Gemeentelijk vuurwerkverbod

DONDERDAG 9 JANUARI 2025 In een klein aantal gemeenten in ons land gold tijdens de jaarwisseling in de hele gemeente een verbod voor consumenten om (legaal) vuurwerk af te steken. Waarin was dit lokale vuurwerkverbod geregeld?

APV Dit verbod gold bijvoorbeeld in Amsterdam, Eindhoven, Nijmegen en Utrecht. In deze gemeenten was dit verbod opgenomen in de algemene plaatselijke verordening. Elke gemeente heeft een algemene plaatselijke verordening. Die verordening wordt vaak afgekort tot APV.

VERBODEN In een APV staan vooral verboden (en in mindere mate geboden) die gelden voor burgers en bedrijven in het openbaar. De verboden gaan over de meest uiteenlopende onderwerpen. Elke gemeente bepaalt zelf welke onderwerpen dat zijn. In de APV van Amsterdam zijn bijvoorbeeld verboden opgenomen over samenscholen, bezit van messen, gebruik van drugs, prostitutie, hinderlijk gedrag, evenementen, straatmuziek, horecaterrassen, aanplakken (al dan niet van reclame), barbecueën en wildplassen, en bijvoorbeeld een aanlijngebod voor honden.

ARTIKELEN De Amsterdamse APV is verdeeld in zeven hoofdstukken en sommige hoofdstukken bestaan weer uit paragrafen. In elk hoofdstuk en paragraaf staan artikelen. Deze artikelen bevatten de verboden en geboden. De Nijmeegse APV is verdeeld in zes hoofdstukken en die weer in afdelingen, met daarin de artikelen. Datzelfde geldt ook voor de APV’s van Eindhoven en Utrecht.       

AMSTERDAM In de Amsterdamse APV staat het verbod voor consumenten om vuurwerk af te steken in hoofdstuk 5. De naam van dit hoofdstuk is Milieu, en het verbod staat in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. De naam van deze paragraaf is Vuurwerk en explosieven. Artikel 5.3 luidt: Het is verboden vuurwerk, anders dan bedrijfsmatig, tot ontbranding te brengen. Met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk

NIJMEGEN In de Nijmeegse APV staat het verbod in hoofdstuk 2 (‘Openbare orde en veiligheid; volksgezondheid en milieu’), en wel in afdeling 10 (‘Consumentenvuurwerk’). Artikel 2:73 luidt: Het is verboden om consumentenvuurwerk tot ontbranding te brengen. Onder consumentenvuurwerk wordt in dit artikel verstaan vuurwerk van categorie F2 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

EINDHOVEN Ook in de Eindhovense APV staat het verbod in hoofdstuk 2 met deze naam. Het verbod staat nu echter in afdeling 12 (‘Consumentenvuurwerk’). Ook hier is het trouwens artikel 2:73, dat dit keer luidt: Het is verboden om tussen 31 december 18:00 uur en 1 januari 02:00 uur van het daaropvolgende jaar consumentenvuurwerk met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk, tot ontbranding te brengen.

UTRECHT Ook in de Utrechtse APV staat het verbod in hoofdstuk 2 (‘Openbare orde’), en wel in afdeling 11 (‘Vuurwerk’). Artikel 2:44 luidt: Het is verboden om consumentenvuurwerk tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar tot ontbranding te brengen, met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk.

AFSTEEKVERBOD Hoewel de formulering in deze vier APV’s niet helemaal hetzelfde is, komt de strekking ervan in al deze gemeenten op hetzelfde neer: een afsteekverbod voor consumenten tijdens de jaarwisseling, met uitzondering van het afsteken van fop- en schertsvuurwerk.

VUURWERKBESLUIT Hoe is het afsteken eigenlijk geregeld vóór 31 december 18.00 uur en ná 02.00 uur op 1 januari? Mag het dan wél soms? Nee, dan mag het nergens in ons land, want dan geldt er een landelijk verbod. Dit landelijk verbod geldt namelijk op alle dagen en tijdstippen, maar de tijd tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur is hierin uitdrukkelijk uitgezonderd. Het landelijk verbod is opgenomen in het Vuurwerkbesluit, en wel in artikel 2.3.6. Het Vuurwerkbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur en dat betekent dat het door de regering is vastgesteld. 

BOVENGRENS Als de regering het in een landelijke regeling uitdrukkelijk niet verbiedt dat consumenten tijdens de jaarwisseling vuurwerk afsteken, mag een gemeente dat dan vervolgens wel gaan verbieden in een APV? Ja dat mag. Dat mag, zolang zo’n lokaal verbod niet in strijd is met de landelijke regeling, zie artikel 121 van de Gemeentewet. Is het lokale vuurwerkverbod in de artikelen 5.3, 2.73 en 2.44 van de APV’s van Amsterdam, Nijmegen, Eindhoven en Utrecht in strijd met het Vuurwerkbesluit? Uit rechterlijke uitspraken van enkele jaren geleden kan worden afgeleid dat APV-artikelen met deze strekking niet in strijd zijn met het Vuurwerkbesluit, zie hierover een uitspraak van de Raad van State van 14 december 2016 en een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2020. En daarom is een lokaal afsteekverbod voor consumenten in deze gemeenten ook tijdens de jaarwisseling een geldig verbod.  

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 24 januari!

Weggestemd in het parlement, maar toch zou bondskanselier Scholz mogen aanblijven

DONDERDAG 19 DECEMBER 2024 Afgelopen maandag heeft het Duitse parlement bondskanselier Olaf Scholz weggestemd en eind februari worden er vervroegde parlementsverkiezingen gehouden, zo stond een dag later in de NRC. De politieke verhoudingen bij onze oosterburen dwingen wellicht tot het houden van vervroegde verkiezingen, maar staatsrechtelijk gezien zijn ze niet nodig en zou Scholz gewoon mogen aanblijven als bondskanselier, alsof er niets is gebeurd. Hoe kan dat staatsrechtelijk mogelijk zijn in Duitsland, hij was toch weggestemd?

NEDERLAND Als het Nederlandse parlement – de Tweede Kamer of de Eerste Kamer – de minister-president wegstemt, dan moet de minister-president staatsrechtelijk gezien zijn ontslag aanbieden aan de Koning. Weliswaar blijft hij daarna nog wel in functie tot er een nieuwe minister-president is benoemd, maar hij is wél demissionair geworden. De minister-president in Nederland is vergelijkbaar met de bondskanselier in Duitsland. In Nederland kan de minister-president staatsrechtelijk gezien dan dus niet ‘gewoon’ aanblijven, alsof er niets is gebeurd. In Duitsland is dat wél mogelijk. Hoe kan dat?

DUITSLAND Het Nederlandse parlement stuurt de minister-president weg met een motie van wantrouwen. Dat is een motie waarin de meerderheid van Tweede Kamer of Eerste Kamer het vertrouwen opzegt in de minister-president. Daarentegen kan het Duitse parlement de bondskanselier niet wegsturen met een motie van wantrouwen. Daar kan dat alleen met een constructieve motie van wantrouwen.

