Man/vrouw verdeling op de kandidatenlijsten bij de verkiezingen in Zuid-Holland

DINSDAG 12 MAART 2019 Afgelopen vrijdag was het Internationale Vrouwendag. Volgende week woensdag zijn de Provinciale Statenverkiezingen. Hoe ziet voor Zuid-Holland de verdeling van vrouwen en mannen op de kandidatenlijsten eruit?

De Staten De Provinciale Staten van Zuid-Holland bestaan uit 55 leden. Bij de laatste verkiezingen (in 2015) hebben elf politieke partijen een of meer zetels gewonnen. Toch zijn er momenteel dertien fracties. Dat heeft te maken met enkele afscheidingen/afsplitsingen en met twee partijen waarvan de volksvertegenwoordigers samen één fractie vormen. In deze bijdrage wordt uitgegaan van de zetels die de elf politieke partijen in 2015 ieder voor zich hebben gewonnen.

16 lijsten 16 politieke partijen hebben voor de verkiezingen van volgende week een kandidatenlijst: de elf die in 2015 zetels hebben gewonnen en nog vijf partijen die toen niet meededen of toen geen zetels hebben gewonnen.

Aantal kandidaten Het aantal kandidaten op de ingediende lijsten varieert van 14 tot 50. 50 kandidaten is het maximumaantal volgens de wet, tenminste voor een lijst die bij de laatste verkiezingen hooguit vijftien zetels heeft gewonnen. Geen enkele lijst in Zuid-Holland heeft echter meer dan tien zetels gekregen.

Aantal vrouwen Het aantal vrouwen op een lijst varieert van 0 (SGP) tot 27 (CDA). Bij het CDA is daarmee – als enige partij – meer dan de helft van de 50 kandidaten vrouw. Er zijn er twee met een fiftyfifty verdeling: Partij voor de Dieren met 10 vrouwen (van de 20 kandidaten) en PvdA met 25 (van de 50). Boven de 40% scoren achtereenvolgens GroenLinks met 22 (van de 50), ChristenUnie met 19 (van de 46) en VVD met 20 (van de 48). Tussen de 25% en 35% scoren respectievelijk DENK met 17 (van de 50), SP met 9 (van de 30), NIDA met 4 (van de 14) en D66 met 13 (van de 50). Net iets boven de 20% doen 50PLUS met 4 (van de 18) en Code Oranje met 3 (van de 14). Rond de 15% doen Lokale Partijen Zuid Holland met 5 (van de 31) en PVV met 3 (van de 20). Ten slotte de SGP met 0 (van de 30).

Op de bovenste helft Hoeveel van hen staan op de de bovenste helft van de lijst? Dat laat een ander beeld zien. De VVD scoort dan het beste met 65% (13 van de 20), Code Oranje met 66% (2 van de 3) en Lokale Partijen Zuid Holland met 60% (3 van de 5). Tussen de 50% en 60% scoren achtereenvolgens SP met 55% (5 van de 9), D66 met 53% (7 van de 13), PvdA met 52% (13 van de 25) en GroenLinks met 50% (11 van de 22), net als 50PLUS (2 van de 4) en NIDA (2 van de 4). Minstens de helft van de vrouwen staat bij deze partijen op de bovenste helft van de lijst. Bij de andere partijen staan er minder vrouwen op de bovenste helft dan op de onderste helft van de lijst. Dat is bij CDA 44% (12 van de 27), ChristenUnie 42% (8 van de 19) en Partij voor de Dieren 40% (4 van de 10). Bij PVV is dat nog maar 33% (1 van de 3) en bij DENK 29% (5 van de 17).

Numéro Une Bij vijf partijen is een vrouw lijsttrekker: D66, CDA, PvdA, SP en Partij voor de Dieren. Bij D66 en Partij voor de Dieren is ook de nummer 2 een vrouw. VVD, GroenLinks en Code Oranje hebben weliswaar een man als lijsttrekker, maar bij hen staat een vrouw wel op de tweede plaats.

Kansvolle plek Zoals dat altijd het geval is met lijsttrekkers – man of vrouw – zullen zij waarschijnlijk veel meer stemmen krijgen dan nodig is voor hun eigen zetel. De stemmen die ze ”te veel” krijgen gaan naar de volgende kandidaten op de lijst, in de volgorde waarop ze op de lijst staan. Hoeveel vrouwen zijn er onder de kandidaten die op een kansrijke plek staan, inclusief de lijsttrekster? Eenvoudigheidshalve wordt het aantal kansvolle plekken in deze bijdrage gesteld op het aantal zetels dat de partij bij de laatste verkiezingen heeft gewonnen,. Ook dat laat weer een ander beeld zien. Bij de Partij voor de Dieren staan alle vrouwen op een kansrijke plek (2 zetels), bij SP is dat 80% van hen (5 zetels), bij GroenLinks 66% (3 zetels), bij PvdA 60% (5 zetels) en bij de VVD 50% (10 zetels). Bij de VVD wisselen man en vrouw elkaar steeds af. Tot zover de partijen waar de helft of meer een kansrijke plek bezit. Minder goed scoren achtereenvolgens D66 met 43% (7 zetels), ChristenUnie met 33% (3 zetels), CDA met 28% (7 zetels), PVV met 12% (8 zetels). 0% is de score bij SGP (3 zetels) en 50PLUS (2 zetels).

Geen wet Er is in Nederland geen wet met voorschriften voor aantal of volgorde van vrouwen of mannen op een kandidatenlijst voor de provinciale statenverkiezingen, of voor welke verkiezingen dan ook. In sommige andere landen is dat wel het geval. Zo moet in Frankrijk op de kandidatenlijsten voor de regionale verkiezingen na elke man een vrouw volgen en na elke vrouw een man.

FvD Forum voor Democratie doet ook mee aan de verkiezingen in Zuid-Holland, maar komt in deze bijdrage niet voor omdat uit de kandidatenlijst van deze partij niet kan worden afgeleid of een kandidaat man of vrouw is. Op de kandidatenlijsten van de andere partijen staat bij elke kandidaat (m) of (v) en/of de roepnaam vermeld. Bij FvD ontbreken deze gegevens. Het is trouwens geen wettelijke plicht om deze gegevens te vermelden.

BRONNEN:

Onderstaande Franse wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Code électoral. Version consolidée au 1 janvier 2019. www.legifrance.gouv.fr

”Aantal kandidaten”

Artikel H 6 Kieswet luidt: De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven. Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste vijftig kandidaten worden geplaatst. Op dezelfde lijst van een politieke groepering wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tachtig bedraagt. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

”Kansvolle plek”

Artikel P 17 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De zetels (…) worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijsten toegewezen in de volgorde van de lijst.

”FvD”

Artikel H 2 van het Kiesbesluit luidt (gedeeltelijk): Een kandidaat wordt op de kandidatenlijst vermeld met naam, voorletters (..). Achter de voorletters kan tussen haakjes de roepnaam van de kandidaat worden vermeld. Achter de voorletters of, indien vermeld, de roepnaam, mag ter aanduiding van het geslacht van de kandidaat de toevoeging «(m)» of «(v)» worden geplaatst.

”Geen wet”

Elections des conseillers régionaux.

Artikel L 346 Code électoral luidt (gedeeltelijk): Une déclaration de candidature est obligatoire pour chaque liste de candidats avant chaque tour de scrutin. Le nombre de candidats figurant sur les sections départementales de chaque liste est fixé conformément au tableau n° 7 annexé au présent code. Au sein de chaque section, la liste est composée alternativement d’un candidat de chaque sexe.

Heeft hoogste rechter van Duitsland gevoelig verlies geleden?

DONDERDAG 7 MAART 2019 Mag een katholiek ziekenhuis een arts ontslaan omdat hij na echtscheiding opnieuw is getrouwd? Na een rechtsstrijd van tien jaar heeft de Duitse rechter twee weken geleden eindvonnis gewezen.

Düsseldorf De arts werkte als teamleider in een katholiek ziekenhuis in of bij Düsseldorf, de hoofdstad van de grootste en bovendien aan Nederland grenzende deelstaat Noordrijn-Westfalen. Hij werkte op basis van een arbeidsovereenkomst (Arbeitsvertrag). Daarin staat een bepaling dat hij mag worden ontslagen als hij een huwelijk aangaat dat volgens het kerkelijke recht ongeldig is.

R.K. Kerk Het aangaan van een tweede huwelijk na echtscheiding is volgens kerkelijk recht een ongeldig huwelijk. Volgens zijn arbeidscontract was zijn tweede huwelijk dus ongeldig en leverde het een ontslaggrond op. Hertrouwen na echtscheiding is ook volgens kerkelijk recht grond voor ontslag van katholieke teamleiders in dienst van een katholiek ziekenhuis, althans volgens het kerkelijk recht van het bisdom waaronder het ziekenhuis opereert. De arts is na acht jaar dienstverband gescheiden en in hetzelfde jaar hertrouwd.

Erfurt I Tot zover het kerkelijk recht. Is zo’n bepaling in het arbeidscontract ook volgens de rechter rechtsgeldig? Niet volgens de hoogste arbeidsrechter in Duitsland, het Bundesarbeitsgericht dat in Erfurt (Thüringen) zetelt. Daarom sprak deze rechter in 2011 uit dat het ontslag onterecht was gegeven.

Deutschland Volgens het ziekenhuis – de werkgever – heeft deze arbeidsrechter echter niet genoeg rekening gehouden met de godsdienstvrijheid. De godsdienstvrijheid is een mensenrecht dat is vastgelegd in de Duitse Grondwet. Ook de kerk en het katholieke ziekenhuis kunnen een beroep doen op dit grondrecht.

Karlsruhe Het ziekenhuis stapt daarom naar de allerhoogste rechter in het land: het Bundesverfassungsgericht, dat zijn zetel heeft in Karlsruhe (Baden-Württemberg). Deze rechter toetst uitspraken van andere rechters aan grondrechten, dat zijn de mensenrechten die in de grondwet staan. Deze rechter blijkt het eens te zijn met het ziekenhuis: een katholieke teamleider in een katholiek ziekenhuis mag wel degelijk ontslagen worden omdat hij hertrouwt na echtscheiding. De arbeidsrechter heeft volgens deze rechter niet genoeg rekening gehouden met de godsdienstvrijheid. Daarom moet de arbeidsrechter een nieuwe uitspraak geven, een uitspraak die bovendien in overeenstemming is met de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht.

