Grote grazers bij de Oostvaardersplassen en de Wet dieren

DONDERDAG 26 APRIL 2018. In het (droge) deel van de Oostvaardersplassen in de provincie Flevoland zijn in de afgelopen maanden veel grote grazers overleden. Er was te weinig voedsel beschikbaar voor de vele konikpaarden, heckrunderen en edelherten. Daardoor leden de dieren honger en stierven uiteindelijk de hongerdood (of werden om humane redenen gedood door de beheerders). De beheerders wilden de dieren om ecologische redenen niet bij voederen, onder andere omdat de natuur haar gang moest kunnen gaan. Velen waren het daar om dierenwelzijnsredenen niet mee eens; zij wijzen bijvoorbeeld naar de Wet dieren. Daarin staat onder andere dat dieren in elk geval gevrijwaard moeten zijn van honger en onjuiste voeding. De beheerders wijzen erop dat deze wet alleen van toepassing is op gehouden dieren en dat de grote grazers in de Oostvaardersplassen in het wild leven en dus geen gehouden dieren zijn in de zin van de wet (ook al staan er hekken om het leefgebied). Wat staat erover in de wet en wat zegt de minister erover bij de behandeling van het wetsvoorstel? De wet is hierover niet erg duidelijk. De minister zegt bij de behandeling van het wetsvoorstel dat tot de gehouden dieren in elk geval de landbouwhuisdieren (bijvoorbeeld melkkoeien) en gezelschapsdieren (hond en kat) worden gerekend. Ik denk niet dat de grote grazers in de Oostvaardersplassen daartoe gerekend kunnen worden. De minister zegt dat ook bij andere dieren sprake kan zijn van het houden van dieren. Of dat zo is, is dan afhankelijk van de verkeersopvattingen. Ter ondersteuning verwijst de minister naar de wettelijke regeling over het houden van dingen (waaronder dieren) in het Burgerlijk Wetboek. Ik heb maar een deel van de parlementaire behandeling bekeken!

Artikel 1.2 Wet dieren luidt (gedeeltelijk): Het bij en krachtens deze wet gestelde over dieren is van toepassing op gehouden dieren, voor zover niet anders is bepaald.

Artikel 1.3 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend. Lid 2. Onder erkenning van de intrinsieke waarde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan erkenning van de eigen waarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. (Er) wordt in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd. Lid 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt tot de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven in elk geval gerekend dat dieren zijn gevrijwaard van dorst, honger en onjuiste voeding, voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd.

De minister schrijft in 2008 in de Memorie van toelichting (paragraaf 3.1) bij het wetsvoorstel: Het doel van het wetsvoorstel is te komen tot een samenhangend stelsel van regels die als kenmerk hebben dat zij direct verband houden met het gehouden dier. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren en overige gehouden dieren. Het wetsvoorstel ziet, behoudens uitzondering niet op in het wild levende dieren en ook niet op dierproeven als bedoeld in de Wet op de dierproeven. De regelgeving voor beide beleidsterreinen staat in een andere context, namelijk die van soortbescherming onderscheidenlijk wetenschappelijk, voornamelijk medisch onderzoek.

De minister schrijft in 2009 in de Nota naar aanleiding van het verslag (pagina 5): Of een dier wordt gehouden wordt, ingevolge artikel 3:107 van het Burgerlijk Wetboek aan de hand van verkeersopvattingen bepaald. Bij dieren wordt in jurisprudentie aangenomen dat sprake is van een gehouden dier als dat dier zich in de beschikkingsmacht van een mens bevindt.

Artikel 107 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek luidt: Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Bezit is onmiddellijk, wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt. Bezit is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed voor hem houdt. Houderschap is op overeenkomstige wijze onmiddellijk of middellijk.

Artikel 108 luidt: Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de navolgende regels en overigens op grond van uiterlijke feiten.

Toelating tot gemeenteraad van Heerlen

MAANDAG 23 APRIL 2018. In de maand voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen heb ik de bestuurlijke vernieuwing in de verkiezingsprogramma’s van vijf gemeenten weergegeven: Dordrecht, Tilburg, Zutphen, Harlingen en Heerlen. In de daarop volgende weken heb ik een staatsrechtelijk onderwerp behandeld dat naar aanleiding van de officiële verkiezingsuitslagen in een van deze gemeenten speelt. In de afgelopen twee weken zijn Dordrecht (restzetelverdeling), Tilburg (ongeldige en blanco stemmen), Zutphen (stemmen met een volmacht) en Harlingen (aannemen van de benoeming) besproken.