CONSTRUCTIEF Wat is een constructieve motie van wantrouwen? Een constructieve motie van wantrouwen is een motie van wantrouwen waarin tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier wordt gekozen. In een en dezelfde motie wordt zowel het wantrouwen uitgesproken in de zittende bondskanselier als de aanwijzing van een nieuwe bondskanselier. Pas dan moet ook staatsrechtelijk gezien de zittende bondskanselier zijn ontslag aanbieden aan de bondspresident, zie artikel 67 van de Duitse Grondwet. De bondspresident is wat dit betreft dus vergelijkbaar met de Koning in ons land.   

MISSTRAUEN AUSSPRECHEN Het is niet alleen zo dat de bondskanselier pas dan moet opstappen. Het parlement mag staatsrechtelijk gezien haar wantrouwen in de zittende bondskanselier alleen uitspreken als ze tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier aanwijst, zie artikel 67 van de Duitse Grondwet. Betekent dit nou dat het parlement afgelopen maandag iets heeft gedaan wat ze volgens de Grondwet niet mocht doen?

VERTRAUEN AUSSPRECHEN Nee, dat is niet zo: het parlement heeft zich afgelopen maandag in overeenstemming met de Grondwet uitgesproken. Dat komt doordat bondskanselier Scholz het parlement had gevráágd om zich uit te spreken. Alleen dan mag het parlement zich er namelijk over uitspreken of ze nog vertrouwen heeft in de bondskanselier, zonder tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier aan te wijzen, zie artikel 68 van de Duitse Grondwet. De bondskanselier die dat vraagt, vraagt het parlement trouwens niet om zich met een motie van wantrouwen uit te spreken, maar om zich met een motie van vertrouwen uit te spreken. Voor het aannemen van zo’n motie van vertrouwen is een meerderheid nodig van alle parlementariërs. Dat zijn er minstens 367. Scholz heeft het parlement afgelopen maandag om zo’n motie gevraagd. Het bleek dat slechts 207 parlementariërs de motie wilden steunen, zodat de motie niet is aangenomen.

VORSCHLAG Is het in zo’n situatie zo dat er daarna vervroegde parlementsverkiezingen moeten worden gehouden? Nee. Alleen als de bondskanselier daarna aan de bondspresident voorstelt om vervroegde parlementsverkiezingen te houden, kunnen er vervroegde parlementsverkiezingen worden gehouden. Hij hoeft dat echter niet voor te stellen; als hij dat niet voorstelt, dan kunnen er geen vervroegde parlementsverkiezingen worden gehouden. Maar ook als hij dat wél voorstelt, dan is de bondspresident volgens de Duitse Grondwet niet verplicht om vervroegde parlementsverkiezingen uit te schrijven. Hij mag dat dan doen, maar hij hoeft het niet te doen.

ALLES NU NOG GEWOON Heeft bondskanselier Scholz inmiddels zo’n voorstel gedaan aan de bondspresident? Nee, dat is nog niet gebeurd. Er is officieel geen datum bekend waarop vervroegde parlementsverkiezingen worden gehouden. Officieel is er zelfs nog geen sprake van dat er vervroegde parlementsverkiezingen zullen worden gehouden. Hij is staatsrechtelijk gezien ook nog steeds gewoon in functie als bondskanselier. Hij is dus ook niet demissionair of zo.

INNERHALB UND BINNEN Onofficieel staat het echter wel vast dat er vervroegde parlementsverkiezingen worden gehouden en staat daar zelfs al een datum voor vast: 23 februari 2025. Die datum heeft Scholz namelijk al met de oppositie afgesproken (al gaat daar volgens de Grondwet alleen de bondspresident over). Hoe dan ook kan uit deze afspraak worden afgeleid dat Scholz de bondspresident wil gaan voorstellen om vervroegde verkiezingen te houden. Waarom heeft Scholz dat dan niet al meteen afgelopen maandag gedaan? In de Grondwet staan maximumtermijnen waaraan de bondspresident zich moet houden bij het uitschrijven van vervroegde verkiezingen, zie de artikelen 39 en 68. Als Scholz al afgelopen maandag zijn voorstel had gedaan aan de bondskanselier, zouden deze termijnen vervroegde verkiezingen op 23 februari toelaten (nog net). Dat kan dus niet de reden zijn.

BUNDESTAG Hierboven is steeds sprake van het (Duitse) parlement. Dat parlement bestaat net als het Nederlandse parlement uit twee kamers: de Bondsdag en de Bondsraad. Hierboven wordt daarmee echter alleen de Bondsdag bedoeld.

BRONNEN Naast bovengenoemde krant en grondwetsartikelen is geraadpleegd de officiële website van de Bondsdag.

Mr. Leon

Volgende bijdrage verschijnt 9 januari 2025!

49.3 en de val van de Franse regering

VRIJDAG 6 DECEMBER 2024 Twee dagen geleden is de Franse regering gevallen. Le gouvernement de Michel Barnier. De regering zat er precies 90 dagen. De val houdt verband met artikel 49.3 van de Franse Grondwet, zoals in Nederlandse kranten valt te lezen. Hoe hangt dit grondwetsartikel samen met de val van de zo kort zittende regering?

DÉMISSION Woensdagavond heeft het parlement een motie van wantrouwen aangenomen. Hierdoor moest de regering-Barnier haar ontslag aanbieden aan president Macron, zie artikel 50 van de Franse Grondwet. Barnier heeft het ontslag gisterenochtend aangeboden. Het Franse parlement kan – net als het Nederlandse – de regering dus naar huis sturen door een motie van wantrouwen.

ASSEMBLÉE Het Franse parlement bestaat net als het Nederlandse uit twee kamers: l’Assemblée nationale en le Sénat. Alleen l’Assemblée (nationale) mag een motie van wantrouwen aannemen. Le Sénat mag dat niet. In Nederland mogen beide kamers – dus zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer – een motie van wantrouwen aannemen tegen het kabinet, en het kabinet daardoor naar huis sturen.

MEERDERHEID Voor het aannemen van een motie van wantrouwen is in Nederland de absolute meerderheid nodig van het ter vergadering aanwezige aantal leden van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer. Als het om een motie van de Tweede Kamer gaat, dan is steun van 40 leden voldoende als er ter vergadering slechts 79 leden (van de in totaal 150) aanwezig zijn.

MAJORITÉ In Frankrijk is daarvoor meer nodig: namelijk de absolute meerderheid van het aantal leden van l’Assemblée nationale, zie artikel 49.2 van de Franse Grondwet. Met 49.2 wordt bedoeld de tweede alinea van artikel 49, de alinea die onmiddellijk voorafgaat aan 49.3! L’Assemblée nationale heeft 577 leden. De absolute meerderheid bestaat dus uit 289 leden, of meer. Het aannemen van een motie van wantrouwen heet in Frankrijk ‘adopter une motion de censure’.

331 ‘Adopter la motion de censure’ vereist dus dat minstens 289 (aanwezige) leden vóór de motie hebben gestemd. Afgelopen woensdag hebben tientallen leden meer vóór gestemd: (vrijwel) alle leden verenigd in de linkse alliantie NFP en alle leden van Marine Le Pen’s Rassemblement national en alle leden die sympathiseren met Eric Ciotti. Samen goed voor 331 Kamerleden.

