Het Haagse reclameverbod voor vliegtickets en cruisereizen

VRIJDAG 16 MEI 2025 Sinds 1 januari is het in Den Haag verboden om reclame te maken voor vliegvakanties, vliegtickets of cruisereizen op reclamemasten en bij tram- en bushaltes, omdat de gemeente wil stoppen met het promoten van producten die bijdragen aan de klimaatcrisis (de brandstof van vliegtuigen is kerosine, de brandstof van cruiseschepen is bunkerolie, beide zijn het fossiele brandstoffen). Reisorganisaties als TUI zijn daarom een rechtszaak begonnen. De reisorganisaties voeren daarin o.a. aan dat dit verbod op fossiele reclame in strijd zou zijn met de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting. Hoe luidde het oordeel van de rechter daarover?

VRIJHEID VAN MENINGSUITING De vrijheid van meningsuiting staat in artikel 7 van de Grondwet. In het derde lid staat dat ‘niemand voorafgaand verlof nodig heeft voor het openbaren van gedachten of gevoelens wegens de inhoud daarvan’. Ook het maken van reclame kan het openbaren van gedachten of gevoelens zijn. Gemeenten mogen reclames dus niet verbieden omdat ze het niet eens zijn met inhoud ervan. Dat doet Den Haag wél, want de reclame voor vliegtickets, vliegvakanties en cruisereizen is verboden wegens de inhoud ervan.

VERSPREIDINGSMIDDEL Wat gemeenten volgens vaste rechtspraak wél mogen doen is het beperken van de middelen waarmee gedachten of gevoelens worden geopenbaard. Zulke middelen zijn bijvoorbeeld reclamemasten en de abri’s van bus- en tramhaltes. Middelen waarmee gedachten of gevoelens worden geopenbaard worden verspreidingsmiddelen genoemd. Gemeenten mogen verspreidingsmiddelen beperken, maar niet in hun geheel verbieden. Wat gemeenten dus niet mogen doen is een algeheel verbod uitvaardigen voor het maken van reclame voor vliegvakanties, vliegtickets en cruisereizen op alle reclamemasten en op alle abri’s van bus- en tramhaltes in de stad. Dat doet Den Haag wél, want geen enkele reclamemast of abri in de gemeente mag volgens het reclameverbod worden gebruikt om reclame te maken voor vliegvakanties, vliegtickets of cruisereizen.

HANDELSRECLAME Heeft de gemeente Den Haag dus artikel 7 van de Grondwet geschonden? Nee, toch niet! Dat komt omdat de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting niet van toepassing is op handelsreclame. Handelsreclame wordt namelijk uitdrukkelijk uitgesloten in het vierde lid van artikel 7 van de Grondwet, luidend: ‘De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame’. Niet iedere reclame is handelsreclame: geen handelsreclame is bijvoorbeeld ideële reclame. Op het maken van ideële reclame is de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting dan ook wel van toepassing. Bij het maken van reclame voor vliegvakanties, vliegtickets en cruisereizen door reisorganisaties is echter sprake van handelsreclame, en daarop is de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting dus niet van toepassing.

TOETSINGSVERBOD Het Haags reclameverbod is geregeld in de artikelen 2.97 lid 7 en 1.1 sub x van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Den Haag. Elke gemeente heeft een algemene plaatselijke verordening, vaak afgekort tot APV. Een APV is een wet. De rechter heeft overwogen dat (deze bepaling van) de Haagse APV niet in strijd is met de Grondwet. Maar waarom is de rechter überhaupt overgegaan tot toetsing aan de Grondwet? Immers, wetten zijn toch onschendbaar in de zin dat ze niet aan de Grondwet mogen worden getoetst? Ja en nee, want deze onschendbaarheid van wetten geldt alleen voor wetten in formele zin. Wetten in formele zin zijn wetten die door regering, Tweede Kamer en Eerste Kamer gezamenlijk zijn vastgesteld. Een voorbeeld is de Gemeentewet. Algemene plaatselijke verordeningen zijn echter vastgesteld door de gemeenteraad, zie artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. APV’s zijn dus geen wetten in formele zin; ze zijn alleen maar wetten in materiële zin. APV’s mogen – nee zelfs moeten – daarom worden getoetst aan de Grondwet.

EVRM De vrijheid van meningsuiting wordt niet alleen beschermd in de Grondwet. Het wordt bijvoorbeeld ook beschermd in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, meestal afgekort tot het EVRM. In het EVRM staat de vrijheid van meningsuiting in artikel 10. Anders dan in artikel 7 Grondwet wordt in dit verdragsartikel handelsreclame niet expliciet uitgesloten van de bescherming. De rechter heeft het Haags reclameverbod ook aan artikel 10 EVRM getoetst en concludeert dat het Haags reclameverbod evenmin in strijd is met artikel 10 EVRM.  

BRONNEN Naast bovenstaande artikelen uit Grondwet, Algemene Plaatselijke Verordening Den Haag en EVRM zijn geraadpleegd de rechterlijke uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2025 ECLI:NL:RBDHA:2025:6874 (zie in het bijzonder rechtsoverwegingen 5.8 tot en met 5.10) en Wikipedia (cruiseschip; kerosine; vrijheid van meningsuiting).

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 30 mei 2025!

Verkiezingen in Canada

VRIJDAG 2 MEI 2025 Afgelopen maandag waren de parlementsverkiezingen in Canada. Wat zijn overeenkomsten en verschillen met parlementsverkiezingen in Nederland?

CANADA Canada heeft een kiesstelsel waarin volksvertegenwoordigers worden gekozen in kiesdistricten. Men kan zich slechts in één kiesdistrict kandidaat stellen voor de verkiezingen; daardoor zijn er in elk kiesdistrict andere kandidaten. In de meeste kiesdistricten wordt een kandidaat uitdrukkelijk gesteund door een politieke partij. 

NEDERLAND Nederland heeft een heel ander kiesstelsel. Hier is het hele land eigenlijk één groot kiesdistrict waarin alle Tweede Kamerleden worden gekozen. Overal in het land staan dezelfde kandidaten op de lijsten van politieke partijen, of in elk geval zijn de lijsttrekkers overal dezelfde. Ons land is weliswaar verdeeld in kieskringen, maar kieskringen zijn totaal iets anders dan kiesdistricten.      

