Onderwijsvrijheid en burgerschap op school

VRIJDAG 17 JANUARI 2020 In een interview in dagblad Trouw van afgelopen maandag zegt een grote belangenorganisatie van protestante en katholieke scholen dat een recent wetsvoorstel over burgerschapsonderwijs op basisscholen en middelbare scholen te ver gaat. Het zou een inbreuk zijn op de grondwettelijke onderwijsvrijheid. Wat staat er in de Grondwet over onderwijsvrijheid?

VRIJHEID Onderwijsvrijheid is een grondrecht. Het is geregeld in artikel 23 van de Grondwet. De onderwijsvrijheid staat er sinds 1848 in. Tot dat jaar was het verboden om protestants, katholiek, islamitisch of ander bijzonder onderwijs te geven. Dat mocht alleen als de overheid vergunning had verleend. Tot dan toe was het geven van openbaar onderwijs de norm. Sindsdien is het geven van bijzonder onderwijs een klassiek grondrecht. Vergunning is niet langer nodig. Daardoor is het oprichten van scholen waarop katholiek, protestants, islamitisch of ander bijzonder onderwijs wordt gegeven vrij geworden.

MAAR MET GRENZEN Het geven van bijzonder onderwijs is vrij. Burgers maar ook bijvoorbeeld verenigingen en stichtingen zijn vrij om zo’n school op te richten en in stand te houden. Uiteraard is die vrijheid niet grenzeloos: het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, zoals de leerkrachten.

GELIJKSTELLING Sinds 1917 is in de grondwet geregeld dat het bijzonder onderwijs financieel gelijkgesteld moet zijn met het openbaar onderwijs: beide mogen rekenen op volledige subsidiëring door de overheid. Aan subsidiëring worden uiteraard wel eisen gesteld, zoals de deugdelijkheidseisen. Sinds lange tijd verstaat men hieronder ook wat leerlingen moeten leren. De overheid mag voorschrijven welke kennis, inzicht en vaardigheden de scholen hun leerlingen moeten meegeven, bijvoorbeeld bij wiskunde of geschiedenis. Zowel openbaar als bijzonder onderwijs moeten hieraan voldoen. Deze eisen staan in kerndoelen en eindtermen.

LEERMIDDELEN De overheid mag het bijzonder onderwijs echter niet voorschrijven welke leermiddelen gebruikt moeten worden. Leermiddelen zijn bijvoorbeeld boeken en methoden. Scholen mogen zelf beslissen welke boeken en methoden gebruikt worden in de klas. Ook deze vrijheid maakt deel uit van de grondwettelijke onderwijsvrijheid. Ook deze vrijheid is natuurlijk niet grenzeloos. Zo is er het discriminatieverbod; ook dat staat in de Grondwet.

BURGERSCHAPSONDERWIJS gaat over kennis en respect voor de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat en dus ook de mensenrechten. Burgerschapsonderwijs is niet nieuw. Scholen moeten daar al vijftien jaar voor zorgen. In de praktijk zou daar op veel scholen weinig van terecht komen. Wetsvoorstel 35352 wil daar verandering in brengen. Als ik het goed begrepen heb, richt de kritiek van de belangenorganisatie in het Trouwinterview zich vooral op een passage in de officiële toelichting op het wetsvoorstel. Onderwijsminister Arie Slob (ChristenUnie) schrijft daarin dat basisscholen en middelbare scholen hun leerlingen ook moeten leren over hoe mensen met elkaar dienen om te gaan, en dat in dat verband waarheidsgetrouwheid, sympathie, respect voor de mening van anderen, flexibiliteit en verantwoordelijkheidszin belangrijke waarden en vaardigheden die de school aan leerlingen moet meegeven. Deze passage zou dan neerkomen op het voorschrijven van leermiddelen aan het bijzonder onderwijs (maar die woorden worden in het interview zelf niet gebruikt). Dat leidt tot de vraag: hoe ver reikt de leermiddelenvrijheid en hoe ver reiken de deugdelijkheidseisen?

(Mr. Leon)

Exxpose en het burgerinitiatief bij de Tweede Kamer

DINSDAG 16 APRIL 2019 Jongerenbeweging Exxpose heeft vorige week woensdag een burgerinitiatief ingediend bij de Tweede Kamer. Het heet ”Ik ben onbetaalbaar” en heeft als onderwerp de strafbaarstelling van prostitutiebezoek. De wetgever moet het kopen van seksuele diensten strafbaar maken, omdat prostitutie de waardigheid van prostituee en bezoeker aantast. Bij indiening stond het aantal steunverklaringen op ruim 40 duizend.

Voorstel Met een burgerinitiatief wordt aan de Tweede Kamer voorgesteld om een onderwerp te behandelen. Een burgerinitiatief kan bijvoorbeeld de behandeling van een wijziging van het Wetboek van Strafrecht voorstellen.

Kamercommissie Nadat het burgerinitiatief bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat eerst een speciale Kamercommissie toetsen of het aan alle voorwaarden voldoet. Dat is de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven.

