Helikopterhaven Den Haag en de provincie

Vrijdag 30 maart en 6 april 2018. Op 1 april verliep de toestemming die de provincie Zuid-Holland enkele jaren geleden had gegeven voor de exploitatie van de helikopterluchthaven in Den Haag. De luchthaven is er voor helikoptervluchten, ook voor commerciële, al zijn commerciële rondvluchten uitgezonderd (1). De luchthaven ligt aan de Spoorlaan in de zuidoostelijke oksel van het Prins Clausplein en op enkele kilometers ten westen van treinstation Ypenburg. De provincie heeft de toestemming op 30 maart met twee jaar verlengd (2).

Overheidstoestemming voor exploitatie luchthavens Het is verboden om met een vliegtuig of helikopter op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven (3). Wie een luchthaven wil exploiteren, heeft daarvoor toestemming nodig van de overheid (4). Welke overheid dat is, hangt af van de soort luchthaven en de gevolgen die de luchthaven heeft voor het gebied eromheen, zoals de geluidsbelasting (5). Er is natuurlijk Schiphol, er zijn luchthavens van nationale betekenis (zoals Rotterdam The Hague Airport/Zestienhoven), maar er zijn ook luchthavens die slechts een regionale betekenis hebben (6).

Provinciale toestemming Voor luchthavens die slechts een regionale betekenis hebben, is toestemming nodig van de provincie. De helikopterluchthaven in Den Haag is zo’n luchthaven. Voor sommige van de luchthavens met slechts regionale betekenis is toestemming nodig van provinciale staten; provinciale staten geven hun toestemming in de vorm van een luchthavenbesluit (7). Voor de andere luchthavens van regionale betekenis is toestemming nodig van gedeputeerde staten; gedeputeerde staten geven hun toestemming in de vorm van een luchthavenregeling (8). Of toestemming nodig is van provinciale staten (luchthavenbesluit) is onder andere afhankelijk van de geluidbelasting in het gebied rond de luchthaven (9) die wordt veroorzaakt door de starts en landingen op de luchthaven (10). Als dat 56 decibel dB(A) of hoger is, is toestemming van provinciale staten nodig (11); als het overal lager is 56 decibel, is toestemming van gedeputeerde staten nodig (11). Ik merk volledigheidshalve op dat geluidbelasting niet het enige criterium is; het is bijvoorbeeld mogelijk dat vanwege de externe veiligheid toch toestemming van provinciale staten nodig is (11).

Toestemming helikopterluchthaven Den Haag De provincie heeft in oktober 2015 besloten om tijdelijk toestemming te geven, namelijk tot 1 april 2018 (13). Toestemming is gegeven voor maximaal 400 helikoptervluchten per kalenderjaar, dat wil zeggen 400 starts en 400 landingen (14), en voor maximaal 10 vluchten per dag, dat wil zeggen 10 starts en 10 landingen (14). Bovendien: alleen overdag en niet elke helikopter mag er starten of landen, maar alleen helikopters van het type 010 of 011 (15). Bij deze aantallen wordt de geluidbelasting die dit type helikopters veroorzaken in het gebied rond de luchthaven nergens hoger dan 56 dB(A), volgens de berekening van de provincie (16). Voor deze luchthaven is daarom geen toestemming van provinciale staten nodig, maar wel toestemming van gedeputeerde staten, in de vorm van een luchthavenregeling.

Geen toestemming van provinciale staten, maar wel betrokkenheid Toestemming van provinciale staten is hier niet alleen niet nodig maar zou ook niet voldoende zijn; uitsluitend toestemming van gedeputeerde staten is hier nodig en voldoende (17). Gedeputeerde staten mogen natuurlijk provinciale staten of een statencommissie om advies vragen, voordat zij overgaan tot het nemen van het definitieve besluit over de toestemming. Staten en statencommissie zijn evenwel niet verplicht om advies te geven; de staten en hun commissies bepalen zelf wat er op hun agenda staat (18). Gedeputeerde staten hebben hun ontwerp-besluit onlangs voor advies voorgelegd aan de statencommissie Verkeer en Milieu. Het ontwerp-besluit verschilt van het besluit van oktober 2015. Het verschilt door een wijziging van de in- en uitvliegroutes, of in ieder geval is de formulering gewijzigd. Het verschilt ook doordat de toestemming wordt verlengd met twee jaar tot 1 april 2020. De statencommissie Verkeer en Milieu heeft op 7 februari 2018 over het ontwerp-besluit gesproken. Eenduidig advies over de verlenging is evenwel niet gegeven. CDA en VVD steunen het, maar zij vormen geen meerderheid. SP, GroenLinks en 50PLUS steunen het niet, maar ook zij vormen geen meerderheid. Partij voor de Dieren, PvdA en D66 twijfelen in meer of mindere mate (19). Locatie, nut van commerciële helikoptervaart in Zuid-Holland, overtreding in 2017 door exploitant en dat gedeputeerde staten de in- en uitvliegroutes (zouden) wijzigen waren belangrijke argumenten. Gedeputeerde staten hebben het definitieve besluit van 30 maart niet veranderd ten opzichte van het ontwerp-besluit. Met uitzondering van de wijziging van de in- en uitvliegroutes: die wijziging komt in het definitieve besluit van 30 maart 2018 niet meer voor. Maar zoals gezegd weet ik niet of dit een inhoudelijke wijziging betrof of slechts een andere formulering.

