Stembiljet voor de provincie

DONDERDAG 16 MAART 2023 Gisteren konden we o.a. stemmen voor de provincie. Op het stembiljet stonden de partijen en de kandidaten. Om te stemmen hoefden we alleen maar het rondje rood te maken voor onze favoriete kandidaat. Meer lezen was niet nodig. Maar wat staat er eigenlijk allemaal nog meer op een stembiljet?

NUMMER PARTIJ Zowel de kandidaten als de partijen op het stembiljet zijn genummerd. Elke partij heeft een ander nummer. Het staat boven de partijnaam. Dit nummer is niet willekeurig gekozen. Nummer 1 is voor de partij die bij de vorige provinciale verkiezingen de meeste stemmen heeft gekregen. Die vorige verkiezingen waren in 2019. Nummer 2 is voor de partij die toen de op een na meeste stemmen heeft gekregen. En zo voort. In Zuid-Holland heeft Forum voor Democratie nummer 1, want die partij is in 2019 met elf zetels de grootste geworden in deze provincie.

NUMMER BLIJFT Onbelangrijk is dat de fractie in de afgelopen vier jaar zo is gekrompen dat ze niet langer de meeste zetels heeft, doordat fractieleden uit de fractie zijn gestapt en zelfstandig of in een andere fractie zijn verder gegaan. Het nummer van een partij kan per provincie verschillen. Partijen die bij de vorige verkiezingen geen enkele zetel in die provincie hebben gehaald, krijgen de laatste nummers.  

NUMMER KANDIDAAT  Ook de kandidaten van een partij hebben een nummer. De hoogste kandidaat op de lijst – de lijsttrekker – heeft nummer 1. De eerstvolgende op de lijst heeft nummer 2, enzovoorts. Het nummer is belangrijk, want hoe hoger een kandidaat op de lijst staat, des te groter zijn kans op een zetel. Het is de politieke partij die bepaalt welk nummer een kandidaat heeft. Het nummer is niet afhankelijk van hoeveel stemmen een kandidaat bij de vorige verkiezingen heeft gekregen: de partij mag de kandidaat die destijds de meeste stemmen heeft gekregen ergens onderaan de lijst plaatsen. Wij kiezers kunnen de lijstvolgorde echter doorbreken door te stemmen op lager geplaatste kandidaten. Maar het is niet zo dat de kandidaat met de meeste stemmen altijd een zetel krijgt. Voor het doorbreken van de lijstvolgorde is namelijk een minimumaantal voorkeurstemmen nodig, de zogenaamde voorkeurdrempel. Meestal zijn er maar weinig kandidaten die over die drempel gaan.

TOT WEL VIJFTIG Partijen mogen maximaal vijftig kandidaten op hun lijst plaatsen. Bij een aantal partijen is er dan ook een kandidaat met nummer 50. Minder kandidaten mag natuurlijk ook. Er geldt geen minimumaantal.

ZELFS NOG MEER Partijen die bij de vorige verkiezingen zestien of meer zetels hebben gekregen, mogen meer kandidaten op hun lijst plaatsen. Maximaal tachtig. Geen enkele partij heeft dat vier jaar geleden bereikt.

ONCE UPON A TIME De laatste keer dat dit een partij lukte was in 2007, zestien jaar geleden. Het is na gisteren moeilijk voor te stellen, maar dat was volgens Wikipedia het CDA dat zowel in Limburg als in Noord-Brabant achttien zetels haalde. Dat was trouwens geen toevalligheid, want bij de verkiezingen daarvoór (2003) haalde het CDA zelfs in acht provincies zestien zetels of meer. In Noord-Brabant werden toen dertig zetels gescoord! Het CDA was dat jaar trouwens niet de enige partij die boven de vijftien zetels uitkwam. Ook VVD en PvdA haalden in dat jaar in twee respectievelijk zes provincies zestien zetels of meer! Het ziet ernaar dat gisteren BoerBurgerBeweging (BBB) de grens van zestien zetels heeft bereikt, en dat zelfs in meer dan één provincie.    

KIESKRING Per kieskring kan het aantal kandidaten van een partij verschillen. Per kieskring kan een partij ook andere kandidaten hebben. Per kieskring kan het stembiljet er dus anders uitzien. Maar wat is eigenlijk een kieskring? Alleen de grotere provincies hebben meerdere kieskringen. In zo’n provincie worden de kiezers verdeeld over meer dan twee kieskringen. Het hangt van zijn woonplaats af bij welke kieskring een kiezer thuishoort. Zuid-Holland heeft vier kieskringen. Ook Gelderland, Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg hebben er twee of meer. Alle andere provincies hebben er elk maar één. In bijvoorbeeld Groningen, Flevoland en Zeeland vormt de hele provincie dus één kieskring. Daarom ziet het stembiljet er in zo’n provincie overal hetzelfde uit.

NIET  MEEDOEN Politieke partijen hoeven niet in elke kieskring mee te doen. Waar zij niet meedoen, kunnen de kiezers echter niet op hun stemmen, en wordt de kans op een zetel in provinciale staten dus een stuk kleiner. Partijen moeten voor elke provincie waar ze mee willen doen aan een aantal eisen voldoen, zoals de betaling van een waarborgsom. Sommige eisen gelden per kieskring.

HANDTEKENINGEN Zo hebben partijen die bij de vorige verkiezingen geen enkele zetel hebben gehaald ondersteuningshandtekeningen van kiezers nodig. Per kieskring minstens dertig. Anders mag ze in die kieskring niet meedoen. Sommige partijen is dat bij de verkiezingen van gisteren niet gelukt: de Drentse Ouderenpartij (DOP) in Drenthe, Hart voor Vrijheid in Noord-Brabant en Limburg en Jezus Leeft in Zuid-Holland, Noord-Holland, Friesland en Flevoland.

KIESWET Alle bovenstaande regels zijn terug te vinden in de Kieswet.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 14 april of een dag eerder

Gouverneur van Limburg is opgestapt

VRIJDAG 4 JUNI 2021 In de provincie Limburg is de commissaris van de Koning anderhalve maand geleden opgestapt, omdat de provinciale volksvertegenwoordiging een motie van wantrouwen tegen hem (en overige leden van het dagelijks bestuur) had aangekondigd. Is een commissaris juridisch verplicht om op te stappen als tegen hem een motie van wantrouwen wordt aangenomen?

CdK Elke provincie heeft een commissaris van de Koning, vaak afgekort tot CdK (commissaris des Konings). In Limburg wordt hij ook wel gouverneur genoemd. Een CdK is voorzitter van Provinciale Staten, de volksvertegenwoordiging van de provincie. Hij of zij is ook voorzitter van Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van de provincie. Een CdK heeft naast deze voorzitterstaken nog allerlei andere bestuurstaken, zoals het bevorderen van de bestuurlijke integriteit van de provincie.

VERANTWOORDEN Een CdK moet over die taakuitvoering verantwoording afleggen aan Provinciale Staten. Volgens de Limburgse Staten was gouverneur Theo Bovens tekort geschoten in zijn taak om de bestuurlijke integriteit van de provincie te bevorderen. Daarom was de motie van wantrouwen aangekondigd.

KONINKLIJK BESLUIT Een CdK is (juridisch) niet verplicht om op te stappen als Provinciale Staten een motie van wantrouwen aannemen. Want alleen de regering kan een CdK ontslaan; dat volgt uit de Provinciewet. Het ontslag van een CdK is – net als zijn benoeming – namelijk een koninklijk besluit: het is ondertekend door de Koning en de minister van Binnenlandse Zaken. De ministerraad moet er in hebben toegestemd; dat volgt uit het Reglement van de ministerraad.

PROVINCIALE STATEN Nu is het ook weer niet zo dat de regering hierbij geen enkele rekening hoeft te houden met wat Provinciale Staten willen. Integendeel: in beginsel moet de regering een CdK ontslaan als (een meerderheid van) Provinciale Staten aanbeveelt om de CdK te ontslaan vanwege een verstoorde verhouding.

AANBEVELING Voorafgaand aan die aanbeveling moeten Provinciale Staten een aantal stappen zetten. Provinciale Staten hoeven trouwens niet alle Statenleden te zijn, een meerderheid voldoet. Zo moeten Provinciale Staten hebben verklaard dat sprake is van een ‘verstoorde verhouding’. Als een motie van wantrouwen wordt aangenomen, dan zal sprake zijn van een verstoorde verhouding. Daarna moeten Provinciale Staten een aanbeveling tot ontslag aannemen. Dat laatste mag niet in dezelfde vergadering gebeuren als waarin zij hebben verklaard dat sprake is van een verstoorde verhouding. Tussen die vergaderingen moet namelijk een afkoelingsperiode van enkele weken tot enkele maanden liggen. Bovendien moet bij de oproeping voor die laatste vergadering het aanbevelingsvoorstel worden vermeld. Voordat de aanbeveling daadwerkelijk naar de minister mag worden gestuurd, moeten Provinciale Staten ook nog met die minister overleggen over de aanleiding van de verstoorde verhouding.

IN LIMBURG is het nooit zover gekomen. De regering heeft geen koninklijk ontslagbesluit genomen, noch hebben de Limburgse Staten de minister een aanbeveling tot ontslag gestuurd, noch een aanbeveling tot ontslag aangenomen en zelfs niet verklaard dat sprake is van een verstoorde verhouding of een motie van wantrouwen aangenomen. Bovens was juridisch dus niet verplicht om als gouverneur op te stappen.

DECONSTITUTIONALISERING Was het in Limburg wél zover gekomen, dan had de regering – zoals gezegd – in beginsel tot het ontslag van de gouverneur moeten besluiten. In beginsel, want de ministerraad had nog kunnen beslissen dat daarvan wegens ‘zwaarwegende gronden’ moet worden afgezien. Zo staat het sinds begin deze eeuw in de Provinciewet. Maar die wettelijke regeling zou wel eens kunnen gaan veranderen. Sinds twee jaar eist de Grondwet namelijk niet meer dat een CdK per koninklijk besluit wordt benoemd. Tot die tijd moest in de Provinciewet staan dat een CdK per koninklijk besluit wordt benoemd, want een wet mag niet strijdig zijn met de Grondwet. Maar sinds twee jaar laat de Grondwet toe dat in de Provinciewet komt te staan dat een CdK wordt benoemd door Provinciale Staten of rechtstreeks door de burgers. In de Provinciewet staat vandaag echter nog hetzelfde als twee jaar geleden, maar dankzij de deconstitutionalisering van twee jaar geleden zouden regering, Tweede Kamer en Eerste Kamer over kunnen gaan tot wijziging van de Provinciewet, bijvoorbeeld zo dat voortaan Provinciale Staten de CdK benoemen. Weliswaar betreft dit de benoeming, maar het ligt voor de hand dat dan ook meteen de ontslagregeling wordt gewijzigd, zo dat voortaan Provinciale Staten de CdK mogen ontslaan. De regering zou er dan niet meer over gaan. En een CdK zou na zo’n wetswijziging wél juridisch verplicht zijn om op te stappen na het aannemen van een motie van wantrouwen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 11 juni

CDA-gedeputeerden in Brabant opgestapt door stikstofcrisis

DONDERDAG 14 NOVEMBER 2019 Protesterende boeren en bouwvakkers. Stilliggende woningbouwprojecten. Niet meer mogen scheuren over onze snelwegen. En last maar zeker niet least: ernstige aantasting van onze natuur. Voorlopig komt er nog geen einde aan het drama van de stikstofcrisis. Ook de eerste politici zijn er nu over gevallen. In Noord-Brabant is dat met twee gedeputeerden gebeurd: CDA’ers Renze Bergsma en Marianne van der Sloot zijn afgelopen zaterdag opgestapt, omdat hun eigen fractie in provinciale staten vond dat het provinciaal stikstofbeleid te streng was voor veehouders. Hoe ziet het Brabants provinciebestuur eruit? En wat is hier aan de hand?