Voorwaarden Ten eerste moet het burgerinitiatief gaan over een onderwerp waarover de centrale overheid gaat, dus bijvoorbeeld niet waarover gemeente of provincie gaan. Ten tweede mag de Tweede Kamer over dit onderwerp geen besluit hebben genomen in de afgelopen twee jaren. De Kamer kan een onderwerp behandelen zonder er een besluit over te nemen. Een Kamerbesluit is bijvoorbeeld de aanvaarding of verwerping van een motie. Veel burgerinitiatieven lopen hierop stuk. Vorig jaar gebeurde dat bijvoorbeeld bij die voor een (beter) werkende kinderpardonregeling en bij die voor een beter politiepensioen. In 2016 was dat het geval bij die voor de invoering van een basisinkomen. Er zijn ook burgerinitiatieven die wel deze voorwaarde voldoen, zoals die voor de aanpak van internetpesters, uit 2016. Dit laatste burgerinitiatief wilde dat wettelijk wordt vastgelegd in welke gevallen providers verplicht zijn om hen ter beschikking staande accountgegevens te verstrekken, bijvoorbeeld in geval van bedreiging, identiteitsfraude en het «posten» van seksueel getinte filmpjes (wraakporno) via de bewuste account.

Farao Ten derde mag het burgerinitiatief geen voorstel inhouden dat in strijd is met de Grondwet. Heel soms blijkt ook dat een sta-in-de-weg, zoals bij die uit 2015 om Arjen Lubach – bekend van radio en tv – tot Eerste farao der Nederlanden te benoemen en om van zijn verjaardag een nationale feestdag te maken.

40.000 Ten vierde moeten minstens 40 duizend mensen het burgerinitiatief steunen; een steunverklaring kan ook op een website worden gegeven. Alleen de steunbetuigingen van hen die mogen stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen tellen mee: alleen die van Nederlandse meerderjarigen dus. Van iedereen moeten de personalia zijn vastgelegd. Soms blijkt ook dat een obstakel, zoals bij het burgerinitiatief uit 2017 om voor patiënten met MS (multiple sclerose) stamceltherapie mogelijk te maken en collectief te vergoeden.

Kamer Voor het burgerinitiatief dat de toetsing doorstaat, doet de commissie een behandelvoorstel aan de Tweede Kamer. De Kamer gaat vervolgens al dan niet akkoord met de uitgevoerde toetsing en het behandelvoorstel. De Kamer zal meestal wel akkoord gaan. In de praktijk komt het behandelvoorstel er ten eerste op neer dat het burgerinitiatief in handen wordt gesteld van de vaste Kamercommissie die gaat over het onderwerp uit het burgerinitiatief. Het burgerinitiatief van vorige week woensdag zal daarom in handen worden gesteld van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Ten tweede dat de indieners hun burgerinitiatief mogen toelichten in die vaste Kamercommissie. Ten derde dat de commissiebehandeling ertoe leidt dat de Kamer een standpunt over het burgerinitiatief zal innemen. Dat was ook het behandelvoorstel voor het burgerinitiatief over de aanpak van internetpesters, uit 2016. Dit burgerinitiatief had zoals gezegd de toetsing doorstaan en is daarna behandeld in de vaste Kamercommissie voor – wat toen nog heette– Veiligheid en Justitie. Na behandeling heeft deze commissie de minister om een reactie op het burgerinitiatief gevraagd en stelt ze de Kamer voor om ”het burgerinitiatief te agenderen voor een plenair debat, waarna daarover en over eventuele moties kan worden gestemd”. Ik heb niet kunnen achterhalen wat er vervolgens mee is gebeurd. Vergaderingen van Kamer en vaste Kamercommissies zijn trouwens openbaar.

Ook als niet aan alle voorwaarden is voldaan, wordt soms toch behandeling in een vaste Kamercommissie voorgesteld mét gelegenheid voor de initiatiefnemers om daarin een toelichting te geven. Dat was bijvoorbeeld het geval met de burgerinitiatieven voor een beter politiepensioen en voor de invoering van een basisinkomen. Beide voorstellen zijn door de Kamer overgenomen.

Gelderland Burgerinitiatieven kunnen ook bij provincies en gemeenten worden ingediend. Daarmee kan dan de agenda van die gemeenteraad of die Provinciale Staten worden beïnvloed. Provincie en gemeente regelen zelf de voorwaarden en rechtsgevolgen van zo’n burgerinitiatief. Zo kan in Gelderland voor bijna alle onderwerpen waarover Provinciale Staten gaat een burgerinitiatief worden ingediend. Nodig zijn 750 steunverklaringen van Gelderlanders van 16 jaar of ouder. Een burgerinitiatief dat aan alle voorwaarden voldoet, moet – zo snel mogelijk – op de agenda van Provinciale Staten komen. Anders dan bij de Tweede Kamer is Provinciale Staten van Gelderland dus verplicht om het burgerinitiatief te agenderen.

Geen referendum Het burgerinitiatief is iets anders dan het referendum. Tot juli vorig jaar kon een landelijk referendum worden gehouden over wetten en verdragen die al waren tot stand gekomen. Daarmee konden recente wetten en verdragen worden afgewezen. Zo’n afwijzing leidde niet automatisch tot hun intrekking: de uitslag was slechts raadgevend. Een referendum werd op dezelfde manier georganiseerd als verkiezingen: men bracht zijn stem uit in een stembureau. Het was allemaal geregeld in een wet: de Wet raadgevend referendum. Lang heeft die wet niet bestaan: hij trad pas in 2015 in werking.

Bordeelverbod Tot zo’n twintig jaar geleden stond de exploitatie van prostitutie door houders van bordelen of ramen in het Wetboek van Strafrecht, net als het soeteneur (pooier) zijn. Prostitutiebezoek was geen strafbaar feit, net zomin als prostitutie.

BRONNEN:

”Voorstel”

Artikel 132a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer luidt (gedeeltelijk): Het burgerinitiatief is een voorstel om een onderwerp voor behandeling door de Kamer voor te dragen en is gericht op de vervaardiging, wijziging of intrekking van een wettelijke regeling dan wel op het te voeren regeringsbeleid.