NOTEN

1: artikel 8 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

2: gepubliceerd in het Provinciaal Blad onder nummer 2389

3: artikel 8.1a Wet luchtvaart

4: artikel 8.1a Wet luchtvaart

5: artikel 8.1a Wet luchtvaart

6: artikel 8.1 Wet luchtvaart

7: artikel 8.43 Wet luchtvaart; over provinciale in het algemeen Provinciale staten

8: artikel 8.64 Wet luchtvaart; over gedeputeerde staten in het algemeen Gedeputeerde staten

9: artikel 8.1a lid 3 Wet luchtvaart

10: artikel 1 lid 1 en artikel 3 Besluit burgerluchthavens en Deel I paragraaf 1.2 van de officiële toelichting op de ministeriële Regeling burgerluchthavens

11: artikel 5 Besluit burgerluchthavens

13: artikel 5 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

14: artikel 8 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

15: artikel 7 lid 1 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

16: toelichting op de Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

17: artikel 143 en 105 Provinciewet

18: artikel 104 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland

19: officieel verslag van de commissievergadering, zoals vastgesteld in de commissie van 4 april 2018; over statencommissies in het algemeen Commissies

Majesteitsschennis

Donderdag 5 april 2018. Tweede Kamerlid van D66 heeft initiatief wetsvoorstel ingediend om de belediging van de Koning (majesteitsschennis) in het Wetboek van Strafrecht anders te gaan regelen: de straf die daarop staat gaat omlaag en wordt gelijk aan de straf die staat op belediging van een ambtenaar in functie (bijvoorbeeld een politieagent). In het nu geldende Wetboek van Strafrecht is opzettelijke belediging van de Koning, de Koningin en de vermoedelijke opvolger van de Koning strafbaar gesteld met gevangenisstraffen en geldboetes. Bovendien kan de rechter de dader het kiesrecht ontnemen. Strafbaar kan ook zijn de verspreiding en openlijke tentoonstelling van een geschrift of afbeelding waarin zo’n belediging voorkomt. Ook daarvoor kunnen gevangenisstraffen en geldboetes worden opgelegd, maar die zijn wel veel lager. De rechter kan die dader evenmin het kiesrecht ontnemen.

Artikel 111 Wetboek van Strafrecht luidt: Opzettelijke belediging van de Koning wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 112 Wetboek van Strafrecht luidt: Opzettelijke belediging van de echtgenoot van de Koning, van de vermoedelijke opvolger van de Koning, van diens echtgenoot, of van de Regent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 113 Wetboek van Strafrecht luidt: Hij die een geschrift of afbeelding waarin een belediging voorkomt voor de Koning, de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning, diens echtgenoot of de Regent, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanige belediging voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt. Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel 23 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): De geldboete die voor een strafbaar feit ten hoogste kan worden opgelegd, is gelijk aan het bedrag van de categorie die voor dat feit is bepaald. Er zijn zes categorieën:

de eerste categorie, € 415;

de tweede categorie, € 4.150;

de derde categorie, € 8.300;

de vierde categorie, € 20.750;

de vijfde categorie, € 83.000;

de zesde categorie, € 830.000.

Artikel 114 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 111 en 112 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°-3°, vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel 28 eerste lid, onder 1°-3° Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): De rechten waarvan de schuldige, in de bij de wet bepaalde gevallen, bij rechterlijke uitspraak kan worden ontzet, zijn:

    • 1°. het bekleden van ambten of van bepaalde ambten;
    • 2°. het dienen bij de gewapende macht;
    • 3°. het recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen en tot lid van deze organen te worden verkozen.

Ongeldige en blanco stemmen in Tilburg

Dinsdag 3 april 2018. In de maand voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen heb ik de bestuurlijke vernieuwing in de verkiezingsprogramma’s van vijf gemeenten weergegeven: Dordrecht, Tilburg, Zutphen, Harlingen en Heerlen. In de komende weken zal ik een staatsrechtelijk onderwerp behandelen dat naar aanleiding van de officiële verkiezingsuitslagen in een van deze gemeenten speelt. Vorige week beet Dordrecht de spits af met als onderwerp de restzetelverdeling Restzetelverdeling in Dordrecht

De Brabantse gemeente Tilburg is deze week aan de beurt. De gemeenteraad van deze gemeente bestaat uit 45 leden die in de nieuwe samenstelling zijn verdeeld over 10 fracties of groeperingen. Het onderwerp voor deze gemeente is ongeldige stemmen en blanco stemmen. Een stem wordt uitgebracht op een stembiljet. Het stembiljet is dat wat de kiezer in het stemlokaal ontvangt uit handen van het stembureau. Daarmee gaat hij naar het stemhokje om daarop zijn stem uit te brengen door het wit stipje voor de kandidaat van zijn keuze rood te maken. Daarna levert hij het stembiljet bij het stembureau in door het te vouwen en in de stembus te steken.

