Verkiezingen: de ene stem telt meer mee dan de andere!

VRIJDAG 24 OKTOBER 2025 Aanstaande woensdag mogen we weer stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen. Elke Nederlander van 18 jaar of ouder kan daardoor zijn of haar stem uitbrengen op een (kandidaat die staat op een) kandidatenlijst. Je zou verwachten dat elke stem evenveel gewicht heeft, maar dat is niet zo: de ene stem telt meer mee dan de andere stem. Hoe komt dat en mag dat dan zomaar?

KIESWET Dat komt omdat dat zo geregeld is in de Kieswet. Hoe dat dan in de Kieswet is geregeld wordt hieronder uitgelegd aan de hand van de laatste Tweede Kamerverkiezingen, die van 2023. 

KIESDELER Bij die verkiezingen hebben 10.432.662 mensen een geldige stem uitgebracht op een (kandidaat op een) kandidatenlijst. Er zijn 150 Tweede Kamerzetels, zie artikel 51 Grondwet. Een kandidatenlijst (een politieke partij) krijgt een Tweede Kamerzetel als daarop door 10.432.662 gedeeld door 150 mensen wordt gestemd. 10.432.662 gedeeld door 150 is 69.551. Een politieke partij (kandidatenlijst) krijgt dus een Tweede Kamerzetel als daarop door 69.551 mensen is gestemd. Het aantal van 69.551 stemmen wordt de kiesdeler genoemd.

VOLLE ZETELS Als op een partij door twee keer 69.551 mensen is gestemd – twee keer de kiesdeler – dan krijgt die partij twee zetels. Als op een partij door drie keer 69.551 mensen is gestemd – drie keer de kiesdeler – dan krijgt die partij drie zetels. Enzovoort.  Het aantal geldige stemmen dat bij een Tweede Kamerverkiezing wordt uitgebracht verschilt per verkiezing zodat ook de kiesdeler per Tweede Kamerverkiezing verschilt. De zetels die voor een (veelvoud van de) kiesdeler worden gekregen worden volle zetels genoemd.

OVERSCHOTTEN Nu denkt u wellicht dat hieruit beslist niet volgt dat de ene stem meer telt dan de andere. Daar heeft u dan gelijk in. Het punt is echter dat in de praktijk het aantal stemmen dat op een partij wordt uitgebracht niet precies gelijk is aan (een veelvoud van) de kiesdeler. De meeste partijen krijgen meer stemmen dan (een veelvoud van) de kiesdeler en de andere partijen krijgen minder stemmen dan de kiesdeler. In 2023 waren er vijftien partijen die meer stemmen kregen en elf partijen die minder stemmen kregen dan de kiesdeler. De stemmen die niet meetellen voor een volle zetel worden overschot genoemd.

RESTZETELS Het verschil in stemgewicht – dus dat de ene stem meer telt dan de andere – hangt samen met de manier waarop in de Kieswet met die overschotten wordt omgegaan. De overschotten leiden namelijk tot zogenaamde restzetels. Per Tweede Kamerverkiezing verschillen de overschotten en dus ook het aantal restzetels. In 2023 waren er tien restzetels. Tien van de 150 Tweede Kamerzetels. De andere 140 zetels waren volle zetels.

GROTE VERSCHILLEN Wat waren die overschotten in 2023? In totaal waren er voor de 26 partijen die aan de verkiezingen meededen bijna 700.000 overschotstemmen uitgebracht. De partij met het grootste overschot was de BBB. Deze partij had een overschot van 68.245 stemmen. De BBB stond dus op nummer 1 wat betreft het aantal overschotstemmen. Daarna kwamen in afnemende volgorde aan overschotten en met tussen haakjes het aantal overschotstemmen op nummer 2: CDA (67.617), 3: VVD (59.396), 4: BVNL/Groep van Haga (52.913), 5: 50PLUS (51.043), 6: SP (50.021), 7: BIJ1 (44.253), 8: GroenLinks-PvdA (43.359), 9: Volt (39.700) 10: Denk (38.111), 11: D66 (30.331), 12: Partij voor de Dieren (26.495), 13: Forum voor Democratie (24.310), 14: NSC (21.823) en 15: PVV (16.570). Niet alle partijen staan in deze opsomming. Het overschot per partij liep dus uiteen van 16.570 tot 68.245 stemmen!