CANADA In elk kiesdistrict wordt één Kamerlid gekozen. De kandidaat die in een kiesdistrict de meeste stemmen heeft gekregen is gekozen. Niet nodig is dat zij of hij de absolute meerderheid van de stemmen heeft gekregen. Zo gaat het ook in het Verenigd Koninkrijk (en van dat land heeft Canada het dan ook overgenomen). Er zijn meer overeenkomsten: Canada en Engeland hebben bijvoorbeeld ook hetzelfde staatshoofd (king Charles).

NEDERLAND In Nederland is er evenredigheid tussen aantal gekregen stemmen en aantal gekregen Kamerzetels: de kandidatenlijst die 5% van de stemmen heeft gekregen krijgt 5% van de Kamerzetels, de lijst die 9% van de stemmen heeft gekregen krijgt 9% van de Kamerzetels enzovoorts (even afgezien van de afronding en de verdeling van restzetels).

CANADA Canada heeft 343 kiesdistricten. Er zijn afgelopen maandag dus ook 343 volksvertegenwoordigers gekozen. Deze Members of Parliament (MP’s) vormen samen het House of Commons of Canada. De zittingsduur van de MP’s is vier jaar; vervroegde verkiezingen zijn echter mogelijk, en dat was afgelopen maandag het geval. Een regering die op een parlementaire meerderheid steunt, heeft dus de steun van minstens 172 MP’s. Het ziet ernaar uit dat de kandidaten gesteund door de Liberal Party of Canada, dat is de politieke partij van (zittend premier) Mark Carney, net niet de meerderheid in het House of Commons hebben gekregen. De grootste oppositiepartij is de Conservative Party of Canada, en het ziet er naar uit dat kandidaten gesteund door die partij ongeveer 25 zetels minder hebben gekregen dan de liberalen. De regering-Carney zal in het parlement dus niet alleen op de eigen Liberal Party of Canada kunnen steunen.  

NEDERLAND In Nederland bestaat de Tweede Kamer uit 150 Kamerleden. Zittingsduur is ook hier vier jaar. En ook in ons land zijn vervroegde parlementsverkiezingen mogelijk; zo is de huidige Tweede Kamer eind 2023 samengesteld op basis van vervroegde verkiezingen. Het huidige kabinet-Schoof bestaat uit een coalitie van vier partijen die samen 88 zetels hebben in de Tweede Kamer; een ruime meerderheid dus.

CANADA In de twee deelstaten (provinces) Ontario en Québec liggen meer dan de helft van alle kiesdistricten, namelijk 200. In de provinces Alberta en British Columbia liggen nog eens 80 kiesdistricten. De overige 63 kiesdistricten zijn verdeeld over negen andere Canadese gebiedsdelen, zoals Newfoundland, Nova Scotia en Saskatchewan.

BRONNEN Nederlandse Grondwet en Kieswet en Wikipedia.en (Canadian electoral system) (House of Commons of Canada) (Canada) en Wikipedia.nl (Tweede Kamerverkiezingen).

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 16 mei.

De Voorjaarsnota 2025

VRIJDAG 18 APRIL 2025 Afgelopen woensdag hebben de coalitiepartijen na 24 uur onderhandelen (!) een politieke deal over de Voorjaarsnota gesloten, zo stond er gisteren in de NRC. Gisteren is de Voorjaarsnota ook besproken in de ministerraad. Wat is de Voorjaarsnota?

NOTA De Voorjaarsnota is een nota die betrekking heeft op de rijksbegroting. De rijksbegroting geldt voor een heel jaar. Een heel kalenderjaar. De Voorjaarsnota waarover de politieke deal is gesloten gaat over de lopende rijksbegroting, de Rijksbegroting 2025.

PARLEMENT De rijksbegroting wordt op Prinsjesdag ingediend en daarna door middel van een wet vastgesteld, zie artikel 105 Grondwet. Dat betekent dat regering, Tweede Kamer en Eerste Kamer de begroting gezamenlijk moeten vaststellen, zie artikel 81 Grondwet. Zonder instemming van regering en parlement kan de rijksbegroting niet worden vastgesteld.

EERSTE KAMER Die instemming is er in de afgelopen maanden gekomen. Al ging dat niet altijd even makkelijk, denk bijvoorbeeld aan de behandeling van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de Eerste Kamer (zie hierover mijn vorige blog). 

WIJZIGING De Rijksbegroting 2025 is er dus al. Wat is dan het nut van de Voorjaarsnota? Het nut van de Voorjaarsnota heeft ermee te maken dat een eenmaal vastgestelde rijksbegroting in de loop van het begrotingsjaar gewijzigd kan worden. Deze wijzigingen gebeuren door middel van zogenaamde suppletoire begrotingen. De Voorjaarsnota geeft een overzicht van de wijzigingen op de oorspronkelijke begroting gedurende de eerste maanden van het begrotingsjaar; die wijzigingen betreffen zowel de inkomstenkant als de uitgavenkant, zie artikel 2.26 Comptabiliteitswet 2016.  

SUPPLETOIRE BEGROTINGEN Suppletoire begrotingen worden gedurende het hele jaar ingediend. In de eerste helft van het jaar worden tegenwoordig de meeste tegelijk met de Voorjaarsnota ingediend. Al die suppletoire begrotingsvoorstellen moeten net als de oorspronkelijke begroting bij wet worden vastgesteld; ook zij kunnen dus alleen met instemming van regering en parlement worden vastgesteld.

MINISTER VAN FINANCIËN De minister van Financiën moet de oorspronkelijke begroting indienen op de derde dinsdag van september (Prinsjesdag) bij de Tweede Kamer, zie artikelen 105 en 65 van de Grondwet. Dat is dus enkele maanden vóór het begrotingsjaar. Hij moet de Voorjaarsnota vóór 1 juni indienen bij de Tweede Kamer, zie artikel 2.26 Comptabiliteitswet 2016. Dat is dus 1 juni van het lopende begrotingsjaar. Op 1 juni is het nog lente: vandaar de naam voorjaarsnota.

COALITIE De coalitiepartijen hebben er afgelopen dinsdag en woensdag 24 uur over onderhandeld, zo berichtte NRC. Het onderhandelingsresultaat is gisteren besproken in de ministerraad. Dat betekent dat de coalitiepartijen een flinke vinger in de pap hebben bij deze voorjaarsnota. Wat als de ministerraad dit onderhandelingsresultaat niet in de vorm van suppletoire begrotingsvoorstellen had willen indienen bij de Tweede Kamer, bijvoorbeeld omdat het kabinet-Schoof toch bedoeld was als een extraparlementair kabinet? Dan had een Kamerlid (van de coalitie) dat zelf mogen doen. Tweede Kamerleden hebben weliswaar geen initiatiefrecht voor de oorspronkelijke begroting, maar wel voor suppletoire begrotingen.      