De Limburgse gemeente Heerlen is de hekkensluiter. De gemeenteraad van deze gemeente bestaat uit 37 leden die in de nieuwe samenstelling zijn verdeeld over 11 fracties of groeperingen. Het onderwerp voor deze gemeente is toelating tot de gemeenteraad. Toelating van de nieuwe 37 gemeenteraadsleden na de verkiezingen is geen automatisme. Een raadslid dat gekozen en benoemd is (en zijn benoeming heeft aangenomen) wordt ingevolge de Kieswet pas toegelaten tot de gemeenteraad na de beslissing dat hij wordt toegelaten. Het is de gemeenteraad in de oude samenstelling die daarover beslist. De oude gemeenteraad neemt die beslissing in een (openbare) vergadering. De oude gemeenteraad onderzoekt daartoe ingevolge de Gemeentewet of het raadslid aan de wettelijke vereisten voor het raadslidmaatschap voldoet en of hij geen openbare betrekkingen bekleedt die onverenigbaar zijn met het raadslidmaatschap. Dat onderzoek gebeurt aan de hand van informatie die het raadslid zelf heeft overhandigd. Het onderzoek heet het onderzoek van de geloofsbrieven. Die beslissing wordt het raadslid terstond meegedeeld door de voorzitter van de oude gemeenteraad. De oude gemeenteraad van Heerlen heeft op 27 maart vergaderd en daarin unaniem besloten om alle 37 raadsleden toe te laten

Artikel V 3 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, legt de benoemde aan het vertegenwoordigend orgaan een door hem ondertekende verklaring over, vermeldende alle openbare betrekkingen die de benoemde bekleedt. Tenzij de benoemde op het tijdstip van benoeming reeds lid van het vertegenwoordigend orgaan was, legt hij tevens een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen over, waaruit zijn woonplaats, datum en plaats van de geboorte.

Artikel 10 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel 13 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van de raad is niet tevens:

  • a. minister;

  • b. staatssecretaris;

  • c. lid van de Raad van State;

  • d. lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e. Nationale ombudsman;

  • f. substituut-ombudsman als bedoeld in de Wet Nationale ombudsman;

  • g. commissaris van de Koning;

  • h. gedeputeerde;

  • i. secretaris van de provincie;

  • j. griffier van de provincie;

  • k. burgemeester;

  • l. wethouder;

  • m. lid van de rekenkamer;

  • n. ombudsman of lid van de ombudscommissie;

  • o. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel V 4 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief onverwijld en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen.

Artikel V 12 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De beslissing betreffende de toelating van de tot lid van de gemeenteraad benoemden wordt onverwijld genomen.

Artikel V 13 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Elke beslissing betreffende de toelating van de benoemden tot lid van de gemeenteraad, wordt door de voorzitter van de gemeenteraad, terstond aan de benoemde bekendgemaakt.

Bezwarencommissie Zuid-Holland

VRIJDAG 13 APRIL EN 20 APRIL 2018. In 2016 is 225 keer bezwaar gemaakt tegen besluiten van gedeputeerde staten van Zuid-Holland; de meeste bezwaren gaan over vergunningen (1).

Bezwaar maken Iedereen die daarbij belang heeft kan tegen elk besluit van gedeputeerde staten bezwaar maken (2), uitzonderingen daargelaten (3). Men maakt bezwaar door tijdige indiening van een bezwaarschrift (4).

Bezwaar gemaakt Gevolg van het gemaakte bezwaar is dat gedeputeerde staten het besluit moeten heroverwegen (5). Die heroverweging kan ertoe leiden dat zij beslissen om het besluit te herroepen en zo nodig een nieuw besluit nemen (6). Heroverweging kan er echter ook toe leiden dat gedeputeerde staten beslissen om het besluit in stand te laten.

Bezwaar maken hoe? Bezwaar maken gebeurt door indiening van een bezwaarschrift bij de provincie (7).

Hoorrecht De bezwaarmaker heeft er meestal recht op dat hij wordt gehoord, voordat gedeputeerde staten een beslissing nemen op het bezwaar (8). Hij wordt óf gehoord door een of meer ambtenaren óf door een adviescommissie. Als hij wordt gehoord door een of meer ambtenaren, mogen de (meeste) hoorambtenaren niet bij de voorbereiding van het besluit zijn betrokken geweest (9).

Horen door adviescommissie Als er een adviescommissie is in de zin van de wet, dan mag hij niet door ambtenaren worden gehoord. Hij moet dan worden gehoord door de adviescommissie (10). Bovendien geeft de adviescommissie na het horen schriftelijk advies aan gedeputeerde staten (10). De adviescommissie kan adviseren om het besluit in stand te laten, maar ook om het besluit te herroepen en een nieuw besluit te nemen. Bijvoorbeeld het besluit dat de bezwaarmaker graag ziet. De adviescommissie geeft slechts advies; gedeputeerde staten nemen de beslissing. Maar bij een beslissing die afwijkt van het advies, moet de reden van de afwijking worden vermeld (10).

Bezwarencommissie Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland heeft een commissie van advies voor de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten van gedeputeerde staten ingesteld (11a). In Zuid-Holland gebeurt het horen van bezwaarmakers door deze bezwarencommissie, die vervolgens schriftelijk advies geeft aan gedeputeerde staten.

Bezwarencommissie Zuid-Holland een adviescommissie? De provincie ziet deze commissie als een adviescommissie in de zin van de wet (11b). Maar is dat terecht? De wet stelt voorwaarden aan een adviescommissie: ze moet bestaan uit een voorzitter en minstens twee leden en de voorzitter mag niet werkzaam zijn voor gedeputeerde staten of zelf een gedeputeerde (12). Gedeputeerde staten hebben een reglement vastgesteld voor de bezwarencommissie. Artikel 3 van dit reglement luidt (voor zover hier relevant): De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste 15 leden. De leden van de commissie worden benoemd door gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten benoemen de voorzitter. Leden van provinciale staten, leden van gedeputeerde staten en personen werkzaam onder hun verantwoordelijkheid zijn geen lid van de commissie.” Volgens dit artikel mogen dus de leden niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten. De wet stelt echter als voorwaarde dat de voorzitter niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten. In het reglement staat nergens dat (ook) de voorzitter niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten, tenzij de voorzitter in dit artikel tot de leden wordt gerekend. Maar zou dat een juiste uitleg zijn? Zo nee, dan is het reglement niet conform de wet.