COALITIE Het Brabantse parlement – de provinciale staten – bestaat uit 55 leden. Deze 55 volksvertegenwoordigers zijn sinds de laatste verkiezingen (maart van dit jaar) verdeeld over twaalf fracties. Vijf daarvan hebben begin juni een coalitieakkoord gesloten: VVD, CDA, PvdA, D66 en GroenLinks. Tezamen bezetten ze 31 zetels. Dat is genoeg, want voor de absolute meerderheid zijn er 28 nodig. De grootste partij VVD heeft tien Statenleden, CDA acht, D66 en GroenLinks elk vijf en PvdA heeft er drie.

GEDEPUTEERDEN Elke coalitiepartij kreeg een of twee gedeputeerden, de dagelijkse bestuurders van de provincie. Gedeputeerde Staten bestond uit twee gedeputeerden van VVD en CDA en een gedeputeerde van de andere drie partijen, zeven in totaal, plus de commissaris van de Koning. Zonder de CDA-gedeputeerden bestaat gedeputeerde staten dus nog slechts uit vijf gedeputeerden. Bovendien dreigt de huidige coalitie die begin juni is gevormd haar absolute meerderheid in provinciale staten te verliezen. Maar de CDA-fractie is ondanks het opstappen van haar gedeputeerden nog niet uit de coalitie gestapt.

MOTIE De CDA-fractie diende tijdens de Statenvergadering van vorige week vrijdag een motie in. Dat gebeurde bij de behandeling van de provinciale begroting voor 2020. Dat is de motie Pas op de plaats. Daarin wordt gedeputeerde staten onder andere opgedragen om bestaande veehouderijen meer tijd te geven om een vergunningaanvraag voor de bouw van een milieuvriendelijkere stal te doen. Momenteel geldt daarvoor de deadline van 1 april 2020. Die deadline moet volgens de motie van de baan.

ONTSLAGNAME De motie haalde het niet, maar voor de twee CDA-gedeputeerden was het genoeg reden om aan het einde van de vergadering – in de kleine uurtjes – ontslag in te dienen: de motie maakt volgens hen duidelijk dat de eigen fractie afstand heeft genomen van het coalitieakkoord.

COALITIEAKKOORD Dat coalitieakkoord heet Kiezen voor kwaliteit voor de Brabanders van nu en van de toekomst, en is begin juni van dit jaar gesloten. Daarin staat dat de strenge maatregelen die de vorige coalitie voor veehouders heeft genomen van kracht moeten blijven. De vorige coalitie is de coalitie die tussen 2015 en 2019 aan de macht was in Brabant. Een van die strenge maatregelen is de deadline voor bestaande veehouderijen om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2020 een vergunning aan te vragen voor de bouw van een milieuvriendelijkere stal.

DEADLINES Oorspronkelijk stond die deadline op 1 januari 2020, dus drie maanden vroeger dan nu het geval is. Tweeënhalf jaar lang heeft hij op die datum gestaan. Het is pas twee weken geleden dat hij officieel op 1 april 2020 gezet. Een deadline (ergens) in het eerste kwartaal van 2020 was dus geen nieuw beleid van de huidige coalitie, maar bestaand beleid dat al onder de vorige coalitie is ingezet. Dus ook lang voordat de Raad van State haar bekende stikstofuitspraak deed. Niet alleen bestaat die deadline nu al tweeënhalf jaar, maar bovendien is hij al die tijd in een provinciale verordening opgenomen geweest.

Trouwens, de huidige coalitie heeft kort na het sluiten van het coalitieakkoord aanvullende afspraken gemaakt, ”ter uitwerking” van het akkoord. Ze lijken echter de maatregelen van de vorige coalitie minder streng te maken. Over uitstel van de deadline (tot 1 april) gaan ze echter niet. Toch heeft gedeputeerde staten een maand later besloten om de deadline uit te stellen tot 1 april. Begin november is de nieuwe deadline opgenomen in een provinciale verordening.

COALITIE 2015 – 2019 De vorige coalitie had een andere politieke samenstelling dan de huidige. Tussen 2015 en 2019 was er een vierpartijencoalitie, die bestond uit VVD, PvdA, SP en D66. CDA maakte er dus geen deel van uit.

BRIEF Twee gedeputeerden hebben nu hun werkzaamheden dus beëindigd. Aan het functioneren van een gedeputeerde kan op verschillende manieren een einde komen. Zo kunnen provinciale staten het vertrouwen in hem of haar opzeggen, anders gezegd de gedeputeerde naar huis sturen. De gedeputeerde moet dan onmiddellijk ontslag nemen. Een gedeputeerde kan ook om andere redenen ontslag nemen. Bergsma en Van der Sloot hebben om dit soort andere redenen ontslag genomen. In dat geval moet een gedeputeerde daarvan schriftelijk mededeling doen aan provinciale staten. Bergsma en Van der Sloot hebben een brief gestuurd waarin ze hun ontslagname motiveren. Het ontslag is voor hen onmiddellijk ingegaan, omdat ze dat zelf zo wilden. Anders waren ze nog enige tijd aangebleven, bijvoorbeeld tot een opvolger is benoemd.

OPVOLGERS? Het ziet er niet naar uit dat snel een opvolger zal worden benoemd. De fractieleider van grootste partij VVD wil daar voorlopig niet aan, en wil sowieso eerst afwachten hoe de CDA-fractie met de ontstane situatie gaat omgaan. Wordt hiermee de Provinciewet geen geweld aangedaan? Daarin staat immers dat ontstane vacatures zo spoedig mogelijk moeten worden vervuld, tenzij provinciale staten besluiten om het aantal gedeputeerden te verminderen. Hoe dan ook: ondertussen zijn de bestuurlijke verantwoordelijkheden van de opgestapte gedeputeerden verdeeld onder de overige collegeleden.

RUTTE III De motie van de CDA-fractie gaat niet alleen over deadlines, maar ook over het maken van nieuw provinciaal stikstofbeleid dat in lijn is met het landelijke stikstofbeleid voor veehouderijen. Het is nog niet bekend hoe dat laatste eruit ziet. Daarom is het evenmin onbegrijpelijk dat wordt gevraagd om een provinciale Pas op de plaats.

(Mr. Leon)

Limburg krijgt extraparlementaire gedeputeerden

DINSDAG 26 JUNI 2019 Afgelopen maart waren er provinciale verkiezingen. Sindsdien wordt onderhandeld over een nieuw dagelijks bestuur, het college van Gedeputeerde Staten (GS). In sommige provincies is er al een nieuw college benoemd. In de provincie Limburg wordt naar alle waarschijnlijkheid aanstaande vrijdag een nieuw college benoemd. Dat wordt dan een extraparlementair college. Dat is heel bijzonder, want volgens de eigen website wordt dat het eerste extraparlementaire college van ons land. Wat is hier aan de hand?

Parlement Provinciale Staten van Limburg heeft 47 leden. Voor de ruim 1 miljoen Limburgers zijn er dus 47 Statenleden. De provincie met de minste inwoners – Zeeland – heeft er 39; de provincies met de meeste inwoners – zoals Gelderland en Zuid-Holland – hebben er 55. In Limburg wordt Provinciale Staten ook wel genoemd het Limburgs Parlement.

Gouverneur Dit Limburgs Parlement benoemt de gedeputeerden, de dagelijkse bestuurders van de provincie. Er is één dagelijkse bestuurder die het niet benoemt en dat is de commissaris van de Koning. De commissaris wordt door de regering benoemd; wel is het zo dat Provinciale Staten van Limburg en de gedeputeerden betrokken worden. De commissaris is ook voorzitter van het Limburgs Parlement. In Limburg wordt hij trouwens ook wel gouverneur genoemd.

Zeven gedeputeerden (gewijzigd) Alle dagelijkse bestuurders – de gedeputeerden én de commissaris – heten samen het college van Gedeputeerde Staten, of kortweg Gedeputeerde Staten, of nog korter het college, of op zijn kortst GS. De commissaris is ook hiervan de voorzitter; dat betekent niet dat hij de baas is. Als alles volgens verwachting verloopt, gaat het Limburgs Parlement aanstaande vrijdag zeven gedeputeerden benoemen. Het huidige college – dat vier jaar geleden is gekozen – bestaat uit vijf gedeputeerden. In het nieuwe college zit één vrouw, dat is er een meer dan in het huidige college.

Nederlanderschap Het Limburgs Parlement is niet 100% vrij in wie het tot gedeputeerde benoemt. Er worden namelijk allerlei wettelijke eisen aan een gedeputeerde gesteld, zoals dat ie Nederlander is en dat ze in de provincie woont. In Limburg onderzoekt een speciale Statencommissie of een kandidaat aan alle wettelijke eisen voldoet. Van de woonplicht mag ontheffing worden verleend. Geen vereiste is dat de gedeputeerde is gekozen als lid van het Limburgs Parlement. Toch zal dat vrijdag bij vijf (van de zeven) gedeputeerden het geval zijn; in het huidige college is dat bij vier (van de vijf) het geval.

Geen voortzetten bestaand college In het vorige Limburgs Parlement was er een coalitie en die bestond uit CDA, VVD, D66 en PvdA. Samen hadden zij 24 zetels: een (nipte) meerderheid. De gedeputeerden zouden zonder hun lidmaatschap van één van deze partijen niet zijn benoemd, ofschoon er uiteraard ook nog allerlei andere redenen waren om juist hen tot gedeputeerden te benoemen. In het nieuwe Limburgse Parlement hebben die vier (!) partijen zelfs niet meer een nipte meerderheid, ze beschikken nog slechts over 20 zetels. Voortzetting van de coalitie is dus niet zonder meer mogelijk. En een andere coalitie ligt ook niet meteen voor de hand; de resterende 27 zetels zijn namelijk over nog eens zeven andere partijen verdeeld. Dit alles betekent overigens niet dat de nieuwe gedeputeerden partijloos zijn: minstens vijf van hen zijn (prominente) partijleden. Bovendien maken drie van hen ook deel uit van het huidige college.