EVEN ZWAAR Zoals gezegd waren er tien restzetels te verdelen. Als je aan elke uitgebrachte overschotstem evenveel gewicht wilde toekennen voor een zo evenredig mogelijke vertegenwoordiging, dan kon dit bijvoorbeeld door aan elk van de eerste tien partijen uit de vorige alinea een restzetel toe te kennen: dus aan 1.BBB, 2. CDA, 3. VVD, 4. BVNL/Groep van Haga, 5. 50PLUS, 6. SP, 7. BIJ1, 8. GroenLinks-PvdA, 9. Volt en 10. Denk. Zij hebben immers (veel) meer overschotstemmen dan de overige vijf. Zo beschouwd zouden die overige vijf partijen geen restzetel moeten krijgen: dus geen restzetel voor D66, Partij voor de Dieren, Forum voor Democratie, NSC en PVV. Als een van de eerste tien (minstens) twee keer zoveel overschotstemmen zou hebben gehad dan één van die andere tien, zou je ook kunnen redeneren dat die partij dus ook eerder voor een tweede restzetel in aanmerking zou moeten komen dan die andere partij voor een eerste restzetel. Die situatie deed zich echter in 2023 niet voor.

NIET EVEN ZWAAR Was de restzetelverdeling in 2023 zoals in de vorige alinea uiteengezet? Nee. De restzetels zijn in 2023 namelijk als volgt verdeeld. Ten eerste: niet tien, maar slechts zeven partijen kregen een restzetel en van hen kregen drie partijen zelfs twee restzetels.  Ten tweede: de zeven partijen die een restzetel kregen waren niet allemaal dezelfde als de eerste zeven partijen uit het lijstje van de vorige alinea. Tot de zeven partijen die een restzetel kregen behoorden namelijk niet alleen BBB, CDA, VVD en SP, maar ook GroenLinks-PvdA (nummer 8) en zelfs NSC (nummer 14) en PVV (nummer 15) behoorden daartoe.  En tot de zeven partijen die een of twee restzetels kregen behoorden daarentegen niet BVNL/Groep van Haga (nummer 4), 50PLUS (nummer 5), BIJ1 (nummer 7), Volt (nummer 9) en Denk (nummer 10)! Terwijl zij veel meer overschotstemmen hadden dan PVV en NSC. Volt en Denk hadden namelijk meer dan twee keer zoveel overschotstemmen dan PVV (en bijna twee zoveel als NSC). BIJ1 had ruim tweeënhalf keer zoveel overschotstemmen als PVV en NSC. BVNL/Groep van Haga had zelfs bijna drie keer zoveel overschotstemmen als PVV en NSC. Ten derde was de PVV een partij die zelfs twee restzetels kreeg! Je kon dus twee tot drie keer zoveel overschotstemmen hebben dan een andere partij, en toch geen enkele restzetel krijgen terwijl die andere partij zelfs twee restzetels kreeg! De ene overschotstem telde dus (veel) meer mee dan de andere overschotstem.

GROOTSTE GEMIDDELDEN De wetgever vindt dat terecht, al vele jaren trouwens. Hoe komt de Kieswet dan tot dit resultaat? In de Kieswet staat in artikel P7 hoe de restzetels moeten worden verdeeld. Dat gaat volgens het systeem van de grootste gemiddelden. De berekening gaat in de praktijk als volgt: men telt alle stemmen die een partij heeft gekregen bij elkaar op (dus ook de stemmen voor de volle zetels) en deelt dat door het aantal keren dat die partij de kiesdeler heeft gehaald plus één. En ja, dan zijn grote partijen die veel volle zetels hebben gehaald in het voordeel.