Er zijn in Tilburg in totaal 78.487 stemmen uitgebracht. Daarvan waren er 368 blanco en 287 ongeldig, respectievelijk 0,46% en 0,36% van het totaal en samen dus minder dan 1%. Wat is een blanco stem? Op grond van de Kieswet is dat een ingeleverd stembiljet waarop geen enkel wit stipje geheel of gedeeltelijk is rood gemaakt en waarop evenmin anderszins is geschreven of getekend. Wat is een ongeldige stem? Op grond van de Kieswet is daarvan in drie gevallen sprake. Ten eerste: bij een ingeleverd stembiljet waaruit niet ondubbelzinnig blijkt op welke kandidaat is gestemd; ondubbelzinnigheid kan alleen blijken uit het rood maken van het witte stipje. Ten tweede: bij een ingeleverd stembiljet waarop iets is geschreven of getekend waaruit de identiteit van de kiezer blijkt. Ten derde: bij inlevering van een ongeldig stembiljet. De ongeldige stemmen en de blanco stemmen worden na afloop van de stemming apart verpakt en verzegeld.

Artikel J 20 Kieswet: Op bij de verkiezingen te bezigen stembiljetten kunnen kiezers een keuze maken uit de kandidaten over wie de stemming moet geschieden. De stembiljetten zijn voorzien van de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau alsmede van de naam van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing geldt en een aanduiding van de kieskring.

Artikel J 26 Kieswet luidt: De kiezer gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken. Hij vouwt vervolgens het stembiljet dicht en gaat daarmee naar het stembureau. Het derde lid van het stembureau ziet erop toe, dat de kiezer het stembiljet in de stembus steekt.

Artikel N 7 Kieswet: Blanco is de stem uitgebracht op een stembiljet dat door de kiezer is ingeleverd zonder dat hij geheel of gedeeltelijk een wit stipje in een stemvak rood heeft gemaakt en zonder dat hij anderszins op het stembiljet geschreven of getekend heeft. Ongeldig is de stem uitgebracht op een ander stembiljet dan bij of krachtens deze wet mag worden gebruikt. Voorts is ongeldig de stem die niet als blanco wordt aangemerkt, maar waarbij de kiezer op het stembiljet niet, door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak, op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt, of waarbij op het stembiljet bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.

Artikel N 9 Kieswet luidt (gedeeltelijk): (.) nadat de stemmen zijn opgenomen worden de stembiljetten met een blanco stem en de ongeldig verklaarde stembiljetten in pakken gedaan, die worden verzegeld.

Officiële uitslag referendum over Wiv

Donderdag 29 maart 2018. Vorige week woensdag is (ook) het referendum over de sleepwet gehouden, dat wil zeggen over de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv). De Kiesraad maakt op grond van de Wet raadgevend referendum de officiële uitslag bekend. Die uitslag geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, als de meerderheid tegen de wet heeft gestemd en minstens 30% procent van de kiezers heeft gestemd. De Kiesraad heeft de officiële uitslag vanochtend bekendgemaakt. Wat blijkt: zo’n 46,5 % heeft voor de sleepwet gestemd en zo’n 49,5 % heeft tegen de sleepwet gestemd. De meerderheid heeft dus tegen de sleepwet gestemd. Bovendien is 51,5 % van de kiezers gaan stemmen; ruim boven de 30% van de opkomstdrempel. Conclusie: de officiële uitslag van het referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing. En nu? De regering moet nu op grond van dezelfde Wet raadgevend referendum een nieuw wetsvoorstel indienen dat óf de sleepwet intrekt óf regelt wanneer de sleepwet in werking treedt. Regering en parlement kunnen dus nog alle kanten op, maar moeten wel een keuze maken tussen invoering of intrekking van de wet. De wetgever moet dus de sleepwet gaan heroverwegen. De regering moet het wetsvoorstel zo snel mogelijk indienen nadat de officiële uitslag van vanmorgen onherroepelijk is vastgesteld. Dat is het geval als niemand binnen een week de uitslag aanvecht bij de raad van state. Als iemand dat wel doet, moet de uitspraak van de raad van state worden afgewacht. Dat mag geen jaren duren, want de raad van state moet die rechtszaak versneld behandelen, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 26 Wet raadgevend referendum luidt: De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van een referendum.

Artikel 3 Wet raadgevend referendum luidt: De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt en de opkomst bij het referendum ten minste dertig procent van het totale aantal kiesgerechtigden bedraagt.

Artikel 79 Wet raadgevend referendum luidt: Het centraal stembureau stelt vast:

  • a. het totale aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
  • b. het totale aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is uitgebracht;
  • c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
  • d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;
  • e. het totale aantal ongeldige stemmen;
  • f. het totale aantal kiesgerechtigden;
  • g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;
  • h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.

Artikel 80 Wet raadgevend referendum luidt: Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.

Artikel 81 Wet raadgevend referendum luidt: Het centraal stembureau stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich voor en hoeveel procent van de kiezers die een geldige stem hebben uitgebracht zich tegen de aan het referendum onderworpen wet hebben uitgesproken.

Artikel 11 Wet raadgevend referendum luidt: Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.

Artikel 91 Wet raadgevend referendum luidt (gedeeltelijk): Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 79, 80 en 81 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:

  • a. In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes dagen.
  • b. Titel 8.3 is niet van toepassing. (vovo)
  • d. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3.