”Kamercommissie”

Artikel 20 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer luidt (gedeeltelijk): Er is een commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, waarvan de werkwijze bij afzonderlijk door de Kamer vast te stellen reglement wordt geregeld. Zij is belast met het uitbrengen van verslag over alle door de Kamer of een commissie van de Kamer in haar handen gestelde verzoekschriften en burgerinitiatieven. De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven toetst of een burgerinitiatief voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, genoemd in artikel 132a, en aan de vormvereisten, vastgesteld in het in het eerste lid bedoelde reglement.

”Voorwaarden” en ”Farao”

Artikel 132a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer luidt (gedeeltelijk): Het burgerinitiatief kan niet betreffen:a. een aangelegenheid van een decentrale overheid; b. een vraag over, klacht of bezwaar tegen het regeringsbeleid; c. een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de Kamer een besluitis genomen, behoudens in het geval van substantiële en voldoende concrete nieuwe feiten of omstandigheden die ten tijde van de beraadslaging over het onderwerp in de Kamer niet bekend waren; d. belastingen en begrotingen; e. zaken die in strijd zijn met de Grondwet en de goede zeden.

Burgerinitiatief Kinderpardon: Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 035, nr. 7; burgerinitiatief Politiepensioen: Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 790, nr. 7; burgerinitiatief Basisinkomen: Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 564, nr. 3; burgerinitiatief Internetpesters aangepakt: Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 564, nr. 1; burgerinitiatief Farao der Nederlanden: Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 307, nr. 17

”40.000”

Artikel 9a van het Reglement voor de commissie voor de verzoekschriften en de burgerinitiatieven luidt (gedeeltelijk): Om een burgerinitiatief voor onderzoek door de commissie in aanmerking te doen komen, dient het burgerinitiatief te bevatten: a. naam, adres, geboortedatum en handtekening van een of meer natuurlijk personen; b. een bijlage waaruit blijkt dat ten minste 40 000 natuurlijke personen het voorstel steunen door bekendmaking van hun naam, geboortedatum en handtekening; c. een nauwkeurige omschrijving van het voorstel alsmede een nauwkeurige motivering daarvan.

Artikel 10 luidt: Een burgerinitiatief komt slechts voor onderzoek door de commissie in aanmerking indien de personen bedoeld in het vorige artikel kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Kamer.

Burgerinitiatief Stamceltherapie voor mensen met MS in Nederland: Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 790, nr. 4

”Kamer”

Artikel 4 van het Reglement voor de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven luidt (gedeeltelijk): De commissie brengt ten aanzien van burgerinitiatief verslag uit aan de Kamer, tenzij de commissie daartoe geen termen aanwezig acht. Dit verslag bevat een voorstel aan de Kamer met de gronden waarop dit voorstel steunt.

Artikel 20 Reglement van Orde voor de Tweede Kamer luidt (gedeeltelijk): Elk verslag over een burgerinitiatief bevat een duidelijke conclusie of een behandelingsvoorstel. De commissie kan een burgerinitiatief dat in overweging geeft de wet voor te bereiden dan wel te wijzigen, in handen stellen van een commissie uit de Kamer die daarvoor het meest lijkt aangewezen.

Artikel 132a luidt (gedeeltelijk): De initiatiefnemer kan verzocht worden een toelichting te geven op zijn burgerinitiatief.

Artikel 37 luidt (gedeeltelijk): De vergaderingen van commissies zijn openbaar. De Kamer kan besluiten dat vergaderingen van een bepaalde commissie besloten mogen zijn.

Artikel 132a luidt (gedeeltelijk). De Kamer neemt ten aanzien van elk geagendeerd burgerinitiatief een besluit.

Artikel 69 luidt (gedeeltelijk): Nadat de beraadslaging is gesloten, gaat de Kamer zo nodig over tot het nemen van een besluit.De stemming over moties kan worden aangehouden.

Behandelvoorstel van het burgerinitiatief Internetpesters aangepakt: Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 564, nr. 1; Verslag van de vaste commissie:Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 602, nr. 1

”Gelderland”

Artikel 84 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten van Gelderland luidt (gedeeltelijk): Een burgerinitiatiefvoorstel heeft betrekking op een aangelegenheid, waarover Provinciale Statenbeslissingsbevoegd zijn. Het burgerinitiatiefvoorstel bestaat uit een nauwkeurig omschreven voorstel voor een door Provinciale Staten te nemen beslissing, voorzien van een uiteenzetting over de daaraan ten grondslag liggende motieven. Het voorstel heeft geen betrekking op een aangelegenheid die gaat over de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden, of de provinciale belastingen.

Artikel 86 luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten beslissen in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het verzoek over de geldigheid van het burgerinitiatiefvoorstel. Indien de eerstvolgende vergadering plaatsvindt binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, beslissen zij in de daaropvolgende vergadering. Het verzoek is geldig indien: ten minste 750 andere personen die 16 jaar of ouder en woonachtig in Gelderland zijn het verzoek ondersteunen; het voldoet aan de overige vereisten uit dit hoofdstuk.

Artikel 87 luidt (gedeeltelijk): Indien Provinciale Staten het verzoek als geldig aanmerken, agenderen zij het burgerinitiatiefvoorstel voor hun eerstvolgende vergadering. Zij agenderen het voorstel voor een latere vergadering indien dat noodzakelijk is in verband met de wettelijke vereiste voorbereidingsprocedure van de voorgestelde beslissing of wanneer voorafgaande behandeling door een Statencommissie wenselijk wordt geacht.

Is scholierenstaking voor beter klimaatbeleid geoorloofd?

