Eerste Kamer: naam, omvang en fracties

DONDERDAG 20 SEPTEMBER 2018 Op 27 mei 2019 worden de verkiezingen gehouden voor de Eerste Kamer. In de komende maanden zal over de staatsrechtelijke achtergronden van deze verkiezingen en van de Eerste Kamer worden bericht. Vandaag gaat het over naam en omvang van de Kamer en over indeling van de Kamerleden.

Staten-Generaal De Eerste Kamer en de Tweede Kamer vormen samen de Staten-Generaal. De Staten-Generaal is het parlement van Nederland.

Twee Kamers Het Nederlandse parlement bestaat dus uit twee Kamers. Dat is ook het geval in de meeste van onze buurlanden. Zo heeft Duitsland de Bundestag en Bundesrat, Frankrijk de Assemblée nationale en Sénat, Groot-Brittannië de House of Commons en House of Lords en België de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. Luxemburg heeft slechts één Kamer, de Chambre des Députés. Als een buurland net als Nederland twee Kamers heeft, hoeft dat niet te betekenen dat inrichting, samenstelling, werkwijze, bevoegdheden en taken van die Kamers dezelfde zijn.

Senaat De Eerste Kamer wordt ook wel Senaat genoemd. In Frankrijk en in België heet een van beide Kamers ook Sénat of Senaat. Zelfs dat hoeft niet te betekenen dat inrichting, samenstelling enzovoorts van die Kamer dezelfde is als van de Nederlandse Senaat.

75 Senatoren De Eerste Kamer bestaat uit 75 leden, ook wel senatoren geheten. Hun vergaderingen zijn op het Binnenhof.

12 Fracties Elke senator maakt deel uit van een fractie. Er zijn twaalf fracties, In volgorde van grootte (grootste voorop): VVD, CDA, D66, PVV, SP, PvdA, GroenLinks, Christen-Unie, Partij voor de Dieren, SGP, 50PLUS en de Onafhankelijke Senaatsfractie. De laatste fractie is een samenwerkingsverband van enkele regionale partijen.

BRONNEN

Artikel 51 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden.

Artikel 23 Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal luidt: De leden die gekozen zijn op lijsten boven welke dezelfde naam of aanduiding van een politieke groepering geplaatst is, worden bij de aanvang van de zitting als een fractie beschouwd. Is onder een benaming of een nummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

 

Prinsjesdag 2018

PRINSJESDAG (DINSDAG) 18 SEPTEMBER 2018 Vandaag is het Prinsjesdag. Prinsjesdag wordt altijd gehouden op de derde dinsdag van september. Het is de dag van de Troonrede, de Verenigde Vergadering en de Miljoenennota.

Troonrede Koning Willem-Alexander geeft vandaag – gezeten op een troon – een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid: de Troonrede. Deze uiteenzetting valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.

Verenigde Vergadering De Troonrede wordt uitgesproken ten overstaan van onder andere het parlement, dat wil zeggen de Tweede Kamer én de Eerste Kamer. De leden van beide Kamers (225 in totaal) luisteren ernaar in dezelfde zaal: de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal. Zo’n Verenigde Vergadering komt in Nederland buiten de jaarlijkse Prinsjesdag maar weinig voor. Een Verenigde Vergadering kan ook beraadslagen en besluiten nemen, maar dat gebeurt niet op Prinsjesdag. De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de Eerste Kamer, Ankie Broekers-Knol.

Ridderzaal De Troonrede wordt uitgesproken in de Ridderzaal, een historisch gebouw op het (Haagse) Binnenhof. De Kamers afzonderlijk vergaderen weliswaar ook op het Binnenhof (althans nóg wel), maar niet in de Ridderzaal.