In afdeling 8.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht staat onder andere artikel 8:52. Artikel 8:52 Algemene wet bestuursrecht luidt (gedeeltelijk): De bestuursrechter kan, indien de zaak spoedeisend is, bepalen dat deze versneld wordt behandeld.

Het amendementsrecht van het Franse parlement: deel I

Jeudi, le 29 mars 2018. De Franse regering bereidt een wetsvoorstel voor waarin het amendementsrecht van het parlement aanzienlijk wordt beperkt; dit wetsvoorstel zal waarschijnlijk begin mei worden ingediend (1). In dit deel van mijn bijdrage gaat het over het geldend amendementsrecht. In het tweede deel gaat het over het wetsvoorstel.

Parlement Het nationale Franse parlement bestaat net als de Nederlandse Staten-Generaal uit twee kamers: Assemblée nationale (Tweede Kamer) en Sénat (Eerste Kamer) (2).

Totstandkoming van een wet Zowel in Frankrijk als in Nederland moeten beide kamers worden betrokken bij de vaststelling van wetten (3). De Franse regering mag een wetsvoorstel bij elke kamer indienen (4); de Nederlandse regering mag een wetsvoorstel alleen bij de Tweede Kamer indienen (5).

Amendement Een amendement is een wijziging van het wetsvoorstel zoals dat door de regering is ingediend. In het Franse parlement hebben beide kamers een amendementsrecht (6), terwijl dat recht in het Nederlandse parlement is voorbehouden aan de Tweede Kamer (7).

Frans amendement Beide kamers in Frankrijk kunnen het wetsvoorstel van de regering wijzigen. Elke kamer kan andere wijzigingen aanbrengen. Daardoor kan het wetsvoorstel dat in de ene kamer wordt aangenomen verschillen van het wetsvoorstel dat in de andere kamer is aangenomen. Ter illustratie: de regering dient het wetsvoorstel in bij de Assemblée nationale; deze kamer wijzigt artikel 3; vervolgens gaat het gewijzigde wetsvoorstel naar de Sénat; de Sénat wijzigt artikel 4 en neemt de wijziging van artikel 3 al dan niet over. De artikelen 3 en 4 verschillen daardoor in de aangenomen versies van het wetsvoorstel. In dat geval wordt het wetsvoorstel zoals het door de Sénat is aangenomen, nogmaals behandeld in de Assemblée nationale. Enzovoorts. Als beide kamers twee keer verschillende versies hebben aangenomen, wordt een commissie ingesteld die bestaat uit leden van beide kamers, van elke kamer evenveel: commission mixte paritaire. Taak van deze commissie is om tot een gemeenschappelijke versie van het wetsvoorstel te komen. Vervolgens wordt in beide kamers over die versie gestemd. Nu kan het gebeuren dat het de commissie niet lukt om tot een gemeenschappelijke versie te komen of dat die versie vervolgens niet in beide kamers wordt aangenomen. De regering mag in dat geval de Sénat buiten spel zetten en het aannemen van het wetsvoorstel alleen van de Assemblée nationale laten afhangen (8). Er zijn uitzonderingen op het recht van de regering om de Sénat buiten spel te zetten (9). De Nederlandse regering kan de Eerste Kamer nooit buiten spel zetten (10).

Beperkingen aan het geldend amendementsrecht Het Frans amendementsrecht is in het geldend recht niet onbeperkt. Ontoelaatbaar is ten eerste het amendement dat leidt tot minder belastinginkomsten of tot meer overheidstaken (charge publique) (11). Ontoelaatbaar is ook het amendement dat geen onderwerp is dat door een parlementaire moet worden geregeld (n’est pas du domaine de la loi), hetzij nooit (12) hetzij na parlementaire goedkeuring (13), dit ter beoordeling van de Kamervoorzitter en de regering (14). Ook ontoelaatbaar is het amendement als er geen verband bestaat tussen de materie van het amendement en die van het wetsvoorstel; een indirect verband voldoet (15). Ten slotte is ontoelaatbaar het amendement dat na opening van het plenaire debat wordt ingediend (16). Verder mag de regering verlangen dat alleen wordt gestemd over de amendementen die de regering heeft overgenomen; in dat geval wordt evenmin over de afzonderlijke artikelen van het wetsvoorstel gestemd en wordt in plaats daarvan het hele wetsvoorstel in een keer in stemming gebracht (17). Een amendement moet schriftelijk worden ingediend en zijn voorzien van een summiere motivering (18).

Het Nederlandse amendementsrecht is ook niet onbeperkt, maar wel veel minder beperkt dan het Franse nu al is. Het amendement is in Nederland slechts ontoelaatbaar, indien het een strekking heeft tegengesteld aan die van het voorstel van wet, of indien er tussen de materie van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat, dit ter beoordeling van de Kamer (19). Deze beperking staat bovendien niet in de Grondwet of in een parlementaire wet, maar is opgenomen in een regeling die de Tweede Kamer zelf heeft vastgesteld (20).