AMENDEMENTSRECHT Inmiddels is gebleken dat de ministerraad het wel eens was met de suppletoire begrotingsvoorstellen, en dat was eigenlijk geen verrassing.Daar de coalitie een meerderheid heeft in de Tweede Kamer is het zeer waarschijnlijk dat zij weinig moeite zal hebben om in te stemmen met de suppletoire begrotingsvoorstellen van de regering. In de Eerste Kamer ontbreekt die meerderheid echter. Terwijl ook daar een meerderheid nodig is voor het aannemen van de voorstellen. Aannemelijk is daarom dat er in de Tweede Kamer in overleg met enkele oppositiepartijen wijzigingen worden aangebracht in de voorstellen. Zowel regering als Tweede Kamer hebben het amendementsrecht. Dat is het recht om een wetsvoorstel (zoals een suppletoir begrotingsvoorstel) te wijzigen zolang dat nog niet door de Tweede Kamer is aangenomen, zie artikel 84 Grondwet. De Eerste Kamer heeft dat recht niet.

ZOMER Waarschijnlijk zal het daarom wel weer gelukken om ook de instemming van de Eerste Kamer te verkrijgen. Maar tegen die tijd is het alweer zomer geworden.          

NAJAARSNOTA Bestaat er ook een Najaarsnota? Ja zeker, zie artikel 2.26 Comptabiliteitswet 2016. Net als de Voorjaarsnota worden tegelijk met de Najaarsnota suppletoire begrotingsvoorstellen ingediend. Die voorstellen bevatten wijzigingen van de Rijksbegroting 2025, inclusief de al vastgestelde (suppletoire) wijzigingen daarin. De Najaarsnota moet uiterlijk 1 december worden ingediend bij de Tweede Kamer.

BRONNEN Naast bovenstaande artikelen uit Grondwet en Comptabiliteitswet 2016 zijn geraadpleegd de reactie van de Algemene rekenkamer van 3 april jl. op het verzoek van de Tweede Kamer over de gevolgen van een verworpen begroting (motie-Grinwis c.s.) en P.P.T. Bovend’Eert en H.R.M.B. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer: 2024, bladzijden 444 e.v.

Mr. Leon

Volgend blog verschijnt op vrijdag 2 mei.

Nederlandse government shutdown voor onderwijs, cultuur en wetenschap?

DONDERDAG 3 APRIL 2025 Aanstaande dinsdag wordt er in de Eerste Kamer gestemd over de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister Bruins). Wat als de begroting wordt verworpen?

VOORSTEL Elk ministerie heeft haar eigen begroting; die is opgesteld door de eigen minister, zie artikel 2.1 Comptabiliteitswet 2016. De begroting die de minister heeft opgesteld is slechts een voorstel. Het is een voorstel dat op Prinsjesdag bij de Tweede Kamer is ingediend, zie o.a. artikelen 105 en 65 van de Grondwet.

WETSVOORSTEL Het begrotingsvoorstel is een wetsvoorstel, zie artikel 105 Grondwet. Een wetsvoorstel kan pas wet worden nadat het is aangenomen door de Tweede Kamer én de Eerste Kamer, zie artikel 81 Grondwet. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel pas behandelen nadat de Tweede Kamer het heeft aangenomen, zie artikel 85 Grondwet. De Tweede Kamer kan een wetsvoorstel wijzigen (amenderen), zie artikel 84 lid 1 Grondwet. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel alleen maar aannemen of verwerpen; als de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft gewijzigd, dan kan de Eerste Kamer alleen dat geamendeerde wetsvoorstel aannemen of verwerpen.

BUDGETRECHT Een gewoon wetsvoorstel kan dus geen wet worden als Tweede Kamer of Eerste Kamer het wetsvoorstel hebben verworpen. Zo kan evenmin een begroting worden vastgesteld als Tweede Kamer of Eerste Kamer het begrotingsvoorstel verwerpen. Zonder vastgestelde begroting mag de minister geen uitgaven doen (in beginsel). Een minister die geen geld mag uitgeven kan niet functioneren als minister. Het recht van een Kamer om het begrotingsvoorstel te werpen is zo gezien dus een heel belangrijk recht. Dit recht wordt begrotingsrecht of budgetrecht genoemd.

AANNEMING De Tweede Kamer heeft de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2025 op 12 december vorig jaar aangenomen nadat ze daarin enkele wijzigingen had aangebracht. Aanneming was volgens verwachting, want de coalitie heeft in de Tweede Kamer een meerderheid. De Eerste Kamer heeft dit geamendeerde voorstel in de afgelopen weken behandeld en zal hierover aanstaande dinsdag gaan stemmen. De coalitiepartijen hebben in de Eerste Kamer geen meerderheid. Het is dan ook niet zeker of de begroting zal worden aangenomen. Wat als hij wordt verworpen?

NIET OP TIJD Daarover is in Grondwet en Comptabiliteitswet 2016 of andere wet niets geregeld. In de Comptabiliteitswet 2016 is wel geregeld wat de gevolgen zijn als een begroting niet op tijd wordt vastgesteld. Met op tijd wordt hier bedoeld vóór 1 januari. De begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2025 is niet op tijd vastgesteld, want 1 januari is het al lang geweest. Voor wat betreft de gevolgen van het niet op tijd vaststelling van een begroting wordt in de regeling van de Comptabiliteitswet 2016 een onderscheid gemaakt tussen lopend beleid en nieuw beleid, zie artikel 2.25.

ERG VAAG Lopend beleid mag de minister wel uitvoeren, mits ‘met terughoudendheid’. Nieuw beleid mag de minister niet uitvoeren, tenzij de minister vindt dat uitstel ‘niet in het belang van het Rijk is’. De woorden ‘terughoudend’ en ‘in het belang van het Rijk’ zijn erg vaag en leiden daardoor tot een behoorlijke uitholling van het budgetrecht van het parlement.