Erfurt IIAls het Bundesarbeitsgericht zich vervolgens opnieuw over de zaak gaat buigen, zijn inmiddels enkele jaren verstreken sinds haar eerste uitspraak. Deze rechter vraagt zich nu af of de uitleg die het Bundesverfassungsgericht geeft aan de godsdienstvrijheid in strijd is met Europese regels over gelijke behandeling in arbeid en beroep. Deze uitleg leidt er namelijk toe dat een katholieke teamleider anders wordt behandeld dan een niet-katholieke teamleider, louter vanwege zijn katholiek zijn. Voor een teamleider die geen katholiek is, levert hertrouwen na echtscheiding namelijk geen ontslaggrond op. Zou dat geen discriminatie zijn? In de Europese regels over gelijke behandeling in arbeid en beroep staat dat discriminatie op grond van godsdienst verboden is!

Luxemburg Er is maar één rechter die op deze vraag antwoord kan geven: dat is het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese rechter die in Luxemburg zetelt. Dit Hof heeft de vraag september vorig jaar beantwoord. Uit dat antwoord volgt dat een katholiek ziekenhuis niet strenger mag zijn voor een teamleider, louter omdat ie katholiek is. Als het gaat over hertrouwen na echtscheiding, kan het daarom niet zo zijn dat hij wél wordt ontslagen maar een teamleider die niet katholiek niet, of in ieder geval minder snel. Natuurlijk zijn hierop uitzonderingen mogelijk, namelijk als die Religion sei nach der Art der betreffenden Tätigkeiten oder den vorgesehenen Umständen ihrer Ausübung eine wesentliche, rechtmäßige und gerechtfertigte berufliche Anforderung angesichts des Ethos dieser Kirche oder Organisation.

Erfurt III Het Hof van Justitie heeft de zaak vervolgens teruggestuurd naar het Bundesarbeitsgericht. Dat heeft zich twee weken geleden over de zaak gebogen, voor de derde maal. Deze uitspraak van 20 februari is nog niet gepubliceerd, maar uit het persbericht blijkt dat bovenstaande uitzondering zich hier volgens de arbeidsrechter niet heeft voorgedaan. Het tien jaar eerder gegeven ontslag was dus niet terecht! Een oud-rechter zegt in de Süddeutsche Zeitung van afgelopen dinsdag dat de uitspraken tot een Autoritätsverlust für das Bundesverfassungsgericht leiden.

BRONNEN:

”Düsseldorf”

Uit de uitspraak van het Bundesarbeitsgericht van 8 september 2011: Tatbestand. Nach dem Arbeitsvertrag der Parteien leisten die Mitarbeiter ihren Dienst im Geist christlicher Nächstenliebe; als wichtiger Grund zur außerordentlichenKündigung ist ua. „Leben in kirchlich ungültiger Ehe oder eheähnlicher Gemeinschaft“ vorgesehen.

”R.K. Kerk”

Uit de uitspraak van het Bundesarbeidsgericht van 8 september 2011: Canon 1085 des Codex Iuris Canonici (Gesetzbuch des Kirchenrechts) luidt (gedeeltelijk): Ungültig schließt eine Ehe, wer durch das Band einer früheren Ehe gebunden ist, auch wenn diese nicht vollzogen worden ist. Mag auch eine frühere Ehe aus irgendeinem Grund nichtig oder aufgelöst worden sein, so ist deshalb eine neue Eheschließung noch nicht erlaubt, bevor die Nichtigkeit bzw. die Auflösung der früheren Ehe rechtmäßig und sicher feststeht.“

Uit de uitspraak: Artikel 4 („Loyalitätsobliegenheiten“) van de Grundordnung des kirchlichen Dienstes im Rahmen kirchlicher Arbeitsverhältnisse vom 22.September 1993 (Amtsblatt des Erzbistums Köln 1993, S.222, im Folgenden: GrO 1993) luidt: „(1) Von den katholischen Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern wird erwartet, dass sie die Grundsätze der katholischen Glaubens- und Sittenlehre anerkennen und beachten. Insbesondere im pastoralen, katechetischen und erzieherischen Dienst sowie bei Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern, die aufgrund einer Missio canonica tätig sind, ist das persönliche Lebenszeugnis im Sinne der Grundsätze der katholischen Glaubens- und Sittenlehre erforderlich. Dies gilt auch für leitende Mitarbeiterinnen und Mitarbeiter. (2) Von nicht katholischen christlichen Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern wird erwartet, dass sie die Wahrheiten und Werte des Evangeliums achten und dazu beitragen, sie in der Einrichtung zur Geltung zu bringen.

Uit de uitspraak: Artikel 5 luidt (gedeeltelijk): (1) Erfüllt eine Mitarbeiterin oder ein Mitarbeiter die Beschäftigungsanforderungen nicht mehr, so muss der Dienstgeber durch Beratung versuchen, dass die Mitarbeiterin oder der Mitarbeiter diesen Mangel auf Dauer beseitigt. … Als letzte Maßnahme kommt eine Kündigung in Betracht. (2) Für eine Kündigung aus kirchenspezifischen Gründen sieht die Kirche insbesondere folgende Loyalitätsverstöße als schwerwiegend an: (..) Abschluss einer nach dem Glaubensverständnis und der Rechtsordnung der Kirche ungültigen Ehe. (3) Ein nach Abs.2 generell als Kündigungsgrund in Betracht kommendes Verhalten schließt die Möglichkeit einer Weiterbeschäftigung aus, wenn es begangen wird von … leitend tätigen Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern … Von einer Kündigung kann ausnahmsweise abgesehen werden, wenn schwerwiegende Gründe des Einzelfalles diese als unangemessen erscheinen lassen.“

Uit de uitspraak: de Grundordnung für katholische Krankenhäuser in Nordrhein-Westfalen vom 5. November 1996 (Amtsblatt des Erzbistums Köln, S.321): „A. Zuordnung zur Kirche. 6. (…) Für den Träger ist die auf der Grundlage der Erklärung der deutschen Bischöfe zum kirchlichen Dienst erlassene [GrO 1993] nebst Änderungen und Ergänzungen verbindlich. Als leitend tätige Mitarbeiter im Sinne der genannten Grundordnung gelten die Mitglieder der Krankenhausbetriebsleitung und die Abteilungsärzte.“

”Erfurt I”

Uit de uitspraak van het Bundesarbeitsgericht van 8 september 2011: Zu Gunsten des Klägers fällt sein grundrechtlich und durch Art. 8, Art. 12 EMRK geschützter Wunsch in die Waagschale, in einer nach bürgerlichem Recht geordneten Ehe mit seiner jetzigen Frau zu leben.(..) Zu Gunsten der Beklagten wiegt die unverkennbare Schwere des Loyalitätsverstoßes. Die Beklagte hat als katholische Einrichtung das vom Grundgesetz gestützte Recht, auch als solche zu wirken und in Erscheinung zu treten. Sie versteht ihr karitatives Tun im Sinne der Erfüllung eines religiösen Auftrages. Nach der katholischen Sittenlehre gehören Nächstenliebe und die Unauflöslichkeit der Ehe als Teile zu derselben, umfassenden, nicht verfügbaren und einheitlichen Auffassung vom Menschen als Geschöpf Gottes. Art. 9 und Art. 11 EMRK gewährleisten, dass sich Menschen aufgrund einer sie verbindenden religiösen Auffassung zusammenfinden und ihre Angelegenheiten nach Maßstäben ordnen können, die nicht vom Staat oder der jeweils herrschenden öffentlichen Meinung über die Natur des Menschen korrigiert werden dürfen. Das gilt auch dann, wenn die betreffenden Auffassungen einer Bevölkerungsmehrheit unplausibel, rückwärtsgerichtet oder irrational erscheinen mögen. (..) Freilich hat der Kläger als Katholik durch den Vertragsschluss mit der Beklagten in die Einschränkung seines Rechts auf Achtung des Privat- und Familienlebens eingewilligt. Wenn er an der Erfüllung seiner religiösen Pflicht aus Gründen, die den innersten Bezirk des Privatlebens betreffen, gescheitert ist, so geschah dies jedoch nicht aus einer ablehnenden oder auch nur gleichgültigen Haltung heraus. (..) Angesichts dessen ist die ausgesprochene Kündigung sozial nicht gerechtfertigt.

”Duitsland”

Artikel 4 van de Duitse Grondwet (Grundgesetz) luidt: Die Freiheit des Glaubens, des Gewissens und die Freiheit des religiösen und weltanschaulichen. Bekenntnisses sind unverletzlich. Die ungestörte Religionsausübung wird gewährleistet.

Art 140 luidt: Die Bestimmungen der Artikel 136, 137, 138, 139 und 141 der deutschen Verfassung vom 11. August 1919 sind Bestandteil dieses Grundgesetzes.

Artikel 137 van de deutschen Verfassung vom 11. August 1919 luidt (gedeeltelijk): Jede Religionsgesellschaft ordnet und verwaltet ihre Angelegenheiten selbständig innerhalb der Schranken des für alle geltenden Gesetzes. Sie verleiht ihre Ämter ohne Mitwirkung des Staates oder der bürgerlichen Gemeinde.

”Karlsruhe”

Uit de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht van 22 oktober 2014: Das Urteil des Bundesarbeitsgerichts vom 8. September 2011 – 2 AZR 543/10 – verletzt die Beschwerdeführerin in ihrem Grundrecht aus Artikel 4 Absatz 1 und Absatz 2 in Verbindung mit Artikel 140 des Grundgesetzes und Artikel 137 Absatz 3 der deutschen Verfassung vom 11. August 1919 (Weimarer Reichsverfassung). Das Urteil wird aufgehoben. Die Sache wird an das Bundesarbeitsgericht zurückverwiesen.

”Erfurt II”

Artikel 1 van Europese Richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep luidt: Doel. Deze richtlijn heeft tot doel met betrekking tot arbeid enberoep een algemeen kader te creëren voor de bestrijding vandiscriminatie op grond van godsdienst of overtuiging,handicap, leeftijd of seksuele geaardheid zodat in de lidstatenhet beginsel van gelijke behandeling toegepast kan worden.