NOTEN

1: Dagblad Le Monde 14 maart 2018

2: Artikel 24 Constitution en artikel 51 Grondwet

3: Artikel 45 Constitution en artikel 81 Grondwet

4: Artikel 45 Constitution

5: Artikel 83 Grondwet

6: Artikel 44 Constitution

7: Artikelen 84 en 85 Grondwet

8: Artikel 45 Constitution

9: Artikel 46 Constitution

10: Artikel 81 Grondwet

11: Artikel 40 Constitution

12: Artikel 41 Constitution

13: Artikel 41 juncto 38 Constitution; zie over ”met parlementaire goedkeuring” ook mijn eerdere bijdrage Veel slechtere arbeidsvoorwaarden voor treinpersoneel buiten Frans parlement om

14: En bij geschil tussen regering en Kamervoorzitter door de Conseil constitutionnel, artikel 41 Constitution

15: Artikel 45 Constitution

16: Artikel 13 Loi organique 2009/403 du 15 avril 2009 relative à l’application des articles 34-1, 39 et 44 de la Constitution; zie ook artikel 44 Constitution

17: Artikel 44 Constitution

18: Artikel 13 Loi organique 2009/403 du 15 avril 2009 relative à l’application des articles 34-1, 39 et 44 de la Constitution

19: Artikel 97 Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

20: Artikel 72 Grondwet

Restzetelverdeling in Dordrecht

Dinsdag 27 maart 2018. In de maand voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen heb ik de bestuurlijke vernieuwing in de verkiezingsprogramma’s van vijf gemeenten weergegeven: Dordrecht, Tilburg, Zutphen, Harlingen en Heerlen. In de komende weken zal ik naar aanleiding van de officiële verkiezingsuitslagen een staatsrechtelijk onderwerp behandelen.

De Zuid-Hollandse gemeente Dordrecht bijt de spits af. De gemeenteraad van deze gemeente bestaat uit 39 leden die in de nieuwe samenstelling zijn verdeeld over 11 fracties of groeperingen. Het onderwerp voor deze gemeente is restzetels. De kiezers in Dordrecht hebben zo gestemd dat 6 van de 39 zetels restzetels zijn. Een partij krijgt ingevolge de Kieswet sowieso een of meer zetels in de raad als het aantal stemmen dat daarop is uitgebracht een of meer keer de kiesdeler haalt. De kiesdeler is de som van alle stemmen op alle partijen gedeeld door alle beschikbare raadszetels. Wat de kiesdeler is, verschilt per gemeente en per verkiezing in die gemeente. De kiesdeler in Dordrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen van 22 maart 2018 is 1223 stemmen. Elke partij die een of meerdere keren 1223 stemmen heeft behaald, krijgt een of meerdere raadszetels. In Dordrecht zijn op die manier 33 van de 39 zetels verdeeld. De resterende stemmen kunnen een partij een restzetel opleveren. Zowel partijen die de kiesdeler hebben gehaald als partijen die de kiesdeler niet hebben gehaald komen voor een restzetel in aanmerking. Een partij kan ook meer dan een restzetel krijgen. Hoe worden de restzetels verdeeld? Ook dat is in de Kieswet geregeld: door het aantal stemmen dat op een lijst is uitgebracht te delen door het aantal keren dat die partij de kiesdeler heeft gehaald verhoogd met een extra. De partij die aldus de grootste breuk heeft, krijgt een restzetel. In Dordrecht krijgen 6 partijen hierdoor elk een restzetel, waaronder Beter voor Dordt (lijst 1), CU-SGP (lijst 6) en VVD (lijst 7). Al deze partijen hadden al de kiesdeler gehaald; ze krijgen dan ook meer dan een zetel. Twee partijen hebben geen enkele zetel behaald. Een van hen is Dordtse Partij (lijst 12). Op deze partij zijn 899 stemmen uitgebracht. Te weinig voor de kiesdeler (1223 stemmen). Echter, het aantal extra stemmen stemmen dat op Beter voor Dordt, CU-SGP en VVD is uitgebracht, is lager, namelijk respectievelijk 218, 632 en 872. Ik bedoel hier met ”extra stemmen” de stemmen die niet nodig waren om de kiesdeler een of meerdere keren te halen.

Artikel P 5 Kieswet luidt: Het centraal stembureau deelt de som van de stemcijfers van alle lijsten door het aantal te verdelen zetels. Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd.

Artikel O 2 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Het hoofdstembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som van deze aantallen. Deze som wordt stemcijfer genoemd.

Artikel P 6 Kieswet luidt: Zoveel maal als de kiesdeler is begrepen in het stemcijfer van een lijst wordt aan die lijst een zetel toegewezen.

Artikel P 7 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden, indien het aantal te verdelen zetels negentien of meer bedraagt, achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de zetel het grootste gemiddelde aantal stemmen per toegewezen zetel hebben. Indien gemiddelden gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Hoogte vergoeding gemeenteraadsleden