DINSDAG 5 FEBRUARI 2019 Aanstaande donderdag is de eerste (landelijke) scholierenstaking voor het klimaat in Nederland. Veel leerlingen uit het voortgezet onderwijs (VWO, HAVO, MAVO, VMBO) gaan overmorgen niet naar school. Ze kunnen op het Malieveld in Den Haag demonstreren voor een beter klimaatbeleid. In België zijn afgelopen maand al verschillende scholierenstakingen geweest. Wat zegt de wet over schoolverzuim, als dat gebeurt om te betogen voor een beter klimaatbeleid van de overheid?

Leerplicht Scholieren hebben een wettelijke leerplicht. Dat houdt in dat leerlingen van bijvoorbeeld middelbare scholen geen enkele les of praktijktijd mogen verzuimen. Naleving van deze wettelijke verplichting is de verantwoordelijkheid van scholier én ouders.

Straf Schoolverzuim is een strafbaar feit. De leerling hangt een taakstraf of geldboete boven het hoofd terwijl de ouders zelfs een gevangenisstraf kan worden opgelegd.

100.000 De schooldirecteur moet het melden bij het ministerie als een leerling binnen vier weken 16 uur verzuimt. Hij of zij riskeert een boete die kan oplopen tot 100.000 euro per jaar, als die meldplicht niet wordt nagekomen.

Dwang De politie mag een verzuimende scholier die zich op een voor het publiek toegankelijke plaats bevindt onder dwang terug naar school brengen. Het Malieveld in Den Haag is zo’n plaats.

Goede redenen Uiteraard geldt de wettelijke leerplicht niet altijd. Er zijn omstandigheden waaronder schoolverzuim is toegestaan. In die gevallen plegen scholier en zijn ouders geen strafbare feiten. Zo’n geval doet zich bijvoorbeeld voor als de leerling ziek is of als de school een dag dicht is in verband met een studiedag voor de docenten. De leerlingen zijn dan vrijgesteld van hun leerplicht. Uiteraard moet de school er wel fatsoenlijk van op de hoogte worden gebracht als een leerling ziek is.

Andere goede redenen Het hangt dus van de verzuimreden af of schoolverzuim geoorloofd is. Demonstreren voor een beter klimaatbeleid is geen reden die in de wet wordt genoemd, tenminste het is niet één van de redenen die de wet heel duidelijk noemt. In de wet staat namelijk ook een restcategorie voor vrijstelling: andere gewichtige omstandigheden.

Zoals Wat zijn andere gewichtige omstandigheden? Enkele jaren geleden heeft de minister van Onderwijs uitgelegd wat dat voor hem zijn, en daarmee ook wat dat zijn voor de ambtenaren op het ministerie. Daarin wordt bijvoorbeeld heel duidelijk uitgelegd dat bij de bruiloft van een oudere broer of zus, bij de koperen bruilof van de ouders (of gouden bruiloft van de grootouders) en bij een verhuizing sprake is van zo’n andere gewichtige omstandigheid voor verlof, en dus van geoorloofd verzuim. Verlof om te gaan demonstreren – al dan niet voor een beter klimaatbeleid – staat er echter niet in.

Wil Gelukkig zijn dit voor de minister slechts voorbeelden van gevallen waarin schoolverzuim is geoorloofd is. Hij zegt namelijk dat verlof bovendien is geoorloofd als er volgens de schooldirecteur sprake is van gewichtige omstandigheden, tenzij er sprake is van omstandigheden die niet buiten de wil of invloedssfeer van de ouders of leerling zijn gelegen. Een directeur mag dus alleen verlof geven voor omstandigheden die buiten de wil of invloedssfeer van ouders of leerling liggen. Vindt de scholierenstaking voor een beter klimaatbeleid niet juist plaats omdát de leerling dit wil? Hoe dan ook: misschien legt de minister de wet niet goed uit. De uitleg van de rechter gaat hier boven die van de minister!

Grondrecht In elk geval moet het verlof worden aangevraagd. De directeur mag aan het geven van verlof voorwaarden stellen. Zou de directeur als voorwaarde mogen stellen dat de leerling erbij moet zijn op het Malieveld? Het is zo dat demonstreren (betogen) een recht is van eenieder, ook van minderjarigen. Het is zelfs een grondrecht, een mensenrecht dus. Een mensenrecht is een recht, nimmer een plicht: het houdt ook het recht in om niet te demonstreren. Oké, de leerling vraagt verlof aan om te demonstreren. Hij wil dus sowieso gaan demonstreren. Toch legt zo’n voorwaarde van de directeur iets op wat de leerling niet sowieso al zou doen, want is zijn schoolstaking/schoolverzuim van aanstaande donderdag op zichzelf niet al een vorm van demonstreren voor een beter klimaatbeleid? Ik zou zeggen: van wel. Zou de directeur mogen eisen dat een leerling (ook) gaat demonstreren op het Malieveld? Ik zou zeggen: van niet.

BRONNEN:

”Leerplicht”

Artikel 2 van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Lid 2. De in het eerste lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor zover de daarin bedoelde personen kunnen aantonen dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen worden geacht. Lid 3. De jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, is verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet de school waaraan hij als leerling staat ingeschreven, geregeld te bezoeken, onverminderd het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 4 luidt (gedeeltelijk): Het schoolbezoek vindt geregeld plaats, zolang geen les of praktijktijd wordt verzuimd.

Artikel 4c luidt: Lid 1. De jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling staat ingeschreven op grond van artikel 4a, eerste lid, is verplicht het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 58a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden. Lid 2. De jongere voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, om de school of instelling na inschrijving geregeld te bezoeken, zolang hij geen les of praktijktijd verzuimt anders dan op een van de gronden, bedoeld in artikel 11.