Artikel 4 luidt: Lid 1. Niettegenstaande artikel 2, leden 1 en 2, kunnen delidstaten bepalen dat een verschil in behandeling dat op eenkenmerk in verband met een van de in artikel 1 genoemdegronden berust, geen discriminatie vormt, indien een dergelijkkenmerk, vanwege de aard van de betrokken specifiekeberoepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitge-voerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mitshet doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is. Lid 2. De lidstaten kunnen op het moment van vaststelling vandeze richtlijn bestaande nationale wetgeving handhaven ofvoorzien in toekomstige wetgeving waarin op de datum vanvaststelling van deze richtlijn bestaande nationale praktijkenworden opgenomen, die bepaalt, dat in het geval van kerken enandere publieke of particuliere organisaties, waarvan de grond-slag op godsdienst of overtuiging is gebaseerd, voor wat betreftde beroepsactiviteiten van deze organisaties een verschil inbehandeling gebaseerd op godsdienst of overtuiging van eenpersoon geen discriminatie vormt indien vanwege de aard vande activiteiten of de context waarin deze worden uitgeoefendde godsdienst of overtuiging een wezenlijke, legitieme engerechtvaardigde beroepsvereiste vormt gezien de grondslagvan de organisatie. Dit verschil in behandeling wordt toegepastmet inachtneming van de grondwettelijke bepalingen en begin-selen van de lidstaten en van de algemene beginselen van hetGemeenschapsrecht, en mag geen op een andere grond geba-seerde discriminatie rechtvaardigen. Mits de bepalingen van deze richtlijn voor het overige wordengeëerbiedigd, laat deze richtlijn derhalve het recht van kerkenen andere publieke of particuliere organisaties waarvan degrondslag op godsdienst of overtuiging is gebaseerd, onverletom, handelend in overeenstemming met de nationale grond-wettelijke en wettelijke bepalingen, van personen die voor henwerkzaam zijn, een houding van goede trouw en loyaliteit aande grondslag van de organisatie te verlangen

”Luxemburg”

Uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Grote Kamer) van 11 september 2018: Aus diesen Gründen hat der Gerichtshof (Große Kammer) für Recht erkannt: 1. Art.4 Abs.2 Unterabs.2 der Richtlinie 2000/78/EG des Rates vom 27.November 2000 zur Festlegung eines allgemeinen Rahmens für die Verwirklichung der Gleichbehandlung in Beschäftigung und Beruf ist dahin auszulegen, dass

zum einen eine Kirche oder eine andere Organisation, deren Ethos auf religiösen Grundsätzen oder Weltanschauungen beruht und die eine in Form einer privatrechtlichen Kapitalgesellschaft gegründete Klinik betreibt, nicht beschließen kann, an ihre leitend tätigen Beschäftigten je nach deren Konfession oder Konfessionslosigkeit unterschiedliche Anforderungen an das loyale und aufrichtige Verhalten im Sinne dieses Ethos zu stellen, ohne dass dieser Beschluss gegebenenfalls Gegenstand einer wirksamen gerichtlichen Kontrolle sein kann, damit sichergestellt wird, dass die in Art.4 Abs.2 der Richtlinie genannten Kriterien erfüllt sind, und

zum anderen bei Anforderungen an das loyale und aufrichtige Verhalten im Sinne des genannten Ethos eine Ungleichbehandlung zwischen Beschäftigten in leitender Stellung je nach deren Konfession oder Konfessionslosigkeit nur dann mit der Richtlinie im Einklang steht, wenn die Religion oder die Weltanschauung im Hinblick auf die Art der betreffenden beruflichen Tätigkeiten oder die Umstände ihrer Ausübung eine berufliche Anforderung ist, die angesichts des Ethos der in Rede stehenden Kirche oder Organisation wesentlich, rechtmäßig und gerechtfertigt ist und dem Grundsatz der Verhältnismäßigkeit entspricht, was das nationale Gericht zu prüfen hat.

”Erfurt III”

Die Loyalitätspflicht, keine nach dem Glaubensverständnis und der Rechtsordnung der katholischen Kirche ungültige Ehe zu schließen, war im Hinblick auf die Art der Tätigkeiten des Klägers und die Umstände ihrer Ausübung keine wesentliche, rechtmäßige und gerechtfertigte berufliche Anforderung.

Amsterdam en straatnamen: hebben de watergeuzen toch nog verloren!

DINSDAG 5 MAART 2019 In het Amsterdamse IJburg is een nieuwe woonwijk bijna opgeleverd, maar over de namen die de nieuwe straten gaan krijgen, is nog geen besluit genomen. De officiële straatnamencommissie heeft al enige tijd geleden geadviseerd om de straten te vernoemen naar hoofdrolspelers van de Slag op de Zuiderzee, het tegenwoordige IJsselmeer. Bij deze slag in het najaar van 1573 stonden de watergeuzen en de Spaanse Vloot tegenover elkaar. Alva’s Spanjaarden verloren, mede dankzij de heldendaden van Cornelis Dirkszoon en Jan Haring. De burgemeester wil het advies niet overnemen – geen Jan Haringstraat dus – omdat witte mannen minder moeten gaan domineren in de wereld van straatnamen. Hoe is de bevoegdheid geregeld voor het geven van officiële straatnamen?

Raad Het geven van namen aan straten en wegen in de gemeente is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

College De gemeenteraad mag die bevoegdheid overdragen aan het college van burgemeester en wethouders. Dan is de bevoegdheid gedelegeerd aan het college. Wat de gevolgen van delegatie zijn, is in de wet geregeld. Het gaat hier om de Algemene wet bestuursrecht. Daarin staat bijvoorbeeld dat de verkrijger – de delegataris: hier het college – de bevoegdheid onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. Degene die overdraagt – de delegans: hier de gemeenteraad – mag die bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen. De delegans mag wel beleidsregels geven over hoe de delegataris de verkregen bevoegdheid moet uitoefenen. Delegatie mag alleen als een wet dit expliciet toelaat. De Gemeentewet laat delegatie van de straatnaamgeving expliciet toe.

Amsterdams college In Amsterdam heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om straten van een naam te voorzien daadwerkelijk overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Dat is al jaren geleden gebeurd.

Mannen De Amsterdamse gemeenteraad mag dus beleidsregels geven over hoe het college zijn verkregen bevoegdheid moet uitoefenen. Afgelopen donderdag heeft het college in de raad gezegd dat het heeft beslist om het advies van de straatnamencommissie niet over te nemen, omdat de politiek al in 2016 heeft besloten dat straatnamen minder het domein moeten zijn van witte mannen. Ik heb het besluit uit 2016 niet gevonden, maar wellicht dat het hier gaat om een beleidsregel van de gemeenteraad. Het college is gebonden aan zo’n beleidsregel en hoeft zijn beslissing niet verder te motiveren als die conform de beleidsregel is.

Burgemeester In de krant staat dat het de burgemeester was die in de raadsvergadering het woord voerde over de straatnaamgeving. Daaruit kan worden afgeleid dat zij portefeuillehouder is voor straatnaamgeving. Dat betekent dat zij het is die binnen het college over de straatnaamgeving gaat. Maar het betekent niet dat het college die bevoegdheid aan haar heeft overgedragen/gedelegeerd: de bevoegdheid kan haar slechts zijn gemandateerd. Collegebevoegdheden mogen namelijk niet worden gedelegeerd aan een wethouder of burgemeester. Mandatering of machtiging van de burgemeester door het college is uitdrukkelijk wél toegestaan, namelijk in de Gemeentewet. Anders dan de delegataris bij delegatie oefent een mandataris (gemachtigde) de bevoegdheid uit namens en onder verantwoordelijkheid van de mandans/volmachtgever. Hier doet de gemachtigde burgemeester dat dus namens en onder verantwoordelijkheid van het college.

Raadsleden Over de namen die zij aan de straten geeft moet de burgemeester zich bij de gemeenteraad verantwoorden en vragen beantwoorden van een raadslid.

Amsterdam De wet maakt de gemeenteraad trouwens niet alleen bevoegd om namen te geven aan nieuwe straten of om bestaande straatnamen te wijzigen, maar ook om de naam van de gemeente te wijzigen. Er zijn geen aanwijzingen dat de Amsterdamse raad dat in gedachten heeft.

BRONNEN:

”Raad”

Artikel 1 van de Wet Besluit basisregistraties adressen en gebouwen (Wet BAG) luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: j. openbare ruimte: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen; n. woonplaats: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): De gemeenteraad deelt het grondgebied van de gemeente in een of meer woonplaatsen in, stelt de openbare ruimten vast en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

”College”

Artikel 156 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan aan het college en aan een door hem ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 10:13 van de Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Artikel 10:15 luidt: Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.

Artikel 10:16 luidt: Het bestuursorgaan kan ter zake van de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid uitsluitend beleidsregels geven. Degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd, verschaft het bestuursorgaan op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 10:17 luidt: Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.

De delegatieartikelen uit de Algemene wet bestuursrecht zijn niet rechtstreeks van toepassing maar zijn van overeenkomstige toepassing: Artikel 10:21 luidt (gedeeltelijk): (Bovenstaande artikelen zijn) van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het verrichten van andere handelingen dan besluiten overdraagt aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Uit de Algemene Toelichting op de Verordening basisinformatie 2018 van de gemeente Amsterdam: (..) het vaststellen van een openbare ruimte of het toekennen van een naam daaraan, zijn geen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (..) De openbare ruimte omvat (..) straten, dijken en wegen.

”Amsterdams college”

Verordening de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent basisinformatie 2018 (in voorafgaande verordening was praktisch hetzelfde geregeld). Artikel 1 luidt (gedeeltelijk): In deze verordening en de hierop gebaseerde regels wordt verstaan onder: g. naambord: bord met een of meer door de gemeenteraad of het college toegekende namen aan een woonplaats, stadsdeel, wijk, buurt of openbare ruimte; j. openbare ruimte: buitenruimte als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet BAG. Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het college: b. stelt de openbare ruimten vast, kent namen daaraan toe en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen. Lid 2. Voordat het college een naam toekent aan een een openbare ruimte als bedoeld in het eerste lid, onder b, vraagt het advies aan de Commissie naamgeving openbare ruimten. Lid 3. Onder vaststellen, indelen en toekennen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

”Mannen”

Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht luidt (gedeeltelijk): Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een door hem gedelegeerde bevoegdheid.

Artikel 4:82 luidt: Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel.

Artikel 4:84 luidt: Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

”Burgemeester”

Artikel 168 Gemeentewet luidt: Het college kan een of meer leden van het college machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet. Een krachtens machtiging uitgeoefende bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het college uitgeoefend. Het college kan te dien aanzien alle aanwijzingen geven die het nodig acht.

”Raadsleden”

Artikel 155 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen.

Artikel 169 luidt: Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

”Amsterdam”

Artikel 158 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan de naam van de gemeente wijzigen.