Maandag 26 maart 2018. Vorige week stond een artikel in de krant over het ”loon” dat gemeenteraadsleden ontvangen en dat het in grote gemeenten hoger is dan in kleine. Hoe hoog is het ”loon” precies dat zij ontvangen? Dat is geregeld in een wet: het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Raadsleden hebben wettelijk recht op een ”vergoeding voor werkzaamheden” en op een ”onkostenvergoeding”. De vergoeding voor werkzaamheden hangt af van het aantal inwoners van de gemeente. Het loopt uiteen van 250 euro (bij minder dan 8000 inwoners) tot 2350 euro (bij meer dan 375000 inwoners). Dit zijn maandbedragen. En het zijn bruto bedragen: daarover moet dus nog belasting worden betaald. Enkele voorbeelden: Harlingen (615 euro), Zutphen (1250 euro), Heerlen (1460 euro), Dordrecht (1660 euro) en Tilburg (1930 euro). Alleen in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is er recht op de hoogste wettelijke vergoeding (2350 euro). Een raadslid heeft recht op de wettelijke vergoeding, ongeacht of hij de vergaderingen bijwoont. De gemeenteraad kan echter besluiten om 1/5 van de wettelijke vergoeding afhankelijk te maken van het aantal bijgewoonde vergaderingen; ik heb zo’n besluit nergens kunnen vinden, maar ik heb ook niet lang gezocht. Fractievoorzitters ontvangen een (iets) hogere vergoeding; hoeveel dat precies is, hangt af van de grootte van de fractie.

Artikel 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden luidt (gedeeltelijk): Aan een lid van de raad wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend tot de maximumbedragen, genoemd in tabel I bij dit besluit. Aan een lid van de raad wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend van 170,17 euro per maand.

Tabel I. Vergoeding voor de werkzaamheden (per 1 januari 2018)

Klasse Inwonertal Maximum vergoeding werkzaamheden per maand
1 Tot en met 8.000 250,82
2 8.001–14.000 396,33
3 14.001–24.000 617,77
4 24.001–40.000 958,91
5 40.001–60.000 1.248,42
6 60.001–100.000 1.460,84
7 100.001–150.000 1.658,52
8 150.001–375.000 1.932,14
9 375.001– 2.352,29

Artikel 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden luidt: De raad kan bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het lid van de raad op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 8b van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden luidt (gedeeltelijk): Naast de vergoeding voor de werkzaamheden ontvangen fractievoorzitters voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van de vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van de vergoeding op jaarbasis voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste 6,4% van de vergoeding op jaarbasis.

Regionale woonvisie Haaglanden

Vrijdagen 16 en 23 maart 2018. In de Zuid-Hollandse statencommissie Ruimte en Leefomgeving van 7 maart j.l. zijn onder andere de regionale woonvisies van Goeree-Overflakkee en Drechtsteden besproken. Een half jaar eerder (oktober 2017) is de regionale woonvisie van Haaglanden besproken: ”Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017 -2021” (1). De negen gemeenten die daaraan een bijdrage leverden, zien hun regio als ongedeelde woningmarkt. Het zijn Den Haag, Westland, Rijswijk, Wassenaar, Midden-Delfland, Zoetermeer, Delft, Pijnacker-Nootdorp en Leidschendam-Voorburg. In de komende zeven jaar groeit het aantal huishoudens in die regio met ongeveer 50.000. Om in de regionale behoefte te voorzien, moeten er ongeveer 45.000 woningen bij komen. Meer flats dan eengezinswoningen. Het merendeel zou al in 2021 moeten zijn gebouwd. Den Haag neemt de meeste woningbouw voor zijn rekening (19.000) terwijl Westland (8000), Zoetermeer (6000), Rijswijk (5000) en Delft (5000) een middenpositie innemen.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling In termen van ruimtelijk bestuursrecht gaat het hier om (voornemens voor) een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dat is een stedelijke ontwikkeling die nieuw is. Wat stedelijke ontwikkeling is, is in de wet gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (2). Wat nieuwe stedelijke ontwikkeling is, is in uitspraken van de Raad van State gedefinieerd. Kort geformuleerd staat in deze rechterlijke uitspraken dat bij een stedelijke ontwikkeling die nieuw is sprake moet zijn van functiewijziging en/of ander ruimtelijk beslag (3).

(Regionale) woonvisie geen wettelijke plicht Gemeenten zijn niet wettelijk verplicht om een woonvisie te maken. Maar zonder woonvisie heeft een gemeente minder invloed op de woningcorporaties (4).

Ladder(s) voor duurzame verstedelijking De negen Haaglandse gemeenten zullen hun regionale woonvisie moeten gaan vertalen in bestemmingsplannen. Een wettelijke regeling – het Besluit ruimtelijke ordening – stelt allerhande eisen aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Zo moet een bestemmingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling voldoen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking; de gemeente moet in de toelichting op het bestemmingsplan duidelijk maken dat aan de ladder is voldaan (5). De provincie mag in een provinciale verordening regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen (6). Zuid-Holland heeft dat gedaan. Dat is gebeurd in de Verordening ruimte 2014. Daarin is onder andere geregeld dat bestemmingsplannen moeten voldoen aan de provinciale ladder voor duurzame verstedelijking en dat dit duidelijk moet worden uit de plantoelichting. De provinciale ladder lijkt op die uit de wettelijke regeling, maar er zijn verschillen (7).