Informateurs Snel na de provinciale verkiezingen heeft het nieuwe Limburgs Parlement twee personen tot informateur benoemd. Eén is Statenlid van de grootste fractie (CDA) en de ander is van een andere partij maar niet actief in de provinciale politiek (wel in de lokale politiek). Zij moesten advies uitbrengen over hoe de oude coalitie kan worden versterkt en aangevuld. Hun conclusie was tweeërlei. Ten eerste ontbreekt de politiek-bestuurlijke wil om de oude coalitie te versterken en aan te vullen. Versterking en aanvulling van de oude coalitie is dus onbereikbaar. Ten tweede zijn er – toch – geen onoverbrugbare politiek-inhoudelijke verschillen tussen de vier oude coalitiepartijen en de andere zeven partijen. Wat de inhoud betreft, kunnen alle partijen dus wel met elkaar in zee.

Extra De informateurs adviseren daarom de benoeming van extraparlementaire gedeputeerden. Extra betekent hier buiten; extraparlementair betekent hier dus buitenparlementair. Buitenparlementair betekent dat ook iemand die geen lid is van de eigen politieke partij of van een coalitiepartij tot gedeputeerde kan worden benoemd. In een coalitie spreken de coalitiepartijen met elkaar af dat ze de kandidaat van de andere coalitiepartijen zullen steunen. Maar – zoals gezegd – een meerderheidscoalitie bleek in Limburg onbereikbaar.

Extra (2) Extraparlementaire gedeputeerden betekent niet dat de gedeputeerden geen partijlid mogen zijn, want van de zeven gedeputeerden die vrijdag worden benoemd zijn er twee Statenlid voor het CDA en de drie anderen zijn Statenleden voor VVD, PVV of Forum voor Democratie. Extraparlementaire gedeputeerden betekent hier evenmin dat gedeputeerden buiten het Limburgs Parlement om worden benoemd. Integendeel: nog steeds is het zo dat (een meerderheid van) het Limburgs Parlement de gedeputeerden gaat benoemen.

Ontslag Bovendien is het niet zo dat een eenmaal benoemde gedeputeerde verzekerd is van zijn aanstelling tot de volgende verkiezingen, want een gedeputeerde heeft steeds het vertrouwen nodig van (een meerderheid van) het Limburgs Parlement. Als duidelijk is dat dit vertrouwen er op een gegeven moment niet meer is, dan moet de gedeputeerde opstappen, wat ook de reden is geweest voor de vertrouwensbreuk.

Vertrouwensbreuk Zo’n vertrouwensbreuk kan bijvoorbeeld blijken bij het afleggen van verantwoording. Elke gedeputeerde moet aan het Limburgs Parlement verantwoording afleggen van het bestuur dat hij of zij voert en heeft gevoerd. Verantwoording afleggen gebeurt bijvoorbeeld bij de beantwoording van een vraag van een Statenlid. Het gebeurt ook in de jaarrekening en het jaarverslag. Gedeputeerde Staten stellen elk jaar een jaarrekening en jaarverslag op, en die wordt besproken in het Limburgs Parlement.

Amendementen In plaats van ontslag geven aan een gedeputeerde wiens bestuur te ver af staat van wat het Limburgs Parlement wil, kan het ook bijsturen. Het kan dat doen door te dreigen met ontslag. Maar het kan dat ook directer doen. Zoals door een wijziging in een nieuwe verordening die de gedeputeerde voorstelt. Of door een wijziging van de voorgestelde begroting. Gedeputeerde Staten stelt elk jaar een ontwerp-begroting op. Een gedeputeerde mag zonder begroting geen geld uitgeven en zonder geld uit te geven kan een provincie niet bestuurd worden. Opstelling van de ontwerp-begroting is niet genoeg om geld te mogen uitgeven. Daarvoor is vaststelling nodig van de begroting. Vaststelling gebeurt door het Limburgs Parlement, uitzonderingen daargelaten. De inhoud van de vastgestelde begroting mag afwijken van de voorgestelde ontwerp-begroting. Ook op die manier kan het Limburgs Parlement een gedeputeerde bijsturen.

Formateurs Aanstaande vrijdag gaat het Limburgs Parlement vergaderen over de benoeming van de zeven kandidaat-gedeputeerden. Deze kandidaten zijn uitgekozen door twee formateurs. Het Limburgs Parlement heeft niet alleen de informateurs maar ook de formateurs benoemd. Dat is enkele weken geleden gebeurd door een ruime meerderheid bestaande uit de fractieleden van CDA, Forum voor Democratie, PVV, VVD, Lokaal-Limburg en 50PLUS. De twee formateurs zijn Statenleden voor CDA en VVD. De formateurs hebben niet alleen de kandidaten geselecteerd en de portefeuilles verdeeld, maar ook een collegeprogramma opgesteld dat door alle kandidaten is ondertekend. Dit collegeprogramma Vernieuwend Verbinden is gisteren in het Maastrichtse Provinciehuis gepresenteerd. Het is dus niet zo dat dit stuk van zo’n zestig pagina’s het product is van een of meer fracties, zoals het geval is bij coalitieakkoorden. De commissaris van de Koning was dus geen formateur; hij moet wel over de uitkomsten van de collegeonderhandelingen geïnformeerd zijn en in de gelegenheid zijn gesteld om over voorstellen van het collegeprogramma zijn opvattingen kenbaar te maken.

BRONNEN

”Parlement”

Artikel 8 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten bestaan uit: 39 leden in een provincie beneden de 400 001 inwoners; 47 leden in een provincie van 1 000 001 – 1 250 000 inwoners; 55 leden in een provincie boven de 2 000 000 inwoners.

”Gouverneur”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden.

Artikel 158 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten zijn in ieder geval bevoegd: a. het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet provinciale staten of de commissaris van de Koning hiermee zijn belast;

Artikel 61 luidt (gedeeltelijk): De commissaris van de Koning wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar. Onze Minister overlegt met provinciale staten. Na het overleg met Onze Minister stellen provinciale staten uit hun midden een vertrouwenscommissie in, belast met de beoordeling van de kandidaten.

Artikel 9 luidt: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

”Zeven gedeputeerden”

Artikel 35a Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Het aantal gedeputeerden bedraagt ten minste drie en ten hoogste zeven.

Artikel 34 luidt: De commissaris van de Koning en de gedeputeerden vormen tezamen gedeputeerde staten. De commissaris is voorzitter van gedeputeerde staten.

Artikel 53a luidt: De commissaris van de Koning bevordert de eenheid van het beleid van gedeputeerde staten. De commissaris kan onderwerpen aan de agenda voor een vergadering van gedeputeerde staten toevoegen. De commissaris kan ten aanzien van geagendeerde onderwerpen een eigen voorstel aan gedeputeerde staten voorleggen.

Uit de brief van de Limburgse formateurs van 18 juni 2019: Wij hebben de griffie van uw Staten verzocht de voorbereidingen te treffen die nodig zijn om de voorgestelde kandidaat-gedeputeerden te kunnen benoemen in uw vergadering van 28 juni 2019.

”Nederlanderschap”

Artikel 10 Provinciewet luidt: Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel 35b luidt (gedeeltelijk): Voor het ambt van gedeputeerde gelden de vereisten voor het lidmaatschap van provinciale staten, bedoeld in artikel 10. Provinciale staten kunnen voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.

Artikel 7 Reglement van Orde voor Provinciale Staten van Limburg luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Aan het begin van een nieuwe Statenperiode stelt de voorzitter van Provinciale Staten twee commissies in die elk bestaan uit drie Statenleden. Lid 5. Bij de benoeming van een gedeputeerde stelt de voorzitter van Provinciale Staten eveneens een commissie overeenkomstig het eerste lid in die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen gesteld in de Provinciewet.

”Informateurs”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden. De commissaris van de Koning wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

Uit het Eindverslag van de Limburgse informateurs (24 mei): PS hebben informatie opdracht gegeven aan Statenlid CDA (Koopmans) en iemand die niet actief is in de provinciale politiek (Gabriëls). Te onderzoeken op welke wijze de huidige coalitie versterkt en aangevuld zou kunnen worden”. Met onze brief van 10 mei jl. hebben wij tussentijds aan uw Staten gerapporteerd over de voortgang. Daarbij zijn de ‘Uitgangspunten van de Limburgse coalitie 2019-2023’ gepresenteerd, waarmee een verbinding gemaakt kan worden tussen de vier partijen van de huidige coalitie én alle mogelijke coalitiepartners. Deze verbinding was wat ons betreft nodig en een gezamenlijke tussenstap om te voorkomen dat mogelijkerwijs op grond van beelden of vermoedens, onoverbrugbare verschillen worden geconstateerd die in de Limburgse politieke werkelijkheid anders zijn of wél overbrugbaar zijn. Alle partijen hebben deze uitgangspunten onderschreven.

”Extra”

Uit het Eindverslag van de Limburgse informateurs (24 mei): Het is hierom, en nogmaals vanuit onze belangrijke constatering dat op inhoud elke coalitie mogelijk was, maar dat op basis van de politiek-bestuurlijke wil dit uiteindelijk niet mogelijk bleek te zijn, concluderen wij, om misschien niet naar de letter van de opdracht, maar wat ons betreft volstrekt in de geest van de opdracht, uw Staten te adviseren om te komen tot een extraparlementair college van maximaal zeven gedeputeerden. Een college waarbij niet het partij-lidmaatschap van de kandidaten doorslaggevend is (..).

”Extra (2)”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden.

”Vertrouwen”

Artikel 49 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Indien een uitspraak van provinciale staten inhoudende de opzegging van hun vertrouwen in een gedeputeerde er niet toe leidt dat de betrokken gedeputeerde onmiddellijk ontslag neemt, kunnen provinciale staten besluiten tot ontslag.

Artikel 50 luidt: De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop provinciale staten tot ontslag van een gedeputeerde hebben besloten.

”Vertrouwensbreuk”

Artikel 151 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van provinciale staten kan gedeputeerde staten mondeling of schriftelijk vragen stellen. Een lid van provinciale staten kan provinciale staten verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda om gedeputeerde staten hierover inlichtingen te vragen.

Artikel 167 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn aan provinciale staten verantwoording schuldig over het door hen gevoerde bestuur.

Artikel 201 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

Artikel 202 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de provincie.

”Amendementen”

Artikel 143b Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van provinciale staten kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van provinciale staten geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing indienen.

Artikel 195 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

Artikel 194 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten bieden jaarlijks, tijdig voor de in artikel 195, eerste lid, bedoelde vaststelling, provinciale staten een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de provincie en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

Artikel 205 luidt (gedeeltelijk): Indien provinciale staten de jaarrekening niet of niet naar behoren vaststellen, zenden gedeputeerde staten de jaarrekening ter vaststelling aan Onze Minister.