Artikel 1 luidt (gedeeltelijk): Deze wet verstaat onder:

b. “school”: 1. een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of dagschool voor voortgezet onderwijs, dan wel een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs; 2. een ingevolge artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs aangewezen bijzondere dagschool voor voortgezet onderwijs

d. “hoofd”: 1. hij die met de leiding van de school is belast; 2. hij die met de leiding van de instelling is belast; e. “de ambtenaar”: de ambtenaar, bedoeld in artikel 16;

h. meldingsregister relatief verzuim: meldingsregister relatief verzuim als bedoeld in artikel 24h van de Wet op het onderwijstoezicht;

”Straf”

Artikel 26 van de Leerplichtwet 1969 luidt: Strafbedreiging verantwoordelijke personen. Lid 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen die de in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a opgelegde verplichtingen niet nakomen, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie. Lid 2. De leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is, die de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomt, wordt gestraft met een hoofdstraf als genoemd in artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de geldboete een geldboete van de tweede categorie is.

Artikel 28 luidt: De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 77h, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafrecht luidt: De hoofdstraffen zijn: b. in geval van overtreding: taakstraf of geldboete.

”100.000”

Artikel 21a van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Indien een ingeschreven leerling van een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 1 en 2, zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan Onze minister, zo mogelijk onder opgave van de reden die naar zijn oordeel ten grondslag ligt aan het verzuim

Artikel 27 luidt (gedeeltelijk): Onze minister dan wel, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 1 000 euro per overtreding, met een maximum van 100 000 euro per schooljaar, opleggen aan het hoofd dat: b. niet voldoet aan een der verplichtingen, opgelegd in de artikelen 18, 21 en 21a.

”Dwang”

Artikel 24 van de Leerplichtwet 1969 luidt: Ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, zijn bevoegd een jongere die zij onder schooltijd op een voor het publiek toegankelijke plaats aantreffen, te brengen naar het hoofd van de school waarop de jongere als leerling staat ingeschreven. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

”Goede redenen”

Artikel 11 van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien

a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst;

b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden;

c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd;

d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;

e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;

f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan;

Artikel 13 luidt: Een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging kan slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven.

Artikel 13b luidt: Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere, wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging wordt gedaan door middel van kennisgeving aan het hoofd door de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, tenzij de leerplichtige jongere of de jongere die kwalificatieplichtig is niet meer woonachtig is bij deze personen, in welk geval de kennisgeving wordt gedaan door de jongere zelf.

”Andere goede redenen”

Artikel 11 van de Leerplichtwet 1969 luidt: De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien g. de jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken.

”Zoals”

Artikel 2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden (…) In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode: Voor verhuizing: maximaal 1 schooldag; voor het bijwonen van het huwelijk van bloed- of aanverwant tot en met de 3e graad: in Nederland maximaal 2 schooldagen indien er ver gereisd moet worden, anders maximaal 1 dag, in het buitenland maximaal 5 schooldagen. Soort bewijs: trouwkaart (indien twijfelachtig kopie trouwakte); bij 25, 40 of 50 jarig ambtsjubileum en het 12 ½, 25, 40, 50 en 60 jarig huwelijksjubileum van ouder(s)/verzorger(s) of grootouders: maximaal 1 schooldag;

”Wil”

Artikel 2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden. Op grond van artikel 11, onderdeel g, en artikel 14 van de Leerplichtwet zijn in bepaalde situaties bijzondere vormen van verlof toegestaan voor maximaal tien dagen per schooljaar. Het gaat hier om zogenaamde ‘andere gewichtige omstandigheden’. Dit zijn omstandigheden die niet eerder in de limitatieve opsomming van artikel 11 van de Leerplichtwet zijn genoemd en die veelal buiten de wil of invloedsfeer van de ouders of leerling zijn gelegen. Het hoofd van de school of instelling kan verlof verlenen voor afwezigheid als gevolg van een dergelijke andere gewichtige omstandigheid. In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode: (…) voor andere naar het oordeel van het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.

”Grondrecht”

Artikel 2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden. In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode: (…) voor andere naar het oordeel van het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.

Daarbij geldt het volgende:

. Verlofaanvragen dienen schriftelijk en binnen een redelijke termijn bij het hoofd van de school/instelling te worden ingediend. Indien de aanvraag niet binnen een redelijke termijn is ingediend, moet door de aanvrager worden beargumenteerd waarom dit niet is gebeurd;

. er kunnen voorwaarden gesteld worden aan het toekennen van verlof, bijvoorbeeld het achteraf tonen van bepaalde bescheiden;

. de toestemming of afwijzing moet schriftelijk worden vastgelegd en in geval van afwijzing goed worden gemotiveerd door het hoofd van de school/instelling;

Artikel 9 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Briefgeheim

DONDERDAG 6 DECEMBER 2018 In de krant stond deze week een kort bericht over het briefgeheim. Het Openbaar Ministerie wil het briefgeheim afschaffen voor zover het gaat om postpakketten waarin de aanwezigheid van drugs wordt vermoed. Het Openbaar Ministerie, vaak afgekort tot OM, dat zijn zeg maar de officieren van justitie. Officieren van justitie geven leiding aan de politie als die zich bezighoudt met de opsporing van strafbare feiten. Hoe is het briefgeheim nu geregeld?

Briefgeheim Het briefgeheim houdt in dat ook de overheid brieven en postpakketten niet mag openen. Uiteraard mag de overheid dat weer wel doen in het geval dat ze de geadresseerde is. In de andere gevallen mag ook de politie de post niet openen.