Miljoenennota Na afloop van de Troonrede wordt de Verenigde Vergadering ontbonden. Later op de dag wordt (het voorstel voor) de rijksbegroting van volgend kalenderjaar ingediend. De rijksbegroting bestaat uit wetsvoorstellen; de rijksbegroting wordt namelijk per wet vastgesteld. Er is ook een samenvatting van: de Miljoenennota. Indiening van deze wetsvoorstellen gebeurt in de Tweede Kamer; die is dan weer in haar eigen vergaderzaal bijeen. Volgens de Grondwet moeten de wetsvoorstellen door of vanwege de Koning worden ingediend. In de praktijk gebeurt dat altijd vanwege de Koning: namelijk door de minister van Financiën, Wopke Hoekstra.

BRONNEN

Artikel 65 Grondwet luidt: Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven.

Artikel 42 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

Artikel 51 Grondwet luidt: De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden. Bij een verenigde vergadering worden de kamers als één beschouwd.

Artikel 53 Reglement van Orde voor de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal luidt (gedeeltelijk): Op vergaderingen, waarin naar het oordeel van de Voorzitter niet zal worden beraadslaagd of besloten, zijn slechts artikel 3 en 54 van dit Reglement van toepassing.

Artikel 54 Reglement luidt: In deze vergaderingen als bedoeld in het eerste lid van artikel 53 bestaat de taak van de Voorzitter voornamelijk uit het desgewenst benoemen van een commissie van in- en uitgeleide van degene, die de Vergadering zal toespreken, uit het leiden van de Vergadering en het handhaven van de orde. De Voorzitter kan een lid, dat zulk een vergadering verstoort, uitsluiten van de verdere bijwoning der vergadering.

Artikel 3 Reglement luidt: Het voorzitterschap wordt gedurende die rede alsmede bij afwezigheid of onstentenis van de Voorzitter waargenomen volgens de regels, welke het Reglement van Orde van de Eerste Kamer stelt voor de plaatsvervanging van de Voorzitter van die Kamer.

Artikel 105 Grondwet luidt: De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt bij de wet vastgesteld. Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 bedoelde tijdstip.

Rigide Grondwet? Hans Engels en de buurlanden

MAANDAG 17 SEPTEMBER 2018 Vorige week stond er een pleidooi in de krant van Eerste Kamerlid en tevens staatsrechtgeleerde Hans Engels voor een minder rigide Grondwet in Nederland. Met andere woorden: een pleidooi voor een Grondwet gemakkelijker gewijzigd kan worden. Wat is er nu nodig voor de wijziging van onze Grondwet en hoe is dat in landen om ons heen geregeld?

Grondwet In een wet die met gewone meerderheid is aangenomen verklaren Tweede en Eerste Kamer beide dat de voorgestelde wijziging van de Grondwet overwogen wordt. Dit is de zogenaamde eerste lezing. Daarna moeten er Tweede Kamer verkiezingen worden gehouden. Ten slotte wordt de in eerste lezing aangenomen wet aan de (nieuwe) Tweede Kamer voorgelegd en opnieuw aan de (oude) Eerste Kamer. In deze tweede lezing dienen beide Kamers met minstens 2/3 meerderheid die wet wederom aan te nemen, dat wil zeggen 2/3 van de uitgebrachte stemmen. De Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen door de burger; de Eerste Kamer (Senaat) wordt gekozen door Provinciale Staten (zeg maar de parlementen van onze provincies).

Grundgesetz De Duitse Grondwet kan alleen uitdrukkelijk worden gewijzigd. Dat gebeurt in een wet die met minstens 2/3 van de leden van de Bundestag en 2/3 van de stemmen van de Bundesrat wordt aangenomen. De Bundestag is rechtstreeks gekozen door de burgers. Sommige onderdelen van de Grondwet mogen nimmer worden gewijzigd. De Bundesrat bestaat uit vertegenwoordigers van de regeringen van de deelstaten.

Belgische Grondwet Wijziging van de Belgische Grondwet lijkt heel erg op die van Nederland. Zo zijn er twee lezingen nodig en wordt de wet in eerste lezing aangenomen met een gewone meerderheid in beide Kamers van het parlement. Daarna moeten er verkiezingen worden gehouden, zij het – meer rigide dan in Nederland – voor beide Kamers. Ten slotte wordt de in eerste lezing aangenomen wet aan de nieuwe Kamers voorgelegd en dient de wet in beide Kamers met minstens 2/3 van de uitgebrachte stemmen te worden aangenomen, zij het – wederom meer rigide dan in Nederland – dat minstens 2/3 van de Kamerleden aanwezig moet zijn. De Kamer van Volksvertegenwoordigers is rechtstreeks gekozen door de burger; de andere Kamer – de Senaat – is gekozen door de parlementen van de deelstaten.

