Britten in Nederland na de Brexit

VRIJDAG 31 JANUARI 2020 Vannacht om twaalf uur Nederlandse tijd is het zover: Brexit. Onze westerbuur het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verlaat dan de Europese Unie. Wat ligt hieraan ten grondslag en wat betekent het voor de Britten in Nederland?

AKKOORD Eind vorig jaar is het akkoord gesloten waarmee Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Europese Unie. Dit akkoord is in de afgelopen weken goedgekeurd door het Britse parlement en het Europees Parlement.  

TERUGTREKKING had ook gekund zonder akkoord. Een No Deal. Een lidstaat mag zich namelijk eenzijdig uit de EU terugtrekken. Opzegging voldoet. Dat heeft het VK al in maart 2017 gedaan. Maar A Deal maakt het wel mogelijk om allerlei onderwerpen te regelen die in het belang zijn van bedrijven en burgers. In het akkoord is dat gebeurd.

OVERGANGSPERIODE In het akkoord is in de eerste plaats een overgangsperiode afgesproken. Tijdens die overgangsperiode verandert er vrijwel niets voor burgers en bedrijven. Wat de burgers betreft: zij houden hun bestaande rechten en hebben geen verblijfsdocument nodig. Britten die in de overgangsperiode in Nederland wonen, werken of studeren hebben dezelfde rechten als in de voorbije jaren. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor familieleden waarmee hier in gezinsverband wordt geleefd, en die al dan niet de Britse nationaliteit bezitten. Uiteraard gelden dezelfde afspraken voor Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk wonen, werken of studeren. De overgangsperiode, ook wel uitvoeringsperiode genoemd, duurt in elk geval voor de rest van 2020. Verlenging met een of twee jaar is mogelijk, maar dan moeten daarover afspraken worden gemaakt, uiterlijk in juni. Zo niet, dan eindigt de overgangsperiode op 1 januari.

DAARNA In het akkoord zijn ook afspraken gemaakt over de rechten van burgers na afloop van de overgangsperiode. Uiteraard verandert er dan wel het een en ander. Voor veel Britten in Nederland betekent het bijvoorbeeld dat ze een verblijfsdocument moeten krijgen om hier te mogen blijven. Alleen de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst – IND – kan een verblijfsdocument afgeven. Het verblijfsdocument moet worden aangevraagd. En het is niet zeker of het aangevraagde verblijfsdocument wordt afgegeven. Afgifte is namelijk afhankelijk van voorwaarden. Voor werkende Britten is één van de voorwaarden dat men hier te lande met werken een zeker inkomen verdient. Voor sommige Britten in Nederland verandert er niets: dat zijn degenen die in bezit zijn van een Nederlandse permanente verblijfsvergunning.

FAMILIE In het Akkoord zijn ook afspraken gemaakt over het verblijfsrecht van familieleden, zoals echtgenoot en kinderen die nog geen 21 jaar zijn. Ook over andere familieleden zijn afspraken gemaakt, zoals oudere kinderen die financieel afhankelijk zijn van hun ouders.

(Mr. Leon)

Complexe jeugdzorg en de jeugdregio

VRIJDAG 24 JANUARI 2020 Uitgebreid was deze week in het nieuws dat instellingen voor complexe jeugdzorg het al een tijdje financieel moeilijk hebben. Sommige locaties hebben hun deuren al moeten sluiten, zoals de locatie Hoenderloo van instelling Pluryn. Met alle gevolgen van dien voor de jonge mensen die er verbleven en behandeld werden. Afgelopen woensdag heeft de vaste Tweede Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport er enkele uren over vergaderd. Hoe denkt de regering dit op te gaan lossen?

GEMEENTEN zijn verantwoordelijk voor jeugdzorg. Jeugdzorg omvat alle maatschappelijke voorzieningen voor jeugdigen. Complexe jeugdzorg is er een van. Gemeentelijke verantwoordelijkheid is er voor alle jeugdzorg. De jongeren die in Hoenderloo verbleven, kregen complexe jeugdzorg door een gespecialiseerde instelling. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat een jongere de jeugdzorg kan krijgen die hij nodig heeft. De gemeente waarin de jongere woont moet daarvoor zorgen.