Mensenrecht Het briefgeheim is één van de grondrechten die in onze Grondwet staan. Het staat in artikel 13 van de Grondwet. Daarin staat dat de politie een postpakket alleen mag openen met een ”last” van de rechter, en die rechter mag zo’n last alleen geven in de gevallen die in de wet staan. Dit grondrecht of mensenrecht staat al sinds 1848 in de Grondwet. Ruim anderhalve eeuw dus!

Officier van justitie De officier van justitie mag een pakket wel in beslag nemen, in bepaalde gevallen. Dat betekent dat de postvervoerder het pakket aan hem moet afgeven. Dat betekent echter nog niet dat justitie of politie het pakket ook zouden mogen openen.

Rechter-commissaris Zij mogen het pakket pas openen nadat de rechter daartoe een last heeft gegeven. De rechter die over deze lasten gaat, heet de rechter-commissaris.

Wetboek van Strafvordering De rechter-commissaris mag niet zomaar een last geven. Dat mag immers alleen in de gevallen die in de wet staan. Die wet is het Wetboek van Strafvordering; ik ga er even van uit dat dit de enige wet is waarin deze gevallen staan. In dit wetboek zijn de gevallen genoemd waarin de rechter-commissaris een last mag geven. In andere gevallen mag die last niet worden gegeven.

Strikt genomen zegt het wetboek niets over de gevallen waarin de rechter-commissaris een last mag geven. Het spreekt namelijk alleen over de gevallen waarin de officier van justitie een postpakket in beslag mag nemen. Ik neem echter aan dat de rechter-commissaris steeds toetst of zich zo’n geval heeft voorgedaan, en vervolgens weigert om een last te geven als blijkt dat zich zo’n geval niet heeft voorgedaan. Deze gevallen zijn bijvoorbeeld – eenvoudig en niet helemaal juist geformuleerd – postpakketten die klaarblijkelijk iets te maken met het plegen van strafbare feiten of met mensen die ervan worden verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd.

BRONNEN:

Artikel 13 eerste lid van de huidige Grondwet luidt: Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter.

Artikel 154 van de Grondwet van 1848 luidde: Het geheim der aan de post of andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last des regters, in de gevallen in de wet omschreven.

Artikel 100 Wetboek van Strafvordering luidt (gedeeltelijk): In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 eerste lid kan de officier van justitie ter inbeslagneming de uitlevering tegen ontvangstbewijs bevelen van de pakketten, brieven, stukken en andere berichten, welke aan een postvervoerbedrijf (…) dan wel aan een andere instelling van vervoer zijn toevertrouwd; een en ander voor zover zij klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn of op hem betrekking hebben, of wel indien zij klaarblijkelijk het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben. Ieder die ten behoeve van dat vervoer zoodanige zaken onder zich heeft of krijgt, geeft dienaangaande aan den officier van justitie of aan den hulpofficier op diens vordering de door dezen gewenschte inlichtingen.

Artikel 101 luidt (gedeeltelijk): De officier van justitie geeft inbeslaggenomen pakketten, brieven, stukken en andere berichten, welke aan een postvervoerbedrijf (..) dan wel aan een andere instelling van vervoer waren toevertrouwd en welker inbeslagneming niet wordt gehandhaafd onverwijld aan de vervoerder ter verzending terug. Tot de kennisneming van de inhoud der overige zaken, voor zover deze gesloten zijn, gaat de officier van justitie niet over dan na daartoe door de rechter-commissaris te zijn gemachtigd. De machtiging kan zowel mondeling als schriftelijk worden gevorderd en verleend. Wordt de machtiging geweigerd, dan geeft de officier van justitie de inbeslaggenomen zaken onverwijld aan de vervoerder ter verzending terug.

Vergiet? Vergeet het dan maar!

MAANDAG 20 AUGUSTUS 2018 De rechter heeft vorige week een uitspraak gedaan over wat (in elk geval) geen godsdienst is. Die rechter was de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij moest zich hierover uitspreken omdat de gemeente Nijmegen niet akkoord ging met de pasfoto die een inwoonster wilde gebruiken voor haar nieuwe identiteitskaart en rijbewijs. Op die pasfoto droeg zij een vergiet (!), en dat was volgens de gemeente in strijd met de regels die gelden voor pasfoto’s op identiteitskaarten en rijbewijzen. Volgens de inwoonster dwong haar godsdienst – het pastafarisme – tot het dragen van een vergiet. Om godsdienstige redenen zijn namelijk uitzonderingen mogelijk op deze regelgeving.

Mensenrecht Wie zich ter rechtvaardiging voor zijn gedragingen beroept op zijn godsdienst, doet een beroep op een mensenrecht.

Grondwet In de Nederlandse Grondwet staan enkele mensenrechten, zoals het discriminatieverbod, de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid. Wie zich ter rechtvaardiging voor zijn gedragingen beroept op zijn godsdienst, doet een beroep op de godsdienstvrijheid.

Godsdienstvrijheid De godsdienstvrijheid staat in artikel 6 van de Grondwet. Dat is – kort geformuleerd – de vrijheid voor eenieder om zijn godsdienst, individueel of samen met anderen, vrij te belijden.

Godsdienst? Volgens de rechter is het pastafarisme geen godsdienst, omdat het pastafarisme vooral satirische en parodiërende kritiek uit op andere godsdiensten, zoals het Christendom.

Vrijheid van meningsuiting? De rechter geeft aan dat genoemde satire en parodie wel meningsuiting zijn en waarschijnlijk onder een ander mensenrecht vallen, namelijk de vrijheid van meningsuiting. Daar heeft de inwoonster van Nijmegen in deze zaak echter niets aan, want de regels voor pasfoto’s maken daarvoor geen uitzonderingen.