Bezwarencommissie Zuid-Holland een adviescommissie? De wet stelt ook als voorwaarde dat de adviescommissie naast de voorzitter uit minstens twee leden bestaat. Volgens het Zuid-Hollandse reglement moet de bezwarencommissie bij het uitbrengen van het advies bestaan uit een voorzitter en minstens twee leden (13). Dat is in orde dus. Echter: tijdens de hoorzitting moet het bestaan uit een voorzitter en minstens een lid (14). Is dat conform de wet? Wat verder opvalt aan deze artikelen, is dat hierin de voorzitter uitdrukkelijk tot de leden wordt gerekend (15).

Analyse adviezen bezwarencommissie Niet elk ingediend bezwaar leidde in 2016 tot een advies van de bezwarencommissie; zo werden 91 bezwaren weer ingetrokken door de indiener ervan (16). De bezwarencommissie heeft 121 keer advies uitgebracht; het advies was in de helft van de gevallen positief voor de indiener, dat wil zeggen door de bezwarencommissie gegrond verklaard! (17). Gedeputeerde staten namen het advies in veruit de meeste gevallen over (18). Het jaarverslag is besproken in de statencommissie Bestuur en Middelen van 24 januari 2018 (19).

NOTEN

1: Jaarverslag bezwarencommissie provincie Zuid-Holland, verslagjaar 2016, p 10 en 13

2: artikelen 7:1 en 8:1 Algemene wet bestuursrecht

3: artikelen 7:1 en 8:3-8:5 Algemene wet bestuursrecht

4: artikelen 6:4 en 6:7 Algemene wet bestuursrecht

5: artikel 7:11 Algemene wet bestuursrecht

6: artikel 7:11 Algemene wet bestuursrecht

7: artikel 6:4 Algemene wet bestuursrecht

8: artikelen 7:2 en 7:3 Algemene wet bestuursrecht

9: artikel 7:5 Algemene wet bestuursrecht

10: artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht

11a: artikel 2 Reglement behandeling bezwaarschriften Zuid-Holland, 2014

11b: considerans (aanhef) Reglement behandeling bezwaarschriften Zuid-Holland, 2014

12: artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht

13: artikel 16 Reglement behandeling bezwaarschriften Zuid-Holland, 2014: ”Het advies wordt uitgebracht door ten minste drie leden van de commissie, waaronder de voorzitter.”

14: artikel 12 Reglement behandeling bezwaarschriften Zuid-Holland, 2014: Voor een zitting van de commissie is vereist dat minimaal twee leden, waaronder de voorzitter, aanwezig zijn.”

15: zie de voorgaande twee noten

16: jaarverslag bezwarencommissie provincie Zuid-Holland, verslagjaar 2016, p 14

17: jaarverslag bezwarencommissie provincie Zuid-Holland, verslagjaar 2016, p 14

18: jaarverslag bezwarencommissie provincie Zuid-Holland, verslagjaar 2016, p16

19: officieel verslag statencommissie Bestuur en Middelen.

Aannemen van benoeming tot gemeenteraadslid in Harlingen

DONDERDAG 19 APRIL 2018. In de maand voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen heb ik de bestuurlijke vernieuwing in de verkiezingsprogramma’s van vijf gemeenten weergegeven: Dordrecht, Tilburg, Zutphen, Harlingen en Heerlen. In de komende weken zal ik een staatsrechtelijk onderwerp behandelen dat naar aanleiding van de officiële verkiezingsuitslagen in een van deze gemeenten speelt. In de afgelopen twee weken zijn Dordrecht (Restzetelverdeling in Dordrecht, Tilburg (Ongeldige en blanco stemmen in Tilburg) en Zutphen (Volmachtstemmen in Zutphen) besproken.

De Friese gemeente HARLINGEN is deze week aan de beurt. De gemeenteraad van deze gemeente bestaat uit 17 leden die in de nieuwe samenstelling zijn verdeeld over 9 fracties of groeperingen. Het onderwerp voor deze gemeente is aannemen van de benoeming. De gekozen kandidaat ontvangt schriftelijk bericht van het centraal stembureau dat hij is gekozen. Hij is niet verplicht om gemeenteraadslid te worden: hij hoeft zijn benoeming niet te aanvaarden. Sterker nog: als hij zijn benoeming wil aanvaarden, dan moet hij dat binnen tien dagen doen en wel door middel van een brief aan het centraal bureau. Als hij dat niet doet, wordt hij geacht zijn benoeming niet te hebben aanvaard. Dan wordt in zijn plaats benoemd de eerstvolgende kandidaat op de lijst (uitzonderingen daargelaten). Dat hoeft niet dezelfde lijst te zijn als de kandidatenlijst die de politieke partij heeft vastgesteld. Het centraal stembureau past de rangschikking op de lijst namelijk zodanig aan dat een kandidaat die genoeg voorkeursstemmen heeft gehaald automatisch die eerstvolgende kandidaat op de lijst wordt. Ook de (eerstvolgende) kandidaat hoeft zijn benoeming niet te aanvaarden. En zo voort. Het is daarom niet uitgesloten dat een gemeenteraad een of meer onvervulbare vacatures heeft. In de gemeente Harlingen hebben alle kandidaten hun benoeming aanvaard!