VERWERPING Aannemelijk is dat artikel 2.25 Comptabiliteitswet ook kan worden toegepast bij verwerping van de begroting. Weliswaar zal daarna bij de Tweede Kamer een nieuw begrotingsvoorstel moeten worden ingediend, maar in de tussenliggende periode heeft de minister – dankzij de vaagheid van dit artikel – heel wat speelruimte om uitgaven te doen en nieuwe verplichtingen aan te gaan. Tegen de tijd dat het nieuwe begrotingsvoorstel is aangenomen, zal het begrotingsjaar grotendeels zijn afgelopen.   

IDEAAL Het belang van het budgetrecht van het parlement lijkt door dit alles toch niet zo heel groot te zijn. Ideaal is dat staatsrechtelijk gezien niet. De gevolgen van verwerping van een begroting kunnen ook anders worden geregeld. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is dat anders geregeld. Daar leidt de verwerping of niet tijdige vaststelling van de begroting tot de beruchte government shutdowns, zoals die er zijn geweest onder de presidenten Clinton, Obama en Trump-I. Staatsrechtelijk gezien is dat misschien ideaal, maar in de praktijk is het dat allesbehalve!

BRONNEN Naast bovengenoemde artikelen uit Grondwet en Comptabiliteitswet, is geraadpleegd T.C. Borman, De begrotingswet: een wet als iedere andere?, in het tijdschrift Regelmaat 2015, bladzijden 144 e.v.; P.P.T. Bovend’Eert en H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer: 2024; Bert van den Braak, Verwerping van een begroting: Wat zijn de gevolgen?, blog van 25 maart op denederlandsegrondwet.nl; Wikipedia (Government shutdowns in the United States); eerstekamer.nl; tweedekamer.nl en NRC van 25 maart 2025.

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 18 april! 

Canada heeft een nieuwe prime minister

VRIJDAG 21 MAART 2025 Canada heeft een nieuwe prime minister: Mark Carney. Hij is dat een week geleden geworden. In dit zowel Engels als Frans sprekende land ook premier ministre geheten. Ook Nederland heeft een premier, hier te lande ook wel minister-president genoemd. Tegenwoordig is dat Dick Schoof. Zijn er meer overeenkomsten tussen beide landen?  

REGERINGSLEIDER Mark Carney is de opvolger van Justin Trudeau; Trudeau is tien jaar prime minister geweest. Beiden behoren tot dezelfde politieke partij: Liberal Party of Canada. De prime minister is feitelijk de regeringsleider. Dat is in Nederland ook het geval met de minister-president.

QUEEN Carney is de prime minister, maar wie is de president van Canada? Die is er niet. Canada is namelijk geen republiek, maar een monarchie. Net als Nederland. De koning van Canada is Charles III; hij is ook koning van onze westerburen het Verenigd Koninkrijk. In de Grondwet van Canada wordt de koning aangeduid als ‘Queen’, ongeacht of de persoon die op de troon zit een vrouw of een man is, zie bijvoorbeeld artikel 9 van de Constitution Act, 1867. In de Nederlandse Grondwet wordt altijd gesproken over ‘koning’; dat gebeurde ook in de eeuw dat de koninginnen Beatrix, Juliana en Wilhelmina op de troon zaten, zie bijvoorbeeld (de geschiedenis van) artikel 32 van de Grondwet.

STAATSHOOFD De koning van Canada en de koning van Nederland zijn staatshoofden. Koningschap is erfelijk, zie bijvoorbeeld artikel 24 Grondwet. Staatshoofd van een republiek is de president; de president wordt gekozen. Het buurland van Canada is de Verenigde Staten; de VS is een republiek, met Donald Trump als gekozen president.

GOUVERNEUR De Nederlandse koning woont in Nederland, maar het Koninkrijk der Nederlanden omvat meer dan alleen Nederland. Er is ook het Caribische deel van het koninkrijk, zie artikel 1 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Dat ligt aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, en daarom heeft koning Willem-Alexander in bijvoorbeeld Caraçao een vertegenwoordiger, gouverneur geheten, zie artikel 2 van het Statuut.

GOVERNOR GENERAL De Britse koning woont in Engeland en ook Canada ligt aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Ook Charles III heeft daarom een vertegenwoordiger die in Canada woont, Governor General geheten, zie artikel 10 van de Constitution Act, 1867.   

(IN)COMPATIBEL Nog even terug naar de prime minister, voor een verschil tussen beide landen. De meeste Canadese prime ministers waren Kamerlid; Kamerlid terwijl ze ook prime minister waren. Zo is Justin Trudeau het grootste deel van zijn tienjarig premierschap member of Parliament geweest. Hij was MP voor Papineau, een kiesdistrict in de franstalige provincie Québec. In Nederland is dat grondwettelijk verboden: een minister mag tijdens zijn ministerschap niet ook een Kamerlid zijn, zie artikel 57 Grondwet. De minister-president is een minister, en dit verbod geldt dus ook voor haar of hem.  

BRONNEN Naast bovengenoemde artikelen uit de Nederlandse en Canadese grondwetten en uit het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is Wikipedia (prime minister of Canada; Constitution of Canada; Justin Trudeau; Papineau electoral district) en de website denederlandsegrondwet.nl geraadpleegd.

Mr. Leon

Volgend bijdrage verschijnt op vrijdag 4 april!

Nieuwe bondskanselier in Duitsland

VRIJDAG 7 MAART 2025 Na de parlementsverkiezingen in Duitsland van anderhalve week geleden wordt er nu druk onderhandeld over de vorming van een meerderheidscoalitie die bestaat uit de christendemocratische CDU/CSU en de sociaaldemocratische SPD. Uiteindelijk moeten die onderhandelingen leiden tot een nieuwe Duitse regering. Wie benoemt in Duitsland de nieuwe regeringsleider?

NEDERLAND In ons land is het zo dat de minister-president wordt benoemd door een gezamenlijk besluit van de koning en degene die tot minister-president zal worden benoemd, zie artikelen 47 en 48 van de Nederlandse grondwet.

BUNDESKANZLER Regeringsleider in Duitsland is de bondskanselier (Bundeskanzler). Dat is nu Olaf Scholz. Duitsland heeft geen koning, want het is een republiek en dus geen monarchie. Wie benoemt dan bij onze oosterburen de bondskanselier?

