DINSDAG
5 FEBRUARI 2019 Aanstaande donderdag is de eerste (landelijke)
scholierenstaking voor het klimaat in Nederland. Veel leerlingen uit
het voortgezet onderwijs (VWO, HAVO, MAVO, VMBO) gaan overmorgen niet
naar school. Ze kunnen op het Malieveld in Den Haag demonstreren voor
een beter klimaatbeleid. In België zijn afgelopen maand al
verschillende scholierenstakingen geweest. Wat zegt de wet over
schoolverzuim, als dat gebeurt om te betogen voor een beter
klimaatbeleid van de overheid?
Leerplicht
Scholieren hebben een
wettelijke leerplicht. Dat houdt in dat leerlingen van bijvoorbeeld
middelbare scholen geen enkele les of praktijktijd mogen verzuimen.
Naleving van deze wettelijke verplichting is de verantwoordelijkheid
van scholier én ouders.
Straf
Schoolverzuim is een strafbaar feit. De leerling hangt een taakstraf
of geldboete boven het hoofd terwijl de ouders zelfs een
gevangenisstraf kan worden opgelegd.
100.000
De
schooldirecteur moet het melden bij het ministerie als een leerling
binnen vier weken 16 uur verzuimt. Hij of zij riskeert een boete die
kan oplopen tot 100.000 euro per jaar, als die meldplicht niet wordt
nagekomen.
Dwang
De politie mag een verzuimende
scholier die zich op
een voor het publiek toegankelijke plaats bevindt onder dwang terug
naar school brengen. Het Malieveld in Den Haag is zo’n plaats.
Goede
redenen Uiteraard geldt de
wettelijke leerplicht niet altijd. Er zijn omstandigheden waaronder
schoolverzuim is toegestaan. In die gevallen plegen scholier en zijn
ouders geen strafbare feiten. Zo’n geval doet zich bijvoorbeeld voor
als de leerling ziek is of als de school een dag dicht is in
verband met een studiedag
voor de docenten. De leerlingen zijn dan vrijgesteld van hun
leerplicht. Uiteraard moet de school er wel fatsoenlijk van op de
hoogte worden gebracht als een leerling ziek is.
Andere
goede redenen Het hangt dus van
de verzuimreden af of schoolverzuim geoorloofd is. Demonstreren voor
een beter klimaatbeleid is geen
reden die in de wet wordt
genoemd, tenminste het is
niet één van de redenen die de wet heel duidelijk noemt. In de wet
staat namelijk ook een restcategorie voor vrijstelling: andere
gewichtige
omstandigheden.
Zoals
Wat zijn andere gewichtige
omstandigheden? Enkele jaren geleden heeft de minister van Onderwijs
uitgelegd wat dat voor hem zijn, en daarmee ook wat
dat zijn voor de ambtenaren
op het ministerie. Daarin
wordt bijvoorbeeld
heel duidelijk uitgelegd dat
bij de bruiloft van een
oudere broer of
zus, bij
de koperen bruilof van de
ouders (of gouden bruiloft van de grootouders) en bij
een verhuizing sprake is van
zo’n andere gewichtige omstandigheid
voor verlof, en dus van
geoorloofd verzuim. Verlof
om te gaan demonstreren – al dan niet voor een beter klimaatbeleid
– staat er echter niet in.
Wil Gelukkig zijn dit voor de minister slechts voorbeelden van gevallen waarin schoolverzuim is geoorloofd is. Hij zegt namelijk dat verlof bovendien is geoorloofd als er volgens de schooldirecteur sprake is van gewichtige omstandigheden, tenzij er sprake is van omstandigheden die niet buiten de wil of invloedssfeer van de ouders of leerling zijn gelegen. Een directeur mag dus alleen verlof geven voor omstandigheden die buiten de wil of invloedssfeer van ouders of leerling liggen. Vindt de scholierenstaking voor een beter klimaatbeleid niet juist plaats omdát de leerling dit wil? Hoe dan ook: misschien legt de minister de wet niet goed uit. De uitleg van de rechter gaat hier boven die van de minister!