Artikel V 1 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De voorzitter van het centraal stembureau geeft de benoemde schriftelijk kennis van zijn benoeming. De brief, houdende deze kennisgeving, wordt uitgereikt of aangetekend verzonden.

Artikel V 2 luidt (gedeeltelijk): De benoemde draagt er zorg voor dat uiterlijk op de tiende dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming het vertegenwoordigend orgaan bij brief mededeling ontvangt dat hij de benoeming aanneemt. Is binnen die tijd de mededeling niet ontvangen, dan wordt hij geacht de benoeming niet aan te nemen.

Artikel W 1 luidt (gedeeltelijk): Wanneer in een opengevallen plaats moet worden voorzien, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat benoemd de kandidaat die in de volgorde, bedoeld in artikel P 19 het hoogst is geplaatst op de lijst waarop degene die moet worden opgevolgd, is gekozen.

Artikel P 19 luidt (gedeeltelijk): Het centraal stembureau rangschikt ten aanzien van iedere lijst de daarop voorkomende kandidaten. (Daarbij) worden, in de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen, gerangschikt de op de lijst voorkomende kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler doch die niet zijn gekozen verklaard.

Artikel W 2 luidt (gedeeltelijk): Bij de toepassing van artikel W 1 wordt buiten rekening gelaten de kandidaat die is overleden of van wie door de voorzitter van het centraal stembureau een schriftelijke verklaring is ontvangen dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen

Artikel W 4 luidt (gedeeltelijk): Indien op geen van de lijsten een kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt, beslist het centraal stembureau dat geen opvolger kan worden benoemd.

Wedkantoren voor paardenkoersen

DINSDAG 17 APRIL 2018. De zeven wedkantoren voor paardenkoersen gaan morgen voorgoed dicht. De online concurrentie en de strenge kansspelwetgeving zouden de oorzaak zijn. Wat staat er over deze wedkantoren in de Wet op de Kansspelen? Op wedkantoren mag uitsluitend worden gewed op de uitslag van harddraverijen en paardenrennen. De organisator van dit soort weddenschappen heeft een vergunning nodig van de overheid (Kansspelautoriteit) . In de wet heten deze weddenschappen totalisator. Dergelijke weddenschappen moeten worden onderscheiden van weddenschappen over andere sportwedstrijden, in de wet sportprijsvragen genoemd. De organisator daarvan heeft trouwens ook een vergunning van de overheid nodig. Aan de vergunning van een totalisator worden voorschriften verbonden, zoals over de maximum inzet per persoon en over het percentage van de totale inzet dat ten goede komt aan de organisator voordat het wordt verdeeld onder de winnaars.

Artikel 23 Wet op de Kansspelen luidt (gedeeltelijk): Tot het organiseren van een totalisator kan uitsluitend vergunning worden verleend overeenkomstig de bepalingen van deze titel. Onder totalisator wordt verstaan elke gelegenheid, opengesteld om op de uitslag van harddraverijen en paardenrennen te wedden.

Artikel 25 luidt (gedeeltelijk): (De Kansspelautoriteit) verbindt voorschriften aan de vergunning tot het organiseren van een totalisator. De voorschriften hebben onder meer betrekking op: het aantal draverijen en rennen; de maximum inzet per persoon; het percentage dat vóór de verdeling aan de winnaars der weddenschappen zal worden ingehouden en de bestemming van dit percentage.

Artikel 15 luidt (gedeeltelijk): Tot het organiseren van sportprijsvragen kan uitsluitend vergunning worden verleend overeenkomstig de bepalingen van deze titel. Onder sportprijsvragen worden verstaan prijsvragen, welke erop zijn gericht deelnemers uitslagen van tevoren aangekondigde sportwedstrijden, met uitzondering van harddraverijen en paardenrennen, te doen raden of voorspellen.

Artikel 16 luidt (gedeeltelijk): (De Kansspelautoriteit) kan met het oog op de belangen van instellingen werkzaam ten algemenen nutte, in het bijzonder op het gebied van sport en lichamelijke vorming, van de cultuur, het maatschappelijk welzijn en de volksgezondheid, aan één rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid voor een door hem te bepalen duur vergunning verlenen tot het organiseren van sportprijsvragen. De opbrengst van een prijsvraag – na aftrek van de prijzen en kosten – komt ten goede aan de belangen, die de rechtspersoon beoogt te dienen met het aanleggen en houden van sportprijsvragen.

Artikel 33 luidt (gedeeltelijk): Er is een kansspelautoriteit.

Artikel 33b luidt (gedeeltelijk): (De kansspelautoriteit) heeft tot taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van kansspelen.