Verkiezingsprogramma’s waterschappen

DONDERDAG 28 FEBRUARI 2019 De campagnes voor de waterschapsverkiezingen van 20 maart zijn in volle vaart. Niet alleen de kandidatenlijsten maar ook de verkiezingsprogramma’s zijn af. Water: onze opdracht voor nu en later. Hou van Natuur: stem Water Natuurlijk. Har(d)t voor water. Passie voor water. Help mee het Nederlandse Waterrijk beheersbaar houden. Dat zijn enkele titels van de verkiezingsprogramma’s in het Zuid-Hollandse Delfland. Deze programma’s zeggen niet alleen iets over de beleidskeuzes die een partij wil maken, maar ze geven ook – en dat is de reden voor deze bijdrage – meer duidelijkheid over de onderwerpen die in het algemeen bestuur van het waterschap aan de orde (kunnen) komen.

Delfland Delfland is een waterschap dat zich hoogheemraadschap mag noemen. In Delfland doen twaalf partijen mee aan de verkiezingen. Op de website van het hoogheemraadschap staan samenvattingen van alle verkiezingsprogramma’s. Welke concrete actiepunten worden hierin genoemd?

Natte voeten Uiteraard gaat het over het voorkomen van natte voeten (of erger). Sterke dijken worden in dit verband genoemd; hierbij komt ook de muskusrattenbestrijding ter sprake. Wateroverlast is er niet alleen doordat rivieren buiten hun oevers treden, maar kan ook rechtstreeks uit de hemel komen: hoosbuien. In dit verband worden waterpleinen, meer groen in de wijk en minder verstening genoemd.

Droogte Niet alleen teveel water, maar ook te weinig water is een groot probleem. Hoe om te gaan met droogte? Genoemd wordt het vasthouden van regenwater: in sloten, grondwater of waterpleinen in plaats van afvoer op de riool, of door te zorgen voor meer groen in de woonwijken.

WC-papier Niet alleen de hoeveelheid water kan een probleem zijn, ook de waterkwaliteit. Het water moet minder verontreinigd worden. Genoemd worden minder fosfaten, bestrijdingsmiddelen, plastics en medicijnresten, en dat kan door middel van preventie, voorlichting én hergebruik. Hergebruik wordt vooral genoemd bij fosfaten en wc-papier: na herwinning uit het water kan fosfaat worden hergebruikt als mest en wc-papier bij de aanleg van wegen.

Zwemwater Water is niet alleen een probleem, maar kan natuurlijk ook erg leuk zijn. In dit verband worden genoemd meer openbaar zwemwater en vaarwater en minder (eenden)kroos op het water.

Exoten Water is belangrijk voor de dieren in en rondom het water. In dit verband worden genoemd hengelverboden, stuwen en gemalen waar de vissen langs kunnen en verwijdering van rivierkreeftjes, een exoot. Maar ook aanleg van natuurgebieden en verbindingszones en extra aandacht voor bijen en grutto’s. En meer dierenwelzijn, óók voor muskusratten.

As Andere punten uit de verkiezingsprogramma’s: het strooien van as (na crematie), aanpak vervuilers en minder zwerfafval.

Kerntaken Sommige partijen vinden dat het waterschap te veel taken op zich neemt en pleiten voor beperking tot kerntaken. Minder taken leidt tot minder uitgaven.

Beurs Uitvoering van waterschapstaken wordt voor een belangrijk deel bekostigd uit de waterschapsbelastingen. Belastingverlaging wordt enkele keren genoemd, net als eerlijkere verdeling van de te betalen belasting, bijvoorbeeld door kwijtschelding voor huishoudens met smalle beurs.

Bewoners Sommige partijen bepleiten meer samenwerking met bewoners, bedrijven, land- en tuinbouw en andere overheden.

Nieuwe fractie in Brits Lagerhuis: The Independent Group

DINSDAG 26 FEBRUARI 2019 Vorige week hebben enkele Members of Parliament uit het Britse Lagerhuis een nieuwe fractie opgericht: The Independent Group of Members of Parliament (TIG). De fractieleden komen uit de fracties van de Labour Party en de Conservative Party, respectievelijk 246 en 310 MP’s. De TIG-fractie bestaat momenteel uit elf MP’s, maar staat open voor nieuwkomers en voor samenwerking met bijvoorbeeld de even grote Liberal Democrats. Wat de elf TIG MP’s onder andere verbindt, is dat ze bij de Europese Unie willen blijven, maar deze pro-EU houding is zeker niet het enige.

Leader of the Party TIG is geen politieke partij. Daarvoor is namelijk registratie nodig bij de Electoral Commission. Zonder zo’n registratie staat de naam TIG – of een andere partijnaam – niet op het stembiljet bij verkiezingen voor het Lagerhuis. Registratie mag niet zonder dat er een officiële Leader of the Party is. Officieel is er nog geen, al is Chuka Umunna (ex Labour) een groot kanshebber. Leader of the Party is bij de Labour Party, de Conservative Party en de Liberal Democrats de politiek leider van de partij. Umunna zegt in The Guardian dat hij liefst al eind van dit jaar een politieke partij zou willen oprichten.

Statuten In de statuten van deze drie politieke partijen wordt onder andere geregeld wie zich kandidaat mag stellen als Leader (of the Party) en wie beslist welke kandidaat het wordt.

Conservative Party In de Conservative Party wordt de Leader gekozen door degenen die al enige tijd – enkele maanden – lid zijn. Ik heb geen lidmaatschapseisen zoals minimumleeftijd of nationaliteit gevonden, maar wel dat het partijbestuur iemand mag weigeren als lid. Niet alleen mensen (individuals) maar ook lokale afdelingen en verwante organisaties kunnen lid worden. Maar alleen individuals mogen hun stem uitbrengen bij de verkiezing van de Leader. De kandidaat die meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen krijgt, is de winnaar. Als er maar één kandidaat is, heeft zij of hij automatisch gewonnen. Een kandidaat moet in elk geval fractielid zijn van de Conservative Party in het Lagerhuis. Trouwens, de statutaire naam van de Conservative Party luidt Conservative and Unionist Party.

Labour Party In de Labour Party wordt de Leader niet alleen gekozen door de leden, maar ook door de affiliated supporters en registered supporters: in totaal meer dan een half miljoen! Iedereen vanaf 14 jaar mag lid worden; wie geen Brit is, mag na een jaar (rechtmatig) verblijf lid worden. Affiliated supporters zijn de leden van sommige vakbonden; ik weet niet wat nodig is om registered supporter te worden. De stemgerechtigde mag op meer kandidaten een stem uitbrengen, maar dan moet hij wel een rangorde aanbrengen tussen de kandidaten. Winnaar is de kandidaat die bij meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen bovenaan staat. Alleen een lid van de fractie in het Lagerhuis mag zich kandidaat stellen; de kandidaat moet bovendien steunverklaringen hebben van 1/10 van de fractieleden in Lagerhuis en Europees Parlement. De Party Conference speelt ook een rol bij deze verkiezing, maar het is mij niet duidelijk welke dat is. De Party Conference is de vergadering van afgevaardigden, van onder andere vakbonden, partijafdelingen, vrouwenorganisaties en jongerenorganisaties. Trouwens, vier van de acht parlementariërs die uit de fractie stapten, waren óók MP’s voor de Co-operative Party. Dat is een andere partij dan de Labour Party. Beide werken wel intensief samen; zo maken alle MP’s van de Co-operative Party deel uit van de Labour Party fractie.

Liberal Democrats Hierin wordt de Leader gekozen door de huidige leden en degenen die tot voor kort – drie maanden geleden – lid waren. Iedereen kan lid worden; uitdrukkelijk worden er geen leeftijdseisen gesteld aan het lidmaatschap, tenminste niet om te stemmen voor de Leader. Ook hier kan een lid zijn stem op meerdere kandidaten uitbrengen, als hij een rangorde tussen hen aanbrengt. Alleen een partijlid dat lid is van de fractie van het Lagerhuis kan zich kandidaat stellen. De kandidaat moet de steun hebben van 1/10 van zijn fractiegenoten en bovendien van 200 gewone leden verdeeld over 20 lokale partijafdelingen en jongeren- en studentenorganisaties binnen de partij.

BRONNEN:

Onderstaande Britse wetgeving is overgenomen van legislation.gov.uk.

Contains public sector information licensed under the Open Government Licence v3.0.

”Leader of the Party”

Section 22 van de Political Parties, Elections and Referendums Act 2000 luidt (gedeeltelijk): (1) Subject to subsection (4), no nomination may be made in relation to a relevant election unless the nomination is in respect of (a) a person who stands for election in the name of a qualifying registered party; or (b) a person who does not purport to represent any party; or (c) a qualifying registered party, where the election is one for which registered parties may be nominated.

Section 24 luidt (gedeeltelijk): (1) For each registered party there shall be— (a) a person registered as the party’s leader; (b) a person registered as the party’s nominating officer; and (c) a person registered as the party’s treasurer; but the person registered as leader may also be registered as nominating officer or treasurer (or both). (2) The person registered as a party’s leader must be—(a) the overall leader of the party; or(b) where there is no overall leader of the party, a person who is the leader of the party for some particular purpose.

Section 28 luidt (gedeeltelijk): (1) A party may apply to be registered under this Part by sending to the Commission an application which (a) complies with the requirements of Part I of Schedule 4,

”Conservative Party”

Artikelen 1, 4, 10 en 17 van de Constitution (2009) plus artikelen 1, 4, 5 en 6 van Schedule 2 en artikel 3 van Schedule 6

”Labour Party”

Clauses I onder 3, VII onder 1 en VI onder 1 en 2 van Chapter One, Clause I onder 1, 2 en 3 van Chapter Two, Clause II onder 2 van Chapter Four en Clause II van Chapter Five, uit het Labour Party Rule Book 2018

”Liberal Democrats”

Artikelen 1.1, 2.9, 3.1, 3.2 en 17.1 van de Federal Constitution of the Liberal Democrats (September 2018) en artikelen 2, 7 en 15 van de Leadership Election Regulations.

Kandidatenlijsten en de waterschapsverkiezingen

DONDERDAG 21 FEBRUARI 2019 Afgelopen maandag is de verkiezingscampagne voor de waterschapsverkiezingen officieel van start gegaan. Net als voor de provinciale verkiezingen is de stemming op woensdag 20 maart, dat is over vier weken. De stemming moet voor beide verkiezingen in dezelfde stemlokalen plaatsvinden. Het stemmen gebeurt op één kandidaat die staat op één van de kandidatenlijsten. Wat is de stand van zaken bij die kandidatenlijsten?

Stembureaus Elk waterschap heeft een eigen centraal stembureau. De stembureaus hebben op 8 februari jl. de kandidatenlijsten officieel vastgesteld. Het gaat hier niet om een formaliteit. Het gaat hier om een officiële beslissing waaraan een onderzoek van alle ingeleverde kandidatenlijsten is voorafgegaan. Elk bureau bestaat naast een voorzitter uit vier personen. Voorzitter is de voorzitter van het waterschap, de dijkgraaf of watergraaf. De anderen zijn benoemd door het dagelijks bestuur van het waterschap. Van het onderzoek wordt een proces-verbaal opgemaakt dat openbaar is.