BUNDESPRÄSIDENT Daar moeten daar dus anderen bij betrokken zijn. Wel is het ook daar een gezamenlijk besluit. In de eerste plaats is betrokken de bondspresident. De bondspresident (Bundespräsident) is net als onze koning het staatshoofd. Anders dan onze koning is hij/zij gekozen. Tot nu toe is het trouwens altijd een man geweest die bondspresident was, terwijl Angela Merkel van verschillende regeringen bondskanselier is geweest. De bondspresident wordt niet rechtstreeks door de bevolking gekozen maar door een (speciaal daarvoor samengestelde) volksvertegenwoordiging, zie artikel 54 van de Duitse Grondwet. De huidige bondspresident is Frank-Walter Steinmeier.

BUNDESTAG De benoeming van de bondskanselier is een gezamenlijk besluit van bondspresident én bondsdag. De bondsdag (Bundestag) is vergelijkbaar met onze Tweede Kamer en wordt net als onze Tweede Kamer rechtstreeks verkozen, zie artikel 38 van de Duitse Grondwet. De Duitse grondwet heet trouwens Grundgesetz. De bondsdag bestaat nu nog uit 633 leden. Over enkele weken (als de oude kamer is ontbonden en de nieuwe kamer geïnstalleerd) bestaat de bondsdag uit 630 leden.

316 Hoe gaat de benoeming van een bondskanselier in zijn werk? De bondspresident doet een voordracht en daarover stemt de bondsdag. Als dan meer dan de helft van alle bondsdagleden de voordracht steunt, wordt de voorgedragene de nieuwe bondskanselier, zie artikel 63 leden 1 en 2 Grundgesetz. Als straks de nieuwe bondskanselier wordt gekozen, is de betekenis van meer dan de helft van alle bondsdagleden hier dat er minstens 316 bondsdagleden de voordracht steunen. SPD en CDU/CSU hebben samen 328 bondsdagleden. Als tijdens de stemming niet alle bondsdagleden aanwezig zijn, dan is de betekenis van 316 dat er meer dan alleen maar de absolute meerderheid van de aanwezige bondsdagleden nodig is.

MERZ In de praktijk vraagt de bondspresident aan de fracties die een nieuwe coalitie hebben gevormd – waarschijnlijk zijn dat straks dus de fracties van CDU/CSU en SPD – welke kandidaat zij in gedachten hebben. Dat wordt dan de kandidaat die de bondspresident vervolgens voordraagt. Voor CDU/CSU en SPD zal dat de lijsttrekker en coalitieonderhandelaar van CDU zijn: Friedrich Merz.

GROKO Zoals gezegd bestaat de nieuwe waarschijnlijke coalitie uit 328 bondsdagleden. Dat zijn er slechts twaalf meer dan 316, wat neerkomt op 52% van alle bondsdagleden. Toch spreekt men in Duitsland bij deze coalitie van een GroKo, wat staat voor een Grosse Koalition. Zulke coalities hebben bredere steun gekend, zoals Merkel I (73%) in de jaren nul, Merkel III (80%) in de jaren tien en Kiesinger (90%) in de jaren zestig van de vorige eeuw. 

NIEUWE VERKIEZINGEN Wat als de door de bondspresident voorgedragen kandidaat toch onvoldoende steun krijgt van de bondsdag, bijvoorbeeld omdat te veel leden van coalitiefracties van mening zijn veranderd en de kandidaat niet langer willen steunen? Dan mag de bondsdag een andere persoon kiezen. Dat moet dan wel op korte termijn gebeuren. In eerste instantie wordt geprobeerd om die andere persoon met steun van minstens 316 bondsdagleden te kiezen. Maar als dat niet blijkt te lukken, is het in tweede instantie mogelijk om iemand te kiezen met de steun van de meerderheid van de aanwezige bondsdagleden; dat kunnen er minder dan 316 zijn, namelijk als bij de stemming niet alle leden aanwezig zijn. In dat laatste geval kan de bondspresident echter besluiten dat de aldus gekozen kandidaat toch geen bondskanselier wordt en dat er nieuwe parlementsverkiezingen moeten worden gehouden, zie artikel 62 leden 2, 3 en 4 Grundgesetz. De kans daarop is evenwel erg klein, gelet op de politieke situatie in Duitsland en in de rest van de wereld.

BRONNEN Naast bovengenoemde grondwetsartikelen zijn geraadpleegd Wikipedia (Bundestag; Kabinett Merkel I, Kabinett Merkel III, Kabinett Kiesinger) en P.P.T. Bovend’Eert en M.C. Burkens: De bondsrepubliek Duitsland, in: Het staatsrecht van 7 Europese landen, Wolters Kluwer: 2018.

Mr. Leon

Volgende bijdrage op vrijdag 21 maart 2025.

De uitnodiging van de VN-rapporteur voor de bezette Palestijnse gebieden door de Tweede Kamer

VRIJDAG 21 FEBRUARI 2025 De Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken besloot een maand geleden om de VN-rapporteur voor de bezette Palestijnse gebieden (Francesca Albanese) uit te nodigen, maar vorige week besloot diezelfde commissie om de uitnodiging te annuleren. Niet omdat de commissie er geen tijd meer voor had, maar om politieke redenen. Wat was hier staatsrechtelijk aan de hand?

VASTE COMMISSIE De Tweede Kamer vergadert niet alleen plenair, maar ook in (Kamer)commissies. Zo’n commissie houdt zich bijvoorbeeld bezig met een beleidsterrein van een ministerie. Om enkele voorbeelden van zulke commissies te geven: er is de commissie voor Justitie en Veiligheid, de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de commissie voor Buitenlandse Zaken. De commissie voor Buitenlandse Zaken overlegt regelmatig met de minister over actuele kwesties, zoals de situatie in conflictgebieden, mensenrechten en het uitzenden van Nederlandse militairen naar crisisgebieden. Ook behandelt de commissie de begroting van Buitenlandse Zaken, ontvangt ze internationale delegaties en gaat ze ieder jaar op werkbezoek naar het buitenland.

29 COMMISSIELEDEN Zo’n commissie bestaat alleen maar uit Kamerleden. De plenaire Tweede Kamer bestaat uit 150 leden, maar een commissie bestaat uit een veel kleiner aantal leden. De Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken bestaat uit 29 leden en een aantal plaatsvervangende leden. Die 29 commissieleden bestaan uit zes leden van PVV, vier van GroenLinks-PvdA en ook vier van VVD, drie van NSC, twee van D66 en alle andere partijen hebben er elk één. Als zo’n commissie in een vergadering besluiten neemt, dan gebeurt dat bij meerderheid van stemmen; daarbij heeft elk lid dat aanwezig is één stem.