Oud-advocaat (minister) Grapperhaus en de tuchtraad

MAANDAG 16 APRIL 2018. De tuchtraad voor advocaten heeft vorige week beslist dat de klacht die enkele jaren geleden tegen minister Grapperhaus was ingediend (hij was toen geen minister maar advocaat) ongegrond is. Wat is deze tuchtraad? Officieel heet het in de Advocatenwet raad van discipline. Deze raad onderzoekt klachten over een advocaat. Als een klacht gegrond is, kan de raad een maatregel opleggen. De maatregelen variëren van een waarschuwing tot het voor enige tijd of zelfs voor altijd niet meer advocaat mogen zijn. Er zijn in het hele land 4 raden van discipline werkzaam. Elke advocaat valt onder een van de vier. Advocaten die in Noord-Holland kantoor houden, vallen onder de raad van discipline Amsterdam. Deze raad heeft ook de klacht tegen (advocaat) Grapperhaus onderzocht; volgens klager had hij enkele gedragsregels overtreden. Gedragsregels zijn regels die voor alle advocaten in Nederland gelden en waarin concreet is gemaakt wat ”een behoorlijk advocaat al dan niet betaamt”. Een raad van discipline bestaat uit een rechter en enkele ervaren advocaten. De rechter wordt door de minister benoemd; de advocaten worden gekozen door alle advocaten die onder die raad vallen. Die verkiezing is een indirecte verkiezing: die advocaten kiezen uit hun midden advocaten die op hun beurt de leden van de raad kiezen. Advocaten uit verschillende zogenaamde arrondissementen vallen onder dezelfde raad van discipline. Elk arrondissement heeft een eigen bestuur met aan het hoofd de deken.

Artikel 46 Advocatenwet luidt (gedeeltelijk): De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend door de raden van discipline.

Artikel 48 luidt (gedeeltelijk): De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn: een waarschuwing; een berisping; een geldboete; de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of de schrapping van het tableau.

Artikel 46 luidt (gedeeltelijk): De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Artikel 46b luidt (gedeeltelijk): Elke raad van discipline bestaat uit een voorzitter (en) ten hoogste zestien leden-advocaten. De voorzitter (wordt) door Onze Minister van Veiligheid en Justitie benoemd uit leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast. De leden-advocaten kunnen alleen zijn advocaten die kantoor houden binnen het rechtsgebied van de betrokken raad, die langer dan vijf jaar in Nederland zijn ingeschreven. De leden-advocaten worden door het college van afgevaardigden gekozen uit voordrachten van de raden van de orden in de arrondissementen.

Artikel 20 luidt (gedeeltelijk): De afgevaardigden worden gekozen in vergaderingen van de orden in de arrondissementen.

Artikel 17 luidt (gedeeltelijk): De gezamenlijke advocaten die kantoor houden in een zelfde arrondissement, vormen de orde van advocaten in het arrondissement.

Artikel 17a luidt (gedeeltelijk) : De orde van advocaten in een arrondissement kent de volgende organen: de raad, bedoeld in artikel 22, eerste lid; de deken en de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 22, tweede lid.

Artikel 22, eerste lid luidt (gedeeltelijk) : De orde in het arrondissement wordt bestuurd door een raad die bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste elf leden, onder wie de deken.

Artikel 22, tweede lid luidt: De deken en de overige leden van de raad worden uit de leden van de orde gekozen in de jaarlijkse vergadering van de orde.

Verlaging aantal leden Franse parlement: deel I

VENDREDI LE 13 AVRIL 2018. De Franse regering heeft vorige week haar plannen voor staatsrechtelijke hervormingen, réforme des institutions, verder uiteengezet. Ze gaan onder andere over de invoering van een kiesstelsel met beperkte evenredige vertegenwoordiging en over minder parlementariërs. De wetsvoorstellen hiervoor worden in mei ingediend (1). Hoeveel parlementariërs zijn er nu en welke parlementaire steun nodig is om dat aantal te verlagen?

Parlement Het Franse parlement zetelt in Parijs en bestaat uit twee kamers: Assemblée nationale en Sénat (2). Voor parlementaire wetswijzigingen is altijd steun nodig in de Assemblée nationale maar niet altijd in de Sénat. In de Assemblée nationale heeft de grootste regeringspartij La République En Marche (LREM) de absolute meerderheid. De wetsvoorstellen kunnen hier dus waarschijnlijk op voldoende steun rekenen. In de Sénat is LREM een kleine partij, terwijl oppositiepartij Les Républicains met stip de grootste is; het is afwachten of en in hoeverre de wetsvoorstellen hier op voldoende steun kunnen rekenen (3).

Ook het Nederlandse parlement te Den Haag bestaat uit twee kamers: Tweede Kamer en Eerste Kamer (4a). Een wetsvoorstel in Nederland heeft altijd de steun nodig van beide kamers (4b).

Sénat: aantal leden Deze kamer bestaat uit 348 leden; een Kamerlid heet sénateur. In de Franse grondwet is slechts het maximum aantal senatoren geregeld. Ook dat is 348 (5). Er is voor een verlaging van het aantal leden dus geen grondwetswijziging nodig. Voor een grondwetswijziging is namelijk altijd de steun van beide kamers nodig (6a). Het aantal van 348 leden (niet meer maar ook niet minder) is echter vastgelegd in de Franse Kieswet, Code électoral (6b). Deze wetsbepaling is niet afkomstig uit een gewone wet maar uit een zogenaamde loi organique. Dat is belangrijk, want voor parlementaire wijziging van een loi organique is ook de steun van de senaat nodig, mits die wetsbepaling mede betrekking heeft op de senaat (7). Een parlementaire wetswijziging waardoor het aantal senatoren wordt verlaagd, heeft (mede) betrekking op de senaat. Daarvoor is dus de steun van beide kamers nodig.