”Formateurs”: Artikel 35 Provinciewet luidt: De commissaris van de Koning wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

Provincie Utrecht teert wekelijks 2,6 miljoen euro in op reserves

DONDERDAG 14 FEBRUARI 2019 Een belangrijke inkomstenbron voor provincies is het Provinciefonds. Elke provincie ontvangt uit dit fonds uitkeringen van het Rijk. Utrecht moet het voorlopig met een gekorte uitkering doen; dat betekent 2,6 miljoen Euro minder, per week. Wat is er aan de hand?

Jaarrekening De Utrechtse jaarrekening over 2017 is nog niet vastgesteld. Gedeputeerde staten van een provincie – GS – moeten elk jaar de rekening opstellen van de baten en lasten en van de grootte en samenstelling van het vermogen: de jaarrekening. Die jaarrekening wordt per kalenderjaar opgesteld. GS zijn het dagelijks bestuur van een provincie. Ze leggen met de jaarrekening verantwoording af aan Provinciale Staten, dat is het algemeen bestuur van een provincie. Provinciale staten – PS – wordt gevraagd om deze jaarrekening vast te stellen. PS verlenen décharge aan GS, als ze de jaarrekening vaststellen.

Accountant PS mogen de jaarrekening niet vaststellen zonder accountantsverklaring. De accountantsverklaring wordt afgegeven door een accountant. Een accountant geeft zo’n verklaring pas af na controle van de jaarrekening en als uit die controle blijkt dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de baten en lasten en van de grootte en samenstelling van het vermogen. PS wijzen aan wie de accountant moet worden. De Utrechtse PS hebben accountantskantoor Ernst & Young (EY) aangewezen. EY weigert de accountantsverklaring voor de jaarrekening 2017 af te geven.

Tram EY weigert de accountantsverklaring af te geven in verband met een post van 10 miljoen Euro die te maken heeft met de aanleg van de Uithoflijn, een tramverbinding tussen Utrecht Centraal en universiteitscomplex Uithof, 8 kilometer verderop.

60% Elke provincie moet de vastgestelde jaarrekening met de accountantsverklaring vóór 15 juli naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken sturen. Anders mag het Rijk de uitkering uit het Provinciefonds opschorten. De jaarrekening 2017 moet vóór 15 juli 2018 zijn opgestuurd. De provincie Utrecht heeft anno 2019 nog steeds geen jaarrekening 2017 opgestuurd. De minister heeft daarom besloten om (het voorschot op) de uitkering per 1 januari jl. te korten met 60%, dat betekent wekelijks 2,6 miljoen Euro minder uitkering voor Utrecht. Het is een tijdelijke maatregel, maar het ministerie kan niet aangeven hoe lang hij duurt. Trouwens, als alles weer in orde komt, kan Utrecht de volledige uitkering alsnog tegemoet zien.

Geen shutdown De lagere uitkering betekent voor Utrecht minder inkomsten. In de krant staat dat Utrecht dankzij haar financiële reserves voorlopig al haar begrote uitgaven kan blijven doen, zoals uitbetaling van salarissen en openstelling van openbare parken en diensten. Dat is een groot verschil met de situatie in de VS: de shutdown aldaar. De shutdown in de VS is het gevolg van begrotingsperikelen: de federale begroting is daar niet op tijd vastgesteld. In Utrecht is niet de vaststelling van de begroting overdue maar de vaststelling van de jaarrekening. Als het in Utrecht de begroting 2019 was geweest die niet op tijd was vastgesteld – dat wil zeggen vóór 1 januari – dan zou Utrecht – net als de federale overheid in de VS – geen uitgaven mógen doen.

Wel (weer) shutdown De vaststelling van de federale begroting in de VS is onder andere problematisch vanwege de muur die President Trump wil bouwen aan de Mexicaanse grens, om de migranten uit Midden- en Zuid-Amerika tegen te houden. Daarvoor is een begrotingspost nodig. Vaststelling van de begroting is niet mogelijk zonder medewerking van het Huis van Afgevaardigden. Dat Huis heeft sinds begin januari een meerderheid van Democrats. Zij zien die muur niet zitten, en weigeren daarom hun medewerking. President Trump wil de muur echter niet uit zijn ingediende begroting halen. Eind januari is een ”bestand” gesloten tussen Huis en President, waarmee de shutdown tijdelijk is opgeheven. Dat bestand loopt morgen trouwens alweer af!

BRONNEN:

”Jaarrekening”

Artikel 201 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

Artikel 202 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de provincie.

Artikel 203 luidt: Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van gedeputeerde staten ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

”Accountant”

Artikel 201 Provinciewet luidt: Lid 1. Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Lid 2. Gedeputeerde staten voegen daarbij de verslagen, bedoeld in artikel 217a, tweede lid. Lid 3. Provinciale staten leggen de in het eerste en tweede lid, alsmede de in artikel 217, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is op de in artikel 19, tweede lid bedoelde wijze, voor een ieder ter inzage en stellen ze algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Provinciale staten beraadslagen over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 217 luidt (gedeeltelijk): Lid 2. Provinciale staten wijzen een of meer accountants aan (..) belast met de controle van de in artikel 201 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. Lid 3. De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of: a. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en de samenstelling van het vermogen; b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Lid 4. Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over: a. de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en b. onrechtmatigheden in de jaarrekening. Lid 5. De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan provinciale staten en een afschrift daarvan aan gedeputeerde staten.

”60%”

Artikel 17b Financiële-verhoudingswet luidt (gedeeltelijk): Lid 3. Onze Ministers kunnen de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, aan de betreffende provincie of gemeente geheel of gedeeltelijk opschorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken indien: a. gedeputeerde staten nalaten de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zenden binnen de in dat artikellid genoemde termijn, dan wel, als uitstel is verleend, binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend, of b. de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, na het verstrijken van de voorgeschreven termijn, niet is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het derde lid van dat artikel. Lid 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet terstond mededeling aan het desbetreffende bestuursorgaan van een besluit als bedoeld in het derde lid, met vermelding van de mate waarin en de periode waarvoor de betalingen ten hoogste geschorst worden. De betalingen worden hervat in de week nadat de informatie is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het derde lid van artikel 17a.

Artikel 17a lid 1 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten zenden de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van: a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet en b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet.

Artikel 15 eerste lid luidt: Onze Ministers doen betalingen uit de fondsen aan de provincies en de gemeenten, zo nodig vooruitlopend op de vaststelling van de uitkeringen over het uitkeringsjaar.

”Geen shutdown”

Artikel 193 Provinciewet luidt: Lid 1. Voor alle taken en activiteiten brengen provinciale staten jaarlijks op de begroting de bedragen die zij daarvoor beschikbaar stellen, alsmede de financiële middelen die zij naar verwachting kunnen aanwenden. Lid 2. Provinciale staten zien erop toe dat de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Hiervan kunnen zij afwijken indien aannemelijk is dat het structureel en reëel evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht. Lid 3. Behoudens het bepaalde in de artikelen 212 en 213 kunnen ten laste van de provincie slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht. Lid 4. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

Artikel 195 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

Artikel 196 luidt (gedeeltelijk): Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

Is vergoeding voor Statenleden en commissieleden goed genoeg?

VRIJDAG 7 DECEMBER 2018 Op woensdag 20 maart worden de provinciale verkiezingen gehouden. Het zijn de verkiezingen voor de provinciale staten. De verschillende partijen zijn momenteel druk bezig met de samenstelling van hun kandidatenlijsten of hebben ze al officieel vastgesteld. Wat zal er in financiële zin tegenover staan voor de kandidaat die Statenlid of commissielid wordt in Zuid-Holland en Gelderland?

1163 Statenleden zullen voor hun werkzaamheden recht hebben op een maandelijkse vergoeding van €1.163,75. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Het is een bruto bedrag: er gaat dus nog belasting vanaf.

 20%  Deze vergoeding is in beginsel onafhankelijk van het aanwezig zijn bij vergaderingen. Een provincie mag hiervan afwijken en 1/5 deel van de vergoeding afhankelijk maken van aanwezig zijn bij vergaderingen;dat moet dan wel gebeuren in een verordening. Zuid-Holland noch Gelderland hebben dat gedaan.

 70+Fractievoorzitters hebben recht op een hogere maandelijkse vergoeding, toelage genaamd. De toelage ligt tussen de 70 en 150 euro; voorzitters van grotere fracties zitten dichter bij de 150 euro.

170 Statenleden hebben bovendien recht op een maandelijkse onkostenvergoeding voor de aan hun functie verbonden kosten van €170,17; hiervoor zijn geen declaraties nodig.

112 Commissieleden die geen Statenlid zijn, hebben geen recht op de maandelijkse vergoeding voor werkzaamheden en evenmin op de maandelijkse onkostenvergoeding. Zij hebben wel recht op een vergoeding per vergadering die ze daadwerkelijk hebben bijgewoond. De vergoeding daarvoor bedraagt € 112,25, dat is exclusief jaarlijkse indexering maar ook weer een bruto bedrag.

112+: PS of GS?  Provinciale Staten mogen per verordening regelen dat sommige commissieleden die geen Statenlid zijn onder bepaalde omstandigheden een hogere vergoeding krijgen. Provinciale Staten van Gelderland hebben deze bevoegdheid in een verordening aan gedeputeerde staten overgedragen. Ik vraag mij af of het niet zo is dat alleen Provinciale Staten zelf per verordening zo’n hogere vergoeding mogen regelen. In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers staat in artikel 2.4.2 immers alleen dat provinciale staten dat mogen regelen. Nu gaat deze algemene maatregel van bestuur pas gelden vanaf 28 maart 2019. Echter, in de huidige algemene maatregel van bestuur, het Rechtspositiebesluit staten-en commissieleden, staat in artikel 13 hetzelfde. Volgens de Provinciewet mogen provinciale staten een bevoegdheid niet overdragen als de aard van die bevoegdheid zich daartegen verzet. Ik zou zeggen dat dit het geval is met de bevoegdheid om een hogere vergoeding te regelen voor leden van Statencommissies die geen Statenlid zijn.

In Zuid-Holland moeten alle commissieleden Statenlid zijn. Statenleden mogen voor hun commissielidmaatschap geen extra vergoeding krijgen; dat is zo in de Provinciewet geregeld.

Andere kosten Zowel commissieleden als Statenleden hebben recht op een reiskostenvergoeding en een verblijfskostenvergoeding. Een provincie mag in principe geen andere of hogere vergoedingen geven.

 Geen vetpot De vergoedingen voor Staten- en commissieleden zijn dusniet bepaald riant, en, gelet op de tijdsinvestering en verantwoordelijkheid, eerder aan de lage kant, vind ik. En dan is het ook nog grotendeels een bruto bedrag. Waarom niet de belasting erop geschrapt?