DECENTRALISATIE Gemeenten zijn nog niet zolang verantwoordelijk voor jeugdzorg zoals complexe jeugdzorg. Dat is pas sinds 2015 het geval, toen de Jeugdwet tot stand kwam. Tot die tijd was vooral het Rijk verantwoordelijk voor jeugdzorg. De ommekeer in 2015 maakte deel uit van de decentralisatie in het sociaal domein. Wat de complexe jeugdzorg betreft, maken gemeenten sindsdien afspraken met gespecialiseerde jeugdzorginstellingen. Dat zijn bijvoorbeeld afspraken over tarieven voor een behandeling en verblijf. Volgens de instellingen zijn die vaak te laag; gemeenten zeggen niet nog meer te kunnen bieden.

COLLEGE VAN B&W Zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders hebben wettelijke taken en verantwoordelijkheden gekregen op het gebied van jeugdzorg. Zo is het college er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor geworden dat een jongere de zorg kan krijgen die hij of zij nodig heeft. Het is de taak van de raad om daarvoor een richtinggevend plan te maken. Raden en colleges hoeven deze taken niet in hun eentje uit te voeren. Ze mogen samenwerken met andere gemeenten, en dat is de afgelopen jaren ook gebeurd in zogenaamde jeugdregio’s. Colleges moesten zelfs samenwerken als dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van hun taken aangewezen was.

MINISTER van Volksgezondheid – Hugo de Jonge (CDA) – komt gemeenten inmiddels financieel tegemoet met enkele extra honderden miljoenen; ook de specialistische instellingen voor complexe jeugdzorg kunnen hiervan profiteren. Maar meer geld lost volgens de minister niet alle problemen op, ook niet in de complexe jeugdzorg. Daarvoor is tevens nodig dat gemeenten meer en beter met elkaar gaan samenwerken dan tot nu toe het geval is geweest. Tot nu toe mochten gemeenten namelijk zelf beslissen met welke andere gemeenten wordt samengewerkt en over welke taken uit de jeugdzorg met elkaar wordt samengewerkt. Veel gemeenten werken volgens de minister op te weinig taken samen en bovendien met te weinig andere gemeenten. Daar komt nog bij dat gemeenten uit zo’n jeugdregio kunnen stappen. Voor de complexe jeugdzorg zijn eigenlijk extra grote jeugdregio’s nodig. Ministerieel ingrijpen en dwingen tot andere samenwerking stuit echter op juridische bezwaren, die te maken hebben met het belang van lokale autonomie.

VASTE JEUGDREGIO’S De eerste stap om die bezwaren weg te nemen is in maart vorig jaar gezet met een wijziging van de Jeugdwet. Sindsdien mag de regering colleges van burgemeester en wethouders die niet goed samenwerken dwingen om dat beter te doen. Daarover – en dat is de tweede stap – moet dan wel eerst met die gemeenten inhoudelijk worden overlegd. Dat overleg is al enige tijd gaande, zo begrijp ik. De minister wil inmiddels ook nog verdergaande stappen gaan zetten. Hij wil de jeugdregio’s in de Jeugdwet gaan vastleggen. En ook wettelijk vastleggen welke taken een gemeente zelf moet uitvoeren, welke taken door samenwerking in een jeugdregio moeten worden uitgevoerd en welke taken door samenwerking op bovenregionale schaal moeten worden uitgevoerd (zoals complexe zorg?).  

(Mr. Leon)

Onderwijsvrijheid en burgerschap op school

VRIJDAG 17 JANUARI 2020 In een interview in dagblad Trouw van afgelopen maandag zegt een grote belangenorganisatie van protestante en katholieke scholen dat een recent wetsvoorstel over burgerschapsonderwijs op basisscholen en middelbare scholen te ver gaat. Het zou een inbreuk zijn op de grondwettelijke onderwijsvrijheid. Wat staat er in de Grondwet over onderwijsvrijheid?