KIESDREMPEL Bij dit alles komt nog een andere regel uit de Kieswet. In artikel P8 staat namelijk dat partijen die niet minstens één keer de kiesdeler halen in het geheel niet mogen meedoen bij de restzetelverdeling. In 2023 hadden BVNL/Groep van Haga en BIJ1 de kiesdeler niet gehaald. Als deze regel er niet was geweest, hadden zij ondanks het systeem van de grootste gemiddelden wél elk een restzetel gekregen. Artikel P8 is dus een kiesdrempel.

CONCLUSIE Volgens de Kieswet weegt een overschotstem uitgebracht op een grote partij dus meer dan een overschotstem uitgebracht op een kleine partij. Hoe groter het verschil tussen de partijen, hoe groter het verschil in stemgewicht. En voor de stemmen uitgebracht op partijen die de kiesdrempel van één volle zetel niet halen geldt zelfs dat ze helemaal niets wegen.

MAG DAT ZOMAAR? Is de huidige Kieswet die zulke verschillen in stemgewicht mogelijk maakt nog in overeenstemming met de Grondwet, in het bijzonder met de artikelen 4 (kiesrecht als grondrecht) en 53 (evenredige vertegenwoordiging)? Wetten mogen immers niet ongrondwettig zijn. In de rechtswetenschap wordt in het algemeen aangenomen dat de restzetelverdeling uit de Kieswet niet ongrondwettig is; het mag dus zomaar. Ik ben het daarmee eens, maar zou er wel voor willen pleiten om de Kieswet aan te passen zodat meer recht wordt aan verschillen tussen het aantal overschotstemmen dat partijen krijgen en partijen die de kiesdeler niet halen toch voor een restzetel in aanmerking kunnen komen. Ook een aldus aangepaste Kieswet zou in overeenstemming zijn met de Grondwet.  

BRONNEN Naast bovenstaande artikelen uit Grondwet en Kieswet zijn geraadpleegd P.P.T. Bovend’Eert, Tekst & Commentaar Grondwet en Statuut, artikelen 4 en 53, Wolters Kluwer: 2018; J. Schipper-Spanninga, Het Nederlandse kiesrecht, Wolters Kluwer: 2012, p 208 e.v.; Proces-verbaal van de verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 2023 (te vinden op website van de Kiesraad).

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 7 november.         

Verkiezingsbeloften

VRIJDAG 12 SEPTEMBER 2025 De verkiezingscampagnes zijn weer van start gegaan. Politici van alle partijen doen weer allerhande beloften. Zo sluit VVD-leider Dilan Yesilgöz een regering met (VVD en) GroenLinks-PvdA en/of PVV uit, en sowieso deelname aan een kabinet dat de hypotheekrenteaftrek gaat verlagen. Betekent dit nu dat er in het nieuwe kabinet geen VVD-ministers mogen zitten als er ook ministers van GroenLinks-PvdA of PVV in zitten of als in het regeerakkoord komt te staan dat de hypotheekrenteaftrek zal worden verlaagd?

BW Je zou kunnen redeneren dat een verkiezingsbelofte moet worden nageleefd, omdat een verkiezingsbelofte een belofte is, en beloften moeten worden nageleefd. De belofte van de een (meneer A) om zijn racefiets aan de ander (mevrouw B) te verkopen moet immers ook worden nagekomen. A is daartoe rechtens verplicht; B kan dat zo nodig rechtens afdwingen. Dat is een regel van privaatrecht; privaatrechtelijke regels staan bijvoorbeeld in het burgerlijk wetboek. Deze redenering gaat echter niet op voor verkiezingsbeloften, omdat het privaatrecht niet geldt voor verkiezingsbeloften. Een kiezer kan een politicus dus niet voor de rechter dagen omdat die zijn of haar verkiezingsbelofte niet is nagekomen. Zo zal Yesilgöz niet voor de rechter kunnen worden gedaagd als blijkt dat de VVD straks toch deelneemt aan een kabinet met GroenLinks-PvdA of PVV.

