Brievenbus

DINSDAG 22 DECEMBER 2020 Het is december en dat is een zeer drukke maand voor post: pakketjes, kerstkaartjes en nieuwjaarskaartjes. Dit jaar is het extra druk. Vanwege corona en de strenge lockdown die vorige week inging. Al die post moet uiteindelijk bij de bedrijven en de mensen thuis worden bezorgd, en wel via hun brievenbussen. Worden er eigenlijk eisen gesteld aan een brievenbus?

BRIEVENBUS Een brievenbus is hier niet alleen een kastje met een opening (gleuf) waardoor brieven, briefkaarten, tijdschriften, pakketjes en andere poststukken bezorgd kunnen worden: de brievenbus in enge zin. De meeste woningen hebben namelijk niet zo’n brievenbus. In plaats daarvan hebben ze een gleuf in de voordeur; na inwerpen valt de post op de vloer van het halletje achter de voordeur.

POSTWET Poststukken moeten door PostNL – het landelijke postvervoerbedrijf – op minstens vijf dagen per week bezorgd worden. Deze verplichting staat in de Postwet 2009. Dit is een parlementaire wet. Zo’n wet wordt ook wel wet in formele zin genoemd, want regering en parlement hebben hem gezamenlijk vastgesteld. Post kan praktisch alleen bezorgd worden bij een geadresseerde die over een geschikte brievenbus beschikt. Anders zou de postbode steeds moeten aanbellen – Always Twice! – en dat kost te veel extra tijd en dus geld. De wettelijke bezorgplicht geldt daardoor alleen bij geadresseerden die over een geschikte brievenbus beschikken. Bij ontbreken daarvan mag de post op grond van artikel 20 als onbestelbaar worden aangemerkt.

POSTREGELING Wat is een geschikte brievenbus? Hierover staat in de officiële toelichting op de Postwet 2009 o.a. dat de postbezorger makkelijk bij de brievenbus moet kunnen komen, dat de brievenbus dus bijvoorbeeld niet te hoog of te laag mag zitten. Hoe hoog dat dan moet zijn, staat weer niet in de Postwet 2009. Dat staat in een ministeriële regeling. Een ministeriële regeling is een regeling van een minister of staatssecretaris. Een ministeriële regeling mag niet in strijd zijn met een parlementaire wet. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft geregeld dat een brievenbus geschikt is als de gleuf op een hoogte zit van 1 meter en 10 cm. Dit is de Postregeling 2009.

OMVANG GLEUF In die Postregeling 2009 worden ook eisen gesteld aan de breedte en de lengte van de gleuf: minstens 3,2 cm breed en 26,5 cm lang. In de officiële toelichting op de Postwet 2009 staat hierover alleen dat een gleuf niet te klein mag zijn.

RUIMTE ACHTER GLEUF Verder moet er voldoende ruimte achter de gleuf zijn om de ingeworpen poststukken te bewaren: minstens 27 x 15 x 38 cm. Als het een gleuf in een voordeur is en de post na inwerpen op de vloer van het halletje valt, dan is zonder meer aan deze eis voldaan. Brievenbussen in enge zin kunnen vol raken; bij een te kleine is dat al vrij snel het geval.

PAKJE EN PAKKET Er zijn veel poststukken die te groot zijn voor zulke gleuven of voor de ruimte achter die gleuven. Dat wil niet zeggen dat ze automatisch als onbestelbaar mogen worden aangemerkt. Dat is alleen het geval als daarvoor slechts het gewone posttarief is betaald. Voor zogenaamde brievenbuspakjes wordt het gewone posttarief voor pakjes betaald. Zoals deze naam al duidelijk maakt, is het de bedoeling dat zulke pakjes door een (geschikte) brievenbus kunnen gaan. De grotere ‘’pakketten’’ mogen niet als onbestelbaar worden aangemerkt als daarvoor het hogere posttarief is betaald. Voor dat extra tarief wordt dan aangebeld.

SCHERP Ten slotte wordt hier nog vermeld dat een brievenbus geen scherpe kantjes of randjes mag hebben of door andere oorzaken de postbode kan verwonden.

POSTNL is geen overheid. Het is een Naamloze Vennootschap (NV), met als organen o.a. een raad van bestuur, een raad van commissarissen en een aandeelhoudersvergadering. Het Staatsbedrijf der PTT is verleden tijd. Hoewel dat nog niet zo heel lang geleden is (jaren tachtig van de vorige eeuw). Tot begin jaren negentig waren alle aandelen trouwens nog in handen van de overheid, maar ook dat is verleden tijd. Bovendien zijn de aandelen nu op de beurs verhandelbaar.

(Mr. Leon)

Gerechtshof Den Haag over bestrijdingsmiddelen

DONDERDAG 10 DECEMBER 2020 De rechter heeft twee weken geleden – op 24 november – een belangrijke uitspraak gedaan over het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door (bijvoorbeeld) gemeenten. Onkruid op stoep en straat kan worden bestreden met pesticiden, zoals herbiciden en fungiciden. Sinds 2016 heeft de regering het gemeentelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen verboden. Wat houdt de rechterlijke uitspraak in? En vanwaar deze uitspraak?