La Constitution Voor wijziging van de Franse Grondwet is nodig een wet die met gewone meerderheid in beide Kamers is aangenomen en die wordt gevolgd door óf een bindend goedkeurend (!) referendum óf een verenigde vergadering van beide Kamers (Congrès) waarin de wet wederom wordt aangenomen maar nu met 3/5 van de uitgebrachte stemmen. Het is aan de président om een keuze te maken. Sommige onderdelen van de Grondwet mogen nimmer worden gewijzigd. Het Franse parlement bestaat uit de door de burgers rechtstreeks gekozen Assemblée nationale en uit de door de (voornamelijk) gemeenteraadsleden gekozen Sénat.

Hans Engels stelt het volgende voor: voor wijziging van de Grondwet kan worden volstaan met een wet die met gewone meerderheden in Tweede en Eerste Kamer is aangenomen. Eén lezing voldoet dus, net als bij gewone wetten. Echter, na een aangenomen Grondwetswijziging kan nog een bindend referendum volgen. En als de burgers zich daarin tegen de aangenomen Grondwetswijziging uitspreken, komt die er alsnog niet (bindend correctief referendum). Zijn voorstel lijkt dus enigszins op de Franse procedure. Daarbij moet wel bedacht worden dat de Franse Sénat heel anders wordt gekozen dan de Nederlandse Eerste Kamer en dat het bindend referendum in Frankrijk is verplicht en goedkeurend (dus niet correctief).

Great Britain Groot-Brittannië heeft geen Grondwet.

BRONNEN

Artikel 137 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De wet verklaart, dat een verandering in de Grondwet, zoals zij die voorstelt, in overweging zal worden genomen. Lid 3. Na de bekendmaking van de wet, bedoeld in het eerste lid, wordt de Tweede Kamer ontbonden. Lid 4. Nadat de nieuwe Tweede Kamer is samengekomen, overwegen beide kamers in tweede lezing het voorstel tot verandering, bedoeld in het eerste lid. Zij kunnen dit alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 79 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Das Grundgesetz kann nur durch ein Gesetz geändert werden, das den Wortlaut des Grundgesetzes ausdrücklich ändert oder ergänzt. Ein solches Gesetz bedarf der Zustimmung von zwei Dritteln der Mitglieder des Bundestages und zwei Dritteln der Stimmen des Bundesrates. Eine Änderung dieses Grundgesetzes, durch welche die Gliederung des Bundes in Länder, die grundsätzliche Mitwirkung der Länder bei der Gesetzgebung oder die in den Artikeln 1 und 20 niedergelegten Grundsätze berührt werden, ist unzulässig.

Artikel 195 van de Belgische Grondwet luidt (gedeeltelijk): De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst. Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden. Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen. Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen. In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.

Article 89 Constitution luidt (gedeeltelijk): Onderstaande wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution Version consolidée au 8 mars 2018 https://www.legifrance.gouv.fr/Droit-francais/Constitution.

L’initiative de la révision de la Constitution appartient concurremment au Président de la République sur proposition du Premier ministre et aux membres du Parlement.

Le projet ou la proposition de révision doit être voté par les deux assemblées en termes identiques. La révision est définitive après avoir été approuvée par référendum.

Toutefois, le projet de révision n’est pas présenté au référendum lorsque le Président de la République décide de le soumettre au Parlement convoqué en Congrès; dans ce cas, le projet de révision n’est approuvé que s’il réunit la majorité des trois cinquièmes des suffrages exprimés.

Aucune procédure de révision ne peut être engagée ou poursuivie lorsqu’il est porté atteinte à l’intégrité du territoire.