De Nederlandse Eerste Kamer bestaat uit 75 leden; dat aantal (niet meer en niet minder) is in de Grondwet vastgelegd (8a). Voor grondwetswijziging is steun van beide Kamers nodig (8b).

Assemblée nationale: aantal leden Deze kamer bestaat uit 577 leden; een Kamerlid heet député. In de Franse grondwet is ook nu weer slechts het maximum aantal geregeld. Ook dat is 577 (9). Er is voor een verlaging van het aantal députés dus geen grondwetswijziging nodig. Het aantal van 577 (niet meer maar ook niet minder) is ook weer geregeld in de Franse Kieswet (10). Ook die wetsbepaling is afkomstig uit een loi organique. Echter, het aantal députés heeft geen betrekking op de senaat. Daarom neem ik aan dat daarvoor uiteindelijk geen steun nodig is in de senaat; bespreking in de senaat is echter wel nodig (11).

De Nederlandse Tweede Kamer bestaat uit 150 leden. In de Nederlandse grondwet is dat aantal vastgelegd (niet meer en niet minder) (12). Voor grondwetswijziging is steun van beide Kamers nodig.

NOTEN

1: dagblad Le Figaro, 5 april 2018

2: artikel 24 Constitution

3: dagblad Le Figaro, 5 april 2018

4a: artikel 51 Grondwet

4b: artikel 81 Grondwet

5: artikel 24 Constitution

6a: artikel 89 Constitution

6b: artikel LO 119 Code électoral: daarin staat het aantal van 326 senatoren, maar dit aantal is exclusief de senatoren gekozen door de overzeese gebiedsdelen en de Fransen in het buitenland

7: artikel 46 en 45 Constitution

8a: artikel 51 Grondwet

8b: artikel 137 en 81 Grondwet

9: artikel 24 Constitution

10: artikel LO119 Code électoral

11: artikel 46 en 45 Constitution

12: artikel 51 Grondwet

Rookruimte in popcentrum

Dinsdag 10 april 2018. De staatssecretaris van Volksgezondheid wil een verbod van alle rookruimten in popcentra, clubs en discotheken, aldus een recent krantenbericht. Hoe is het nu geregeld? Op grond van de Tabakswet geldt er voor o.a. instellingen of verenigingen voor kunst en cultuur een rookverbod: dat is het verbod om tabaksproducten zoals sigaretten, sigaren en de pijp te roken. Ik neem aan dat popcentra, clubs en discotheken hier – net als theaters en schouwburgen – instellingen of verenigingen voor kunst en cultuur zijn. Op deze wet is het Tabaks- en rookwarenbesluit gebaseerd. Daarin staat dat de het rookverbod niet geldt in afsluitbare ruimten die zijn aangewezen als rookruimte. In zo’n rookruimte mag niet worden gewerkt.

Artikel 1 lid 1 Tabakswet luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: rookverbod: het verbod tabaksproducten te roken; tabaksproducten: producten die geconsumeerd kunnen worden en die, al is het slechts ten dele, bestaan uit tabak, ook indien genetisch gemodificeerd.

Artikel 10 lid 1 Tabakswet luidt (gedeeltelijk): In de navolgende gevallen is de navolgende persoon of het navolgende orgaan verplicht tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod: in een gebouw of inrichting, dat onderscheidenlijk die in gebruik is bij een instelling of vereniging voor kunst en cultuur: degene die over dat gebouw of die inrichting het beheer heeft.

Artikel 10 lid 2 Tabakswet luidt (gedeeltelijk): Op het rookverbod, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur beperkingen worden aangebracht, waarbij onder meer kan worden bepaald dat het rookverbod niet geldt voor bij die maatregel aangewezen: ruimten in gebouwen. Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld.

Artikel 6.2 Tabaks- en rookwarenbesluit luidt (gedeeltelijk): De verplichting, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet, geldt niet: in afsluitbare, voor het roken van tabaksproducten aangewezen en als zodanig aangeduide ruimten. In (deze) ruimte worden geen werkzaamheden verricht tijdens het gebruik van deze ruimte voor het roken van tabaksproducten.

Volmachtstemmen in Zutphen

Maandag 9 april 2018. In de maand voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen heb ik de bestuurlijke vernieuwing in de verkiezingsprogramma’s van vijf gemeenten weergegeven: Dordrecht, Tilburg, Zutphen, Harlingen en Heerlen. In de komende weken zal ik een staatsrechtelijk onderwerp behandelen dat naar aanleiding van de officiële verkiezingsuitslagen in een van deze gemeenten speelt. In de afgelopen twee weken zijn Dordrecht (restzetelverdeling) en Tilburg (ongeldige en blanco stemmen) besproken (Restzetelverdeling in Dordrecht en Ongeldige en blanco stemmen in Tilburg).