BRONNEN:

Artikel 93 van de Provinciewet luidt(gedeeltelijk): Lid 1. De leden van provinciale staten ontvangen een bij verordening van provinciale staten vast te stellen vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. Lid 4. De verordeningen, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel 94 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van een door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissie ontvangen, voor zover zij geen lid zijn van provinciale staten of gedeputeerde staten, een bij provinciale verordening vast te stellen vergoeding: a. voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie en b. van reis- en verblijfskosten in verband met reizen binnen de provincie. Lid 3. Ten aanzien van een vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Ten aanzien van de overige vergoedingen, bedoeld in dit artikel, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

Artikel 96 luidt: Lid 1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van provinciale staten, en vaneen door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkoming en ten laste van de provincie. Lid 2. Voordelen ten laste van de provincie, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts voor zover dat is bepaald bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van provinciale staten.De verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel2.1.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers(gaat pas in vanaf 28 maart volgend jaar) luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een statenlid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van provinciale staten een vergoeding voor de werkzaamheden van €1.163,75 per maand. Lid 3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid,wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Lid 4. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het statenlid op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 5.3 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Lid 2. In afwijking van het eerste lid,treden de hoofdstukken 2 en 4 en de artikelen 5:1, eerste en tweede lid, en 5:2, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en tiende lid, inwerking met ingang van 28 maart 2019.

 Artikel 2.1.5 luidt (gedeeltelijk): De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, wordt voor de fractievoorzitters voor de duur van de uitoefening van het fractievoorzitterschap verhoogd met een toelage van €70 per maand,vermeerderd met €10 voor elk statenlid dat de fractie telt, de fractievoorzitter zelf niet meegerekend. De toelage bedraagt ten hoogste €150 per maand.

 Artikel2.1.6 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een statenlid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van provinciale staten een onkostenvergoeding voor de aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten van €170,17 per maand.Lid 3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 2.1.7 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een statenlid heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van: a. reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en commissies, en b. reis- en verblijfkosten voor reizen zowel binnen de provincie als daarbuiten, gemaakt voor de uitoefening van de functie.

 vergaderingen van de commissie toegekend van €112,25 per vergadering. Lid 2. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt per1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 2.4.2 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van het bedrag, genoemd in artikel 2.4.1, eerste lid, ten aanzien van: a. een commissielid dat op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken; en b. een commissielid ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 2.4.3 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een commissielid heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van: a. reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie, en b. reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de provincie gemaakt voor de uitoefening van de functie.

Artikel2.1 van het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2017 luidt (gedeeltelijk): In dit hoofdstuk ende daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. statenlid: lid van provinciale staten; c. fractievoorzitter: statenlid waarvan door de voorzitter is vastgesteld dat dit lid fractievoorzitter is dan wel enig lid van een fractie; d. commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens statenlid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Fracties kunnen fractievolgers benoemen. Provinciale Staten besluiten over het maximaal aantal te benoemen fractievolgers. Lid 2. Een fractievolger dient tijdens de laatste verkiezingen voor Provinciale Staten geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de partij, die hij als fractievolger vertegenwoordigt. Op hem zijn de artikelen 10, 11, 12,13 en 15 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing. Lid 3.Een fractievolger kan zijn fractie vertegenwoordigen in commissies als bedoeld in hoofdstukken 8 en 9.

Artikel 1 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten van Zuid-Holland, e.a. luidt(gedeeltelijk): Commissielid: een lid van Provinciale Staten dat als lid van een commissie fungeert.

Artikel 65 luidt: Reservering t.b.v. Fractievertegenwoordigers

Artikel31 Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden,zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien. Indien een fractievolger, als bedoeld in art. 6 van het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2017, op dezelfde dag meerdere vergaderingen van één of meerdere commissies bijwoont, bestaat de vergoeding voor alle vergaderingen tezamen uit twee maal het hiervoor genoemde bedrag. Lid 4. Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van: a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid van een commissie ten aanzien van wie de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden(vervalt op 28 maart 2019) luidt (gedeeltelijk): Aan een lid van een commissie wordt ten laste van de provincie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie toegekend van €112,25 per vergadering. Artikel 14 luidt (gedeeltelijk): Ten aanzien van: a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voordeelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid vaneen commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid, kunnen provinciale staten bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van het bedrag, genoemd in artikel 13.

Artikel152 Provinciewet luidt (gedeeltelijk):Provinciale staten kunnen aan gedeputeerde staten bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Weinig aandacht voor commissaris van de Koning in Eerste Kamer debat

DONDERDAG 15 NOVEMBER 2018 Afgelopen dinsdag heeft de Eerste Kamer vergaderd over het wetsvoorstel om de benoeming van de burgemeester en de commissaris van de Koning uit de Grondwet te halen, te deconstitutionaliseren dus. De vergadering heeft geduurd van half twee tot elf uur. Hoeveel aandacht was er in het debat (voor de deconstitutionalisering van de benoeming van) de commissaris van de Koning?

CdK De commissaris van de Koning heette ten tijde van Koningin Beatrix commissaris van de Koningin of ook wel commissaris der Koningin. Dat laatste werd dan vaak afgekort tot CdK. Die afkorting wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt. Ook commissaris (zonder toevoeging) is in zwang. In de provincie Limburg wordt hij om historische redenen gouverneur genoemd.

Benoemingswijze nu De regering benoemt de commissaris (per koninklijk besluit). De minister van Binnenlandse Zaken doet daartoe een voordracht. Provinciale Staten doen de minister een aanbeveling waarop twee kandidaten staan. De persoon die de minister voordraagt is één van deze twee, althans in beginsel. Vervolgens benoemt de regering dus de commissaris (per koninklijk besluit): de Kroonbenoeming. Deze regeling staat in de Provinciewet. In de Grondwet staat dat de Kroonbenoeming niet mag verdwijnen en een andere regeling in de Provinciewet dus niet is toegestaan. De voorgestelde deconstitutionalisering zorgt ervoor dat een andere regeling in de Provinciewet straks wel is toegestaan.

Verslag Wat hier volgt is uit het nog niet gecorrigeerde verslag dat van de vergadering afgelopen dinsdag is gemaakt, en op de website van de Eerste Kamer staat.

Onbekend Opvallend is dat de meeste fractiewoordvoerders eigenlijk alleen spreken over de deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming. Volgens de woordvoerder van GroenLinks komt dit doordat de commissaris veel verder van de burger af staat en veel minder bekendheid geniet. Enkele fracties hebben wél specifieke aandacht voor de commissaris.

Ambtsinstructie De commissaris heeft een aantal rijkstaken/regeringstaken. Dat is onder andere geregeld in de zogenaamde Ambtsinstructie commissaris van de Koning. Daardoor is hij (ook) een rijksorgaan. Als rijksorgaan heeft hij bijvoorbeeld een belangrijke rol bij benoeming, herbenoeming en ontslag van burgemeesters en bij gemeenten waarin de bestuurlijke verhoudingen verstoord zijn of de bestuurlijke integriteit in geding is.

Ambtsinstructie en dus? De woordvoerders van de fracties van VVD, ChristenUnie en CDA menen dat er daarom weinig reden is om de huidige benoemingswijze van de commissaris te veranderen. In hun reacties maken initiatiefnemer (en fractieleider van D66 in de Tweede Kamer) Rob Jetten en de minister van Binnenlandse Zaken duidelijk dat zij daar best wel eens gelijk in kunnen hebben maar dat dit de voorgestelde deconstitutionalisering zeker niet in de weg staat.

BRONNEN:

Artikel 61 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): De commissaris van de Koning wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar. Onze Minister overlegt met provinciale staten over de eisen die aan de te benoemen commissaris worden gesteld met betrekking tot de vervulling van het ambt. Voorafgaand aan het overleg met Onze Minister stellen provinciale staten gedeputeerde staten in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ten aanzien van deze eisen kenbaar te maken. Na het overleg met Onze Minister stellen provinciale staten uit hun midden een vertrouwenscommissie in, belast met de beoordeling van de kandidaten. Onze Minister verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van commissaris hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming. Als de vertrouwenscommissie besluit naast deze kandidaten ook andere kandidaten die gesolliciteerd hebben, bij haar beoordeling te betrekken, doet zij daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister. Deze brengt zijn oordeel over laatstgenoemde kandidaten ter kennis van de vertrouwenscommissie. De vertrouwenscommissie brengt verslag uit van haar bevindingen aan de staten en aan Onze Minister. Provinciale staten zenden Onze Minister binnen vier maanden nadat de gelegenheid tot sollicitatie voor de functie is gegeven een aanbeveling inzake de benoeming. Deze aanbeveling omvat twee personen. In een bijzonder, door provinciale staten te motiveren geval, kan worden volstaan met een aanbeveling waarop één persoon vermeld staat. Onze Minister slaat geen acht op een enkelvoudige aanbeveling, indien naar zijn oordeel geen sprake is van een bijzonder geval. Onze Minister volgt in zijn voordracht in beginsel de aanbeveling, met inbegrip van de daarop gehanteerde volgorde, tenzij zwaarwegende gronden aanleiding tot afwijking geven. Een afwijking wordt gemotiveerd.

Artikel 126 Grondwet luidt: Bij de wet kan worden bepaald, dat de commissaris van de Koning wordt belast met de uitvoering van een door de regering te geven ambtsinstructie

Artikel 6 Ambtsinstructie commissaris van de Koning luidt (gedeeltelijk): De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot de benoeming van een burgemeester. Voordat de vacature van burgemeester in een gemeente wordt opengesteld overlegt de commissaris met de raad over de eisen die aan de te benoemen burgemeester worden gesteld met betrekking tot de vervulling van het ambt. De commissaris verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot de herbenoeming van een burgemeester.Voordat de raad een aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester opstelt overlegt hij met de commissaris over het functioneren van de burgemeester. Na de ontvangst van de aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester zendt de commissaris deze door naar Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vergezeld van zijn advies daarover. Tevens rapporteert de commissaris over zijn bevindingen met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.

Artikel 7a luidt (gedeeltelijk): De commissaris ziet toe op een ordelijk verloop van de procedure met betrekking tot het ontslag van een burgemeester. De commissaris onderzoekt de mogelijkheid of een gerezen conflict tussen de raad en de burgemeester kan worden opgelost. Ingeval van een mogelijke verstoorde verhouding tussen de burgemeester en de raad adviseert de commissaris op diens verzoek Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (..). Na de ontvangst van de aanbeveling inzake het ontslag van de burgemeester zendt de commissaris deze door naar Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vergezeld van zijn advies daarover. Tevens rapporteert de commissaris over zijn bevindingen met betrekking tot de inhoud en het verloop van de procedure. Daarbij gaat hij in op zijn overleg met de raad.

Artikel 7b luidt: De commissaris informeert Onze Minister bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in een gemeente en wanneer de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is. Hij informeert Onze Minister daarbij tevens over de maatregelen die hij ter zake neemt.

Niet gecorrigeerde verslag van de plenaire vergadering van dinsdag 13 november 2018 op de website van de Eerste Kamer: https://www.eerstekamer.nl/verslag/20181113/verslag

Twee Gelderse burgerinitiatieven: wie niet waagt, die niet wint.