GW Nu zijn er niet alleen privaatrechtelijke regels. Er is bijvoorbeeld ook de Grondwet. De Grondwet geldt voor iedereen, ook voor politici. Voor politici eigenlijk nog meer dan voor anderen, want sommige hoofdstukken van de Grondwet gelden alleen voor politici. Zo gaat hoofdstuk 5 o.a. over de totstandkoming van wetten (waarbij ministers, parlementariërs en koning zijn betrokken), gaat hoofdstuk 3 o.a. over de inrichting en samenstelling van het parlement en gaat hoofdstuk 2 o.a. over de benoeming van ministers. Staan in deze hoofdstukken dan geen regels voor de kabinetsformatie?

KB Afgezien van de (ongeschreven) vertrouwensregel is het enige dat in de Grondwet staat over de kabinetsformatie de wijze waarop een kabinetsformatie succesvol eindigt. Namelijk dat de minister-president en de overige ministers bij koninklijk besluit worden benoemd en ontslagen, zie artikel 43. Maar dat betreft alleen het allerlaatste stukje van de kabinetsformatie: de fotograaf voor de bordesfoto van alle nieuwe ministers en koning samen staat dan bij wijze van spreken al buiten te wachten. In de Grondwet staan geen regels die gaan over begin en verloop van de kabinetsformatie, ook al duurt dit deel van het formatieproces vaak vele maanden. In de Grondwet staan dus evenmin regels die over verkiezingsbeloften gaan. Wie in strijd met zijn gedane verkiezingsbelofte een politieke partij na de verkiezingen toch niet uitsluit (of juist wel uitsluit) handelt dan ook niet in strijd met de Grondwet.

RvO II Nu heeft het parlement ook zichzelf regels opgelegd; regels die niet als zodanig in de Grondwet staan. Dat is o.a. gebeurd in de reglementen van orde. De Tweede Kamer heeft ook regels opgesteld voor de kabinetsformatie; in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is dat gebeurd in de artikelen 11.1 en 11.2. Deze artikelen gaan over de aanwijzing van informateurs en formateurs, over de omschrijving van hun opdrachten en over de inlichtingen die zij aan de Tweede Kamer verschaffen over het verloop van de kabinetsformatie. Al deze regels gaan echter niet over de vraag wie met wie gaat proberen om een kabinet te vormen. Informateurs begeleiden de formatiebesprekingen tussen de verschillende politieke partijen. Het zijn echter de fractieleiders die bepalen met wie ze zulke gesprekken willen voeren. De fractieleider die in strijd met een gedane verkiezingsbelofte een politieke partij na de verkiezingen toch niet uitsluit (of juist wel uitsluit) handelt dan ook niet in strijd met het kamerreglement. Fractieleider is meestal de lijsttrekker geweest.

NEE Het antwoord op de hierboven gestelde vraag luidt dan ook ontkennend. Ook als in het nieuwe kabinet ministers van GroenLinks-PvdA en/of van PVV zitten, dan mogen er toch ook VVD-ministers in zitten, zelfs als in het nieuwe regeerakkoord staat dat de hypotheekrenteaftrek zal worden verlaagd.

IS OK Dat is trouwens ook maar goed, want anders zou ons land al snel zijn aangewezen op minderheidskabinetten. Wel is het belangrijk dat kiezers zich realiseren dat verkiezingsbeloften zonder rechtsgevolg zijn. 

BRONNEN P.P.T. Bovend’Eert, T&C Grondwet en Statuut, artikel 43 Grondwet, Wolters Kluwer: 2018; P.P.T. Bovend’Eert en H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, hoofdstuk 9, Wolters Kluwer: 2024; G.J.A. Geertjes, Staatsrecht en conventie in Nederland en het Verenigd Koninkrijk, hoofdstuk IV paragraaf 5, Uitgeverij Paris: 2021; dagblad NRC van 10 september 2025; aangehaalde artikelen uit Grondwet en reglement van orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Mr. Leon

Volgend blog verschijnt op vrijdag 26 september 2025.