BEGROTING Voor een parlement zijn er ook andere manieren om een haar onwelgevallige regering dwars te zitten. Ze kan bijvoorbeeld een of meer van de begrotingsvoorstellen niet aannemen die de regering heeft ingediend. In Nederland kan de regering daar vervolgens weinig tegen doen: als het ernaar uitziet dat een kamer een begrotingsvoorstel niet zal gaan aannemen, kan de begroting niet worden vastgesteld, zie artikelen 105 en 81 van de Nederlandse Grondwet.

PLF ou PLFSS  Maar in Frankrijk kan de regering er wel wat tegen doen als het ernaar uitziet dat een parlement een begrotingsvoorstel zoals een PLF of een PLSS niet wil aannemen. Tenminste als het L’Assemblée nationale is die een begrotingsvoorstel niet wil aannemen. In Frankrijk kan de begroting namelijk ook worden vastgesteld zonder dat L’Assemblée nationale het begrotingsvoorstel heeft aangenomen, mits Le Sénat (die andere kamer) het begrotingsvoorstel wél heeft aangenomen.

49.3 In dit verband komt 49.3 om de hoek kijken. 49.3 wil zeggen: de derde alinea van artikel 49 van de Franse Grondwet. Daarin staat namelijk dat een begroting ook kan worden vastgesteld zonder dat L’Assemblée nationale het voorstel heeft aangenomen. Zodra L’Assemblée nationale heeft gestemd en het begrotingsvoorstel heeft verworpen, is dit echter niet meer mogelijk. De regering moet de weg van 49.3 dus volgen vóórdat L’Assemblée nationale heeft gestemd.   

CENSURE Het enige wat L’Assemblée nationale op haar beurt kan doen om te voorkomen dat de begroting zonder haar medewerking zal worden vastgesteld, is het aannemen van een motie van wantrouwen. Daarmee wordt namelijk niet alleen de regering naar huis gestuurd maar ook het begrotingsvoorstel verworpen. Ook dit staat in 49.3. L’Assemblée nationale mag evenmin dralen: zo’n motie van wantrouwen moet namelijk binnen 24 uur worden ingediend nadat de regering heeft meegedeeld om de begroting zonder-stemming-in-L’Assemblée nationale te willen gaan vaststellen.

PLFSS 2025 Indiening van zo’n motie van wantrouwen is deze week op tijd gebeurd, namelijk afgelopen maandag. Afgelopen woensdag is de motie ook nog op tijd aangenomen. De regering is naar huis gestuurd en het begrotingsvoorstel is verworpen. De begroting waarover het hier gaat is het deel van de begroting dat gaat over de zorg, de pensioenen en de sociale verzekeringen van volgend jaar. Dit begrotingsvoorstel wordt doorgaans afgekort tot PLFSS 2025. Voorstellen voor andere delen van de begroting voor volgend jaar (PLF 2025) zijn vorige maand na een stemming verworpen door L’Assemblée nationale (maar gedeeltelijk aangenomen door Le Sénat).  

Mr. Léon

La prochaine contribution paraîtra le vendredi 20 décembre !

Heeft ex-staatssecretaris Folkert Idsinga weer recht op een Kamerzetel?

VRIJDAG 22 NOVEMBER 2024 Folkert Idsinga wil weer Kamerlid worden voor politieke partij NSC (Nieuw Sociaal Contract). Hij was na de laatste Tweede Kamerverkiezingen al eerder enkele maanden Kamerlid voor die partij, maar toen hij staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst werd, moest hij zijn Kamerzetel opzeggen. Idsinga heeft echter zijn staatssecretariaat per 1 november opgezegd omdat de Tweede Kamer wilde dat hij zijn aandelenportefeuille van 6 miljoen euro tot in detail bekend maakte. De fractie van NSC is momenteel niet compleet. Er zijn vacatures. Idsinga wil graag weer Kamerlid worden. Kan hij een nieuw Kamerlidmaatschap opeisen?

DRIE VACATURES De fractie van NSC heeft momenteel drie vacatures. Afgelopen week hebben namelijk Rosanne Hertzberger en Femke Zeedijk-Raeven hun zetel in de Tweede Kamer opgezegd. Zij hebben dat gedaan naar aanleiding van vermeend racisme binnen het kabinet-Schoof. Een week eerder had Tjebbe van Oostenbruggen zijn Kamerzetel opgezegd, maar hij deed dat om Idsinga op te kunnen volgen als staatssecretaris. Een Kamerlid kan namelijk niet ook minister of staatssecretaris zijn, zie artikel X1 van de Kieswet en 57 van de Grondwet.

AANBOD (1) Een vacante zetel gaat volgens de Kieswet naar een andere kandidaat op de kandidatenlijst. Die kandidaat krijgt de zetel aangeboden. Uiteraard is nodig dat de kandidaat dat aanbod aanvaardt, zie hierover artikel W2. Aan welke kandidaat wordt de zetel volgens de Kieswet aangeboden? De eerste kandidaat aan wie de zetel wordt aangeboden is de kandidaat die het hoogste op de kandidatenlijst staat, zie hierover artikel W1. Er is trouwens iets bijzonders aan de hand met de artikelen van de Kieswet: ze beginnen allemaal met een letter van het alfabet!

GEEN AANBOD Uiteraard kan volgens de Kieswet geen Kamerzetel worden aangeboden aan kandidaten die al een Kamerzetel hebben, zie hierover artikel W2.

ONHERROEPELIJK In de Kieswet staat dat geen Kamerzetel kan worden aangeboden aan kandidaten die in de tussentijd zijn overleden, zie artikel W2. Dat lijkt me een overbodige bepaling. Ook aan de kandidaat door wiens opzegging de vacature is ontstaan wordt geen aanbod gedaan, zie hierover artikel W2 Kieswet. Opzegging van het Kamerlidmaatschap is dan ook onherroepelijk, zie artikel X2 Kieswet. Hertzberger en Zeedijk-Raeven kunnen dus niet terugkomen op hun ontslagname.

AANBOD (2) Als een kandidaat het aanbod aanvaardt, wordt zij/hij/hen Kamerlid. Nou ja, er zijn nog enkele formaliteiten te gaan, zie hierover verder artikel W2 (maar die blijven hier verder onbesproken). Als een kandidaat niet aanvaardt, moet volgens de Kieswet hetzelfde aanbod worden gedaan aan de kandidaat die na hem/haar/hen het hoogste op de kandidatenlijst staat, zie artikel W1

LIJSTVOLGORDE (1) De volgorde op de kandidatenlijst is dus belangrijk voor de vraag aan wie de vacature als eerste wordt aangeboden. Die volgorde wordt in de eerste plaats bepaald door de politieke partij zelf. De volgorde op de kandidatenlijst van de NSC wordt dus in de eerste plaats bepaald door de NSC zelf. Dat gebeurt dus niet pas bij het ontstaan van de vacature. Het gebeurt al veel eerder: enige tijd vóór de verkiezingen, namelijk bij de inlevering van de kandidatenlijst bij de Kiesraad.  