Woningbouwbehoefte Zoals elke ladder hebben ook deze twee ladders meer treden. De eerste trede van de wettelijke regeling houdt in dat nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte (8). De eerste trede van de provinciale verordening houdt in dat nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd (9). Gemeenten moeten dat dus in de toelichting op hun bestemmingsplan duidelijk maken. In de (regionale) woonvisie staat dat er behoefte is aan 45.000 nieuwe woningen in de regio en dat dit is vanwege de groei van het aantal huishoudens. Uit de brief van gedeputeerde staten van 26 september 2017 blijkt dat deze uitleg voldoet en dat hiermee is voldaan aan de eerste trede van de ladder, zie bladzijde 2. Dat is een belangrijke mededeling van gedeputeerde staten, want daardoor hoeven de (negen) gemeenten in hun toelichting op de bestemmingsplannen niet meer duidelijk te maken dat aan de eerste trede is voldaan; volstaan kan daarin worden volstaan met een verwijzing naar de regionale woonvisie (10). Gedeputeerde staten hadden in hun brief bovendien kunnen mededelen dat ook aan andere treden van de ladder is voldaan; in dat geval hadden de gemeenten in hun toelichting op de bestemmingsplannen ook voor die andere treden kunnen volstaan met een verwijzing naar de regionale woonvisie. Gedeputeerde staten hebben dat echter uitdrukkelijk niet gedaan, zie bladzijde 2.

Aanvaarding Gedeputeerde staten hebben blijkens hun brief van 26 september 2017 de regionale woonvisie en het bijbehorend woningbouwprogramma ”aanvaard”. Het al dan niet ”aanvaarden” of ”aannemen” van de regionale woonvisie door de provincie is een bevoegdheid die is opgenomen in de (provinciale) Verordening ruimte 2014 (11). Hoe het woord ”aanvaarding” hier moet worden uitgelegd, is niet helemaal duidelijk; ook de toelichting op de verordening maakt dat niet duidelijk (12).

Goedkeuring? Kan met ”aanvaarding” zijn bedoeld dat de provincie een goedkeuringsbevoegdheid heeft voor (regionale) woonvisies, zodat een woonvisie zonder die goedkeuring niet in werking kan treden? Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen besluiten (13) slechts aan goedkeuring worden onderworpen in bij of krachtens de wet bepaalde gevallen (14), met andere woorden: er is een wettelijke basis nodig voor een goedkeuringsvereiste. De wettelijke basis van deze provinciale verordening is artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening (15). Ik denk dat deze bepaling geen wettelijke basis vormt voor zo’n goedkeuringsvereiste (16) en dat daarom met ”aanvaarding” in de Verordening ruimte 2014 (17) geen goedkeuringsvereiste kan zijn bedoeld. Ik denk ook niet dat in deze bepaling een goedkeuringsvereiste is bedoeld. Bedoeld is slechts dat een ”aanvaarding” een of meer voorwaarden die wet en provinciale verordening aan de toelichting op de bestemmingsplannen stellen versoepelt. Uit de brief van 26 september 2017 van gedeputeerde staten blijkt dat slechts de eerste trede van de ladder is versoepeld.

Bevoegdheid gedeputeerde staten De al dan niet ”aanvaarding” van een regionale woonvisie is een bevoegdheid van gedeputeerde staten en niet van provinciale staten, omdat het hier gaat om een bevoegdheid uit de Wet ruimtelijke ordening (een medebewindswet) en de bevoegdheid evenmin in het Besluit ruimtelijke ordening (een regeling gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening) aan provinciale staten is toegekend (18).

Toch worden provinciale staten vooraf betrokken Provinciale staten hebben enkele jaren geleden uitgesproken dat ze vooraf betrokken willen worden bij het al dan niet ”aanvaarden” door gedeputeerde staten (19). Aan die wens wordt gehoor gegeven door bespreking van de brief van gedeputeerde staten in de statencommissie Ruimte en Leefomgeving, voordat hij wordt verzonden. Gedeputeerde staten wegen de opmerkingen van de commissie mee in hun verdere besluitvorming, bijvoorbeeld door aanpassing van de brief (20). De brief van gedeputeerde staten van 26 september 2017, die over de regionale woonvisie van Haaglanden gaat, is in de statencommissie van 25 oktober 2017 besproken. Vanuit de commissie zijn geen kritische opmerkingen gemaakt (21). Gedeputeerde staten hadden dus geen reden om de brief aan te passen en hebben hem daarom (ongewijzigd) aan de contactpersoon voor de regio gestuurd, de Zoetermeerse wethouder Taco Kuiper.

NOTEN

(1)Haaglanden heeft de brief op 30.06.2017 aan de provincie gestuurd

(2)Artikel 1.1.1. lid 1 sub i Besluit ruimtelijke ordening (hieronder afgekort tot: Bro)

(3)Raad van State 31.08.2016 rechtsoverweging 32 (ECLI:NL:RVS:2016:2364)

(4)Artikel 42 en 44 Woningwet; artikel 39 Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting

(5)Artikel 3.1.6 lid 2 Bro

(6)Artikel 4.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (hieronder afgekort tot: Wro)

(7)Artikel 2.1.1 Verordening ruimte 2014

(8)Artikel 3.1.6 lid 2 Bro

(9)Artikel 2.1.1 lid 1 sub a Verordening ruimte 2014

(10)Artikel 2.1.1 lid 2 Verordening ruimte 2014

(11)Zie artikel 2.2.1: GS kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen.

(12)Artikelsgewijze toelichting, bladzijde 40 e.v..