Aantallen De partijen die aan de verkiezingen willen meedoen, hebben hun kandidatenlijsten op 4 februari bij het bureau ingeleverd. In het Zuid-Hollandse Delfland zijn er 12 ingediend: in het grotendeels Gelderse Rivierenland 9. Op een lijst mogen hooguit 50 kandidaten staan. In Delfland haalt alleen de CDA-lijst dit maximumaantal. Veel minder kandidaten staan op de lijsten van VVD (17), PvdA (15), Partij voor de Dieren (7) en 50Plus (6). In Rivierenland staan er op de kortste lijst toch nog 10 kandidaten, dat is die van 50Plus. Twee lijsten zijn hier van partijen die niet in de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd: AWP en LRR niet politiek wel lokaal en Water Natuurlijk. Laatste heeft tevensde langste lijst (38). In Delfland zijn er zes lijsten van partijen die niet in de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd: AWP niet politiek wel deskundig, Waterschapspartij Puur, PSCC, Water Natuurlijk, Integer Liberaal en de Lijst-Gerritsen. De laatste is tevens de kortste lijst, met slechts één kandidaat.

Foutje Elke kandidaat moet een kopie van een geldig legitimatiebewijs afgeven en schriftelijk verklaren dat hij instemt met zijn kandidaatstelling. Dat gaat wel eens mis. Een voorbeeld hiervan in Delfland was de lijst van AWP niet politiek wel deskundig, waar gegevens van 12 kandidaten ontbraken. Een voorbeeld in Rivierenland was de CDA-lijst, waar gegevens van 9 kandidaten ontbraken. Verzuimherstel is korte tijd mogelijk; kandidaten waarvan verzuimherstel uitblijft, worden door het centraal stembureau van de lijst geschrapt. In Delfland is dat met enkele kandidaten gebeurd.

Ondersteunen Wat voor elke lijst ook nodig zijn, is de betaling van een waarborgsom (225 Euro) en de schriftelijke verklaringen van ondersteuning. Die verklaringen moeten zijn gegeven door kiesgerechtigden uit het waterschap die – uiteraard – zelf niet op de lijst staan. Ook dat gaat wel eens mis, zoals in Delfland bij PSCC, de Partij Sociaal Cultureel Centrum. Dit verzuim is tijdig hersteld. Het centraal stembureau zou de PSCC-lijst anders ongeldig hebben verklaard. Ondersteuningsverklaringen – en waarborgsom – zijn niet nodig als de partij nu al is vertegenwoordigd in het algemeen bestuur van het waterschap, en dus bij de verkiezingen van vier jaar geleden een of meer zetels heeft gehaald. Er is trouwens in ons land geen enkel waterschap waar een lijst ongeldig is verklaard.

Volgorde De partij die de lijst inlevert geeft zelf aan wat de volgorde van de kandidaten moet zijn. Het centraal stembureau schrapt alle kandidaten vanaf de 51e.

Nummers Het centraal stembureau nummert de lijsten. De eerste nummers zijn voor de partijen die bij de laatste waterschapsverkiezingen een of meer zetels hebben gewonnen. Onder hen krijgen de partijen met de meeste stemmen het hoogste nummer. De partij met de meeste stemmen, krijgt dus nummer 1; de partij met de op een na meeste stemmen, krijgt nummer 2. Enzovoorts. Daarna zijn de andere lijsten aan de beurt. In Delfland zijn er 12 partijen (lijsten). 8 daarvan hebben bij de laatste waterschapsverkiezingen een of meer zetels gewonnen. Zij kregen dus de nummers 1 tot en met 8. VVD had de meeste stemmen en kreeg dus nummer 1. CU-SGP kreeg nummer 8, want had de minste stemmen. De overige 4 partijen kregen de nummers 9 tot en met 12; wie van hen welk van die nummers kreeg, is bepaald door het lot!

BRONNEN:

”DONDERDAG 21 FEBRUARI 2019”

Artikel J 6a Kieswet luidt: De stemmingen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vinden in dezelfde stemlokalen plaats.

Artikel J 2 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De stemming geschiedt over de kandidaten wier namen voorkomen op de geldig verklaarde kandidatenlijsten.

”Stembureaus”

Artikel I 4 Kieswet luidt: Op de laatste dag van de termijn, genoemd in artikel I 2, tweede lid, beslist het centraal stembureau in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten voor iedere kieskring waarvoor zij zijn ingeleverd en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering, en maakt deze beslissingen op de zitting bekend.

Artikel E 6a luidt (gedeeltelijk): Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur wordt een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap. Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is. Voorzitter is de voorzitter van het waterschap. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door het dagelijks bestuur.

Artikel E 11 luidt (gedeeltelijk): Er is voor de verkiezing van elk vertegenwoordigend orgaan een centraal stembureau. Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op.

Artikel I 1 luidt (gedeeltelijk): Op de dag na de kandidaatstelling, om zestien uur, houdt het centraal stembureau een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten voor iedere kieskring waarvoor zij zijn ingeleverd.

Artikel I 18 luidt: Van de in de artikelen I 1 en I 4 bedoelde zittingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd

”Aantallen”

Artikel F 1 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats op de maandag in de periode van 30 januari tot en met 5 februari.

Artikel H 1 luidt (gedeeltelijk): Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij het centraal stembureau van negen tot zeventien uur kandidatenlijsten worden ingeleverd.

”Foutje”

Artikel H 9 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Bij de lijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst voor de kieskring of de kieskringen waarvoor zij is ingeleverd. Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.

Artikel I 6 luidt (gedeeltelijk): Het centraal stembureau schrapt van de lijst de naam van de kandidaat van wie niet uit de overgelegde verklaring blijkt dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor deze kieskring.

”Ondersteunen”

Artikel H 4 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Bij de lijst worden, voor iedere kieskring waarvoor de lijst wordt ingeleverd, schriftelijke verklaringen van ondersteuning overgelegd, waarop de kandidaten op dezelfde wijze en in dezelfde volgorde worden vermeld als op de lijst. Het minimum aantal te overleggen verklaringen bedraagt (..) dertig. Lid 2. Verklaringen van ondersteuning voor een kieskring kunnen slechts worden afgelegd door personen die binnen die kieskring als kiezer zijn geregistreerd voor de desbetreffende verkiezing. Lid 3. De kiezer die een verklaring van ondersteuning wenst af te leggen, ondertekent binnen een termijn van veertien dagen voorafgaand aan of op de dag van de kandidaatstelling deze verklaring in het gemeentehuis van de gemeente waar hij als kiezer is geregistreerd, in aanwezigheid van de burgemeester of een door deze daartoe aangewezen ambtenaar. Lid 5. Een kiezer mag niet meer dan één verklaring van ondersteuning ondertekenen. Lid 6. Een overgelegde verklaring van ondersteuning kan niet worden ingetrokken.

Artikel H 4 lid 8 luidt (gedeeltelijk): De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan een of meer zetels zijn toegekend.

Artikel H 13a luidt (gedeeltelijk): Indien het betreft de verkiezing van het algemeen bestuur, moet voor elke lijst een waarborgsom van € 225,– worden betaald aan het waterschap. Artikel H4, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel I 5 luidt (gedeeltelijk): Voor een kieskring is ongeldig de lijst: b. waarbij, indien ten behoeve van de lijst een waarborgsom moet worden betaald, niet gevoegd is het bewijs dat deze betaling is verricht; c. waarbij, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal geldige verklaringen voor deze kieskring, genoemd in artikel H4, eerste lid, is overgelegd.

”Volgorde”

Artikel H 6 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven. Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste vijftig kandidaten worden geplaatst.

Artikel I 6 luidt (gedeeltelijk): Het centraal stembureau schrapt van de lijst de naam van de kandidaat die op de lijst voorkomt na het ten hoogste toegelaten aantal.

”Nummers”

Artikel I 12 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Het centraal stembureau nummert de kandidatenlijsten die hij geldig heeft verklaard.

Artikel I 14 luidt (gedeeltelijk): Eerst worden genummerd de lijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan een of meer zetels zijn toegekend. Aan deze lijsten worden de nummers 1 en volgende toegekend in de volgorde van de bij die verkiezing op de desbetreffende lijsten uitgebrachte aantallen stemmen, met dien verstande dat aan de lijst van de groepering met het hoogste aantal stemmen het nummer 1 wordt toegekend. Vervolgens worden, met de nummers volgende op het laatste krachtens het eerste lid toegekende nummer, genummerd de overige lijsten. (..) beslist het lot.

Lijsttrekkersdebat Eerste Kamer op TV

DINSDAG 19 FEBRUARI 2019 Afgelopen zondag is het eerste televisiedebat gehouden voor de provinciale verkiezingen van 20 maart aanstaande. Dat zijn de verkiezingen van de provinciale staten, het parlement dat elke provincie heeft. De provincie is een bestuurslaag tussen gemeenten en nationale overheid in, en gaat bijvoorbeeld over openbaar vervoer en ruimtelijke ordening. Afgelopen zondag is echter gedebatteerd over Nederland in Europa, het nationaal klimaatbeleid en wie bereid is steun te verlenen aan Rutte-III. Provinciale onderwerpen zijn niet aan bod gekomen. Wat is er aan de hand?

Eerste Kamer Het was een debat tussen de lijsttrekkers van GroenLinks, Forum voor Democratie, PvdA, CDA, VVD en D66, de lijsttrekkers voor de Eerste Kamer. De Eerste Kamerverkiezing vindt plaats op 27 mei aanstaande. Welke relatie is er tussen deze verkiezing en de provinciale verkiezingen? De nieuwe Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de twaalf provinciale staten die op 20 maart worden gekozen (plus door Caribisch Nederland).

570 kiezers Op 27 mei zullen daarom 570 statenleden de 75 leden van de Eerste Kamer kiezen. Het ligt voor de hand dat een statenlid stemt op een kandidaat-Kamerlid van de eigen partij: een CDA-statenlid stemt op een kandidaat-Kamerlid van het CDA, een GroenLinks-statenlid op een kandidaat-Kamerlid van GroenLinks, enzovoorts. De Nederlandse inwoners van een provincie kiezen de statenleden van hun provincie op 20 maart. Deze keuze is tevens een keuze voor de (politieke samenstelling van de) Eerste Kamer vanaf 27 mei, al is dat dan ook een indirecte keuze. Dit is een belangrijke reden dat in het kader van de provinciale verkiezingen lijsttrekkers voor de Eerste Kamer met elkaar televisiedebatten aangaan over nationale onderwerpen (die weinig of niets met provinciaal beleid van doen hebben).