LIJSTVOLGORDE (2) De volgorde op de kandidatenlijst wordt echter niet alleen door de politieke partij bepaald. De Kiesraad kan die volgorde namelijk veranderen. Dat kan zowel vóór de verkiezingen gebeuren (blijft hier verder onbesproken) als na de verkiezingen, zie artikelen W1, A1 en E16 van de Kieswet.

LIJSTVOLGORDE bij NSC Na de verkiezingen verandert de Kiesraad de volgorde op een kandidatenlijst door de kandidaten die genoeg voorkeurstemmen hebben gekregen bovenaan de lijst te plaatsen, zie hierover artikelen W1, P19 en P15 van de Kieswet. Genoeg voorkeurstemmen: dat wil zeggen minstens 25% van de kiesdeler. De kiesdeler bedroeg bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen (in 2023) ongeveer 69.500 stemmen; genoeg voorkeurstemmen was dus minstens ongeveer 15.000 stemmen. Bij NSC hebben alleen de lijsttrekker (Pieter Omtzigt) en de nummer 2 (Nicolien van Vroonhoven) genoeg stemmen gekregen. Bij NSC heeft de Kiesraad de volgorde op de kandidatenlijst dus niet veranderd na de verkiezingen. 

VOORKEURSTEMMEN Op andere NSC-kandidaten zijn volgens het proces-verbaal dat de Kiesraad van de Tweede Kamerverkiezingen heeft opgemaakt weliswaar voorkeurstemmen uitgebracht maar minder dan 15.000. Alleen de nummers 3 (Judith Uitermark) en 7 (Aant Jelle Soepboer) komen boven de 10.000 uit. Het is echter volgens de Kieswet irrelevant hoeveel voorkeurstemmen een kandidaat in 2023 heeft gekregen, zolang dat er minder zijn dan zo’n 15.000.  Daardoor is het heel wel mogelijk dat kandidaat (A) die veel meer voorkeurstemmen heeft dan kandidaat (B) toch pas na kandidaat (B) een vacante Kamerzetel moet/mag worden aangeboden. Bij NSC zijn er momenteel drie vacante Kamerzetels. Praktisch gesproken zijn de nummers 13, 25 en 26 de eerste drie kandidaten aan wie volgens de Kieswet een aanbod moet worden gedaan. Nummer 13 is ex-staatssecretaris Folkert Idsinga. Nummer 26 is ex-staatssecretaris Nora Achahbar. Nummer 25 is Willem Koops. Achahbar was de staatssecretaris Toeslagen en Douane die vorige week opstapte vanwege ‘polariserende omgangsvormen’ binnen het kabinet-Schoof. Als een van hen het aanbod weigert, komt volgens de Kieswet nummer 27 aan de beurt. Als ook nummer 27 weigert, komt nummer 28 aan de beurt, enzovoorts. De nummers 1 tot en met 24 zijn momenteel Kamerlid of bewindspersoon in het kabinet-Schoof (behalve dan nummer 13).

LEX DURA Volgens het proces-verbaal van de Kiesraad heeft Idsinga 504 voorkeurstemmen gekregen, Koops 213 en Achahbar 1373. Er zijn twee kandidaten die (veel) lager op de lijst staan dan Idsinga en Koops maar die veel meer voorkeurstemmen hebben gekregen. Dat zijn Bart-Jan Heine op nummer 33 (meer dan 830) en Margreet de Leeuw-Jongejans op nummer 35 (meer dan 1000). Alle kandidaten vóór hen op de lijst hebben echter meer recht op een Kamerzetel dan Heine en De Leeuw-Jongejans. Zo werkt de Kieswet nou eenmaal. Lex dura sed lex. Maar ook: er zijn volgens mij heel goede redenen om de politieke partij heel veel invloed te geven op de lijstvolgorde.

CONCLUSIE Folkert Idsinga staat in zijn recht als hij een vacante Kamerzetel opeist.  

BRONNEN Behalve bovenstaande artikelen uit Grondwet en Kieswet zijn geraadpleegd Wikipedia (Folkert Idsinga; Nora Achahbar; Lijst van Tweede Kamerleden voor NSC), proces-verbaal van de Kiesraad van de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 en NRC o.a. die van woensdag 20 november.

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 6 december.

Er is weer een nieuwe Amerikaanse president

VRIJDAG 8 NOVEMBER 2024 Afgelopen dinsdag was het Election Day in de Verenigde Staten. Inmiddels is duidelijk dat Donald Trump de verkiezingen gewonnen heeft. Voordat hij de nieuwe president wordt, volgen er nog drie belangrijke constitutionele momenten. Die zijn op 17 december, 6 januari en 20 januari a.s. Waarom zijn die dagen zo belangrijk?

17 DECEMBER Op 17 december brengen de electors hun stem uit. Hoezo dat dan? Dat is toch al afgelopen dinsdag gebeurd? Nee, afgelopen dinsdag hebben de Amerikaanse burgers hun stem uitgebracht, maar zij hebben hun stem uitgebracht op electors. Ik kan dit woord vertalen met kiesmannen of met kiesvrouwen, maar om niet steeds te hoeven dubbelen kies ik voor kiesvrouw. Een kiesvrouw is iemand die heeft beloofd op welke presidentskandidaat zij haar stem zal uitbrengen op 17 december. Zij deed die belofte lang voordat de Amerikaanse burgers op 5 november gingen stemmen, zodat zij toen wisten welke kiesvrouw in hun kiesdistrict op Kamala Harris, welke op Donald Trump en eventueel welke nog op een andere presidentskandidaat zal gaan stemmen.

INDIRECTE VERKIEZING Amerikanen kiezen hun president dus via tussenpersonen (de kiesvrouwen). Zij kiezen hun president dus niet direct, maar indirect. Wie op Kamala Harris wil stemmen, stemde op een kiesvrouw die heeft beloofd om daarop te stemmen op 17 december. Wie op Donald Trump wil stemmen, stemde op een kiesvrouw die heeft beloofd om daarop te stemmen op 17 december.

VERKIEZINGSUITSLAG? Donald Trump heeft afgelopen dinsdag de verkiezingen gewonnen. Dat is waar, maar de Amerikaanse burgers hebben alleen nog maar op de kiesvrouwen gestemd. De kiesvrouwen zelf moeten nog hun stem gaan uitbrengen, op 17 december. In de meeste deelstaten gaat het zo dat alle kiesvrouwen van dezelfde deelstaat stemmen op dezelfde presidentskandidaat. Ze stemmen namelijk allemaal op de presidentskandidaat die afgelopen dinsdag in de meeste kiesdistricten van die deelstaat heeft gewonnen. Dat doen dus ook de kiesvrouwen die hebben beloofd om op de andere kandidaat te zullen stemmen. Pas als de kiesvrouwen hun stem hebben uitgebracht, staat definitief vast wie de nieuwe president gaat worden. Zie voor dit alles de Amerikaanse Grondwet, article II, Section I zoals dat luidt sinds de Twelfth Amendment, en wat de deelstaten hierover zelf in hun eigen grondwetten hebben geregeld.