VRIJHEID Onderwijsvrijheid is een grondrecht. Het is geregeld in artikel 23 van de Grondwet. De onderwijsvrijheid staat er sinds 1848 in. Tot dat jaar was het verboden om protestants, katholiek, islamitisch of ander bijzonder onderwijs te geven. Dat mocht alleen als de overheid vergunning had verleend. Tot dan toe was het geven van openbaar onderwijs de norm. Sindsdien is het geven van bijzonder onderwijs een klassiek grondrecht. Vergunning is niet langer nodig. Daardoor is het oprichten van scholen waarop katholiek, protestants, islamitisch of ander bijzonder onderwijs wordt gegeven vrij geworden.

MAAR MET GRENZEN Het geven van bijzonder onderwijs is vrij. Burgers maar ook bijvoorbeeld verenigingen en stichtingen zijn vrij om zo’n school op te richten en in stand te houden. Uiteraard is die vrijheid niet grenzeloos: het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, zoals de leerkrachten.

GELIJKSTELLING Sinds 1917 is in de grondwet geregeld dat het bijzonder onderwijs financieel gelijkgesteld moet zijn met het openbaar onderwijs: beide mogen rekenen op volledige subsidiëring door de overheid. Aan subsidiëring worden uiteraard wel eisen gesteld, zoals de deugdelijkheidseisen. Sinds lange tijd verstaat men hieronder ook wat leerlingen moeten leren. De overheid mag voorschrijven welke kennis, inzicht en vaardigheden de scholen hun leerlingen moeten meegeven, bijvoorbeeld bij wiskunde of geschiedenis. Zowel openbaar als bijzonder onderwijs moeten hieraan voldoen. Deze eisen staan in kerndoelen en eindtermen.

LEERMIDDELEN De overheid mag het bijzonder onderwijs echter niet voorschrijven welke leermiddelen gebruikt moeten worden. Leermiddelen zijn bijvoorbeeld boeken en methoden. Scholen mogen zelf beslissen welke boeken en methoden gebruikt worden in de klas. Ook deze vrijheid maakt deel uit van de grondwettelijke onderwijsvrijheid. Ook deze vrijheid is natuurlijk niet grenzeloos. Zo is er het discriminatieverbod; ook dat staat in de Grondwet.

BURGERSCHAPSONDERWIJS gaat over kennis en respect voor de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat en dus ook de mensenrechten. Burgerschapsonderwijs is niet nieuw. Scholen moeten daar al vijftien jaar voor zorgen. In de praktijk zou daar op veel scholen weinig van terecht komen. Wetsvoorstel 35352 wil daar verandering in brengen. Als ik het goed begrepen heb, richt de kritiek van de belangenorganisatie in het Trouwinterview zich vooral op een passage in de officiële toelichting op het wetsvoorstel. Onderwijsminister Arie Slob (ChristenUnie) schrijft daarin dat basisscholen en middelbare scholen hun leerlingen ook moeten leren over hoe mensen met elkaar dienen om te gaan, en dat in dat verband waarheidsgetrouwheid, sympathie, respect voor de mening van anderen, flexibiliteit en verantwoordelijkheidszin belangrijke waarden en vaardigheden die de school aan leerlingen moet meegeven. Deze passage zou dan neerkomen op het voorschrijven van leermiddelen aan het bijzonder onderwijs (maar die woorden worden in het interview zelf niet gebruikt). Dat leidt tot de vraag: hoe ver reikt de leermiddelenvrijheid en hoe ver reiken de deugdelijkheidseisen?

(Mr. Leon)

In Frankrijk verklaart de regering hoe links of rechts een politieke partij is

DONDERDAG 9 JANUARI 2020 In Nederland komt het voor dat kranten en televisie politieke partijen indelen in links en rechts. Een politieke partij krijgt bijvoorbeeld het etiket links, centrumrechts of extreemrechts. Wat het verschil is tussen deze etiketten, en waarom een partij het ene etiket krijgt en niet het andere, is vaak voor discussie vatbaar. Het hangt ook af van de politieke kleur die de krant zelf heeft. Maar zo’n etiket leidt er in elk geval toe dat de krantenlezer meer duidelijkheid krijgt over waar een politieke partij voor staat, volgens zijn krant. Anders dan in ons land is het echter in Frankrijk zo dat de overheid alle politieke partijen indeelt in rechts of links; daar geldt dus een indeling van overheidswege! Hoe zit dat in elkaar?