La forme républicaine du Gouvernement ne peut faire l’objet d’une révision.

Raad van State

MAANDAG 14 MEI 2018. De Raad van State krijgt de laatste dagen veel media-aandacht. Er komt een vacature voor het vicevoorzitterschap, het gezag dat het in de politiek heeft zou zijn afgenomen en er is het intern rapport uit 2016 dat kritisch zou zijn en waar tot op heden weinig mee zou zijn gedaan. Wat staat er zoal in de Grondwet over de Raad van State? Bijvoorbeeld: De regering moet de raad in beginsel om advies vragen over wetsvoorstellen. Die adviezen zijn openbaar. De leden van de raad worden in beginsel voor hun leven benoemd. De regering beslist wie in de raad komt te zitten. Voorzitter van de raad is de Koning. De Kroonprinses is vanaf haar achttiende lid. Allerhande details moeten bij wet worden geregeld: die wettelijke regeling heeft grotendeels haar beslag gekregen in de Wet op de Raad van State. Daarin staat bijvoorbeeld dat er hooguit tien leden kunnen zijn die adviseren over wetsvoorstellen. Naast deze leden zijn er staatsraden. Er zijn hooguit twintig staatsraden. Zij hebben dezelfde bevoegdheden als leden, zoals het recht om mee te praten en mee te beslissen over de adviezen. Er zijn ”staatsraden” en ”staatsraden in buitengewone dienst”, van elk hooguit tien. De beslissingen over hoe een advies komt te luiden, wordt genomen bij meerderheid van de stemmen van leden, staatsraden en staatsraden in buitengewone dienst.

Artikel 73 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Raad van State of een afdeling van de Raad wordt gehoord over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur, alsmede over voorstellen tot goedkeuring van verdragen door de Staten-Generaal. In bij de wet te bepalen gevallen kan het horen achterwege blijven.

Artikel 80 luidt (gedeeltelijk): De adviezen worden openbaar gemaakt volgens regels bij de wet te stellen. Adviezen, uitgebracht ter zake van voorstellen van wet die door of vanwege de Koning worden ingediend, worden, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen, aan de Staten-Generaal overgelegd.

Artikel 74 luidt: De Koning is voorzitter van de Raad van State. De vermoedelijke opvolger van de Koning heeft na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar van rechtswege zitting in de Raad. Bij of krachtens de wet kan aan andere leden van het koninklijk huis zitting in de Raad worden verleend. De leden van de Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen. In de gevallen bij de wet aangewezen kunnen zij door de Raad worden geschorst of ontslagen. De wet regelt overigens hun rechtspositie.

Artikel 47 luidt (gedeeltelijk): Alle koninklijke besluiten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.

Artikel 75 luidt (gedeeltelijk): De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de Raad van State.

Artikel 2 derde lid Wet op de Raad van State luidt (gedeeltelijk): Het aantal leden bedraagt ten hoogste 10.

Artikel 8 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Er kunnen staatsraden worden benoemd. Lid 2. Zij worden gekozen uit hen, die bekwaamheid of deskundigheid hebben bewezen op het gebied van wetgeving (of) bestuur dan wel in aangelegenheden die daaraan raken. Lid 3. De staatsraden worden bij koninklijk besluit voor een bepaalde tijd van ten minste drie jaren worden benoemd. Lid 4. De artikelen 2, derde lid, (is) op hen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 luidt: De staatsraden hebben bij de vervulling van hun taak de bevoegdheden van een lid van de Raad.

Artikel 10 luidt (gedeeltelijk): Er kunnen staatsraden in buitengewone dienst worden benoemd. Een staatsraad in buitengewone dienst neemt slechts deel aan de werkzaamheden van de Raad of van een van zijn afdelingen, voorzover hij daartoe door de vice-president is opgeroepen. De artikelen 2, derde lid, 8 tweede en derde lid (en) 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27a luidt (gedeeltelijk): De Afdeling advisering beslist bij meerderheid van stemmen.