6 JANUARI De stemming van de kiesvrouwen op 17 december is geheim. Hun verzegelde stemmen worden pas open gemaakt op 6 januari. Dat gebeurt in een verenigde vergadering van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. Pas dan ook worden de stemmen van de kiesvrouwen geteld en wordt definitief duidelijk welke presidentskandidaat de absolute meerderheid van de stemmen heeft gekregen. Die kandidaat wordt president. Toen senatoren en afgevaardigden vier jaar geleden daarmee bezig waren – dat was op 6 januari 2020 – bestormden Trumpaanhangers het parlementsgebouw!

VICEPRESIDENT Die verenigde vergadering wordt geleid door de vicepresident van de VS, zie Article I, Section 2 en Article II, Section I zoals dat luidt sinds de Twelfth Amendment van de Amerikaanse Grondwet. Vier jaar geleden was dat de vicepresident van Trump. Op 6 januari 2025 zal dat Kamala Harris zijn. Wat zou er niet allemaal kunnen zijn gebeurd als uit de verkiezingen van afgelopen dinsdag niet Trump maar Harris als winnaar naar voren was gekomen? 

20 JANUARI Op 20 januari ten slotte is het Inauguration Day. Het is de dag waarop het presidentschap van Joe Biden eindigt en dat van Donald Trump begint, zie over deze dag het Twentieth Amendment van de Amerikaanse Grondwet.

BRONNEN Naast bovenstaande bepalingen uit de Amerikaanse Grondwet zijn geraadpleegd Wikipedia (United States presidential election), Wikipedia (United States Electoral College) en Wikipedia (Chiafalo v. Washington).

Mr. Leon

De volgende verschijnt op vrijdag 22 november!

De Eerste Kamer en de btw-verhoging

VRIJDAG 25 OKTOBER 2024 De Eerste Kamer wil dat de regering het voorstel om de btw op sport, cultuur, media en logies te verhogen van 9% naar 21% loskoppelt van het Belastingplan 2025. De staatssecretaris wil dat niet doen. Zonder die loskoppeling loopt het hele Belastingplan 2025 het risico om niet door te gaan. Waarom is dat zo?

RIJKSBELASTING Het Belastingplan 2025 gaat over belastingen die overal in het land gaan gelden, want het gaat over rijksbelastingen. Denk bij deze belastingen van het Rijk aan een (andere) inkomstenbelasting, aftrekmogelijkheden, vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting bij de verkoop van woningen. En dus bijvoorbeeld ook aan (hogere) belasting op boeken, kranten, museumtickets, sportverenigingen en hotelboekingen.

UIT KRACHT VAN WET Belastingen van het Rijk mogen alleen geheven worden uit kracht van een wet, zo staat er in artikel 104 van de Grondwet. Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, overdrachtsbelasting en omzetbelasting zoals de btw mogen dus alleen geheven worden uit kracht van een wet. Ook wijzigingen in die belastingen mogen dus alleen uit kracht van zo’n wet geheven worden. 

WETTELIJKE GRONDSLAG Wat betekent het dat (wijzigingen in) dit soort belastingen alleen maar uit kracht van een wet mogen worden geheven? Het betekent dat daarvoor een wettelijke grondslag nodig is. Een wettelijke grondslag betekent hier dat (wijzigingen in) dit soort belastingen (hoofdzakelijk) in een wet in formele zin moeten zijn geregeld.

WET IN FORMELE ZIN Een wet in formele zin is een wet die door de regering én de Tweede Kamer én de Eerste Kamer gezamenlijk is vastgesteld, zie artikel 81 van de Grondwet. Het soort belastingen waar het hierover gaat, moet dus door de regering, de Tweede Kamer én de Eerste Kamer gezamenlijk worden vastgesteld.

VASTSTELLEN De regering heeft het Belastingplan 2025 gemaakt. De regering heeft dus ook een wetsvoorstel gemaakt waarin het Belastingplan 2025 is opgenomen. Dat wetsvoorstel is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer. Pas nadat de Tweede Kamer het heeft aangenomen gaat het naar de Eerste Kamer. Pas nadat ook de Eerste Kamer het heeft aangenomen kan het wetsvoorstel als wet worden vastgesteld. Pas dan kan de hogere btw op sport, cultuur, media en logies worden ingevoerd. Dat kan dus niet als de Tweede Kamer of de Eerste Kamer het wetsvoorstel niet aannemen maar verwerpen.   

AMENDEMENT De Tweede Kamer heeft het recht van amendement, zie artikel 84 Grondwet. Dat betekent dat de Tweede Kamer een wetsvoorstel mag wijzigen (amenderen). Deze Kamer mag dus een wetsvoorstel gewijzigd aannemen. Zo zou de Tweede Kamer het Belastingplan 2025 zo mogen wijzigen dat de btw-verhoging op sport, cultuur, media en logies wordt geschrapt, en de rest van het Belastingplan 2025 wordt aangenomen. Dan zou de btw op sport, cultuur, media en logies hetzelfde blijven als de afgelopen jaren, terwijl alle andere maatregelen uit het belastingplan wél doorgaan.

REGEERAKKOORD Het ligt echter niet voor de hand dat de Tweede Kamer die wijziging aanbrengt. De btw-verhoging staat namelijk in het regeerakkoord dat de vier coalitiepartijen met elkaar hebben gesloten. Die vier partijen – BBB, NSC, VVD en PVV – bezitten in de Tweede Kamer een meerderheid. Hun gezamenlijke wil is in deze Kamer dus wet.  

SENAAT Nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen, gaat het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer. De politieke verhoudingen in de Eerste Kamer zijn anders dan in de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer hebben de vier coalitiepartijen namelijk geen meerderheid. Zij hebben daarin dertig zetels, terwijl de Eerste Kamer uit vijfenzeventig Kamerleden bestaat. En als ik het goed zie, is een meerderheid van de Eerste Kamer tégen de btw-verhoging. De Eerste Kamer wordt ook wel senaat genoemd.

VERWERPEN Anders dan de Tweede Kamer zou de (meerderheid van de) Eerste Kamer dus wél de btw-verhoging willen schrappen. Er is echter een probleem: de Eerste Kamer heeft anders dan de Tweede Kamer geen recht van amendement. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel alleen maar aannemen of verwerpen.

LOSKOPPELEN Daarom heeft de Eerste Kamer de regering gevraagd om de btw-verhoging los te koppelen van het Belastingplan 2025 en in een apart wetsvoorstel op te nemen. Dan zou de Eerste Kamer het wetsvoorstel waarin die btw-verhoging na loskoppeling is opgenomen kunnen verwerpen, en de rest van het Belastingplan 2025 kunnen aannemen. Maar zoals uit de inleiding tot dit blog al bleek: daar wil de regering niet aan. Als de regering dit standpunt handhaaft, is het de vraag of de btw-verhoging voor de Eerste Kamer belangrijk genoeg is om het hele Belastingplan 2025 te verwerpen. Zo ja, dan komt er geen btw-verhoging op sport, cultuur, media en logies. Maar dan komen de andere maatregelen uit het Belastingplan 2025 – waarmee (een meerderheid van) de Eerste Kamer misschien wel kan instemmen – er evenmin.