Artikel 1 Grondwet luidt: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Artikel 6 luidt: Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018:

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=96247

Rechtsoverweging 9.4.

Gezien het vorenstaande kan het pastafarisme naar de huidige stand van zaken niet als een godsdienst in de zin van artikel 9 van het EVRM en artikel 6 van de Grondwet worden aangemerkt. De Afdeling erkent het grote belang om in vrijheid satirische kritiek te kunnen uiten op religieuze dogma’s, instituties en religies. Dergelijke kritiek, ook al heeft zij betrekking op godsdienst, is daarmee zelf nog niet aan te merken als een godsdienst welke door genoemde grondrechten bestreken wordt. Evenals is overwogen in de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 februari 2017, ECLI:NL:RBOR:2017:762, is de Afdeling van oordeel dat het satirische element in het pastafarisme – niet alleen naar de vorm maar ook naar de inhoud van de uitgedragen visie – niet enkel een bijkomend aspect vormt, maar zodanig overheerst dat niet voldaan wordt aan de in de jurisprudentie van het EHRM geformuleerde randvoorwaarden om als godsdienst of levensovertuiging te gelden. In het bijzonder ontbreekt het daarin aan de vereiste ernst (‘seriousness’) en samenhang (‘cohesion’). Kenmerkend zijn in dit verband de eerder genoemde parodiërende geschriften. Kenmerkend voor het gebrek aan samenhang is bijvoorbeeld de relatie die in Hendersons brief gelegd wordt tussen de vermindering van het aantal piraten sinds het jaar 1800 en de opwarming van de aarde. Op dergelijke satire en parodie is de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet van toepassing, zoals ook het Oberlandesgericht Brandenburg overweegt in zijn uitspraak van 2 augustus 2017, ECLI:DE:OLGBB:2017:0802:4U84.16.00. Daarvoor is veeleer de vrijheid van meningsuiting relevant.

Discriminatie door uitzendbureaus

Maandag 5 maart 2018. Uit een onderzoek blijkt dat intercedenten van uitzendbureau Randstad op verzoek van de opdrachtgever rekening houden met (beweerde) vervelende ervaringen met Marokkanen, Surinamers of Turken. Dat mag niet, want dat is het maken van direct onderscheid bij arbeidsbemiddeling, en dat is verboden discriminatie op grond van de Algemene wet gelijke behandeling. Van direct onderscheid in de zin van deze wet is bijvoorbeeld sprake als kandidaat-uitzendkrachten verschillend worden behandeld vanwege hun ras of nationaliteit. Uitzendbureaus mogen op grond van deze wet evenmin onderscheid maken vanwege de godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, geslacht, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat van de kandidaat-uitzendkrachten. Ook leeftijdsdiscriminatie is verboden, maar op grond van een andere wet: Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid. Het uitzendbureau gaat nu een antidiscriminatiecursus geven voor haar medewerkers; daarin komt onder andere (herkenning van) leeftijdsdiscriminatie aan bod.

Artikel 5 van de Algemene wet gelijke behandeling luidt (gedeeltelijk): Onderscheid is verboden bij arbeidsbemiddeling.

Artikel 1 van deze wet luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe. Direct onderscheid: indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.

Artikel 1 van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid luidt (gedeeltelijk): In deze wet wordt verstaan onder onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe. Direct onderscheid: indien een persoon op grond van leeftijd op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld.

Artikel 2 van deze wet luidt (gedeeltelijk): Onderscheid is verboden bij de arbeidsbemiddeling.

Carnavalsoptocht en staatsrecht

Dinsdag 13 februari 2018. In de afgelopen dagen zijn er op tal van plaatsen in ons land carnavalsoptochten gehouden: een stoet bestaande uit praalwagens, loopgroepen en individuele acts. Carnavalsoptochten worden meestal georganiseerd door carnavalsverenigingen. De carnavalsoptocht in het centrum van Heerlen (afgelopen zondag) is georganiseerd door carnavalsvereniging De Winkbülle. Ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen is een carnavalsoptocht een evenement. Voor het organiseren van zo’n evenement is in ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen een vergunning nodig van de burgemeester. Ingevolge die verordening is ook voor deelname aan de optocht een vergunning nodig. Ik neem aan dat de deelnemersvergunning is geregeld via inschrijving voor de optocht bij De Winkbülle. Sommige deelnemers willen door middel van hun deelname ook hun mening ergens over geven, over een actueel onderwerp in de politiek of de maatschappij. Hun deelname zou daarom als betoging kunnen worden gezien; daarvoor is geen vergunning nodig maar slechts schriftelijke kennisgeving.

Artikel 2:23 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerlen luidt (gedeeltelijk): Onder evenement (wordt) verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Onder evenement wordt mede verstaan een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3, op de weg.

Artikel 2:24 luidt (gedeeltelijk): Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren of daaraan deel te nemen.

Artikel 2:3 luidt (gedeeltelijk): Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging moet daarvan schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.