Officiële uitslag referendum over Wiv

Donderdag 29 maart 2018. Vorige week woensdag is (ook) het referendum over de sleepwet gehouden, dat wil zeggen over de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv). De Kiesraad maakt op grond van de Wet raadgevend referendum de officiële uitslag bekend. Die uitslag geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, als de meerderheid tegen de wet heeft gestemd en minstens 30% procent van de kiezers heeft gestemd. De Kiesraad heeft de officiële uitslag vanochtend bekendgemaakt. Wat blijkt: zo’n 46,5 % heeft voor de sleepwet gestemd en zo’n 49,5 % heeft tegen de sleepwet gestemd. De meerderheid heeft dus tegen de sleepwet gestemd. Bovendien is 51,5 % van de kiezers gaan stemmen; ruim boven de 30% van de opkomstdrempel. Conclusie: de officiële uitslag van het referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing. En nu? De regering moet nu op grond van dezelfde Wet raadgevend referendum een nieuw wetsvoorstel indienen dat óf de sleepwet intrekt óf regelt wanneer de sleepwet in werking treedt. Regering en parlement kunnen dus nog alle kanten op, maar moeten wel een keuze maken tussen invoering of intrekking van de wet. De wetgever moet dus de sleepwet gaan heroverwegen. De regering moet het wetsvoorstel zo snel mogelijk indienen nadat de officiële uitslag van vanmorgen onherroepelijk is vastgesteld. Dat is het geval als niemand binnen een week de uitslag aanvecht bij de raad van state. Als iemand dat wel doet, moet de uitspraak van de raad van state worden afgewacht. Dat mag geen jaren duren, want de raad van state moet die rechtszaak versneld behandelen, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 26 Wet raadgevend referendum luidt: De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van een referendum.

Artikel 3 Wet raadgevend referendum luidt: De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt en de opkomst bij het referendum ten minste dertig procent van het totale aantal kiesgerechtigden bedraagt.

Artikel 79 Wet raadgevend referendum luidt: Het centraal stembureau stelt vast:

  • a. het totale aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
  • b. het totale aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
  • c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
  • d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;
  • e. het totale aantal ongeldige stemmen;
  • f. het totale aantal kiesgerechtigden;
  • g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;
  • h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.

Artikel 80 Wet raadgevend referendum luidt: Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 81 Wet raadgevend referendum luidt: Het centraal stembureau stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich voor en hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich tegen de aan het referendum onderworpen wet hebben uitgesproken.

Artikel 11 Wet raadgevend referendum luidt: Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.

Artikel 91 Wet raadgevend referendum luidt (gedeeltelijk): Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 79, 80 en 81 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:

  • a. In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes dagen.
  • b. Titel 8.3 is niet van toepassing. (vovo)
  • d. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3.

In afdeling 8.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht staat onder andere artikel 8:52. Artikel 8:52 Algemene wet bestuursrecht luidt (gedeeltelijk): De bestuursrechter kan, indien de zaak spoedeisend is, bepalen dat deze versneld wordt behandeld.

Kiezers met een verstandelijke handicap

Maandag 19 maart 2018. De kiezer die aanstaande woensdag (gemeenteraadsverkiezingen) gaat stemmen, moet daarvoor naar een stemlokaal. Hij ontvangt daar uit handen van het stembureau een stembiljet. Daarmee gaat hij naar een stemhokje in dat lokaal. Kiezers met een verstandelijke handicap willen hulp in het stemhokje, zo lees ik in de krant. Niet bij het maken van een keuze (voor lijst en kandidaat), maar omdat ze het vakje op het stembiljet dat ze rood willen maken niet kunnen vinden. De Kieswet staat geen hulp in het stemhokje toe aan kiezers met een verstandelijke handicap; hulp aan kiezers met een lichamelijke handicap is in de Kieswet wel toegestaan. Uitleg buiten het stemhokje – zoals in het stemlokaal – is ook aan kiezers met een verstandelijke handicap toegestaan, zo lees ik op de website van de Kiesraad. In bovenbedoeld krantenbericht staat ook dat in de Kieswet zou staan dat als iemand met een verstandelijke handicap niet zonder hulp kan stemmen ervan wordt uitgegaan dat hij niet zelfstandig zijn wil kan bepalen. Ik heb dat nergens in de Kieswet kunnen lezen. Ik denk dat hier sprake is van een vergissing: alleen in het Burgerlijk Wetboek (kopen, huren, lenen) kan een verstandelijke handicap in de weg staan aan het zelfstandig kunnen bepalen van je wil (wat dan leidt tot een ongeldige rechtshandeling en bedoeld is als een bescherming van de persoon in kwestie). Kiesrecht ontbreekt ingevolge de Kieswet alleen bij iemand die een misdrijf heeft gepleegd en de rechter hem bij zijn veroordeling het kiesrecht heeft afgepakt.