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 8 november!

Hardere asielmaatregelen van het kabinet-Schoof

VRIJDAG 11 OKTOBER 2024 Het kabinet wil asielmaatregelen mogelijk maken die harder zijn dan de Vreemdelingenwet toelaat, zoals het afschaffen van de asielvergunning voor onbepaalde tijd en het schrappen van de mogelijkheid tot nareis van meerderjarige kinderen. Die hardere asielmaatregelen komen dus niet in de Vreemdelingenwet te staan. Waarin komen zij dan wél te staan? 

IN FORMELE ZIN De Vreemdelingenwet is een wet die is vastgesteld door de regering, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gezamenlijk, zie artikel 81 Grondwet. Zo’n wet is dus alleen maar tot stand gekomen omdat én de regering én de Tweede Kamer én de Eerste Kamer daarmee hebben ingestemd. Juristen noemen zo’n wet een wet in formele zin.

DEMOCRATISCH Een wet in formele zin is een wet die democratisch tot stand is gekomen, want de wet is in het parlement besproken en het parlement heeft er uiteindelijk mee ingestemd.

WIJZIGINGEN De Vreemdelingenwet geldt sinds 2001. Eigenlijk heet die wet trouwens Vreemdelingenwet 2000. Daarna zijn er bijna jaarlijks wijzigingen in aangebracht. Voor al die wijzigingen geldt dat én de regering én de Tweede Kamer én de Eerste Kamer daarmee hebben ingestemd. Ook al die wetswijzigingen zijn dus democratisch tot stand gekomen.

NAREIS In artikel 33 van de Vreemdelingenwet staat dat de minister bevoegd is de aanvraag tot het verlenen van een asielvergunning voor onbepaalde tijd in te willigen en in artikel 34 staat dat zo’n aanvraag slechts in bepaalde gevallen kan worden afgewezen. In artikel 29 van de Vreemdelingenwet is de mogelijkheid van nareis geregeld van iemand die een meerderjarig kind is van iemand die al in bezit is van een asielvergunning.

AMvB In het regeerprogramma van 13 september staat dat het kabinet-Schoof asielmaatregelen wil gaan nemen die harder zijn dan de huidige Vreemdelingenwet toelaat. Het kabinet wil die hardere asielmaatregelen niet (laten) vaststellen door wijziging van de Vreemdelingenwet, maar door een of meer algemene maatregelen van bestuur (vaak afgekort tot amvb of AMvB).

PARLEMENT Voor de vaststelling van een algemene maatregel van bestuur is geen instemming nodig van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Algemene maatregelen van bestuur worden namelijk bij koninklijk besluit vastgesteld, zie artikel 89 van de Grondwet.

MINISTERRAAD Voor een algemene maatregel van bestuur is alleen nodig bespreking in en instemming van de ministerraad instemming. Dat betekent dat alleen de ministerraad bespreekt en besluit over wat er in zo’n algemene maatregel van bestuur komt te staan, zie artikel 4 van het Reglement van orde voor de ministerraad. De minister van Asiel en Migratie – Marjolein Faber – stelt een ontwerp op en de ministerraad besluit of ze daarmee instemt, al dan niet na het aanbrengen van wijzigingen.

BUITENGEWOON Een algemene maatregel van bestuur wordt ook wel geschreven als Algemene Maatregel van Bestuur. Een AMvB die afwijkt van een wet in formele zin is niet democratisch tot stand gekomen. Dat betekent echter nog niet dat zo’n AMvB onrechtmatig is tot stand gekomen. Of hij onrechtmatig is tot stand gekomen hangt er hier namelijk o.a. van af of buitengewone omstandigheden het noodzakelijk maakten dat in plaats van een wetswijziging in formele zin zo’n AMvB tot stand kwam, zie artikelen 110 en 111 Vreemdelingenwet. Er zijn geen aanwijzingen voor dat daarvan sprake is. Het ziet er dus naar uit dat de hardere asielmaatregelen die het kabinet per AMvB wil invoeren onrechtmatig zijn.       

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 25 oktober.

Prinsjesdag in de Grondwet

VRIJDAG 27 SEPTEMBER 2024 Vorige week dinsdag was het Prinsjesdag: elk jaar de derde dinsdag van september waarop de Koninklijke stoet door Den Haag gaat, de Koning de Troonrede houdt en de minister van Financiën de Miljoenennota en de Rijksbegroting van volgend jaar aanbiedt. Wat staat er in de Grondwet over Prinsjesdag?

STOET De Koninklijke stoet bestaat uit de Koning en de Koningin die in de Glazen Koets zitten, andere leden van de koninklijke familie, medewerkers in dienst van het Koninklijk Huis en militairen, waarvan er velen te paard. Dit Koninklijk gezelschap rijdt van Paleis Noordeinde naar de Koninklijke Schouwburg. In de Grondwet is hierover niets geregeld.

TROONREDE In de Koninklijke Schouwburg wordt de Troonrede uitgesproken. De Troonrede is een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid. Het wordt uitgesproken in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal. Dat is een vergadering van de Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk, zie artikel 51 Grondwet. Voor de verenigde vergadering op Prinsjesdag zijn niet alleen alle leden van de Tweede en Eerste Kamer uitgenodigd, maar ook veel andere hoogwaardigheidsbekleders. Belangrijkste agendapunt van deze vergadering is de Troonrede. De Troonrede wordt uitgesproken door de Koning persoonlijk.

UITEENZETTING  In de Grondwet staat in artikel 65 over de Troonrede: Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven.

DOOR of NAMENS Volgens de Grondwet mag dus ook iemand anders dan de Koning de jaarlijkse Troonrede uitspreken. Koningin Beatrix (1980 – 2012) heeft ze echter allemaal zelf uitgesproken, net als Koning Willem-Alexander.

BIJ DE WET Volgens de Grondwet mag Prinsjesdag – althans de Troonrede – dus nooit later dan op de derde dinsdag van september worden gehouden. Wel eerder, maar dan moet dat in een wet zijn bepaald. Er is geen wet waarin dat is bepaald. Dus moet de Troonrede op de derde dinsdag van september worden gehouden. Dat was dit jaar op 17 september.

KOFFERTJE De minister van Financiën biedt later die dag de Miljoenennota en de Rijksbegroting voor het volgende kalenderjaar aan. Die stukken zitten in het bekende koffertje. Hij biedt ze aan in een vergadering van de Tweede Kamer. Met andere woorden: hij dient ze in bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer vergadert later die dag op haar vaste vergaderlocatie, niet ver van de Koninklijke Schouwburg vandaan. De verenigde vergadering is dan natuurlijk al lang gesloten.

RIJKSBEGROTING In de Grondwet staat over deze presentatie in artikel 105: Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 bedoelde tijdstip.