Burger Eigenlijk brengt de burger op 20 maart dus twee stemmen uit: een voor het provinciaal bestuur en een voor de Eerste Kamer. Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat een kiezer voor het provinciaal bestuur op een kandidaat van de ene partij wil stemmen en voor de Eerste Kamer op een kandidaat van een andere partij. Hij zal dan moeten beslissen welke keuze voorrang krijgt, zoals ook de Staatscommissie parlementair stelsel vorig jaar schreef in haar eindrapport Lage Drempels, Hoge Dijken. Democratie en rechtsstaat in balans (bladzijde 308). Toch is de staatscommissie er geen voorstander van om de burger twee echte stemmen te geven, een keer voor het provinciaal bestuur en een keer voor de Eerste Kamer. De Staatscommissie is geen voorstander van directe verkiezing van de Eerste Kamer (bladzijde 309).

7000 kiezers Directe verkiezing van de Eerste Kamer is natuurlijk niet de enige oplossing van deze keuzestress. Een andere oplossing is om de Eerste Kamer te laten kiezen door gemeenteraadsleden. Het is waar dat de burgers ook de gemeenteraden kiezen, maar er zijn belangrijke verschillen. Zo is het aantal gemeenteraadsleden veel groter (7000 in plaats van 570) en worden in gemeenteraden veel meer volksvertegenwoordigers gekozen voor (lokale) partijen die niet in de Eerste Kamer zijn vertegenwoordigd.

Franse Eerste Kamer Er zijn landen waar de Eerste Kamer wordt gekozen door de gemeenteraadsleden. Bijvoorbeeld Frankrijk; de senaat wordt hier (vrijwel uitsluitend) gekozen door de gemeenteraadsleden.

Buitenlandse kiezers De staatscommissie is hier evenmin voorstander van, omdat buitenlandse kiezers die hier wonen hun stem mogen uitbrengen voor de gemeenteraad en op die manier indirect invloed krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer (bladzijde 310), en dat is onwenselijk. Voor de gemeenteraad zijn buitenlanders die uit de Europese Unie komen sowieso kiesgerechtigd. Andere buitenlanders – bijvoorbeeld vluchtelingen – kunnen ook kiesgerechtigd zijn; daarvoor moeten zij in elk geval vijf jaar een verblijfsvergunning hebben. Wie als buitenlander kiesgerechtigd is, mag zich ook kandidaat stellen voor de gemeenteraad.

Electoraat van Franse Eerste Kamer? Hoe wordt daarover in Frankrijk gedacht? Buitenlanders die uit de Europese Unie komten, zijn in Frankrijk – net als in Nederland – kiesgerechtigd voor de gemeenteraad. Andere buitenlanders – zoals vluchtelingen – komen daarvoor niet in aanmerking, anders dan in ons land. Hoe dan ook: de EU-kiezers hebben daardoor indirect invloed op de samenstelling van de Franse Eerste Kamer, de Sénat. Zij mogen zich ook kandidaat stellen voor de gemeenteraad. Echter, de gemeenteraadsleden uit de EU mogen niet meedoen aan de verkiezing van de Franse Eerste Kamer, Sénat.

BRONNEN:

Onderstaande Franse wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution Version consolidée https://www.legifrance.gouv.fr/affichCode.do?cidTexte=LEGITEXT000006070239 au premier janvier 2019

”Eerste Kamer”

Artikel Q 1 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten.

‘570 kiezers”

Artikel B 2 van de Kieswet luidt: De leden van provinciale staten worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de provincie, mits zij Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

”Burger”

Staatscommissie, Eindrapport :LAGE DREMPELS, HOGE DIJKEN Democratie en rechtsstaat in balans Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel 2018

”7000 kiezers”

Artikel B3 Kieswet (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Lid 2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen om kiesgerechtigd te zijn op de dag van de kandidaatstelling tevens te voldoen aan de vereisten dat: a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l van de Vreemdelinenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag van de kandidaatstelling gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.

”Franse Eerste Kamer”

Artikel L280 Code électoral luidt: La composition du collège électoral appelé à élire les sénateurs assure, dans chaque département, la représentation des différentes catégories de collectivités territoriales et de la diversité des communes, en tenant compte de la population qui y réside.

Ce collège électoral est composé :1° Des députés et des sénateurs ; 2° Des conseillers régionaux de la section départementale correspondant au département et des conseillers de l’Assemblée de Corse désignés dans les conditions prévues par le titre III bis du présent livre ; 2° bis Des conseillers à l’assemblée de Guyane et des conseillers à l’assemblée de Martinique ; 3° Des conseillers départementaux ; 4° Des délégués des conseils municipaux ou des suppléants de ces délégués.

Artikel L284 luidt: Les conseils municipaux élisent parmi leurs membres dans les communes de moins de 9 000 habitants :

– un délégué pour les conseils municipaux de sept et onze membres ;

– trois délégués pour les conseils municipaux de quinze membres ;

– cinq délégués pour les conseils municipaux de dix-neuf membres ;

– sept délégués pour les conseils municipaux de vingt-trois membres ;

– quinze délégués pour les conseils municipaux de vingt-sept et vingt-neuf membres.

Dans le cas où le conseil municipal est constitué par application des articles L. 2113-6 et L. 2113-7 du code général des collectivités territoriales relatif aux fusions de communes dans leur rédaction antérieure à la loi n° 2010-1563 du 16 décembre 2010 de réforme des collectivités territoriales, le nombre de délégués est égal à celui auquel les anciennes communes auraient eu droit avant la fusion.

Artikel L285 luidt: Dans les communes de 9 000 habitants et plus, tous les conseillers municipaux sont délégués de droit.En outre, dans les communes de plus de 30 000 habitants, les conseils municipaux élisent des délégués supplémentaires à raison de 1 pour 800 habitants en sus de 30 000.

”Buitenlandse kiezers”

Artikel B3 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Lid 2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen om kiesgerechtigd te zijn op de dag van de kandidaatstelling tevens te voldoen aan de vereisten dat: a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l van de Vreemdelinenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag van de kandidaatstelling gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.

Artikel 10 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht. Lid 2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat: a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l van de Vreemdelinenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.

Artikel 10 Provinciewet luidt: Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

”Electoraat van Franse Eerste Kamer”

Artikel LO 227-1 van de Code électoral luidt (gedeeltelijk): Les citoyens de l’Union européenne résidant en France, autres que les citoyens français, peuvent participer à l’élection des conseillers municipaux dans les mêmes conditions que les électeurs français, sous réserve des dispositions de la présente section.

Les personnes mentionnées au premier alinéa sont considérées comme résidant en France si elles y ont leurdomicile réel ou si leur résidence y a un caractère continu. Pour l’application de la présente section, l’élection des membres du Conseil de Paris est assimilée à celle des conseillers municipaux.

Artikel L228 luidt: Sont éligibles au conseil municipal tous les électeurs de la commune et les citoyens inscrits au rôle des contributions directes ou justifiant qu’ils devaient y être inscrits au 1er janvier de l’année de l’élection.

Artikel L228-1 luidt: Sont en outre éligibles au conseil municipal ou au Conseil de Paris les ressortissants des Etats membres del’Union européenne autres que la France qui :

a) Soit sont inscrits sur la liste électorale complémentaire de la commune ;

b) Soit remplissent les conditions légales autres que la nationalité française pour être électeurs et être inscritssur une liste électorale complémentaire en France et sont inscrits au rôle d’une des contributions directes de la commune ou justifient qu’ils devaient y être inscrits au 1er janvier de l’année de l’élection.

Artikel LO286-1 luidt: Les conseillers municipaux et les membres du Conseil de Paris qui n’ont pas la nationalité française ne peuvent ni être membres à un titre quelconque du collège électoral sénatorial ni participer à l’élection à ce collège de délégués, de délégués supplémentaires et de suppléants.

Artikel LO286-2 luidt: Dans les communes dont tous les conseillers municipaux sont délégués de droit, les conseillers municipaux qui n’ont pas la nationalité française sont remplacés au collège électoral des sénateurs et lors de la désignation des délégués supplémentaires et suppléants par les candidats français venant immédiatement après le dernier candidat élu de la liste sur laquelle ils se sont présentés à l’élection municipale.

Provincie Utrecht teert wekelijks 2,6 miljoen euro in op reserves

DONDERDAG 14 FEBRUARI 2019 Een belangrijke inkomstenbron voor provincies is het Provinciefonds. Elke provincie ontvangt uit dit fonds uitkeringen van het Rijk. Utrecht moet het voorlopig met een gekorte uitkering doen; dat betekent 2,6 miljoen Euro minder, per week. Wat is er aan de hand?

Jaarrekening De Utrechtse jaarrekening over 2017 is nog niet vastgesteld. Gedeputeerde staten van een provincie – GS – moeten elk jaar de rekening opstellen van de baten en lasten en van de grootte en samenstelling van het vermogen: de jaarrekening. Die jaarrekening wordt per kalenderjaar opgesteld. GS zijn het dagelijks bestuur van een provincie. Ze leggen met de jaarrekening verantwoording af aan Provinciale Staten, dat is het algemeen bestuur van een provincie. Provinciale staten – PS – wordt gevraagd om deze jaarrekening vast te stellen. PS verlenen décharge aan GS, als ze de jaarrekening vaststellen.

Accountant PS mogen de jaarrekening niet vaststellen zonder accountantsverklaring. De accountantsverklaring wordt afgegeven door een accountant. Een accountant geeft zo’n verklaring pas af na controle van de jaarrekening en als uit die controle blijkt dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de baten en lasten en van de grootte en samenstelling van het vermogen. PS wijzen aan wie de accountant moet worden. De Utrechtse PS hebben accountantskantoor Ernst & Young (EY) aangewezen. EY weigert de accountantsverklaring voor de jaarrekening 2017 af te geven.

Tram EY weigert de accountantsverklaring af te geven in verband met een post van 10 miljoen Euro die te maken heeft met de aanleg van de Uithoflijn, een tramverbinding tussen Utrecht Centraal en universiteitscomplex Uithof, 8 kilometer verderop.