(13)Ik ga ervan uit dat een regionale woonvisie een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht

(14)Artikel 10:26 Algemene wet bestuursrecht

(15)Algemene toelichting, blz 37

(16)In artikel 4.1 lid 1 Wro staat (onder andere): Indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen (en) omtrent de daarbij behorende toelichting of onderbouwing

(17)Artikel 2.2.1

(18)Artikel 147 juncto 105 Provinciewet; zie ook artikel 2.1.1 Verordening ruimte

(19)Aldus de officiële toelichting op agendapunt 5b van de vergadering van 25 oktober 2017 van de Statencommissie Ruimte en Leefomgeving

(20)Zie de brief van gedeputeerde staten aan Provinciale Staten van Zuid-Holland, 13 februari 2018

(21)Officieel commissieverslag.

Strafbare poging tot verkoop van stem

Donderdag 22 maart 2018. Gisteren stond in de krant dat sommige kiezers hun stempassen voor de gemeenteraadsverkiezingen en het referendum te koop hadden gezet op Marktplaats. Ik denk dat deze kiezers aanbieden om tegen geld op een bepaalde partij te stemmen. Welke partij dat is, beslist de koper. Op grond van het Wetboek van Strafrecht is het een strafbaar feit (een misdrijf) om zo’n afspraak te maken. Het te koop aanbieden op Marktplaats is een strafbare poging daartoe, als het tenminste niet tot een afspraak is gekomen. Uit het Wetboek van Strafrecht volgt dat de rechter voor een gemaakte afspraak een geldboete kan opleggen van maximaal 8.300 euro en voor een (mislukte) poging daartoe ongeveer 5.600 euro. Ik begrijp uit de krant dat de officier van justitie aan de rechter een veel lagere boete wil vragen, namelijk 250 euro.

Artikel 126 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): Hij die bij gelegenheid van een krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of eens anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.

Artikel 45 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij poging met een derde verminderd.

Artikel 46b Wetboek van Strafrecht luidt: Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.

Artikel 23 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): Hij die tot een geldboete is veroordeeld is verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de staat binnen de termijn door het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging van de strafbeschikking of het vonnis of arrest is belast, te stellen. De geldboete die voor een strafbaar feit ten hoogste kan worden opgelegd, is gelijk aan het bedrag van de categorie die voor dat feit is bepaald. Er zijn zes categorieën: de eerste categorie 415 euro; de tweede categorie, 4.150 euro: de derde categorie 8.300 euro.

Kiezers met een verstandelijke handicap

Maandag 19 maart 2018. De kiezer die aanstaande woensdag (gemeenteraadsverkiezingen) gaat stemmen, moet daarvoor naar een stemlokaal. Hij ontvangt daar uit handen van het stembureau een stembiljet. Daarmee gaat hij naar een stemhokje in dat lokaal. Kiezers met een verstandelijke handicap willen hulp in het stemhokje, zo lees ik in de krant. Niet bij het maken van een keuze (voor lijst en kandidaat), maar omdat ze het vakje op het stembiljet dat ze rood willen maken niet kunnen vinden. De Kieswet staat geen hulp in het stemhokje toe aan kiezers met een verstandelijke handicap; hulp aan kiezers met een lichamelijke handicap is in de Kieswet wel toegestaan. Uitleg buiten het stemhokje – zoals in het stemlokaal – is ook aan kiezers met een verstandelijke handicap toegestaan, zo lees ik op de website van de Kiesraad. In bovenbedoeld krantenbericht staat ook dat in de Kieswet zou staan dat als iemand met een verstandelijke handicap niet zonder hulp kan stemmen ervan wordt uitgegaan dat hij niet zelfstandig zijn wil kan bepalen. Ik heb dat nergens in de Kieswet kunnen lezen. Ik denk dat hier sprake is van een vergissing: alleen in het Burgerlijk Wetboek (kopen, huren, lenen) kan een verstandelijke handicap in de weg staan aan het zelfstandig kunnen bepalen van je wil (wat dan leidt tot een ongeldige rechtshandeling en bedoeld is als een bescherming van de persoon in kwestie). Kiesrecht ontbreekt ingevolge de Kieswet alleen bij iemand die een misdrijf heeft gepleegd en de rechter hem bij zijn veroordeling het kiesrecht heeft afgepakt.

Artikel J 26 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De kiezer gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

Artikel J 28 Kieswet: Wanneer aan het stembureau blijkt dat een kiezer wegens zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft, staat het toe dat deze zich laat bijstaan.

Website van (overheidsinstantie) de Kiesraad luidt (gedeeltelijk): Aan mensen met een verstandelijke beperking kan uitleg worden gegeven, buiten het stemhokje, over het gebruik van het stembiljet. Dit kan zowel door een begeleider als door een stembureaulid gebeuren. Uitleg wordt dan gegeven in alle openheid zodat dit kan worden waargenomen door de in het stembureau aanwezige kiezers.

Artikel 34 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek luidt: Heeft iemand wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets verklaard, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. Een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, indien de rechtshandeling voor de geestelijk gestoorde nadelig was, tenzij het nadeel op het tijdstip van de rechtshandeling redelijkerwijze niet was te voorzien. Een zodanig ontbreken van wil maakt een rechtshandeling vernietigbaar. Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, wordt door het ontbreken van wil echter nietig.

Artikel B 5 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Van het kiesrecht zijn uitgesloten zij die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht zijn ontzet.