Grondrecht
In elk geval moet het verlof worden aangevraagd. De directeur mag aan
het geven van verlof voorwaarden stellen. Zou de directeur als
voorwaarde mogen stellen dat de leerling erbij moet zijn op het
Malieveld? Het is zo dat demonstreren (betogen) een recht is van
eenieder, ook van minderjarigen. Het is zelfs een grondrecht, een
mensenrecht dus. Een mensenrecht is een recht, nimmer een plicht: het
houdt ook het recht in om niet
te demonstreren. Oké,
de leerling vraagt verlof aan om te demonstreren. Hij wil dus sowieso
gaan
demonstreren.
Toch legt zo’n voorwaarde van de directeur iets op wat de leerling
niet sowieso al zou doen, want is
zijn
schoolstaking/schoolverzuim van aanstaande donderdag op zichzelf niet
al
een vorm van demonstreren voor
een beter klimaatbeleid?
Ik
zou zeggen: van wel. Zou
de directeur mogen eisen dat een leerling (ook) gaat demonstreren op
het Malieveld? Ik zou zeggen: van niet.
BRONNEN:
”Leerplicht”
Artikel
2 van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Degene
die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de
feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht
overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere
als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na
inschrijving geregeld bezoekt. Lid 2. De in het eerste lid bedoelde
verplichtingen gelden niet voor zover de daarin bedoelde personen
kunnen aantonen dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen worden
geacht. Lid 3. De jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft
bereikt, is verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet de
school waaraan hij als leerling staat ingeschreven, geregeld te
bezoeken, onverminderd het bepaalde in het eerste lid.
Artikel
4 luidt (gedeeltelijk): Het schoolbezoek vindt
geregeld plaats, zolang geen les of praktijktijd wordt verzuimd.
Artikel
4c luidt: Lid 1. De jongere die als leerling
of deelnemer van een school of instelling staat ingeschreven op grond
van artikel 4a, eerste lid, is verplicht het volledige
onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren
en werken, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid,
onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, respectievelijk
het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 58a, derde lid, onderdeel
d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, te volgen dat door die
school of instelling wordt aangeboden. Lid 2. De jongere voldoet aan
de verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, om de school of
instelling na inschrijving geregeld te bezoeken, zolang hij geen les
of praktijktijd verzuimt anders dan op een van de gronden, bedoeld in
artikel 11.
Artikel
1 luidt (gedeeltelijk): Deze wet verstaat
onder:
b. “school”: 1. een openbare of een uit de openbare kas
bekostigde bijzondere basisschool, speciale school voor
basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal
onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of dagschool
voor voortgezet onderwijs, dan wel een openbare of een uit de
openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs; 2. een ingevolge artikel 56 van de Wet
op het voortgezet onderwijs aangewezen bijzondere dagschool voor
voortgezet onderwijs
d. “hoofd”: 1. hij die met de leiding van de school is
belast; 2. hij die met de leiding van de instelling is belast; e. “de
ambtenaar”: de ambtenaar, bedoeld in artikel 16;
h. meldingsregister relatief verzuim: meldingsregister relatief
verzuim als bedoeld in artikel 24h van de Wet op het
onderwijstoezicht;
”Straf”
Artikel
26 van de Leerplichtwet 1969 luidt: Strafbedreiging verantwoordelijke
personen. Lid 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen die
de in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a opgelegde verplichtingen
niet nakomen, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand
of geldboete van de tweede categorie. Lid 2. De leerplichtige jongere
die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt
of de jongere die kwalificatieplichtig is, die de verplichting tot
geregeld volgen van het onderwijs niet nakomt, wordt gestraft met een
hoofdstraf als genoemd in artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van
het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de geldboete een
geldboete van de tweede categorie is.
Artikel
28 luidt: De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd
als overtredingen.
Artikel
77h, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafrecht luidt: De
hoofdstraffen zijn: b. in geval van overtreding: taakstraf of
geldboete.
”100.000”
Artikel
21a van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Indien een
ingeschreven leerling van een school als bedoeld in artikel 1,
onderdeel b, subonderdelen 1 en 2, zonder geldige reden les- of
praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van
vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les- of
praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan
onverwijld kennis aan Onze minister, zo mogelijk onder opgave van de
reden die naar zijn oordeel ten grondslag ligt aan het verzuim
Artikel
27 luidt (gedeeltelijk): Onze minister dan wel, voor zover het
betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke
omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, kan
een bestuurlijke boete van ten hoogste 1 000 euro per overtreding,
met een maximum van 100 000 euro per schooljaar, opleggen aan het
hoofd dat: b. niet voldoet aan een der verplichtingen, opgelegd in de
artikelen 18, 21 en 21a.