BESLUIT WGB Maar eerst: wat is de precieze inhoud van het verbod van de regering uit 2016 en waar is het te vinden? Het is te vinden in artikel 27b van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het Besluit WGB. Daarin staat dat het professioneel gebruik van (chemische) bestrijdingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw verboden is, uitzonderingen daargelaten. Professioneel gebruik is beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik. Particulier gebruik valt dus niet onder het verbod. Evenmin valt er gebruik in land- en tuinbouw (gewasbeschermingsmiddelen) onder. Maar wat er bijvoorbeeld wél onder valt is – zoals de Volkskrant schrijft – het spuiten van landbouwgif door gemeenten om onkruid op wegen en stoepen aan te pakken.

HOGER BEROEP De rechter die de uitspraak deed was het Gerechtshof Den Haag. Bijna twee jaar eerder deed ook een andere Haagse rechter uitspraak in deze zaak. Dat was de rechtbank. Het hof oordeelde in hoger beroep over de uitspraak van de rechtbank. Het oordeel was een vernietiging van dit vonnis. In beide rechtszaken was de (Nederlandse) Staat partij, verweerder bij de rechtbank en eiser bij het hof.

RECHTSSTAAT! Beide uitspraken gaan in wezen over de rechtsstaat. Tenminste over één van de elementen waaraan een rechtsstaat moet voldoen. Een rechtsstaat moet namelijk voldoen aan verschillende elementen, zoals dat er scheiding is van overheidsmachten, dat er onafhankelijke rechtspraak is en dat het legaliteitsbeginsel wordt nageleefd. Over dat laatste element gaan deze uitspraken. Volgens het legaliteitsbeginsel mag de regering iets alleen verbieden als ze daartoe bevoegd is en moet die bevoegdheid duidelijk in de wet staan. Daarom mocht de regering het professioneel gebruik van (chemische) bestrijdingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw alleen verbieden als ze daartoe bevoegd was en die bevoegdheid in een wet staat.

WET? Staat die bevoegdheid in een wet? Een wet is hier in elk geval een parlementaire wet. Dat is een wet die door regering en parlement gezamenlijk is vastgesteld. Wet in formele zin is daarvoor de officiële benaming. Het Besluit WGB is geen wet in formele zin! De enige parlementaire wet die daarvoor geschikt zou kunnen zijn is de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de WGB. Daarin zou dan dus die bevoegdheid moeten staan. Maar dat is volgens zowel hof als rechtbank niet het geval. De bevoegdheid staat volgens beide rechters met name niet in de artikelen 78 en 80a van deze wet.

EUROPEES RECHT? Dus is bedoeld verbod volgens het hof niet verbindend. Wat onverbindend is, is niet geldig. Artikel 27b van het Besluit WGB geldt dus niet. Desondanks was volgens de rechtbank dit artikel toch verbindend, en dus gewoon wél geldig. Hoe kan dit? Dat kan omdat een parlementaire wet niet de enige plek is waar een bevoegdheid in kan staan. Een bevoegdheid kan bijvoorbeeld ook in Europees recht staan. En volgens de rechtbank staat de bevoegdheid van de regering om het professioneel gebruik van (chemische) bestrijdingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw te verbieden inderdaad in het Europees recht. Maar het hof is het met dat laatste niet eens: die bevoegdheid staat er volgens haar niet in. En een hof uitspraak gaat boven een rechtbank uitspraak.

EN NU? De natuur zal teleurgesteld zijn over de uitkomst: Spring could become more Silent! De uitspraak is echter een mooie illustratie van rechtsstaat Nederland. Niet alleen van het legaliteitsbeginsel, maar ook van de onafhankelijke rechtspraak. Wat kan de regering nu doen? Ze kan bij de Tweede Kamer een voorstel indienen om de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden te veranderen/te verbeteren opdat in die wet voortaan wel de bevoegdheid staat voor een verbod. Met andere woorden: ervoor zorgen dat artikel 27b van het Besluit WGB verbindend wordt. Zonder parlementaire medewerking kan de regering een wet echter niet veranderen (machtenscheiding!). Uiteraard zou zo’n verbeterde wet artikel 27b alleen voor de toekomst verbindend en geldig maken. Als de regering dat ook voor het verleden wil realiseren, dan zal ze moeten verder procederen, bij de Hoge Raad, opdat de uitspraak van het hof kan worden teruggedraaid.

(Mr. Leon)

Regels voor regionale omroepen

DINSDAG 1 DECEMBER 2020 Naast landelijke omroepen zoals AVROTROS, VPRO, Veronica en MAX zijn er ook regionale omroepen. Aan welke regels moeten de regionale omroepen zich houden?