Artikel J 26 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De kiezer gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

Artikel J 28 Kieswet: Wanneer aan het stembureau blijkt dat een kiezer wegens zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft, staat het toe dat deze zich laat bijstaan.

Website van (overheidsinstantie) de Kiesraad luidt (gedeeltelijk): Aan mensen met een verstandelijke beperking kan uitleg worden gegeven, buiten het stemhokje, over het gebruik van het stembiljet. Dit kan zowel door een begeleider als door een stembureaulid gebeuren. Uitleg wordt dan gegeven in alle openheid zodat dit kan worden waargenomen door de in het stembureau aanwezige kiezers.

Artikel 34 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek luidt: Heeft iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets verklaard, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien. Een zodanig ontbreken van wil maakt een rechtshandeling vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, wordt door het ontbreken van wil echter nietig.

Artikel B 5 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Van het kiesrecht zijn uitgesloten zij die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht zijn ontzet.

Referendumcommissie, sleepnet-wet en subsidies

Dinsdag 6 maart 2018. Op 21 maart zijn er niet alleen gemeenteraadsverkiezingen maar is er ook het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017), ook wel sleepnet-wet genoemd. Er is op grond van de Wet raadgevend referendum een referendumcommissie die subsidies verstrekt aan voorstanders, tegenstanders en neutralen van de sleepnet-wet, in totaal maximaal 2 miljoen euro. De referendumcommissie bestaat uit vijf leden die door de minister zijn benoemd. De benoemde leden zijn oud-politici, wetenschappers of advocaten. De referendumcommissie heeft de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 vastgesteld en daarin het wettelijk maximum van 2 miljoen euro overgenomen. Subsidie wordt op aanvraag verstrekt. Aanvragers kunnen op grond van de subsidieregeling natuurlijke personen (mensen van vlees en bloed) zijn, mits meerderjarig en in Nederland wonend. Aanvragers kunnen ook rechtspersonen zijn, mits hier te lande gevestigd. Per natuurlijke persoon kan op grond van de subsidieregeling maximaal 5.000 euro worden verstrekt. Er is aan 26 natuurlijke personen subsidie verstrekt, tussen de 3.400 euro en de 5.000 euro. Per rechtspersoon kan maximaal 50.000 euro worden verstrekt. Niet alle kosten zijn subsidiabel: zo is het werk van een (aanvragende) natuurlijk persoon niet subsidiabel.

Artikel 87 van de Wet raadgevend referendum luidt (gedeeltelijk): Er is een referendumcommissie. De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaren. De leden kunnen worden herbenoemd. Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het derde lid niet eerder dan vier weken nadat het voornemen daartoe in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, aan de beide kamers der Staten-Generaal is meegedeeld.

Artikel 90 van de Wet raadgevend referendum luidt (gedeeltelijk): Daarnaast verstrekt de referendumcommissie subsidies ten behoeve van maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat in Nederland over de aan het referendum onderworpen wet te bevorderen. De referendumcommissie stelt ter uitvoering van (deze) taak een regeling vast. In deze regeling wordt in ieder geval een subsidieplafond vastgesteld. Het subsidieplafond bedraagt ten hoogste 2 miljoen euro per referendum.

Artikel 5 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Voor de subsidieverstrekking geldt een subsidieplafond van 2 miljoen euro.