60% Elke provincie moet de vastgestelde jaarrekening met de accountantsverklaring vóór 15 juli naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken sturen. Anders mag het Rijk de uitkering uit het Provinciefonds opschorten. De jaarrekening 2017 moet vóór 15 juli 2018 zijn opgestuurd. De provincie Utrecht heeft anno 2019 nog steeds geen jaarrekening 2017 opgestuurd. De minister heeft daarom besloten om (het voorschot op) de uitkering per 1 januari jl. te korten met 60%, dat betekent wekelijks 2,6 miljoen Euro minder uitkering voor Utrecht. Het is een tijdelijke maatregel, maar het ministerie kan niet aangeven hoe lang hij duurt. Trouwens, als alles weer in orde komt, kan Utrecht de volledige uitkering alsnog tegemoet zien.

Geen shutdown De lagere uitkering betekent voor Utrecht minder inkomsten. In de krant staat dat Utrecht dankzij haar financiële reserves voorlopig al haar begrote uitgaven kan blijven doen, zoals uitbetaling van salarissen en openstelling van openbare parken en diensten. Dat is een groot verschil met de situatie in de VS: de shutdown aldaar. De shutdown in de VS is het gevolg van begrotingsperikelen: de federale begroting is daar niet op tijd vastgesteld. In Utrecht is niet de vaststelling van de begroting overdue maar de vaststelling van de jaarrekening. Als het in Utrecht de begroting 2019 was geweest die niet op tijd was vastgesteld – dat wil zeggen vóór 1 januari – dan zou Utrecht – net als de federale overheid in de VS – geen uitgaven mógen doen.

Wel (weer) shutdown De vaststelling van de federale begroting in de VS is onder andere problematisch vanwege de muur die President Trump wil bouwen aan de Mexicaanse grens, om de migranten uit Midden- en Zuid-Amerika tegen te houden. Daarvoor is een begrotingspost nodig. Vaststelling van de begroting is niet mogelijk zonder medewerking van het Huis van Afgevaardigden. Dat Huis heeft sinds begin januari een meerderheid van Democrats. Zij zien die muur niet zitten, en weigeren daarom hun medewerking. President Trump wil de muur echter niet uit zijn ingediende begroting halen. Eind januari is een ”bestand” gesloten tussen Huis en President, waarmee de shutdown tijdelijk is opgeheven. Dat bestand loopt morgen trouwens alweer af!

BRONNEN:

”Jaarrekening”

Artikel 201 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

Artikel 202 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de provincie.

Artikel 203 luidt: Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van gedeputeerde staten ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

”Accountant”

Artikel 201 Provinciewet luidt: Lid 1. Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Lid 2. Gedeputeerde staten voegen daarbij de verslagen, bedoeld in artikel 217a, tweede lid. Lid 3. Provinciale staten leggen de in het eerste en tweede lid, alsmede de in artikel 217, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is op de in artikel 19, tweede lid bedoelde wijze, voor een ieder ter inzage en stellen ze algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Provinciale staten beraadslagen over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 217 luidt (gedeeltelijk): Lid 2. Provinciale staten wijzen een of meer accountants aan (..) belast met de controle van de in artikel 201 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. Lid 3. De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of: a. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en de samenstelling van het vermogen; b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Lid 4. Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over: a. de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en b. onrechtmatigheden in de jaarrekening. Lid 5. De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan provinciale staten en een afschrift daarvan aan gedeputeerde staten.

”60%”

Artikel 17b Financiële-verhoudingswet luidt (gedeeltelijk): Lid 3. Onze Ministers kunnen de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, aan de betreffende provincie of gemeente geheel of gedeeltelijk opschorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken indien: a. gedeputeerde staten nalaten de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zenden binnen de in dat artikellid genoemde termijn, dan wel, als uitstel is verleend, binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend, of b. de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, na het verstrijken van de voorgeschreven termijn, niet is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het derde lid van dat artikel. Lid 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet terstond mededeling aan het desbetreffende bestuursorgaan van een besluit als bedoeld in het derde lid, met vermelding van de mate waarin en de periode waarvoor de betalingen ten hoogste geschorst worden. De betalingen worden hervat in de week nadat de informatie is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het derde lid van artikel 17a.

Artikel 17a lid 1 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten zenden de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van: a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet en b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet.

Artikel 15 eerste lid luidt: Onze Ministers doen betalingen uit de fondsen aan de provincies en de gemeenten, zo nodig vooruitlopend op de vaststelling van de uitkeringen over het uitkeringsjaar.

”Geen shutdown”

Artikel 193 Provinciewet luidt: Lid 1. Voor alle taken en activiteiten brengen provinciale staten jaarlijks op de begroting de bedragen die zij daarvoor beschikbaar stellen, alsmede de financiële middelen die zij naar verwachting kunnen aanwenden. Lid 2. Provinciale staten zien erop toe dat de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Hiervan kunnen zij afwijken indien aannemelijk is dat het structureel en reëel evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht. Lid 3. Behoudens het bepaalde in de artikelen 212 en 213 kunnen ten laste van de provincie slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht. Lid 4. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

Artikel 195 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

Artikel 196 luidt (gedeeltelijk): Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

CDA-congres en de regeling van het kinderpardon

DINSDAG 12 FEBRUARI 2019 Het CDA heeft afgelopen zaterdag haar partijcongres – ledenvergadering – gehouden in de Amsterdamse Kromhouthal. Op de agenda stond onder andere de regeling van het kinderpardon. CDA is een regeringspartij met 19 zetels in de Tweede Kamer. Wat is er besloten?

Pardon De regeling van het kinderpardon is een regeling waardoor iemand in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als hij of zijn ouders op of voor zijn 13e asiel hebben aangevraagd en daarna ons land niet meer hebben verlaten. In de afgelopen jaren hebben maar weinig asielzoekers daadwerkelijk zo’n verblijfsvergunning gekregen. De IND heeft hun aanvraag veelal geweigerd, omdat ouders zich na de asielprocedure enige tijd aan het toezicht van de overheid hebben onttrokken of niet genoeg hebben meegewerkt aan vertrek uit Nederland.

Congres Elk partijlid mag volgens de CDA-statuten het partijcongres bezoeken en er zijn stem uitbrengen; ieder heeft één stem. Dit lidmaatschap staat open voor iedereen vanaf 14 jaar (!) die de Nederlandse nationaliteit bezit. Ik weet niet hoeveel leden het congres van afgelopen zaterdag hebben bezocht, maar voor geldige besluitvorming voldoet de aanwezigheid van 75 leden. Een besluit wordt genomen met een gewone meerderheid van stemmen, dus de helft plus één.

Resoluties Het congres van afgelopen zaterdag heeft zich onder andere gebogen over resoluties. Die resoluties gaan bijvoorbeeld over de proeftijd in het arbeidsrecht, studieschuld, AOW, asbest, energietransitie en over de regeling van het kinderpardon. 25 leden mogen gezamenlijk een resolutie voorleggen aan het partijcongres, die het vervolgens bespreekt en ten slotte over besluit om hem al dan niet aan te nemen. Niet alleen (25) leden maar ook elke provinciale of gemeentelijke afdeling mag een resolutie voorleggen. Ook het jongeren- en het vrouwennetwerk van de partij mogen dat doen, tenzij het bestuur bezwaar maakt. Afgelopen zaterdag zijn er 17 resoluties voorgelegd. Elke resolutie wordt samen met een preadvies van het partijbestuur voorgelegd; dat preadvies kan luiden overnemen, gewijzigd overnemen of niet overnemen.

Geworteld 4 van die 17 resoluties zijn ingediend door individuele leden. Dat is ook het geval met de twee resoluties over de regeling van het kinderpardon. De ene heet Oplossing voor in Nederland gewortelde kinderen; deze is ingediend door ruim 100 individuele leden plus enkele provinciale en gemeentelijke afdelingen en het vrouwennetwerk. De andere Snelle oplossing voor met uitzetting bedreigde gewortelde kinderen is ingediend door ongeveer 30 individuele leden. Het preadvies luidt voor beide overnemen.

Tweede Kamer Uit de krant heb ik begrepen dat de eerstgenoemde resolutie is aangenomen, per acclamatie. Ik beperk me nu in deze bijdrage tot deze resolutie. In Oplossing voor in Nederland gewortelde kinderen worden twee oproepen gedaan aan de eigen Tweede Kamerfractie. Ten eerste: de regeling moet voor bestaande gevallen aanzienlijk worden versoepeld; gevallen waarin de vergunning is geweigerd moeten worden heroverwogen. Die regeling is opgenomen in de Vreemdelingencirculaire, dat is een beleidsregel. Ten tweede: de oproep dat in 2019 nieuwe, uitvoerbare wetgeving wordt uitgewerkt waardoor toekomstige verblijfsrechtelijke procedures voor gezinnen met kinderen binnen vijf jaar worden afgerond. Met andere woorden: ervoor zorgen dat dit jaar een wet met zekere inhoud tot stand komt.

Statuten Het partijcongres mag op grond van de statuten het politieke beleid van de Tweede Kamerfractie bespreken en toetsen, en het mag ook resoluties aannemen over vraagstukken van politiek beleid.

Grondwet Maar zou deze statutaire bevoegdheid in strijd kunnen komen met de Grondwet? In de resolutie wordt de Tweede Kamerfractie opgeroepen om (zich in te spannen) een nieuwe wet met een zekere inhoud tot stand te brengen. Hoe verhoudt zich deze oproep tot het lastverbod van Kamerleden? Kamerleden moeten volgens de Grondwet namelijk stemmen zonder last! Kamerleden moeten hun stem dus in elk geval uitbrengen zonder opdracht van het partijbestuur of de ledenvergadering/partijcongres. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor het uitbrengen van hun stem, maar voor al hun werkzaamheden in de Kamer, inclusief de indiening van wetsvoorstellen en de mondelinge of schriftelijk bijdrage die aan wetsvoorstellen wordt geleverd. De (leden van de) Tweede Kamerfractie zijn dus niet juridisch gebonden aan de oproep uit de resolutie om een wet met zekere inhoud tot stand te brengen. Echter, de Grondwet laat eenieder vrij – zeker ook het partijcongres – om bij Kamerleden zo’n oproep te doen. Bovendien: Kamerleden mogen er natuurlijk wel gevolg aan geven.

Staatssecretaris Resoluties moeten geruime tijd voor de dag van het partijcongres worden ingediend bij het partijbestuur. De Tweede Kamerfractie moet daarom al in januari op de hoogte zijn geweest van de resolutie. De fractie heeft al in de loop van januari binnen de coalitie aangedrongen op aanzienlijke versoepeling van de regeling van het kinderpardon op bestaande gevallen; ze heeft dus niet de stemming van afgelopen zaterdag afgewacht. Eind januari heeft dit ertoe geleid dat de staatssecretaris de regeling van het kinderpardon in de Vreemdelingencirculaire heeft herzien. Tot zover de eerste oproep. Ik weet niet of er in verband met de tweede oproep (bij de fractie) plannen zijn om stappen te maken.