VOORSTEL Helemaal juist spreekt deze grondwetsbepaling over de voorgestelde begroting. Het is slechts een voorstel: er is nog goedkeuring nodig van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, zie artikel 105 Grondwet. De Tweede Kamer mag er zelfs wijzigingen in aanbrengen, net als in alle andere wetsvoorstellen, zie artikel 84 Grondwet.

DOOR of VANWEGE Volgens artikel 105 Grondwet – dankzij de woorden ‘door de koning’ – zou het ook de Koning zelf mogen zijn die de Rijksbegroting voor volgend jaar indient bij de Tweede Kamer. Dat zou trouwens niet zo heel vreemd zijn: de Koning dient alle andere wetsvoorstellen namelijk wél zelf in. Al worden al die andere wetsvoorstellen natuurlijk niet persoonlijk door de Koning bezorgd bij de Tweede Kamer – vorig jaar werden er 235 wetsvoorstellen ingediend! – maar ze worden wel door hem gestuurd naar de Tweede Kamer. In de parlementaire stukken heet dat de Koninklijke Boodschap. Met de Rijksbegroting gebeurt dat echter niet. Die wordt ingediend door de minister van Financiën. De Rijksbegroting wordt dus niet ‘door de Koning’ ingediend, maar ‘vanwege de Koning’. En de minister komt hem wél persoonlijk bezorgen. Moet dat eigenlijk per se de minister van Financiën zijn of mag het ook een ander zijn?   

COMPTABILITEITSWET Het antwoord op die vraag staat niet in de Grondwet maar kan worden afgeleid uit een andere wet: de Comptabiliteitswet 2016. In artikel 2.23 van die wet staat namelijk in het eerste lid: Wij dienen de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar bij de Tweede Kamer in.

MANDAAT Wie is hier ‘wij’? Ik denk dat hiermee elke minister en staatssecretaris wordt bedoeld. Alleen of gezamenlijk met andere bewindspersonen. Waarom is het dan toch altijd de minister van Financiën en alleen die minister? Dat kan worden afgeleid uit het tweede lid van datzelfde artikel 2.23. Hierin staat namelijk: In afwijking van het eerste lid kunnen Wij Onze Minister van Financiën machtigen de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen. Inderdaad is de minister van Financiën daartoe gemachtigd. Het is niet zo dat daarvoor elk jaar een nieuwe machtiging wordt afgegeven. Er is namelijk begin jaren negentig een doorlopende machtiging afgegeven; dat besluit is niet gepubliceerd. Een ander woord voor machtiging is mandaat.

ATTRIBUTIE Voor de Miljoenennota is het anders geregeld dan voor de rijksbegroting. Dat volgt uit het derde lid van artikel 2.23. Daarin staat: Onze Minister van Financiën biedt op de dag van de indiening van de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten de Miljoenennota aan de Staten-Generaal aan. Hieruit volgt dat alleen de minister van Financiën de Miljoenennota mag indienen. Alleen hij mag dat omdat de wet alleen hem die bevoegdheid geeft. Als een bevoegdheid in de wet wordt gegeven, spreken we van attributie.

BRONNEN Behalve bovenstaande bepalingen uit Grondwet en Comptabiliteitswet zijn geraadpleegd website Nederland rechtsstaat; website kenniscentrum voor beleid en regelgeving; website Koninklijk Huis; website Tweede Kamer (Staat van de Kamer 2023); Wikipedia (Troonrede).

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 11 oktober

Vicepremiers in het kabinet-Schoof

VRIJDAG 13 SEPTEMBER 2024 Het kabinet-Schoof bestaat uit 16 ministers. Een daarvan is naast minister ook premier (minister-president) en vier daarvan zijn naast hun ministerschap ook vicepremier. Hoe word je vicepremier en wat mag een vicepremier doen?

KB (1) Je wordt vicepremier doordat je per koninklijk besluit tot vicepremier wordt benoemd. Dit koninklijk besluit moet worden ondertekend door de koning en de minister-president, zie artikelen 47 en 48 Grondwet

VIER Op 2 juli jl. zijn de ministers Fleur Agema (PVV), Sophie Hermans (VVD), Eddie van Hijum (NSC) en Mona Keijzer (BBB) op die manier tot vicepremier benoemd, zie de Staatscourant van 4 juli jl. Elke coalitiepartij in het kabinet-Schoof levert dus één vicepremier.

GRONDWET In de Grondwet worden minister-president (premier), ministers en staatssecretarissen genoemd. Hierin wordt ook omschreven wat ze mogen doen. Zo staat in artikel 45 dat de minister-president voorzitter is van de ministerraad. In artikel 44 staat dat een minister leiding geeft aan een ministerie (al zijn er ook ministers die dat niet doen). In artikel 46 staat dat de staatssecretaris mag optreden als plaatsvervanger van de minister. Daarentegen wordt de vicepremier niet eens genoemd in de grondwet, laat staan dat hierin staat wat ie mag doen. Is er ergens anders geregeld wat een vicepremier mag doen?

KB (2) Ja. Dat is o.a. gebeurd in het Besluit houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister (staat o.a. in Staatscourant van 4 juli). Ook dit is trouwens een koninklijk besluit. Daarin staat dat zij (of hij) de minister-president (premier) vervangt als die tijdelijk afwezig is, bijvoorbeeld door ziekte. Als een van de volgende marathons die Dick Schoof gaat lopen net iets te veel van zijn krachten zou vergen en hij daardoor van de dokter enkele weken absolute rust moet rusten en in die periode beslist niet aan het werk mag, dan zal hij worden vervangen door een van de vier vicepremiers. Die zal dan al zijn taken gaan uitvoeren. In Nederland. In Brussel. In de ministerraad. In de Tweede Kamer. In de media. Enzovoort. Juridisch gezien mag hij of zij dat dan naar eigen inzicht doen. Welke vicepremier van het huidige kabinet zal hem gaan vervangen?     

AGEMA Het kabinet-Schoof heeft immers – zoals hierboven bleek – vier vicepremiers: de ministers Agema, Hermans, Hijum en Keijzer. Gaat de voltallige ministerraad bepalen wie van hen het wordt? Gaan die vier ministers dat onderling bepalen? Gaan ze elk een deel van de afwezigheidsperiode van Schoof voor hun rekening nemen? Nee, niets van dit alles. Wie het wordt is namelijk al bij voorbaat in het laatstgenoemde koninklijk besluit vastgelegd. Het wordt namelijk Fleur Agema van de PVV. Zij is de zogenoemde eerste vicepremier. Als een kabinet meer vicepremiers heeft, dan levert de grootste coalitiepartij de eerste vicepremier.

HERMANS Als ook de eerste vicepremier net in die periode zelf tijdelijk afwezig is, dan wordt de premier vervangen door de tweede vicepremier. De tweede vicepremier is Sophie Hermans van de VVD, want de VVD is in grootte de tweede coalitiepartij. Enzovoort. Enzovoort.