VRIJDAG 2 NOVEMBER 2018. Dit is de tweede bijdrage over het burgerinitiatiefvoorstel in de provincie. Dat is het recht van burgers om een onderwerp op de agenda van de vergadering van Provinciale Staten te plaatsen. Provinciale Staten kunnen dat recht aan de burgers geven. In Zuid-Holland is dat gebeurd in een aparte verordening; in Gelderland is dat sinds dit jaar geregeld in het reglement van orde en in de decennia daarvoor in een nagenoeg gelijkluidende aparte verordening. Eerst vergelijk ik de regelingen van Zuid-Holland en Gelderland; deze vergelijking is (met wijzigingen) overgenomen van de bijdrage van 19 oktober. Daarna ga ik in op de gang van zaken bij twee Gelderse burgerinitiatiefvoorstellen.

Provinciale Staten Provinciale Staten is als het ware het parlement van een provincie. Het aantal volksvertegenwoordigers kan per provincie verschillen. Gelderland en Zuid-Holland hebben elk 55 Statenleden, verdeeld over respectievelijk 11 en 12 fracties.

Vergaderagenda Provinciale Staten stellen zelf de agenda van hun vergadering vast. Dat gebeurt steeds aan het begin van de vergadering. Uiteraard ligt er dan al een voorstel. Agendapunten worden voorgesteld door de Statencommissies of door de Agendacommissie, en ook wel door individuele Statenleden. Maar dat zijn allemaal slechts voorstellen: uiteindelijk beslissen de Statenleden (in vergadering) bij meerderheid over de agenda. De vergaderingen van Provinciale Staten zijn openbaar.

Burgerinitiatiefvoorstel Het burgerinitiatiefvoorstel is een voorstel. Provinciale Staten moeten er een besluit over nemen. Ze hoeven het voorstel natuurlijk niet aan te nemen. Maar ze moeten het wél op hun agenda plaatsen, behandelen en er een besluit over nemen. Het recht van burgerinitiatiefvoorstel gaat dus verder dan het recht van individuele Statenleden om een voorstel te doen om een agendapunt toe te voegen, want Provinciale Staten hoeven zo’n voorstel van een Statenlid niet toe te voegen! Er worden in beide provinciale regelingen aan het burgerinitiatiefvoorstel eisen gesteld, soms dezelfde en soms verschillende.

Woonplaats De indiener en degenen die met hun handtekening het voorstel willen ondersteunen, moeten in de provincie wonen.

Nederlander? In beide provincies moet de indiener de Nederlandse nationaliteit bezitten. In Zuid-Holland moeten ook degenen die met hun handtekening het voorstel willen ondersteunen Nederlander zijn.

18+? In beide provincies hoeven degenen die met hun handtekening het voorstel willen ondersteunen niet meerderjarig te zijn: 15 (Zuid-Holland) of 16 jaar (Gelderland) is oud genoeg. In Gelderland moet de indiener wel meerderjarig zijn.

750/1000 In Zuid-Holland is het vereiste minimumaantal handtekeningen die het voorstel ondersteunen 1/3 hoger dan in Gelderland, namelijk 1000 in plaats van 750. In Zuid-Holland wonen dan ook anderhalf keer zoveel mensen.

Onderwerp Uiteraard moet het een onderwerp zijn waarover Provinciale Staten gáán. In Zuid-Holland wordt bovendien geëist dat het onderwerp in de afgelopen 12 maanden niet reeds stond op de agenda van Provinciale Staten. In Gelderland mag het niet over provinciale belastingen gaan.

Schriftelijke toelichting Het voorstel moet schriftelijk worden ingediend bij de Commissaris van de Koning, inclusief schriftelijke toelichting (motivering).

Geldig of ongeldig Voordat men aan de inhoudelijke behandeling van het voorstel toekomt, wordt eerst de geldigheid ervan getoetst. In Gelderland nemen provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering een besluit over die geldigheid en wordt het voorstel – als het geldig wordt bevonden– in een volgende vergadering inhoudelijk behandeld.

Mondelinge toelichting In Zuid-Holland wordt het geldige burgerinitiatiefvoorstel altijd eerst inhoudelijk behandeld in een Statencommissie; in Gelderland hoeft dat niet per se het geval te zijn, maar kan het wel zo gaan. In beide provincies wordt de indiener uitgenodigd om het voorstel in de commissievergadering mondeling toe te lichten. In Gelderland mag hij zelfs aan de discussie in die commissie deelnemen. Daarna wordt het in de eerstvolgende plenaire vergadering van Provinciale Staten geagendeerd. Ook daarvoor wordt de indiener uitgenodigd, maar is zijn spreektijd beperkt tot 5 minuten (Zuid-Holland) en mag hij niet aan de discussie deelnemen (beide provincies).

Stop de hobbyjacht In april 2016 wordt bij de provincie Gelderland het burgerinitiatiefvoorstel ingediend Van vogelvrij naar kogelvrij, Stop de hobbyjacht. Het voorstel vraagt provinciale staten onder andere om beleid te maken waardoor voor de jacht op vrij bejaagbare diersoorten alleen nog vergunningen worden afgegeven als dat echt noodzakelijk is. Hazen, fazanten en wilde eenden zijn enkele van de vrij bejaagbare diersoorten in ons land.

2200 De geldigheid van het voorstel moest in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten op de agenda staan. Dat is ook gebeurd. Het onderwerp stond als zestiende punt op de agenda van 26 mei 2016. De twee indieners en de handtekeningen van degenen die het voorstel ondersteunden voldeden aan alle eisen; zo waren er bijvoorbeeld 2200 handtekeningen, bijna drie keer zoveel als nodig.

Toch vonden de fracties van VVD, CDA, D66, PvdA en SGP dat het voorstel ongeldig was, omdat Provinciale Staten er niet over gingen. Het onderwerp was geen bevoegdheid van Provinciale Staten; het was een bevoegdheid van de minister van Economische Zaken. De fracties van ChristenUnie, PVV en GroenLinks waren het daarmee niet eens. Maar zij vormden de minderheid.

N345 Voorst Enkele jaren eerder – begin november 2010 – wordt bij de provincie Gelderland het burgerinitiatiefvoorstel N345 Voorts ingediend. Het voorstel vraagt provinciale staten te bevorderen dat de zogenoemde Spoorlijnvariant zal worden meegenomen in de MER-procedure voor de aanpassing van de provinciale weg N345 in of bij de gemeente Voorst.

Voorstel geldig De twee indieners en de handtekeningen van degenen die het voorstel ondersteunden voldeden aan alle eisen; zo waren er bijvoorbeeld 1250 handtekeningen geplaatst. Volgens Provinciale Staten was ook aan de overige eisen voldaan, want in hun vergadering van 10 november is het burgerinitiatiefvoorstel geldig verklaard.

Voorstel behandeld In de daaropvolgende Statenvergadering van 15 december 2010 stond de inhoudelijke behandeling van het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda, onder punt 11. Allereerst kreeg de indiener het woord om een mondelinge toelichting te geven. Daarna gaven de fracties een reactie op het voorstel. Ten slotte reageerde de verantwoordelijke gedeputeerde; die adviseerde om het voorstel niet aan te nemen.

Voorstel afgewezen Helaas voor de indieners blijkt een Statenmeerderheid dat inderdaad niet te doen. Alleen VVD, GroenLinks, D66, Partij voor de Dieren en regionale partij GVB steunen het voorstel, om uiteenlopende redenen.

BRONNEN

Artikel 12 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland (2017) luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten stellen bij aanvang van de vergadering de agenda voor de vergadering vast.

Artikel 13 luidt (gedeeltelijk): Ieder lid kan Provinciale Staten verzoeken punten aan de agenda toe te voegen of af te voeren.

Artikel 104 luidt (gedeeltelijk): Tot de werkzaamheden ter uitvoering van de taken van de Agendacommissie behoren in ieder geval het opstellen van de conceptagenda’s voor de vergaderingen van Provinciale Staten, alsmede het doen van voorstellen omtrent de wijze van behandeling van de daarop gestelde agendapunten.

Artikel 12 Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De voorzitter stelt met inachtneming van de behandeladviezen van de Statencommissies de agenda van de vergadering voorlopig op. Lid 2. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering onderwerpen indienen ter plaatsing op de agenda. De voorzitter kan eveneens aanvullingenvoorstellen op de agenda. Lid 3. Bij aanvang van de vergadering beslissen Provinciale Staten over de aanvullingen op de agenda als bedoeld in het tweede lid en stellen de agenda vast.

Artikel 23 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): De vergadering van provinciale staten wordt in het openbaar gehouden.

Artikel B2 Kieswet luidt: De leden van provinciale staten worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de provincie, mits zij Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

Verordening recht van initiatief Zuid-Holland, 2014:

Artikel 2 luidt: Lid 1. Ingezetenen van de provincie Zuid-Holland hebben de mogelijkheid om aan Provinciale Staten van Zuid-Holland een initiatiefvoorstel ter besluitvorming voor te leggen. Lid 2. Gerechtigd tot het indienen van een initiatiefvoorstel als bedoeld in het eerste lid zijn degenen die krachtens de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Zuid-Holland, alsmede ingezetenen van de provincie Zuid-Holland van vijftien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van Provinciale Staten. Lid 3.Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel bepalend.  

Artikel 3 luidt (gedeeltelijk): Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in: a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van Provinciale Staten; d. een onderwerp waarover korter dan een jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door Provinciale Staten een besluit is genomen, dan wel in een vergadering van Provinciale Staten onderwerp van behandeling is geweest.

Artikel 4 luidt: Niet ontvankelijk is het verzoek dat: -niet door ten minste 1000 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund; -een onderwerp als bedoeld in artikel 3 bevat, of -niet voldoet aan de voorwaarden en vereisen voor indiening, als gesteld in artikel 5.  

Artikel 5 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een burgerinitiatiefvoorstel wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van Provinciale Staten. 2. Het verzoek bevat ten minste: a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel; b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel; c. een globale raming van de kosten indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien; d. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum (alle duidelijk leesbaar) en de handtekening van de indiener en zijn plaatsvervanger, en e. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata (alle duidelijk leesbaar) en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het voorstel ondersteunen.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het Presidium van Provinciale Staten vormt zich zo spoedig mogelijk na de datum van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel een oordeel over de vraag of het voorstel voldoet aan de vereisten, zoals gesteld in artikel 2 t/m 5 van deze verordening. Lid 2. Indien het Presidium van oordeel is dat het burgerinitiatiefvoorstel niet aan de daaraan te stellen vereisten voldoet, zendt het Presidium het voorstel aan Provinciale Staten, met het advies dit in haar eerstvolgende vergadering niet ontvankelijk te verklaren. Lid 4. Indien het Presidium van oordeel is dat het burgerinitiatiefvoorstel aan de daaraan te stellen vereisten voldoet, verklaart het Presidium het voorstel ontvankelijk en zendt dit ter behandeling aan de Statencommissie die het aangaat.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Nadat het Presidium een burgerinitiatiefvoorstel overeenkomstig artikel 6, vierde lid aan een Statencommissie heeft gezonden, wordt het voorstel door die commissie zo spoedig mogelijk voor inhoudelijke behandeling geagendeerd. De voorzitter van Statencommissie nodigt de indiener van het burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk uit voor de commissievergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd en stelt deze in de gelegenheid het voorstel tijdens die vergadering mondeling toe te lichten.