De Gelderse gemeente Zutphen is deze week aan de beurt. De gemeenteraad van deze gemeente bestaat uit 29 leden die in de nieuwe samenstelling zijn verdeeld over 10 fracties of groeperingen. Het onderwerp voor deze gemeente is stemmen met een volmacht. Een stem wordt uitgebracht op een stembiljet. Het stembiljet is dat wat de kiezer in het stemlokaal ontvangt uit handen van het stembureau nadat hij zijn thuis ontvangen stempas heeft overhandigd. Hij gaat met het stembiljet naar het stemhokje om daarop zijn stem uit te brengen door het wit stipje voor de kandidaat van zijn keuze rood te maken. Daarna levert hij het stembiljet bij het stembureau in door het te vouwen en in de stembus te steken.

Er zijn in Zutphen in totaal 21.092 stemmen uitgebracht. Daarvan zijn 1613 stemmen met een volmacht uitgebracht, dat is ruim 7,5% van het totaal. Wat is een stem die is uitgebracht met een volmacht? Op grond van de Kieswet kan dat op twee manieren. De eenvoudigste manier is via de stempas. Elke kiezer ontvangt via de post geruime tijd voor de stemming een stempas. Daarop staat een formulier waarmee hij een ander kan machtigen. De volmacht is verleend door invulling, ondertekening (en mede-ondertekening door de gemachtigde) plus overhandiging van de stempas aan de gemachtigde. Hij kan iedereen als gemachtigde aanwijzen, dat wil zeggen iedereen die in dezelfde gemeente zijn eigen stem mag uitbrengen en hooguit één andere volmacht heeft. De gemachtigde kan op de dag van de stemming een stem gaan uitbrengen namens de volmachtgever door het formulier te overhandigen aan het stembureau. De volmachtgever kan hem hebben gezegd op welke lijst die stem moet worden uitgebracht, maar het blijkt niet uit het formulier waarop dat is. Ook de reden voor de volmachtverlening staat niet op het formulier. Het formulier kan vroeg of laat worden ingevuld; zelfs nog op de dag van de stemming. Zolang het maar niet in het stemlokaal gebeurt! Ee volmacht kan tot aan de stemming worden ingetrokken. De ingewikkelde manier is via de burgemeester.

Artikel L 14 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De kiezer met een stempas kan een andere kiezer machtigen om voor hem te stemmen, indien de gemachtigde stemt in de gemeente van de volmachtgever. Hij tekent daartoe het formulier dat voorkomt op de stempas en laat de pas door de gemachtigde mede-ondertekenen. Hij draagt de aldus in een volmachtbewijs omgezette stempas aan de gemachtigde over.

Artikel L 3 Kieswet luidt: De gemachtigde kan een volmachtstem uitsluitend tegelijk met zijn eigen stem voor die verkiezing uitbrengen.

Artikel L 4 Kieswet luidt: Een kiezer mag per verkiezing niet meer dan twee aanwijzingen als gemachtigde aannemen.

Artikel L 17 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De gemachtigde overhandigt aan de voorzitter van het stembureau het volmachtbewijs. Artikel J 25 tweede tot en met tiende lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel L 1 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De kiezer die verwacht niet in staat te zullen zijn in persoon aan de stemming deel te nemen, kan bij volmacht stemmen.

Artikel L 15 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De kiezer verleent geen volmacht in een stemlokaal. Indien een volmacht is verleend in het stemlokaal, kan de gemachtigde de volmachtstem niet uitbrengen.

Artikel L 5 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Een volmacht die is verleend door overdracht van de stempas kan tot het uitbrengen van een stem door de gemachtigde door de volmachtgever worden ingetrokken.

Artikel L 8 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De kiezer die bij volmacht wenst te stemmen, dient daartoe een verzoekschrift in bij de burgemeester van de gemeente. In zijn verzoekschrift wijst de kiezer een gemachtigde aan. Als gemachtigde kan slechts optreden degene die op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd binnen het gebied waarvoor de verkiezing geldt. Bij het verzoekschrift wordt ingediend een verklaring van de gemachtigde dat deze bereid is als zodanig op te treden.

Artikel L 7 Kieswet luidt: Het verzoekschrift, bedoeld in artikel L8, dient uiterlijk vijf dagen voor de stemming te zijn ontvangen.

Helikopterhaven Den Haag en de provincie

Vrijdag 30 maart en 6 april 2018. Op 1 april verliep de toestemming die de provincie Zuid-Holland enkele jaren geleden had gegeven voor de exploitatie van de helikopterluchthaven in Den Haag. De luchthaven is er voor helikoptervluchten, ook voor commerciële, al zijn commerciële rondvluchten uitgezonderd (1). De luchthaven ligt aan de Spoorlaan in de zuidoostelijke oksel van het Prins Clausplein en op enkele kilometers ten westen van treinstation Ypenburg. De provincie heeft de toestemming op 30 maart met twee jaar verlengd (2).

Overheidstoestemming voor exploitatie luchthavens Het is verboden om met een vliegtuig of helikopter op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven (3). Wie een luchthaven wil exploiteren, heeft daarvoor toestemming nodig van de overheid (4). Welke overheid dat is, hangt af van de soort luchthaven en de gevolgen die de luchthaven heeft voor het gebied eromheen, zoals de geluidsbelasting (5). Er is natuurlijk Schiphol, er zijn luchthavens van nationale betekenis (zoals Rotterdam The Hague Airport/Zestienhoven), maar er zijn ook luchthavens die slechts een regionale betekenis hebben (6).

