door een of meer andere vervangt, dan geeft de ambtenaar ambtshalve het kind een of meer voornamen, en vermeldt hij uitdrukkelijk in de akte dat die voornamen ambtshalve zijn gegeven. Wijziging van de voornamen kan op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank.

Provincie Zuid-Holland en de buschauffeurs

Vrijdag 12 januari 2018. Vorige week donderdag staakten de buschauffeurs in het hele land, ook in Zuid-Holland. Dat gebeurde onder andere vanwege het hoge werktempo. Als een buschauffeur op zijn ritten vertraging oploopt, gaat die tijd af van zijn lunchpauze en plaspauzes. Een belangrijke rol in het openbaar vervoer per bus is weggelegd voor provincies.

Concessie van de provincie De buschauffeurs zijn weliswaar in dienst van particuliere ondernemingen (zoals Connexxion en Arriva) maar deze vervoerders hebben om busdiensten te rijden een vergunning nodig van de provincie . Dat is zo geregeld in de Wet Personenvervoer 2000 (1). Die vergunning heet in deze wet concessie.

Medebewindstaak voor gedeputeerde staten Het zijn gedeputeerde staten (1a) die besluiten aan welke vervoerder de concessie wordt verleend. Deze wettelijke taak van GS is een voorbeeld van medebewind (2). De gekozen vervoerder is de concessiehouder; gedeputeerde staten zijn de concessieverlener, en daarmee de OV-autoriteit. OV staat hier voor openbaar vervoer.

Concessiegebieden in Zuid-Holland Met uitzondering van Den Haag en Rotterdam en omgeving is Zuid-Holland verdeeld in drie concessiegebieden over land: Zuid-Holland Noord, Drechtsteden/Alblasserwaard/Vijfheerenlanden (DAV) en Hoekschewaard/Goeree-Overflakkee. Gedeputeerde staten mogen in een concessiegebied slechts één vervoerder concessiehouder maken (3). Die vervoerder bezit in dat gebied dus een wettelijk monopolie; daarin rijdt op alle buslijnen dezelfde vervoerder. In de eerste twee gebieden is dat Arriva; in de laatste Connexxion. De concessies zijn voor meerdere jaren verleend.

DAV-concessie Binnenkort loopt de concessie voor DAV af. Hij is in 2007 verleend en loopt tot eind dit jaar. Gedeputeerde staten (GS) hebben nog geen keuze gemaakt uit de drie vervoerders die zich afgelopen zomer hebben ingeschreven voor de race: EBS, Qbuzz en de huidige concessiehouder Arriva.

Programma van Eisen De concessiehouder zal in elk geval het programma van eisen moeten naleven (4). Het programma van eisen (PvE) is vastgesteld door GS. Vaststelling van een PvE is een wettelijke taak voor GS (5); ook hier dus medebewind voor GS. GS van Zuid-Holland hebben het PvE in maart vorig jaar vastgesteld.

Zuid-Hollandse taak voor provinciale staten In de wet is er voor provinciale staten (5a) geen rol weggelegd bij vergunningverlening of vaststelling PvE. Natuurlijk moeten GS aan provinciale staten ook over de uitvoering van medebewindstaken verantwoording afleggen en vragen van individuele statenleden beantwoorden (6). In Zuid-Holland hebben provinciale staten echter van GS afgedwongen dat het PvE wordt gebaseerd op een beleidskader dat provinciale staten hebben vastgesteld. Het beleidskader voor de DAV-concessie is in november 2016 vastgesteld. Provinciale staten konden op die manier toch invloed uitoefenen op het busvervoer. Ik heb in beleidskader of PvE niets kunnen vinden over werktempo en het lijkt erop dat regeling van zo’n onderwerp in PvE of in concessievoorschriften wel degelijk juridisch mogelijk is (7).