MEDIAWET 2008 Regionale omroepen kunnen net als landelijke omroepen publiek of commercieel zijn. Er zijn geen commerciële; er zijn wel publieke. Elke provincie heeft er een. Voor hun financiering zijn ze gedeeltelijk aangewezen op advertenties en sponsoren. De Rijksoverheid springt financieel bij. Ze moeten zich aan verplichtingen houden die o.a. in de Mediawet 2008 staan. Zo’n regionale omroep mag bijvoorbeeld niet worden opgestart zonder aanwijzing van het Commissariaat voor de Media. In een provincie mag hooguit één omroep actief zijn; alleen voor Zuid-Holland mogen dat er twee zijn. Er zijn er in het hele land dertien aangewezen, waaronder Omroep Gelderland, Omroep Brabant, RTV Drenthe en Omroep West. Omroep West is een van de twee Zuid-Hollandse omroepen. Het Commissariaat voor de Media is een zelfstandig bestuursorgaan, net als dat bijvoorbeeld uitkeringsinstantie UWV is. Haar commissarissen zijn benoemd door de minister voor Media. Dat is sinds 2017 Arie Slobs.

ONAFHANKELIJK Elk van de dertien omroepen gaat onafhankelijk te werk. Een omroep moet daarom een redactiestatuut hebben waarmee de redactionele onafhankelijkheid t.o.v. bijvoorbeeld adverteerders en sponsors wordt gewaarborgd. De journalisten die bij de omroep werken moeten bij het opstellen van dit statuut zijn betrokken. Ook moet voor alle journalisten die bij de dertien regionale omroepen werken één cao worden afgesloten. Aan werkgeverszijde mag die cao alleen worden ondertekend door een landelijke stichting, die dit doet namens de dertien regionale omroepen. Het bestuur van die landelijke stichting is benoemd door de minister voor Media. Onlangs is een nieuwe cao afgesloten; dat is trouwens dezelfde cao die ook geldt voor de journalisten die bij landelijke publieke omroepen werken.

MEDIARAAD Voor een aanwijzing van het Commissariaat moet elke regionale omroep beschikken over een eigen zogenaamde regionale mediaraad. Deze mediaraad heeft o.a. als taak om het beleid voor het media-aanbod van de omroep te bepalen. De wet eist dat de mediaraad representatief is samengesteld: de belangrijkste maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen uit de provincie moeten erin vertegenwoordigd zijn. Provinciale Staten geven hierover advies.

STROMINGEN Bij Omroep Gelderland, Omroep West, RTV Drenthe en Omroep Brabant bestaan de regionale mediaraden uit ongeveer tien mensen. Bij alle vier zijn er vertegenwoordigers voor de ‘’stromingen’’ sport en cultuur. Wat de godsdienstige en geestelijke stromingen betreft, heeft Gelderland een vertegenwoordiger voor levensbeschouwing, West en Drenthe voor kerkgenootschappen en andere genootschappen/organisaties op geestelijke grondslag, terwijl de vertegenwoordiger in Omroep Brabant er alleen is voor kerkgenootschappen.

WERKGEVERS EN WERKNEMERS De stromingen natuur, werkgevers, werknemers, recreatie, welzijn en minderheden zijn meestal vertegenwoordigd. Meestal hebben zij geen eigen vertegenwoordiger, maar moeten zij met een andere stroming dezelfde vertegenwoordiger delen. Soms kan dat goed samengaan, zoals kunst en cultuur (West) en onderwijs en educatie (Brabant). Maar soms ligt dat minder voor de hand, zoals werkgevers en werknemers (Drenthe). Bij Omroep Brabant en Omroep Gelderland zijn ook jongeren en ouderen vertegenwoordigd, elk met een eigen vertegenwoordiger. RTV Drenthe is de enige bij wie ook de kleine dorpen zijn vertegenwoordigd.

GEHANDICAPTEN Wat opvalt is dat gehandicapten bij geen enkele omroep zijn vertegenwoordigd. Dat lijkt me een gemis, nog even los van de vraag wat het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap hiervan vindt. Overigens zijn gehandicapten volgens de Handleiding van het Commissariaat voor de Media over het algemeen juist wél vertegenwoordigd bij regionale omroepen.

PROVINCIALE POLITIEK Elke omroep bepaalt zelf vorm en inhoud van haar aanbod op de radio, televisie en het internet. Zolang minstens de helft van informatieve, culturele en educatieve aard is én in het bijzonder betrekking heeft op de eigen provincie. Wat de berichtgeving over politiek betreft, wordt in de jaarverslagen over 2019 expliciet de lokale en de regionale politiek genoemd. Dat is een goede zaak. Maar de provinciale politiek wordt niet genoemd, terwijl er vorig jaar zelfs provinciale verkiezingen waren. Ook provinciale politiek kan niet zonder goede politieke verslaglegging! Hopelijk is het zo dat de omroepen er los van hun jaarverslagen toch genoeg aandacht aan besteden. In het jaarverslag van RTV Drenthe worden de provinciale verkiezingen trouwens wel genoemd.

(Mr. Leon)