VERKIEZINGEN Het gebeurt bij elke verkiezing. Enige tijd vóór een verkiezing worden alle politieke partijen die aan die verkiezing meedoen van overheidswege ingedeeld. De eerstvolgende verkiezingen in Frankrijk zijn die voor de gemeenteraden; ze worden in maart van dit jaar gehouden. De minister van Binnenlandse Zaken maakte begin december per circulaire duidelijk of hij een partij het etiket extreemlinks, links, centrum, rechts of extreemrechts geeft dan wel dat van de restcategorie. In het Frans: extrême gauche, gauche, centre, droite, extrême droite en divers.

ETIKET Een partij die het etiket links krijgt is bijvoorbeeld de Parti socialiste/PS, vergelijkbaar met de PvdA in Nederland. Ook de Europe Écologie Les Verts/EELV, vergelijkbaar met GroenLinks, krijgt dit etiket. Net als La France insoumise/LFI. de partij van Jean-Luc Mélenchon. Het etiket centrum krijgt onder andere de veruit belangrijkste regeringspartij. Dat is La République en Marche/LREM, de partij van president Macron. Deze partij bezit een ruime meerderheid in de Franse Tweede Kamer, Assemblée nationale. Een partij die het etiket rechts krijgt, is bijvoorbeeld Les Républicains/LR. Deze partij is de belangrijkste oppositiepartij. In de Franse Eerste Kamer, Sénat, is het met stip de grootste. Tot de restcategorie hoort bijvoorbeeld Parti animaliste.

ANDERE ETIKETTEN Deze officiële etikettering van politieke partijen gebeurt om de verkiezingsuitslag beter te kunnen duiden. Natuurlijk wordt er ook het stemgedrag van de kiezer door beïnvloed. Het etiket dat een partij krijgt, kan per verkiezing verschillen. Bij elke verkiezing wordt namelijk een nieuwe indeling gemaakt. Per verkiezing kunnen er ook andere etiketten zijn. Zo waren er in 2019 bij de verkiezingen voor het Europees Parlement andere etiketten dan bij die voor de komende gemeenteraadsverkiezingen. Etiketten waren toen extreemlinks tot radicaal links, links tot centrumlinks, centrum, centrumrechts tot rechts en tenslotte radicaal rechts tot extreemrechts. Parti socialiste/PS en EELV kregen het etiket links tot centrumlinks, terwijl La France insoumise/LFI van Jean-Luc Mélenchon het etiket extreemlinks tot radicaal links kreeg.

SENAAT In Frankrijk zijn de gemeenteraadsverkiezingen niet alleen belangrijk voor de politiek in de gemeenten en als opiniepeiling voor de landelijke politiek. Ze zijn ook van belang voor de Franse Eerste Kamer, de senaat. Hoofdzakelijk zijn het namelijk gemeenteraadsleden die de senaat kiezen. In elk departement worden een of meer senatoren gekozen. In gemeenten met minder dan 9 duizend inwoners gebeurt dat doordat de gemeenteraadsleden uit hun midden enkele kiesmannen kiezen; alle kiesmannen in een departement kiezen vervolgens hun senatoren. In de grotere gemeenten, met meer dan 9 duizend inwoners, kiest elk gemeenteraadslid rechtstreeks de senatoren in zijn departement. De volgende senaatsverkiezingen zijn in september van dit jaar. Voor de helft van alle senatoren zijn er dan verkiezingen; voor de andere helft is dat over drie jaar. Een senator wordt voor zes jaar gekozen.

CIRCULAIRE? In het Franse Dagblad Le Monde van 23 december staat een groot artikel over de circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken. In deze blog is alle informatie over die circulaire gebaseerd op dit krantenartikel, want ik heb de circulaire zelf niet kunnen vinden.

(Mr. Leon)