Artikel 3 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend door een natuurlijke, meerderjarige, persoon die in Nederland woont en een rechtspersoon die in Nederland is gevestigd ….

Artikel 4 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Als de aanvrager een natuurlijke persoon is, bedraagt de subsidie ten hoogste 5000 euro. Als de aanvrager een rechtspersoon is, bedraagt de subsidie tenminste 5000 euro en ten hoogste 50000 euro.

Artikel 10 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, zijn de kosten van eigen werkzaamheden van de aanvrager niet subsidiabel.

Hoorzitting Tweede Kamer

Maandag 6 november 2017. In de Tweede Kamer willen oppositiepartijen GroenLinks, SP en PvdA een hoorzitting houden over de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting. Verdere details zijn onbekend. Op grond van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal kan een Kamercommissie besluiten tot het houden van hoorzittingen. Een van de Kamercommissies is de Vaste commissie voor financiën. Het zijn de leden van de commissie die tot een hoorzitting besluiten. Besluiten worden genomen bij meerderheid van de aanwezige commissieleden. De leden van GroenLinks, SP en PvdA vormen slechts een (kleine) minderheid in de Vaste commissie voor financiën, namelijk 5 van de 25 leden. Commissievoorzitter is VVD’er.

Artikel 27 sub d RvO TK luidt: Voor een goede vervulling van haar taken is een commissie in ieder geval bevoegd tot het houden van hoorzittingen.

Artikel 36 lid 1 RvO TK luidt: Besluiten worden alleen door de leden van de commissie genomen, met dien verstande dat bij ontstentenis of afwezigheid van een lid zijn plaatsvervanger zijn bevoegdheden uitoefent.

Regeringsverklaring

Vrijdag 3 november 2017. In de afgelopen dagen presenteerde premier Rutte het nieuwe kabinet aan de Kamer en gaf hij een toelichting op het regeerakkoord. Deze regeringsverklaring vloeit voort uit de ministeriële verantwoordelijkheid die in de Grondwet is vastgelegd. Vervolgens vond er een debat plaats tussen Kamer en premier, waarin zowel de ministerskeuze als het regeerakkoord aan de orde kwamen. Zo was Geert Wilders (PVV) kritisch over de dubbele nationaliteit van sommige ministers en waren Jesse Klaver (GroenLinks), Emile Roemer (SP) en Lodewijk Asscher (PvdA) kritisch over de afschaffing van de dividendbelasting. Het debat had kunnen leiden tot het aanvaarden van een motie van wantrouwen, maar dat is niet gebeurd. De coalitiepartijen VVD, D66, CDA en CU zijn (nog) niet kritisch. In zo’n motie van wantrouwen spreekt een Kamermeerderheid uit dat het onvoldoende vertrouwen heeft in het kabinet. Een kabinet kan niet functioneren zonder het vertrouwen van de Kamermeerderheid, niet alleen bij aanvang van haar werkzaamheden maar gedurende de hele ”rit”. Deze zogenaamde vertrouwensregel is niet in de Grondwet terug te vinden. Het is een van de weinige voorbeelden van ongeschreven staatsrecht in ons land. Wat de regels van ongeschreven staatsrecht zijn, is terug te vinden in boeken over staatsrecht.

Artikel 42 lid 2 Grondwet: De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

             : vertrouwensregel.

Fracties van SP, GL en PvdA gaan samenwerken

Dinsdag 31 oktober 2017. In de Tweede Kamer gaan de fracties van SP, GroenLinks en PvdA met elkaar samenwerken. Zo presenteren zij onder andere een gezamenlijk alternatief regeerakkoord. Meer dan samenwerking is niet de bedoeling: een fusie tussen de fracties ligt niet in het verschiet. Wat zegt het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over fracties, samenwerking en fusies?

Artikel 11 lid 1 luidt: De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde lijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

Artikel 11 lid 4 luidt: Andere fracties dan die bedoeld in het eerste lid kunnen gedurende een zitting niet worden gevormd, tenzij door samenvoeging van twee of meer van die fracties (..).