Artikel 8 luidt (gedeeltelijk): Nadat de Statencommissie het burgerinitiatief ter besluitvorming aan Provinciale Staten hebben gezonden, agenderen Provinciale Staten het voorstel voor haar eerstvolgende vergadering. De voorzitter van Provinciale Staten nodigt de indiener schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd en verleent tijdens die vergadering aan de indiener maximaal vijf minuten spreektijd om het burgerinitiatiefvoorstel nogmaals toe te lichten.

Hoofdstuk 11 Burgerinitiatief Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017:

Artikel 84 luidt: Een burgerinitiatiefvoorstel heeft betrekking op een aangelegenheid, waarover Provinciale Statenbeslissingsbevoegd zijn. Het burgerinitiatiefvoorstel bestaat uit een nauwkeurig omschreven voorstel voor een door Provinciale Staten te nemen beslissing, voorzien van een uiteenzetting over de daaraan ten grondslag liggende motieven. Het voorstel heeft geen betrekking op een aangelegenheid die gaat over: de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden; of de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.

Artikel 85 luidt (gedeeltelijk): Ieder die gerechtigd is tot deelname aan de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Gelderland kan een verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel indienen. De indiener dient zijn verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk in bij de voorzitter van Provinciale Staten. Het verzoek wordt ondertekend door de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum. De indiener voegt bij het verzoek een lijst van personen die het verzoek ondersteunen. De lijst bevat de achternaam, voornamen, adres, geboortedatum en handtekening van deze personen.

Artikel 86 luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten beslissen in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het verzoek over de geldigheid van het burgerinitiatiefvoorstel. Indien de eerstvolgende vergadering plaatsvindt binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, beslissen zij in de daaropvolgende vergadering. Het verzoek is geldig indien: ten minste 750 andere personen die 16 jaar of ouder en woonachtig in Gelderland zijn het verzoek ondersteunen; het voldoet aan de overige vereisten uit dit hoofdstuk.

Artikel 87 luidt (gedeeltelijk): Indien Provinciale Staten het verzoek als geldig aanmerken, agenderen zij het burgerinitiatiefvoorstel voor hun eerstvolgende vergadering. Zij agenderen het voorstel voor een latere vergadering indien dat noodzakelijk is in verband met de wettelijke vereiste voorbereidingsprocedure van de voorgestelde beslissing of wanneer voorafgaande behandeling door een Statencommissie wenselijk wordt geacht. De indiener van het verzoek wordt in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering van Provinciale Staten toe te lichten, direct voorafgaande aan de behandeling van het voorstel. Hij neemt niet deel aan de beraadslaging over het voorstel. Indien het burgerinitiatiefvoorstel geagendeerd is voor de vergadering van een Statencommissie wordt de indiener in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering toe te lichten en deel te nemen aan de beraadslaging over het voorstel.

Verordening burgerinitiatief Gelderland 2003 (inhoudelijk vrijwel gelijk):

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Actueel/Gelderland/CVDR321607.html

Verslag van de vergadering van Provinciale Staten van Gelderland van 26 mei 2016, zie agendapunt 16:

https://gelderland.stateninformatie.nl/document/3603495/1/PS_-_Verslag_van_de_vergadering_van_Provinciale_Staten_van_25_mei_2016_%28PS2016-400%29

Verslag van de vergadering van Provinciale Staten van Gelderland van 15 december 2010, zie agendapunt 11:

https://gelderland.stateninformatie.nl/document/2388612/1/Bijlage_3_Verslag_van_de_vergadering_van_Provinciale_Staten_op_15_december_2010

Burgerinitiatief in Gelderland en Zuid-Holland

VRIJDAG 19 OKTOBER 2018 (gewijzigd op 2 november) In deze bijdrage gaat het over het burgerinitiatiefvoorstel in de provincie. Dat is het recht van burgers om een onderwerp op de agenda van de vergadering van Provinciale Staten te plaatsen. Provinciale Staten kunnen dat recht aan de burgers geven. In Zuid-Holland is dat gebeurd in een aparte verordening; in Gelderland is dat sinds dit jaar geregeld in het reglement van orde en in de decennia daarvoor in een nagenoeg gelijkluidende aparte verordening. Ik vergelijk de regelingen van Zuid-Holland en Gelderland.

Provinciale Staten Provinciale Staten is als het ware het parlement van een provincie. Het aantal volksvertegenwoordigers kan per provincie verschillen. Gelderland en Zuid-Holland hebben elk 55 Statenleden, verdeeld over respectievelijk 11 en 12 fracties.

Vergaderagenda Provinciale Staten stellen zelf de agenda van hun vergadering vast. Dat gebeurt steeds aan het begin van de vergadering. Uiteraard ligt er dan al een voorstel. Agendapunten worden voorgesteld door de Statencommissies of door de Agendacommissie, en ook wel door individuele Statenleden. Maar dat zijn allemaal slechts voorstellen: uiteindelijk beslissen de Statenleden (in vergadering) bij meerderheid over de agenda. De vergaderingen van Provinciale Staten zijn openbaar.

Burgerinitiatiefvoorstel Het burgerinitiatiefvoorstel is een voorstel. Provinciale Staten moeten er een besluit over nemen. Ze hoeven het voorstel natuurlijk niet aan te nemen. Maar ze moeten het wél op hun agenda plaatsen, behandelen en er een besluit over nemen. Het recht van burgerinitiatiefvoorstel gaat dus verder dan het recht van individuele Statenleden om een voorstel te doen om een agendapunt toe te voegen, want Provinciale Staten hoeven zo’n voorstel van een Statenlid niet toe te voegen! Er worden in beide provinciale regelingen aan het burgerinitiatiefvoorstel eisen gesteld, soms dezelfde en soms verschillende.

Woonplaats De indiener en degenen die met hun handtekening het voorstel willen ondersteunen, moeten in de provincie wonen.

Nederlander? In beide provincies moet de indiener de Nederlandse nationaliteit bezitten. In Zuid-Holland moeten ook degenen die met hun handtekening het voorstel willen ondersteunen Nederlander zijn.

18+? In beide provincies hoeven degenen die met hun handtekening het voorstel willen ondersteunen niet meerderjarig te zijn: 15 (Zuid-Holland) of 16 jaar (Gelderland) is oud genoeg. In Gelderland moet de indiener wel meerderjarig zijn.

750/1000 In Zuid-Holland is het vereiste minimumaantal handtekeningen die het voorstel ondersteunen 1/3 hoger dan in Gelderland, namelijk 1000 in plaats van 750. In Zuid-Holland wonen dan ook anderhalf keer zoveel mensen.

Onderwerp Uiteraard moet het een onderwerp zijn waarover Provinciale Staten gáán. In Zuid-Holland wordt bovendien geëist dat het onderwerp in de afgelopen 12 maanden niet reeds stond op de agenda van Provinciale Staten. In Gelderland mag het niet over provinciale belastingen gaan.

Schriftelijke toelichting Het voorstel moet schriftelijk worden ingediend bij de Commissaris van de Koning, inclusief schriftelijke toelichting (motivering).

Geldig of ongeldig Voordat men aan de inhoudelijke behandeling van het voorstel toekomt, wordt eerst de geldigheid ervan getoetst. In Gelderland nemen provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering een besluit over die geldigheid en wordt het voorstel – als het geldig wordt bevonden– in een volgende vergadering inhoudelijk behandeld.

Mondelinge toelichting In Zuid-Holland wordt het geldige burgerinitiatiefvoorstel altijd eerst inhoudelijk behandeld in een Statencommissie; in Gelderland hoeft dat niet per se het geval te zijn, maar kan het wel zo gaan. In beide provincies wordt de indiener uitgenodigd om het voorstel in de commissievergadering mondeling toe te lichten. In Gelderland mag hij zelfs aan de discussie in die commissie deelnemen. Daarna wordt het in de eerstvolgende plenaire vergadering van Provinciale Staten geagendeerd. Ook daarvoor wordt de indiener uitgenodigd, maar is zijn spreektijd beperkt tot 5 minuten (Zuid-Holland) en mag hij niet aan de discussie deelnemen (beide provincies).

BRONNEN

Artikel 12 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland (2017) luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten stellen bij aanvang van de vergadering de agenda voor de vergadering vast.

Artikel 13 luidt (gedeeltelijk): Ieder lid kan Provinciale Staten verzoeken punten aan de agenda toe te voegen of af te voeren.

Artikel 104 luidt (gedeeltelijk): Tot de werkzaamheden ter uitvoering van de taken van de Agendacommissie behoren in ieder geval het opstellen van de conceptagenda’s voor de vergaderingen van Provinciale Staten, alsmede het doen van voorstellen omtrent de wijze van behandeling van de daarop gestelde agendapunten.

Artikel 12 Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De voorzitter stelt met inachtneming van de behandeladviezen van de Statencommissies de agenda van de vergadering voorlopig op. Lid 2. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering onderwerpen indienen ter plaatsing op de agenda. De voorzitter kan eveneens aanvullingenvoorstellen op de agenda. Lid 3. Bij aanvang van de vergadering beslissen Provinciale Staten over de aanvullingen op de agenda als bedoeld in het tweede lid en stellen de agenda vast.

Artikel 23 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): De vergadering van provinciale staten wordt in het openbaar gehouden.

Artikel B2 Kieswet luidt: De leden van provinciale staten worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de provincie, mits zij Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

Verordening recht van initiatief Zuid-Holland, 2014:

Artikel 2 luidt: Lid 1. Ingezetenen van de provincie Zuid-Holland hebben de mogelijkheid om aan Provinciale Staten van Zuid-Holland een initiatiefvoorstel ter besluitvorming voor te leggen. Lid 2. Gerechtigd tot het indienen van een initiatiefvoorstel als bedoeld in het eerste lid zijn degenen die krachtens de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Zuid-Holland, alsmede ingezetenen van de provincie Zuid-Holland van vijftien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van Provinciale Staten. Lid 3.Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel bepalend.  

Artikel 3 luidt (gedeeltelijk): Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in: a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van Provinciale Staten; d. een onderwerp waarover korter dan een jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door Provinciale Staten een besluit is genomen, dan wel in een vergadering van Provinciale Staten onderwerp van behandeling is geweest.