QUORUM? In de vergadering waarin werd besloten de VN-rapporteur uit te nodigen (die vergadering was op 23 januari) waren negen van de 29 commissieleden aanwezig. Er geldt dus niet de quorumeis dat meer dan de helft van de leden aanwezig moet zijn. Present waren twee leden van GroenLinks-PvdA en één van d66, Volt, CDA, Denk, SP, NSC en VVD (de aanwezigheid van het lid van de VVD volgt uit wat wordt gezegd in de beeld- en geluidsregistratie van de tweede vergadering, die van 11 februari).  

VOORSTEL Het uitnodigen van de VN-rapporteur was een voorstel van een commissielid van GroenLinks-PvdA. Zo’n voorstel moet vóóraf worden gemeld aan commissievoorzitter Jesse Klaver, zie artikel 7.17 lid 2 Reglement van Orde Tweede Kamer, zodat alle commissieleden ook vooraf weten van zulke voorstellen. Alleen dan kan er in die commissievergadering een besluit worden genomen over het voorstel; besluiten worden genomen door stemming.

STEMRECHT Het uitbrengen van een stem mag alleen door aanwezige commissieleden en plaatsvervangende commissieleden gebeuren, zie artikel 7:20 lid 1 Reglement van Orde Tweede Kamer. Op 23 januari hebben de negen aanwezige commissieleden gestemd over het voorstel om de VN-rapporteur uit te nodigen, en is besloten om dit voorstel aan te nemen.

VOORSTEL In de commissievergadering van drie weken later – die van vorige week 11 februari – werd over een nieuw voorstel gestemd. Namelijk het voorstel om de uitnodiging van de VN-rapporteur te annuleren. Dit voorstel is gedaan door commissieleden van SGP, BBB en PVV.  

KRAPPE MEERDERHEID In die laatste commissievergadering waren geen negen maar 23 commissieleden (en plaatsvervangende commissieleden) aanwezig. Daarvan stemden er twaalf vóór annulering en elf tegen. Er is dus besloten om het annuleringsvoorstel aan te nemen, al gebeurde dat niet met een ruime meerderheid.

DRAAI Uit de geluid- en beeldregistratie van de vergadering kan worden afgeleid dat vóór annulering stemden de aanwezige commissieleden van JA21, Forum voor Democratie, SGP, de coalitiepartijen PVV, BBB en VVD, en ChristenUnie. NSC stemde tegen annulering. Het commissielid van de VVD maakte trouwens een draai, want op 23 januari stemde deze partij nog vóór uitnodigen. De commissieleden van GroenLinks-PvdA, D66, Volt, SP, Denk en Partij voor de Dieren stemden tegen annulering.

BRONNEN Naast de bovengenoemde artikelen uit het Reglement van Orde Tweede Kamer zijn geraadpleegd de website tweedekamer.nl en P.P.T. Bovend’Eert en H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer: 2024 Wolters Kluwer, p 274 e.v. en 643 e.v

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 7 maart!

België heeft een nieuwe regering

VRIJDAG 7 FEBRUARI 2025 Afgelopen maandag is de nieuwe regering van België beëdigd. Die bestaat uit vijftien ministers. De minister-president – in België Eerste Minister geheten – is Bart de Wever. Wie ging over hun benoeming?

KONING+EEN MINISTER Volgens de Belgische Grondwet is het de Koning die een minister benoemt, zie artikel 96. Zo’n schriftelijk besluit van de koning kan echter volgens de Grondwet alleen gevolg hebben wanneer een zittende minister dat heeft medeondertekend, zie artikel 106. Eerst is De Wever tot Eerste Minister benoemd en daarna zijn de andere ministers benoemd. Aannemelijk is dat het besluit om De Wever te benoemen is medeondertekend door de zittende (demissionaire) Eerste Minister Alexander de Croo. Aannemelijk is ook dat de besluiten om de veertien andere ministers te benoemen zijn medeondertekend door De Wever, die toen inmiddels de zittende (missionaire) Eerste Minister was. 

KONING+EEN ANDER Ook in Nederland worden volgens de Nederlandse Grondwet de minister-president en de overige ministers bij koninklijk besluit benoemd, zie artikel 43, en is voor zo’n besluit medeondertekening nodig. Medeondertekening van de benoeming van de minister-president moet volgens die Grondwet gebeuren door de beoogde minister-president, zie artikel 48, en dus niet door de zittende minister-president of door een andere zittende minister. Afgelopen zomer was het dus Dick Schoof die (als ambteloos burger) medeondertekende. Hij was toen nog geen minister, want hij maakte geen deel uit van het demissionaire kabinet Rutte IV! Voor de benoemingsbesluiten van de andere ministers is volgens de Grondwet ook in Nederland medeondertekening door een zittende minister nodig; dat moet dan zelfs de zittende minister-president zijn. Afgelopen zomer was dat de inmiddels benoemde minister-president Schoof, zie weer artikel 48.    

PARLEMENT Nou is het natuurlijk niet zo dat de Belgische koning Filip en de demissionaire Eerste Minister De Croo met zijn tweetjes hebben bepaald wie de nieuwe Eerste Minister van België wordt. Er is namelijk ook nog het parlement, en in België geldt het parlementair stelsel. Dat betekent dat de Kamer van volksvertegenwoordigers de regering naar huis kan sturen door een motie van wantrouwen aan te nemen, zie artikel 96. In een kabinetsformatie wordt er daarom naar gestreefd dat de beoogde nieuwe regering kan steunen op een parlementaire meerderheid, in elk geval bij aanvang.   

DE WEVER Dat is met de regering-De Wever gelukt: deze regering steunt op een coalitie van vijf partijen die tezamen beschikken over 81 van de 150 zetels. Weliswaar vijf partijen en zelfs dan nog geen ruime meerderheid, maar in elk geval geen minderheidsregering. Die vijf partijen zijn de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) van Bart de Wever, Vooruit, Christen-Democratisch en Vlaams (cd&v), Mouvement Réformateur (MR) en Les Engagés. Het kabinet-Schoof in Nederland – ook in Nederland geldt een parlementair stelsel – is een coalitie van vier partijen die tezamen 88 van de 150 zetels bezitten. Minister-president Dick Schoof is partijloos.