”Dwang”
Artikel
24 van de Leerplichtwet 1969 luidt: Ambtenaren van politie,
aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, zijn bevoegd een
jongere die zij onder schooltijd op een voor het publiek
toegankelijke plaats aantreffen, te brengen naar het hoofd van de
school waarop de jongere als leerling staat ingeschreven. Afdeling
5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
”Goede
redenen”
Artikel
11 van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): De
in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de
verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat
ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de
leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die
kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de
school of de instelling geregeld te bezoeken, indien
a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het
onderwijs is geschorst;
b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het
bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden;
c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang
tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd;
d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school
onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;
e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit
godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school
onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;
f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één
van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de
schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan;
Artikel
13 luidt: Een beroep op vrijstelling wegens
vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of
levensovertuiging kan slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk
twee dagen vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven.
Artikel
13b luidt: Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere,
wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of
levensovertuiging wordt gedaan door middel van kennisgeving aan het
hoofd door de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, tenzij de
leerplichtige jongere of de jongere die kwalificatieplichtig is niet
meer woonachtig is bij deze personen, in welk geval de kennisgeving
wordt gedaan door de jongere zelf.
”Andere
goede redenen”
Artikel
11 van de Leerplichtwet 1969 luidt: De in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de
verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat
ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de
leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die
kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de
school of de instelling geregeld te bezoeken, indien g. de jongere
door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school
onderscheidenlijk de instelling te bezoeken.
”Zoals”
Artikel 2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het
beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de
Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige
omstandigheden (…) In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het
totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10
verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden
gegeven voor de hierna genoemde periode: Voor verhuizing: maximaal 1
schooldag; voor het bijwonen van het huwelijk van bloed- of
aanverwant tot en met de 3e graad: in Nederland maximaal 2
schooldagen indien er ver gereisd moet worden, anders maximaal 1 dag,
in het buitenland maximaal 5 schooldagen. Soort bewijs: trouwkaart
(indien twijfelachtig kopie trouwakte); bij 25, 40 of 50 jarig
ambtsjubileum en het 12 ½, 25, 40, 50 en 60 jarig huwelijksjubileum
van ouder(s)/verzorger(s) of grootouders: maximaal 1 schooldag;
”Wil”
Artikel
2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en
‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet
1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden. Op grond
van artikel 11, onderdeel g, en artikel 14 van de Leerplichtwet zijn
in bepaalde situaties bijzondere vormen van verlof toegestaan voor
maximaal tien dagen per schooljaar. Het gaat hier om zogenaamde
‘andere gewichtige omstandigheden’. Dit zijn omstandigheden die
niet eerder in de limitatieve opsomming van artikel 11 van de
Leerplichtwet zijn genoemd en die veelal buiten de wil of
invloedsfeer van de ouders of leerling zijn gelegen. Het hoofd van de
school of instelling kan verlof verlenen voor afwezigheid als gevolg
van een dergelijke andere gewichtige omstandigheid. In de hierna te
noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen
verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven
gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode: (…)
voor andere naar het oordeel van het hoofd van de
school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.
”Grondrecht”
Artikel
2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en
‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet
1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden. In de
hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te
verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet
te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode:
(…) voor andere naar het oordeel van het hoofd van
de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.
Daarbij geldt het volgende:
•. Verlofaanvragen
dienen schriftelijk en binnen een redelijke termijn bij het hoofd van
de school/instelling te worden ingediend. Indien de aanvraag niet
binnen een redelijke termijn is ingediend, moet door de aanvrager
worden beargumenteerd waarom dit niet is gebeurd;
•. er
kunnen voorwaarden gesteld worden aan het toekennen van verlof,
bijvoorbeeld het achteraf tonen van bepaalde bescheiden;
•. de
toestemming of afwijzing moet schriftelijk worden vastgelegd en in
geval van afwijzing goed worden gemotiveerd door het hoofd van de
school/instelling;
Artikel 9 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Het recht tot vergadering
en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid
volgens de wet.