BRONNEN:

pardon

De oude regeling van het kinderpardon in de Vreemdelingencirculaire (tot 29 januari):

https://wetten.overheid.nl/BWBR0012289/2019-01-01/#Circulaire.divisieB9_Circulaire.divisie6

Vindplaatsen Statuten en Huishoudelijk Reglement (2018) van het CDA:

https://d2vry01uvf8h31.cloudfront.net/CDA/Documenten/2018/Diverse/CDA%20Statuten%20%26%20Huishoudelijk%20Reglement%20%282018%29.pdf

”Congres”

Zie achtereenvolgens de artikelen 33, 7, 102 van de CDA-statuten en artikel 22 van het Huishoudelijk Reglement en de artikelen 5, 104 en 103 van weer de statuten.

”Resoluties”

Zie artikel 23 Huishoudelijk Reglement van het CDA.

”Statuten”

Artikel 34 van de CDA-statuten

”Grondwet”

Artikel 67 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De (Kamer)leden stemmen zonder last.

”Staatssecretaris”

De nieuwe regeling van het kinderpardon in de Vreemdelingencirculaire (vanaf 29 januari):

https://ind.nl/over-ind/Paginas/Alles-over-de-Regeling-langdurig-verblijvende-kinderen.aspx

Politiewapens

VRIJDAG 8 FEBRUARI 2019 De burgemeester van Amsterdam heeft besloten om de buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) geen wapenstok en pepperspray te geven. De boa’s zijn geen politieambtenaren. Vooral vanwege de problemen in de binnenstad hadden de boa’s om deze wapens gevraagd. Wel komen er in de Amsterdamse binnenstad meer politieambtenaren voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Er komt dus meer blauw op straat. Die politieambtenaren hebben wel een wapenstok en pepperspray bij zich. Welke wapens hebben politieambtenaren zoal bij zich?

Pepperspray De politieambtenaar draagt altijd een korte wapenstok, pepperspray, een pistool en handboeien bij zich. De wapenstok wordt gummiknuppel genoemd; sinds enige tijd heeft de politie uitschuifbare wapenstokken. Pepperspray is een spray met een sterk prikkelende stof; hij wordt meegenomen in een spuitbus. Een politieambtenaar heeft ook altijd een nazorgset bij zich, voor het geval hij iemand heeft bespoten met pepperspray. Zijn pistool is semiautomatisch. De korpschef (de landelijke baas van de politie) kan daaraan een lange wapenstok, tiewraps (soort handboeien), (beschermings)schild en helm toevoegen. Handboeien en schild zijn wettelijk gezien trouwens geen wapens maar uitrusting.

Bovendien heeft de Mobiele eenheid ook altijd een lange wapenstok bij zich, een granaatwerper en een waterkanon. De granaatwerper is een geweer dat wordt gebruikt om traangasgranaten af te schieten. Het waterkanon heet officieel waterwerper.

Arrestatieteams hebben naast traangasgranaten ook altijd andere granaten bij zich, namelijk rookgranaten en lawaaigranaten. Het team draagt naast de gummiknuppel ook het stroomstootwapen, de elektrische wapenstok. Wat de vuurwapens betreft, wordt niet alleen een handwapen (pistool) gedragen maar ook schoudervuurwapens en repeteervuurwapens. Ook heeft het team de beschikking over explosieven.

Wapengebruik Natuurlijk betekent het dragen van een wapen niet dat de politieambtenaar het onder alle omstandigheden mag gebruiken. Wapengebruik mag alleen als dat redelijk is en een ander middel om het beoogde doel te bereiken niet mogelijk is.

Marechaussees zijn onder andere de politieambtenaren op Schiphol en (op andere plaatsen) aan de grens. De Marechaussees kunnen beschikken over alle wapens waarover de politieambtenaar kan beschikken. Ze kunnen echter over veel meer wapens beschikken, zoals stiletto’s, katapulten, alle soorten vuurwapens, degens en sabels en niet te vergeten kruisbogen en harpoenen.

BRONNEN:

”Vrijdag 8 februari 2019”

Artikel 2 Politiewet: Ambtenaren van politie in de zin van deze wet zijn:

a. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

b. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

c. vrijwillige ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

d. ambtenaren van de rijksrecherche die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche.

Artikel 3 luidt: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

”Pepperspray”

Artikel 22 Politiewet 2012: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de bewapening, de uitrusting en de kleding van de ambtenaren van politie.

Artikel 1 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. ambtenaar: de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012, met de rang hoger dan die van surveillant van politie

b. pistool: semi-automatisch pistool, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

g. pepperspray: spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC);

Artikel 2 luidt:

Lid 1. De bewapening van de ambtenaar bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:

a. een korte wapenstok;

b. pepperspray;

c. het pistool.

Lid 2. De korpschef kan bepalen dat de bewapening van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede bestaat uit een lange wapenstok.

Lid 3. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:

a. handboeien;

b. een koppel;

c. een veiligheidsvest;

d. nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.

Lid 4. Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.

Lid 5. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:

a. een tactisch vest;

b. een kogelwerende helm;

c. een gasmasker;

d. een schild.

Artikel 14 luidt: Onverminderd de artikelen 2 tot en met 13 kan Onze Minister aan door hem aangewezen ambtenaren andere dan de in dit besluit genoemde wapens en munitie toekennen.

”Mobiele eenheid”

Artikel 26 van het Besluit beheer politie luidt (gedeeltelijk): De regionale eenheden beschikken ieder over een organisatie van mobiele eenheden ten behoeve van (..)

Artikel 11 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: De bewapening van de ambtenaar die behoort tot de mobiele eenheid, bedoeld in artikel 26 van het Besluit beheer politie, kan tijdens de uitoefening van de dienst mede bestaan uit:

a. een lange wapenstok;

b. de granaatwerper en CS-traangasgranaten;

c. een waterwerper.

Artikel 1 luidt: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: e. granaatwerper: een granaatwerper, kaliber 40 mm;

”Arrestatieteams”

Artikel 11, onder a, van het Besluit beheer politie luidt (gedeeltelijk): De Dienst speciale interventies heeft in ieder geval tot taak: a. het in stand houden van aanhoudings- en ondersteuningsteams die, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen,

Artikel 1 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: c. semi-automatisch schoudervuurwapen: semi-automatisch schoudervuurwapen, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter; d. automatisch schoudervuurwapen: automatisch schoudervuurwapen, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

f. repeteervuurwapen: een repeteervuurwapen, kaliber 12; h. aanhoudings- en ondersteuningsteam: een aanhoudings- en ondersteuningsteam als bedoeld in artikel 11, onder a, van het Besluit beheer politie

Artikel 13 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningsteam, kan tijdens de uitoefening van de dienst mede bestaan uit:

a. rook- en lawaaigranaten;

b. een elektrische wapenstok;

c. de granaatwerper en CS-traangasgranaten;

d. het semi-automatisch schoudervuurwapen;

e. het automatisch schoudervuurwapen;

f. het repeteervuurwapen;

g. het stroomstootwapen.

Lid 2. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat mede uit explosieven.

”Wapengebruik”

Artikel 7 Politiewet luidt (gedeeltelijk): De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld of vrijheidsbeperkende middelen te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.

Dit is verder uitgewerkt in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (een KB).

”Marechaussees”

Artikel 4 van de Politiewet 2012luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Aan de Koninklijke marechaussee, die onder het beheer van Onze Minister van Defensie staat, zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, de volgende politietaken opgedragen:

c. de uitvoering van de politietaak op de luchthaven Schiphol en op de andere door Onze Minister en Onze Minister van Defensie aangewezen luchtvaartterreinen, alsmede de beveiliging van de burgerluchtvaart;

f. de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, waaronder begrepen de bediening van de daartoe door Onze Minister voor Immigratie en Asiel aangewezen doorlaatposten en het, voor zover in dat verband noodzakelijk, uitvoeren van de politietaak op en nabij deze doorlaatposten, alsmede het verlenen van medewerking bij de aanhouding of voorgeleiding van een verdachte of veroordeelde;

Artikel 17 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt (gedeeltelijk): De bewapening van (..) de Koninklijke marechaussee bestaat uit:

a. de wapens, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 14;

b. andere wapens van de categorieën I, II, III en IV en munitie van de categorieën II en III, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

Artikel 2 van de Wet wapens en munitie luidt (gedeeltelijk): Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.

Categorie I

1°. stiletto’s, valmessen en vlindermessen;

2°. andere opvouwbare messen (..)

3°. boksbeugels, ploertendoders, wurgstokken, werpsterren, vilmessen, ballistische messen en geluiddempers voor vuurwapens;

4°. blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;

5°. pijlen en pijlpunten bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die zijn voorzien van snijdende delen met de kennelijke bedoeling daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken;

6°. katapulten;

7°. andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.

Categorie II

1°. vuurwapens die niet onder een van de andere categorieën vallen;

2°. vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren;

3°. vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel dat de aanvalskracht wordt verhoogd;

4°. vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;

5°. voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische hulpmiddelen;

6°. voorwerpen, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen en van vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen, bestemd voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of traanverwekkende stof;

7°. voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, met uitzondering van explosieven voor civiel gebruik indien met betrekking tot deze explosieven erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik.

Categorie III

1°. vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen voor zover zij niet vallen onder categorie II sub 2°, 3° of 6°;

2°. toestellen voor beroepsdoeleinden die geschikt zijn om projectielen af te schieten;

3°. werpmessen;

4°. alarm- en startpistolen en -revolvers, met uitzondering van alarm- en startpistolen die:

a. geen loop of een kennelijk verkorte, geheel gevulde loop hebben;

b. zodanig zijn ingericht dat zij uitsluitend knalpatronen van een kaliber niet groter dan 6 mm kunnen bevatten; en

c. waarvan de ligplaats van de patronen en de gasuitlaat loodrecht staan op de loop of op de lengterichting van het wapen.

Categorie IV

1°. blanke wapens waarvan het lemmet meer dan een snijkant heeft, voor zover zij niet vallen onder categorie I;

2°. degens, zwaarden, sabels en bajonetten;

3°. wapenstokken;

4°. lucht-, gas- en veerdrukwapens, behoudens zulke door Onze Minister overeenkomstig categorie I, sub 7°, aangewezen die zodanig gelijken op een vuurwapen dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn;

5°. kruisbogen en harpoenen;

6°. bij regeling van Onze Minister aangewezen voorwerpen die geschikt zijn om daarmee personen ernstig lichamelijk letsel toe te brengen;

7°. Voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën vallen.