MINISTERRAAD Een van de taken van een premier is het voorzitten van de ministerraad, zie ook artikel 2 van het Reglement van Orde voor de ministerraad. Fleur Agema zal dus het voorzitterschap van de ministerraad op zich gaan nemen. Een premier hoeft trouwens niet ziek te zijn om zich te laten vervangen in de ministerraad. Zo liet de begin dit jaar overleden Dries van Agt zich daarin meer dan eens om andere redenen vervangen door zijn vicepremier Hans Wiegel. Van Agt was eind jaren 70 en begin jaren 80 premier.           

BRONNEN Naast bovengenoemde grondwetsbepalingen en koninklijke besluiten is geraadpleegd: De Minister-President: Aanjager van Noodzakelijk Beleid, door J. Th. J. van den Berg in: Ministers en Ministerraad (red. R.B. Andeweg), Sdu: 1990. 

Mr. Leon

Volgende bijdrage op vrijdag 27 september.

Heeft Marjolein Faber de discretionaire bevoegdheid?

VRIJDAG 30 AUGUSTUS 2024 Het ministerie van Asiel en Migratie heeft gezegd dat de minister (Marjolein Faber) niet beschikt over de discretionaire bevoegdheid en dat ze daarom geen verblijfsvergunning kan verlenen aan de eind juli uitgeprocedeerde 11-jarige jongen met Armeense nationaliteit (Mikael) die echter zijn hele leven in Nederland heeft gewoond. Wat houdt die discretionaire bevoegdheid in en beschikt de minister er echt niet over?

SCHRIJNEND De discretionaire bevoegdheid houdt in dat een verblijfsvergunning kan worden verleend als de aanvrager zich in een schrijnende situatie bevindt. Zo staat het in de wet; die wet is hier artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit 2000.

BELEIDSVRIJHEID In het geval van een schrijnende situatie kán dan een verblijfsvergunning worden afgegeven. De overheid is vrij om naar eigen inzicht al dan niet een verblijfsvergunning af te geven als het oordeelt dat sprake is van een schrijnende situatie. Die vrijheid is natuurlijk niet onbegrensd. Men spreekt van beleidsvrijheid. 

BEOORDELINGSVRIJHEID In het geval van een schrijnende situatie gaat de beleidsvrijheid samen met veel beoordelingsvrijheid. Want wat is een schrijnende situatie? Wanneer is daarvan sprake? De combinatie van (grote) beleidsvrijheid en beoordelingsvrijheid zorgt ervoor dat de bevoegdheid om in dit geval een verblijfsvergunning te verlenen zelfs zeer discretionair is.

DG IND? Maar wie bij de overheid beschikt over deze zeer discretionaire bevoegdheid? Volgens de minister is dat de (directeur-generaal van de) Immigratie- en Naturalisatiedienst, meestal afgekort tot IND. De IND is onderdeel van een ministerie. De mensen die er werken zijn ambtenaren. De directeur-generaal is er de hoogste ambtenaar.

DE MINISTER? Heeft de minister gelijk? In de wet staat niet alleen wat de bevoegdheden zijn maar ook wie ze heeft. Staat in de wet dat de (directeur-generaal van de) IND de discretionaire bevoegdheid heeft en er aldus over kan beschikken?  Het is niet uitgesloten dat in de wet staat dat een ambtenaar over een bevoegdheid beschikt. Zo staat er in de Algemene wet inzake rijksbelastingen dat een belastinginspecteur belastingaanslagen mag vaststellen, zie artikel 11 van die wet. Er is echter geen wet waarin staat dat de (directeur-generaal van de) IND beschikt over de discretionaire bevoegdheid. Wie beschikt daar dan wel over volgens de wet? Volgens de Vreemdelingenwet 2000 is dat de minister, zie artikel 14.  

DELEGATIE? Nu is het zo dat een minister zijn wettelijke bevoegdheden soms mag overdragen aan een ander. Overdracht van een bevoegdheid wordt ook wel delegatie genoemd. De ander aan wie een bevoegdheid wordt overgedragen kan dan beschikken over die bevoegdheid, en doet dat op eigen verantwoordelijkheid, zie artikel 10:13 Algemene wet bestuursrecht. De overdrager beschikt zelf niet meer over die bevoegdheid, zie artikel 10:17 van diezelfde wet. Als de discretionaire bevoegdheid is overgedragen aan de directeur-generaal van de IND, dan zou de minister toch gelijk hebben als ze zegt dat ze niet meer over deze bevoegdheid beschikt.

ONDERGESCHIKTE! Overdracht oftewel delegatie is echter maar heel soms toegestaan. Zo is het verboden aan ondergeschikten, zie artikel 10:14. De directeur-generaal van de IND is een ondergeschikte van de minister. Dus is overdracht van de discretionaire bevoegdheid aan de directeur-generaal of iemand anders die bij de IND werkt niet toegestaan.

MANDAAT De directeur-generaal heeft de discretionaire bevoegdheid dus niet omdat dit zo in de wet staat. Evenmin omdat de minister de bevoegdheid heeft gedelegeerd. Heeft de minister dus ongelijk? Ja en nee: want de minister heeft de directeur-generaal de discretionaire bevoegdheid gemandateerd! Mandaat is wél mogelijk aan ondergeschikten, zie artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht en volgende.

NAMENS Wie gemandateerd is om een besluit te nemen, hier dus de directeur-generaal van de IND die besluit over het al dan niet afgeven van een verblijfsvergunning in verband met een schrijnende situatie, neemt dat besluit namens de mandaatgever, zie artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht. De mandaatgever is hier de minister. De directeur-generaal neemt dat besluit dus namens de minister. Dit besluit geldt als het besluit van de minister, zie artikel 10:2. De minister is dan ook verantwoordelijk voor het besluit!

ZELF (1) Bovendien mag de mandaatgever de gemandateerde bindende instructies geven, niet alleen algemene maar ook instructies per geval, zie artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht. Ook blijft de mandaatgever bevoegd om het besluit zelf in plaats van de gemandateerde te nemen, zie artikel 10:7.

MIKAEL Nu is het zo dat de directeur-generaal van de IND het besluit inzake Mikael al lang geleden heeft genomen. Voor dát besluit kan de nieuwe minister de directeur-generaal dus geen instructies meer geven. Ze kan dat besluit daardoor natuurlijk evenmin zelf nemen.

ZELF (2) Gisteren stond in de krant dat de advocaat van Mikael afgelopen dinsdagavond een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend. De minister mag tijdens de behandeling van deze aanvraag alsnog instructies geven aan de directeur-generaal of de directeur-generaal laten weten dat ze over (de toetsing aan de schrijnende situatie bij) die aanvraag zelf wil beslissen.     

BRONNEN Wetsartikelen Vreemdelingenwet 2000 en Vreemdelingenbesluit 2000; NRC 2 augustus en 29 augustus; mr. M.J.M. Ristra-Peeters: Afschaffing discretionaire bevoegdheid staatssecretaris/Een ongelukkige deal, in Asiel en Migrantenrecht 2021; uitspraak van de (afdeling Bestuursrechtspraak van de) Raad van State 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3109; H.E. Bröring en K.J. de Graaf, Bestuursrecht Deel 1, Den Haag: Boom juridisch, 2019.

Mr. Leon

Over twee weken is er weer nieuwe bijdrage!