VIJFTIEN De regering-De Wever bestaat dus uit 15 ministers. In de Belgische Grondwet is geregeld hoeveel ministers er maximaal mogen zijn: dat zijn er 15, zie artikel 99. De huidige regering heeft dus het maximumaantal. Hier bovenop mogen ook staatssecretarissen worden benoemd, zie artikel 104, maar de huidige regering heeft geen staatssecretarissen. In de Nederlandse Grondwet staat geen maximumaantal voor ministers. Het kabinet-Schoof bestaat uit 16 ministers en nog eens 13 staatssecretarissen.

VLAANDEREN Dit blog gaat over de federale regering van België. België heeft ook nog andere regeringen, bijvoorbeeld de regeringen van de gewesten. Zo is er de regering van het Vlaamse gewest (Vlaanderen) en de regering van het Waalse gewest (Wallonië), zie artikelen 121 en 139 van de Grondwet. De Vlaamse regering wordt geleid door Matthias Diependaele, een partijgenoot van De Wever. De functienaam van de Vlaamse regeringsleider is trouwens niet Eerste Minister maar minister-president.   

BRONNEN Naast de grondwetten van België en Nederland is geraadpleegd de bijdrage van P. Popelier in het boek Het staatsrecht van zeven Europese landen, Wolters Kluwer: 2018, de website monarchie.be (eedaflegging van de federale regering) en Wikipedia (regering De Wever, kabinet Schoof).

Mr. Leon

Volgende bijdrage op vrijdag 21 februari!

Cabinet members van Donald Trump

VRIJDAG 24 JANUARI 2025 Sinds afgelopen maandag is Donald Trump opnieuw president van de Verenigde Staten. Ook de leden van zijn regering zijn nu in functie: members of his cabinet. Wie gaat over hún benoeming en ontslag?

SECRETARY De leden van de Amerikaanse regering zijn vergelijkbaar met onze ministers. De functie van de meeste leden van de regering wordt aangeduid met Secretary. Zo is daar bijvoorbeeld de Secretary of State (minister van Buitenlandse Zaken), de Secretary of the Treasury (minister van Financiën) en de Secretary of Defense (minister van Defensie). De minister van Justitie heet dan weer Attorney General.

APPOINTMENT Een Amerikaanse minister wordt benoemd door de President, zie article II Section 2 van de Constitution of the United States: The President shall appoint public Ministers. De Constitution of the United States is de Grondwet van de Verenigde Staten. In ons land wordt een minister benoemd door een besluit dat is ondertekend door de koning en de minister-president, zie artikelen 47 en 48 van de Grondwet.

BY CONSENT De Amerikaanse President mag een minister echter niet benoemen zonder dat de Senaat daarin heeft toegestemd: The President shall by Consent of the Senate appoint public Ministers, zie article II Section 2 van de Constitution. Toestemming van het Huis van Afgevaardigden is dus niet nodig.

CONGRESS Huis van Afgevaardigden en Senaat vormen samen het Amerikaanse parlement (Congress): All legislative Powers herein granted shall be vested in a Congress of the United States, which shall consist of a Senate and House of Representatives, zie article I Section I van de Constitution. In ons land vormen de Eerste Kamer en de Tweede Kamer samen het parlement (Staten-Generaal), zie artikel 51 Grondwet.

COALITIEFRACTIEVOORZITTERS In ons land wordt een minister volgens de letterlijke tekst van de Grondwet zonder toestemming van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer benoemd. Ook al staan onder zo’n benoemingsbesluit alleen de handtekeningen van koning en minister-president, al lange tijd is de feitelijke gang van zaken echter anders. De benoeming van onze ministers staat namelijk niet op zichzelf: het is de afronding van de kabinetsformatie. In de praktijk beslissen bij de vorming van een nieuw kabinet de formateur en de voorzitters van de Tweede Kamerfracties van de beoogde coalitie over wie minister wordt in het nieuwe kabinet. Eenmaal benoemd zitten die ministers er ook voor de oppositie; ik vind het daarom een goede ontwikkeling dat er sinds de laatste kabinetsformatie voorafgaande aan hun benoeming hoorzittingen worden gehouden waarop álle Tweede Kamerfracties kunnen kennismaken met en vragen kunnen stellen aan de kandidaat-ministers.    

REMOVAL Een Amerikaanse minister mag worden ontslagen door de President. Die bevoegdheid tot ontslag staat echter niet in de Amerikaanse Grondwet; daarin staat alleen de bevoegdheid van de President om iemand te benoemen tot minister. Toch is de President ook bevoegd om een minister te ontslaan; hij mag dat zelfs doen zonder dat de Senaat daarin heeft toegestemd. Dat wordt afgeleid uit de rechtspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof. Het Hooggerechtshof heeft die rechtspraak al begin 20e eeuw ingezet, zie de uitspraak inzake Shurtleff tegen de VS die het Hooggerechtshof deed op 6 april 1903. Shurtleff was trouwens geen minister, maar wel een door de President met toestemming van de Senaat benoemde functionaris.   

MINISTERRAAD In ons land kan een minister worden ontslagen door een besluit dat is ondertekend door de koning en de minister-president, zie de artikelen 47 en 48 van de Grondwet. Toestemming van het parlement of van de fractievoorzitters van de coalitiepartijen is hiervoor niet nodig. Wel eist het Reglement voor de ministerraad dat de minister-president dit eerst bespreekt in de ministerraad en dat die ministerraad vervolgens toestemming heeft gegeven voor het voorgenomen ontslag, zie artikel 4 lid 2 sub k. Voor het nemen van een besluit in de ministerraad is nodig dat de meerderheid van de ministers daarmee instemt, zie artikel 11.   

VERTROUWENSREGEL In ons land kan een minister echter ook naar huis worden gestuurd doordat de Tweede Kamer of de Eerste Kamer het vertrouwen opzegt in die minister, bijvoorbeeld door een motie van wantrouwen aan te nemen. Toestemming van de ministerraad is daarvoor niet nodig. Deze vertrouwensregel staat niet in de Grondwet; hij geldt omdat het een regel is van ongeschreven recht. Een Kamer kan het vertrouwen opzeggen in een minister, bijvoorbeeld omdat ze het niet eens is met het beleid van die minister (maar elke reden voldoet, en eigenlijk is er niet eens een reden nodig).

PARLEMENTAIR STELSEL? Het Amerikaanse parlement kan dat niet doen. Het Amerikaanse parlement kan een minister niet naar huis sturen; ook als het Huis van Afgevaardigden of de Senaat geen vertrouwen meer heeft in een minister, kan ze die niet naar huis sturen. De Verenigde Staten hebben dus geen parlementair stelsel.