Voornaam en recht

Maandag 15 januari 2018. Emma en Noah hebben goud. Tess en Sem zilver. Sophie en Lucas brons. Het zijn de meisjes- en jongensnamen die ouders in 2017 het meest hebben gegeven aan hun pasgeborenen. De voornamen worden vermeld in de geboorteakte. Een voornaam hoeft niet hetzelfde te zijn als een roepnaam; voor de roepnaam bestaan geen wettelijke regels. Dat laatste is wel het geval voor voornamen. Op grond van het Burgerlijke Wetboek moeten ouders minstens één voornaam geven; de gemeente geeft het kind anders zelf een voornaam. Er lijkt geen regel te zijn voor het maximumaantal voornamen dat ouders kunnen geven aan hun kind. Ongepaste voornamen zijn niet toegestaan. De gemeente zal zo’n voornaam vervangen door een andere voornaam. Ongepast werden onder andere gevonden de namen Urine en Maastricht. De ouders kunnen daartegen bij de rechter in beroep gaan. De rechter vond onder andere Jeanne d’Arc niet ongepast. Ongebruikelijke voornamen die ook als achternaam voorkomen zijn evenmin toegestaan. In de VS is dat niet alleen wel toegestaan, maar komt het sinds het begin van de vorige eeuw ook steeds meer voor. Een heel bekend voorbeeld daarvan is John F. Kennedy, de president die in 1963 is vermoord. Die F staat namelijk voor Fitzgerald, en dat was de achternaam van zijn moeder. Ten slotte nog dit: de Nederlandse naamhouder mag zijn voornaam laten wijzigen; daarvoor moet hij wel naar de rechter.

Artikel 4 uit het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek luidt (gedeeltelijk): Een ieder heeft de voornamen die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op te nemen die ongepast zijn, of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn. Geeft de aangever geen voornamen op, of worden deze alle geweigerd zonder dat de aangever ze door een of meer andere vervangt, dan geeft de ambtenaar ambtshalve het kind een of meer voornamen, en vermeldt hij uitdrukkelijk in de akte dat die voornamen ambtshalve zijn gegeven. Wijziging van de voornamen kan op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank.

Drones, cold cases, gevangenissen en huizen van bewaring

Maandag 8 januari 2018. De krant van vandaag bericht over Britse gevangenen bij wie drones mobiele telefoons bezorgen (kunnen tussen de tralies van hun ramen door worden aangenomen) en er staat een bericht in over gevangenen in Nederlandse huizen van bewaring die de politie helpen bij het oplossen van cold cases. Het eerste is uiteraard illegaal; het tweede legaal. Bestaan er eigenlijk wetten voor mensen die van hun vrijheid zijn beroofd door de rechter? Jazeker. Dat is de Penitentiaire beginselenwet. Daarin heten gevangenen gedetineerden die verblijven in penitentiaire inrichtingen. De wet kent verschillende inrichtingen, zoals de gevangenis en het huis van bewaring. Een gevangenis is voor mensen die na een veroordeling hun straf uitzitten. Een huis van bewaring is hoofdzakelijk voor mensen in voorlopige hechtenis, de rechtbank heeft nog geen vonnis uitgesproken. Meestal is de verblijfsduur in een huis van bewaring (veel) korter dan in een gevangenis. Ik vermoed daarom dat bovenstaand krantenbericht ten onrechte van huizen van bewaring spreekt in plaats van gevangenissen. Het opperbeheer van alle penitentiaire inrichtingen berust bij de minister van justitie. Elke inrichting heeft een directeur, benoemd door de minister van justitie.

Artikel 1 aanhef en sub b en e luidt (gedeeltelijk): Voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder inrichting een penitentiaire inrichting (en onder) gedetineerde een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt.

Artikel 9 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Inrichtingen zijn te onderscheiden in huizen van bewaring, gevangenissen en inrichtingen voor stelselmatige daders.

Artikel 10 lid 1 luidt: Gevangenissen zijn bestemd voor de opneming van personen die, al dan niet onherroepelijk, tot vrijheidsstraf zijn veroordeeld.

Artikel 9 lid 2 aanhef en sub a luidt : Huizen van bewaring zijn bestemd voor de opneming van: personen ten aanzien van wie een bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven en die in afwachting zijn van berechting in eerste aanleg;

Artikel 3 lid 2 luidt (gedeeltelijk): Het opperbeheer van de inrichtingen berust bij Onze Minister.

Artikel 3 lid 3 luidt: Het beheer van een inrichting of afdeling berust bij de directeur, die als zodanig door Onze Minister wordt aangewezen.

Het Onze Vader

Dinsdag 19  december 2017. Miljoenen mensen in Nederland bidden wel eens het Onze Vader, in de kerk, in de privésfeer of in het openbaar. Sommigen wel meerdere keren op een dag. Zij belijden daarmee hun godsdienst. Ze hebben daartoe het volste recht. De Grondwet verleent hen namelijk dit recht met onder andere het grondrecht van de vrijheid van godsdienst. Het Onze Vader is een officieel gebed van de rooms-katholieke kerk; de woorden liggen vast. Paus Franciscus heeft in een interview gezegd dat in sommige vertalingen (waaronder de Nederlandse) enkele woorden uit het Onze Vader onduidelijk zijn en tot misverstand onder de gelovigen kunnen leiden. Hij roept de bisschoppen uit die landen op tot een wijziging van de vertaling te komen. In de rooms-katholieke kerk is het blijkbaar zo geregeld dat de vertaling van het Onze Vader een bisschoppelijke aangelegenheid is. De interne regeling van een godsdienst maakt deel uit van het grondrecht van de vrijheid van godsdienst.  Die godsdienstvrijheid wordt niet alleen in de Grondwet maar ook in verdragen beschermd, zoals het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, afgekort tot EVRM.

Artikel 6 lid 1 Grondwet (gedeeltelijk) luidt: Ieder heeft het recht zijn godsdienst, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden.

Artikel 9 lid 1 EVRM (gedeeltelijk) luidt: Een ieder heeft recht op vrijheid van godsdienst; dit recht omvat de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.