Noten:

1: artikelen 19 lid 1 en 22 lid 2 Wet Personenvervoer 2000 (WPV)

1a: zie mijn blog over gedeputeerde staten Gedeputeerde staten

2: artikel. 124 lid 2 Grondwet

3: artikel 1 definitie concessie WPV

4: artikel 34 lid 1 WPV

5: art 44 lid 1 WPV

5a: zie mijn blog over provinciale staten Provinciale staten

6: artikel 176 Provinciewet. Zie ook mijn blog over de verhouding gedeputeerde staten en provinciale staten in het algemeen Gedeputeerde staten

7: artikelen 44 en 32.

Koninkrijksregering op de Benedenwindse Eilanden

Donderdag 11 januari 2018. Venezuela houdt de grens met Aruba, Bonaire en Curacao langer gesloten. Het exportverbod leidt op deze ABC-eilanden tot zorg. Morgen is er overleg tussen de koninkrijksregering en Venezuela. Waaruit bestaat de koninkrijksregering? Op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de ministers van de koninkrijksregering de Nederlandse ministers plus een minister uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Koning Willem-Alexander is ook koning van de ABC-eilanden. Waarom is het overleg van morgen een verantwoordelijkheid voor de koninkrijksregering? Het gaat over buitenlandse betrekkingen en dat is een taak van de koninkrijksregering. Heeft de Nederlandse regering ook eigen taken op de eilanden? Ja, op Bonaire. Bonaire is namelijk deel van Nederland, het is een (bijzondere) Nederlandse gemeente. Dat is ook het geval met de Bovenwindse Eilanden Saba en Sint Eustatius. De drie worden samen ook wel Caribisch Nederland genoemd.

Artikel 7 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden luidt: De raad van ministers van het Koninkrijk is samengesteld uit de door de Koning benoemde ministers en de door de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten benoemde Gevolmachtigde Minister.

Artikel 1 luidt: Het Koninkrijk omvat de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 1a luidt: De Kroon van het Koninkrijk wordt erfelijk gedragen door Hare Majesteit Juliana, Prinses van Oranje-Nassau en bij opvolging door Hare wettige opvolgers.

Artikel 3 lid 1 aanhef en onder b luidt: Onverminderd hetgeen elders in het Statuut is bepaald, zijn aangelegenheden van het Koninkrijk de buitenlandse betrekkingen.

Artikel 41 lid 1: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden.

Poepen van loslopende kat in het openbaar bestrijden met Gemeentewet en APV

Dinsdag 9 januari 2018. De SGP in de Zeeuwse gemeente Kapelle en Lijst Smolders in Tilburg pleiten voor een gemeentelijk verbod voor het in het openbaar poepen van katten. De Lijst Smolders denkt daarbij aan een boete van 400 euro. Hoe moet de gemeente zo’n verbod tot stand brengen en hoe hoog mag de boete zijn? Op grond van de Gemeentewet moet zo’n gemeentelijk verbod worden opgenomen in de algemene plaatselijke verordening (APV), een gemeentelijke verordening waarin de gemeenteraad regelt wat hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Op grond van diezelfde Gemeentewet kan de gemeenteraad aan overtreding van zijn verordeningen een geldboete verbinden van de tweede categorie. Wat een geldboete van de tweede categorie is, is in het Wetboek van Strafrecht geregeld: dat is (maximaal) 4150 euro en minimaal 3 euro. Aan overtreding kan trouwens ook hechtenis worden verboden, van maximaal drie maanden.

Artikel 149 van de Gemeentewet luidt: De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

Artikel 154 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan op overtreding van zijn verordeningen straf stellen maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 23 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): Het bedrag van de geldboete is ten minste € 3. De geldboete die voor een strafbaar feit ten hoogste kan worden opgelegd, is gelijk aan het bedrag van de categorie die voor dat feit is bepaald. Er zijn zes categorieën: de tweede categorie, € 3 350 [Red: Per 1 januari 2018: € 4.150.]