IMPEACHMENT Het Amerikaanse parlement kan een minister weer wel naar huis sturen via de impeachment procedure. Een impeachment procedure is alleen mogelijk als bij die minister sprake is van een conviction of, Treason, Bribery, or other high Crimes and Misdemeanors, zie Article II Section 4 van the Constitution. Het is dezelfde impeachment procedure die de President zelf kan overkomen.

BRONNEN Naast bovenstaande grondwetsartikelen is geraadpleegd P.P.T. Bovend’Eert, T&C Grondwet en Statuut, artikel 48 Grondwet, 5e druk, Deventer: Wolters Kluwer: 2018; P.P.T. Bovend’Eert & H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlands Parlement, 13e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2024, p 607; Eric Janse de Jonge, Amerikaans Staatsrecht: Beschouwingen over de rule of law, staatsinstellingen en politiek in de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2012, p 153 e.v. en 163 e.v.; Wikipedia (Federal_impeachment_in_the_United_States; Officer_of_the_United_States; Cabinet_of_the_United_States).

Mr. Leon

Volgend stuk verschijnt op vrijdag 7 februari.

Gemeentelijk vuurwerkverbod

DONDERDAG 9 JANUARI 2025 In een klein aantal gemeenten in ons land gold tijdens de jaarwisseling in de hele gemeente een verbod voor consumenten om (legaal) vuurwerk af te steken. Waarin was dit lokale vuurwerkverbod geregeld?

APV Dit verbod gold bijvoorbeeld in Amsterdam, Eindhoven, Nijmegen en Utrecht. In deze gemeenten was dit verbod opgenomen in de algemene plaatselijke verordening. Elke gemeente heeft een algemene plaatselijke verordening. Die verordening wordt vaak afgekort tot APV.

VERBODEN In een APV staan vooral verboden (en in mindere mate geboden) die gelden voor burgers en bedrijven in het openbaar. De verboden gaan over de meest uiteenlopende onderwerpen. Elke gemeente bepaalt zelf welke onderwerpen dat zijn. In de APV van Amsterdam zijn bijvoorbeeld verboden opgenomen over samenscholen, bezit van messen, gebruik van drugs, prostitutie, hinderlijk gedrag, evenementen, straatmuziek, horecaterrassen, aanplakken (al dan niet van reclame), barbecueën en wildplassen, en bijvoorbeeld een aanlijngebod voor honden.

ARTIKELEN De Amsterdamse APV is verdeeld in zeven hoofdstukken en sommige hoofdstukken bestaan weer uit paragrafen. In elk hoofdstuk en paragraaf staan artikelen. Deze artikelen bevatten de verboden en geboden. De Nijmeegse APV is verdeeld in zes hoofdstukken en die weer in afdelingen, met daarin de artikelen. Datzelfde geldt ook voor de APV’s van Eindhoven en Utrecht.       

AMSTERDAM In de Amsterdamse APV staat het verbod voor consumenten om vuurwerk af te steken in hoofdstuk 5. De naam van dit hoofdstuk is Milieu, en het verbod staat in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. De naam van deze paragraaf is Vuurwerk en explosieven. Artikel 5.3 luidt: Het is verboden vuurwerk, anders dan bedrijfsmatig, tot ontbranding te brengen. Met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk

NIJMEGEN In de Nijmeegse APV staat het verbod in hoofdstuk 2 (‘Openbare orde en veiligheid; volksgezondheid en milieu’), en wel in afdeling 10 (‘Consumentenvuurwerk’). Artikel 2:73 luidt: Het is verboden om consumentenvuurwerk tot ontbranding te brengen. Onder consumentenvuurwerk wordt in dit artikel verstaan vuurwerk van categorie F2 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

EINDHOVEN Ook in de Eindhovense APV staat het verbod in hoofdstuk 2 met deze naam. Het verbod staat nu echter in afdeling 12 (‘Consumentenvuurwerk’). Ook hier is het trouwens artikel 2:73, dat dit keer luidt: Het is verboden om tussen 31 december 18:00 uur en 1 januari 02:00 uur van het daaropvolgende jaar consumentenvuurwerk met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk, tot ontbranding te brengen.

UTRECHT Ook in de Utrechtse APV staat het verbod in hoofdstuk 2 (‘Openbare orde’), en wel in afdeling 11 (‘Vuurwerk’). Artikel 2:44 luidt: Het is verboden om consumentenvuurwerk tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar tot ontbranding te brengen, met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk.

AFSTEEKVERBOD Hoewel de formulering in deze vier APV’s niet helemaal hetzelfde is, komt de strekking ervan in al deze gemeenten op hetzelfde neer: een afsteekverbod voor consumenten tijdens de jaarwisseling, met uitzondering van het afsteken van fop- en schertsvuurwerk.

VUURWERKBESLUIT Hoe is het afsteken eigenlijk geregeld vóór 31 december 18.00 uur en ná 02.00 uur op 1 januari? Mag het dan wél soms? Nee, dan mag het nergens in ons land, want dan geldt er een landelijk verbod. Dit landelijk verbod geldt namelijk op alle dagen en tijdstippen, maar de tijd tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur is hierin uitdrukkelijk uitgezonderd. Het landelijk verbod is opgenomen in het Vuurwerkbesluit, en wel in artikel 2.3.6. Het Vuurwerkbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur en dat betekent dat het door de regering is vastgesteld. 

BOVENGRENS Als de regering het in een landelijke regeling uitdrukkelijk niet verbiedt dat consumenten tijdens de jaarwisseling vuurwerk afsteken, mag een gemeente dat dan vervolgens wel gaan verbieden in een APV? Ja dat mag. Dat mag, zolang zo’n lokaal verbod niet in strijd is met de landelijke regeling, zie artikel 121 van de Gemeentewet. Is het lokale vuurwerkverbod in de artikelen 5.3, 2.73 en 2.44 van de APV’s van Amsterdam, Nijmegen, Eindhoven en Utrecht in strijd met het Vuurwerkbesluit? Uit rechterlijke uitspraken van enkele jaren geleden kan worden afgeleid dat APV-artikelen met deze strekking niet in strijd zijn met het Vuurwerkbesluit, zie hierover een uitspraak van de Raad van State van 14 december 2016 en een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2020. En daarom is een lokaal afsteekverbod voor consumenten in deze gemeenten ook tijdens de jaarwisseling een geldig verbod.  

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 24 januari!