Provinciale toestemming Voor luchthavens die slechts een regionale betekenis hebben, is toestemming nodig van de provincie. De helikopterluchthaven in Den Haag is zo’n luchthaven. Voor sommige van de luchthavens met slechts regionale betekenis is toestemming nodig van provinciale staten; provinciale staten geven hun toestemming in de vorm van een luchthavenbesluit (7). Voor de andere luchthavens van regionale betekenis is toestemming nodig van gedeputeerde staten; gedeputeerde staten geven hun toestemming in de vorm van een luchthavenregeling (8). Of toestemming nodig is van provinciale staten (luchthavenbesluit) is onder andere afhankelijk van de geluidbelasting in het gebied rond de luchthaven (9) die wordt veroorzaakt door de starts en landingen op de luchthaven (10). Als dat 56 decibel dB(A) of hoger is, is toestemming van provinciale staten nodig (11); als het overal lager is 56 decibel, is toestemming van gedeputeerde staten nodig (11). Ik merk volledigheidshalve op dat geluidbelasting niet het enige criterium is; het is bijvoorbeeld mogelijk dat vanwege de externe veiligheid toch toestemming van provinciale staten nodig is (11).

Toestemming helikopterluchthaven Den Haag De provincie heeft in oktober 2015 besloten om tijdelijk toestemming te geven, namelijk tot 1 april 2018 (13). Toestemming is gegeven voor maximaal 400 helikoptervluchten per kalenderjaar, dat wil zeggen 400 starts en 400 landingen (14), en voor maximaal 10 vluchten per dag, dat wil zeggen 10 starts en 10 landingen (14). Bovendien: alleen overdag en niet elke helikopter mag er starten of landen, maar alleen helikopters van het type 010 of 011 (15). Bij deze aantallen wordt de geluidbelasting die dit type helikopters veroorzaken in het gebied rond de luchthaven nergens hoger dan 56 dB(A), volgens de berekening van de provincie (16). Voor deze luchthaven is daarom geen toestemming van provinciale staten nodig, maar wel toestemming van gedeputeerde staten, in de vorm van een luchthavenregeling.

Geen toestemming van provinciale staten, maar wel betrokkenheid Toestemming van provinciale staten is hier niet alleen niet nodig maar zou ook niet voldoende zijn; uitsluitend toestemming van gedeputeerde staten is hier nodig en voldoende (17). Gedeputeerde staten mogen natuurlijk provinciale staten of een statencommissie om advies vragen, voordat zij overgaan tot het nemen van het definitieve besluit over de toestemming. Staten en statencommissie zijn evenwel niet verplicht om advies te geven; de staten en hun commissies bepalen zelf wat er op hun agenda staat (18). Gedeputeerde staten hebben hun ontwerp-besluit onlangs voor advies voorgelegd aan de statencommissie Verkeer en Milieu. Het ontwerp-besluit verschilt van het besluit van oktober 2015. Het verschilt door een wijziging van de in- en uitvliegroutes, of in ieder geval is de formulering gewijzigd. Het verschilt ook doordat de toestemming wordt verlengd met twee jaar tot 1 april 2020. De statencommissie Verkeer en Milieu heeft op 7 februari 2018 over het ontwerp-besluit gesproken. Eenduidig advies over de verlenging is evenwel niet gegeven. CDA en VVD steunen het, maar zij vormen geen meerderheid. SP, GroenLinks en 50PLUS steunen het niet, maar ook zij vormen geen meerderheid. Partij voor de Dieren, PvdA en D66 twijfelen in meer of mindere mate (19). Locatie, nut van commerciële helikoptervaart in Zuid-Holland, overtreding in 2017 door exploitant en dat gedeputeerde staten de in- en uitvliegroutes (zouden) wijzigen waren belangrijke argumenten. Gedeputeerde staten hebben het definitieve besluit van 30 maart niet veranderd ten opzichte van het ontwerp-besluit. Met uitzondering van de wijziging van de in- en uitvliegroutes: die wijziging komt in het definitieve besluit van 30 maart 2018 niet meer voor. Maar zoals gezegd weet ik niet of dit een inhoudelijke wijziging betrof of slechts een andere formulering.

NOTEN

1: artikel 8 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

2: gepubliceerd in het Provinciaal Blad onder nummer 2389

3: artikel 8.1a Wet luchtvaart

4: artikel 8.1a Wet luchtvaart

5: artikel 8.1a Wet luchtvaart

6: artikel 8.1 Wet luchtvaart

7: artikel 8.43 Wet luchtvaart; over provinciale in het algemeen Provinciale staten

8: artikel 8.64 Wet luchtvaart; over gedeputeerde staten in het algemeen Gedeputeerde staten

9: artikel 8.1a lid 3 Wet luchtvaart

10: artikel 1 lid 1 en artikel 3 Besluit burgerluchthavens en Deel I paragraaf 1.2 van de officiële toelichting op de ministeriële Regeling burgerluchthavens

11: artikel 5 Besluit burgerluchthavens

13: artikel 5 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

14: artikel 8 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

15: artikel 7 lid 1 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

16: toelichting op de Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

17: artikel 143 en 105 Provinciewet

18: artikel 104 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland

19: officieel verslag van de commissievergadering, zoals vastgesteld in de commissie van 4 april 2018; over statencommissies in het algemeen Commissies