Artikel 4 luidt: Niet ontvankelijk is het verzoek dat: niet door ten minste 1000 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund; een onderwerp als bedoeld in artikel 3 bevat, of niet voldoet aan de voorwaarden en vereisen voor indiening, als gesteld in artikel 5.  

Artikel 5 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een burgerinitiatiefvoorstel wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van Provinciale Staten. 2. Het verzoek bevat ten minste: a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel; b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel; c. een globale raming van de kosten indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien; d. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum (alle duidelijk leesbaar) en de handtekening van de indiener en zijn plaatsvervanger, en e. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata (alle duidelijk leesbaar) en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het voorstel ondersteunen.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het Presidium van Provinciale Staten vormt zich zo spoedig mogelijk na de datum van indiening van het burgerinitiatiefvoorstel een oordeel over de vraag of het voorstel voldoet aan de vereisten, zoals gesteld in artikel 2 t/m 5 van deze verordening. Lid 2. Indien het Presidium van oordeel is dat het burgerinitiatiefvoorstel niet aan de daaraan te stellen vereisten voldoet, zendt het Presidium het voorstel aan Provinciale Staten, met het advies dit in haar eerstvolgende vergadering niet ontvankelijk te verklaren. Lid 4. Indien het Presidium van oordeel is dat het burgerinitiatiefvoorstel aan de daaraan te stellen vereisten voldoet, verklaart het Presidium het voorstel ontvankelijk en zendt dit ter behandeling aan de Statencommissie die het aangaat.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Nadat het Presidium een burgerinitiatiefvoorstel overeenkomstig artikel 6, vierde lid aan een Statencommissie heeft gezonden, wordt het voorstel door die commissie zo spoedig mogelijk voor inhoudelijke behandeling geagendeerd. De voorzitter van Statencommissie nodigt de indiener van het burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk uit voor de commissievergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd en stelt deze in de gelegenheid het voorstel tijdens die vergadering mondeling toe te lichten.

Artikel 8 luidt (gedeeltelijk): Nadat de Statencommissie het burgerinitiatief ter besluitvorming aan Provinciale Staten hebben gezonden, agenderen Provinciale Staten het voorstel voor haar eerstvolgende vergadering. De voorzitter van Provinciale Staten nodigt de indiener schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd en verleent tijdens die vergadering aan de indiener maximaal vijf minuten spreektijd om het burgerinitiatiefvoorstel nogmaals toe te lichten.

Hoofdstuk 11 Burgerinitiatief Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017:

Artikel 84 luidt: Een burgerinitiatiefvoorstel heeft betrekking op een aangelegenheid, waarover Provinciale Statenbeslissingsbevoegd zijn. Het burgerinitiatiefvoorstel bestaat uit een nauwkeurig omschreven voorstel voor een door Provinciale Staten te nemen beslissing, voorzien van een uiteenzetting over de daaraan ten grondslag liggende motieven. Het voorstel heeft geen betrekking op een aangelegenheid die gaat over: de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden; of de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.

Artikel 85 luidt (gedeeltelijk): Ieder die gerechtigd is tot deelname aan de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Gelderland kan een verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel indienen. De indiener dient zijn verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk in bij de voorzitter van Provinciale Staten. Het verzoek wordt ondertekend door de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum. De indiener voegt bij het verzoek een lijst van personen die het verzoek ondersteunen. De lijst bevat de achternaam, voornamen, adres, geboortedatum en handtekening van deze personen.

Artikel 86 luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten beslissen in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het verzoek over de geldigheid van het burgerinitiatiefvoorstel. Indien de eerstvolgende vergadering plaatsvindt binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, beslissen zij in de daaropvolgende vergadering. Het verzoek is geldig indien: ten minste 750 andere personen die 16 jaar of ouder en woonachtig in Gelderland zijn het verzoek ondersteunen; het voldoet aan de overige vereisten uit dit hoofdstuk.

Artikel 87 luidt (gedeeltelijk): Indien Provinciale Staten het verzoek als geldig aanmerken, agenderen zij het burgerinitiatiefvoorstel voor hun eerstvolgende vergadering. Zij agenderen het voorstel voor een latere vergadering indien dat noodzakelijk is in verband met de wettelijke vereiste voorbereidingsprocedure van de voorgestelde beslissing of wanneer voorafgaande behandeling door een Statencommissie wenselijk wordt geacht. De indiener van het verzoek wordt in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering van Provinciale Staten toe te lichten, direct voorafgaande aan de behandeling van het voorstel. Hij neemt niet deel aan de beraadslaging over het voorstel. Indien het burgerinitiatiefvoorstel geagendeerd is voor de vergadering van een Statencommissie wordt de indiener in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering toe te lichten en deel te nemen aan de beraadslaging over het voorstel.

Verordening burgerinitiatief Gelderland 2003 (inhoudelijk vrijwel gelijk):

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Actueel/Gelderland/CVDR321607.html

Het ene overleg van fractievoorzitters is niet het andere

VRIJDAG 28 SEPTEMBER 2018. Op 27 mei 2019 worden de verkiezingen gehouden voor de Eerste Kamer. In de komende maanden zal over de staatsrechtelijke achtergronden van deze verkiezingen en van de Eerste Kamer worden bericht. Afgelopen dinsdag stond er een groot artikel in de krant over Eerste Kamerleden die over wetsvoorstellen hebben meegestemd hoewel ze ”betrokken” zijn geweest bij de voorbereiding ervan. Een fractievoorzitter stelt voor om dit onderwerp binnenkort te bespreken in het Seniorenberaad. Wat is het Seniorenberaad? En – ter vergelijking – hebben ook Provinciale Staten een Seniorenberaad?

75 Senatoren De Eerste Kamer bestaat uit 75 leden, ook wel senatoren geheten. Hun vergaderingen zijn op het Binnenhof.

12 Fracties Elke senator maakt deel uit van een fractie. Er zijn twaalf fracties, In volgorde van grootte (grootste voorop): VVD, CDA, D66, PVV, SP, PvdA, GroenLinks, Christen-Unie, Partij voor de Dieren, SGP, 50PLUS en de Onafhankelijke Senaatsfractie. De laatste fractie is een samenwerkingsverband van enkele regionale partijen.

Staten-Generaal De Eerste Kamer en de Tweede Kamer vormen samen de Staten-Generaal. De Staten-Generaal is het parlement van Nederland.

Reglement van Orde Eerste Kamer De Eerste Kamer heeft een reglement van orde. De Kamer bepaalt zelf wat erin wordt geregeld.

College van Senioren Het Seniorenberaad waarvan in de krant sprake is, heet in het reglement College van Senioren. Het bestaat uit alle (twaalf) fractievoorzitters ; een fractievoorzitter mag in haar plaats een vervanger sturen. Ook de (twee) ondervoorzitters van de Kamer zijn altijd uitgenodigd.

Advies aan Kamervoorzitter Het College van Senioren adviseert de Kamervoorzitter bij haar werkzaamheden. Kamervoorzitter is mevrouw Ankie Broekers-Knol. De werkzaamheden van de Kamervoorzitter zijn divers en bestaan onder andere uit het nemen van allerhande besluiten. Ter illustratie: de Eerste Kamer heeft voor elk ministerie een Kamercommissie ingesteld. De Kamervoorzitter besluit uit hoeveel leden zo’n commissie bestaat en wie daarvan de voorzitters en ondervoorzitters worden.

Vergaderen Het College van Senioren vergadert op verzoek van de Kamervoorzitter of op verzoek van vier collegeleden. De Kamervoorzitter zit de vergaderingen voor.

”Betrokkene” stemt mee Kan het meestemmen over een wetsvoorstel in geval van betrokkenheid bij de voorbereiding ervan een agendapunt zijn voor het College van Senioren? Afgaande op het reglement, hangt het er vanaf – zou ik zeggen – of het tot de werkzaamheden van de Kamervoorzitter behoort om er op toe te zien dat dit niet gebeurt. Ik denk niet dat het tot haar werkzaamheden behoort, want meestemmen is in zo’n geval immers niet verboden. Het reglement geeft wel het individuele Kamerlid een opdracht mee in artikel 156a.

Tot zover de Eerste Kamer Hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland en Gelderland in hun reglementen van orde ook een College van Senioren/Seniorenberaad?

Provinciale Staten Provinciale Staten zijn als het ware het parlement van een provincie. Het aantal volksvertegenwoordigers kan per provincie verschillen. Gelderland en Zuid-Holland hebben 55 Statenleden, verdeeld over respectievelijk 11 en 12 fracties.

Commissaris Voorzitter van Provinciale Staten is de commissaris van de Koning.

Reglement van orde Provinciale Staten stelt op grond van de Provinciewet een reglement van orde vast voor haar plenaire vergaderingen.

Overleg van fractievoorzitters Wat er in beide provincies nog het meest op het Seniorenberaad lijkt, is het (Zuid-Hollandse) Fractievoorzittersoverleg en het (Gelderse) Presidium. Ze bestaan hoofdzakelijk uit alle fractievoorzitters en worden voorgezeten door de voorzitter van Provinciale Staten. Tot zover de overeenkomsten. Echter, ze geven geen adviezen aan de voorzitter maar nemen zelf bij meerderheid besluiten. Bovendien gaan die besluiten over heel andere zaken dan de adviezen van het College van Senioren in de Eerste Kamer.

 

BRONNEN

Artikel 51 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden. De Eerste Kamer bestaat uit vijfenzeventig leden.

Artikel 72 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De kamers stellen elk afzonderlijk een reglement van orde vast.

Artikel 17 Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (hieronder afgekort tot RvO EK): luidt (gedeeltelijk): Er is een College van Senioren. Het College van Senioren bestaat uit de voorzitters van de (..) fracties. Zij kunnen zich doen vervangen. De Ondervoorzitters van de Kamer worden uitgenodigd tot de vergaderingen van het College.

Artikel 18 RvO EK luidt: De Voorzitter roept het College samen zo dikwijls hij het nodig oordeelt. Op verzoek van ten minste vier leden van het College roept hij het eveneens samen.

Artikel 19 RvO EK luidt (gedeeltelijk): Het College van Senioren staat de Voorzitter bij in het leiden van de werkzaamheden van de Kamer. De Voorzitter raadpleegt daartoe het College inzake de besluiten en voorstellen, die hij krachtens dit reglement neemt of doet.

Artikel 11 RvO EK luidt (gedeeltelijk): De Voorzitter zit de bijeenkomsten van het College van Senioren voor.

Artikel 34 RvO EK luidt (gedeeltelijk): De Kamer stelt voor elk ministerie ten minste één vaste commissie in.

Artikel 36 RvO EK luidt (gedeeltelijk): De Voorzitter bepaalt het aantal leden van een commissie.

Artikel 37 RvO EK luidt (gedeeltelijk): De Voorzitter benoemt een voorzitter en een ondervoorzitter van de commissie.

Artikel 156a RvO EK luidt (gedeeltelijk): Ieder lid geeft zich rekenschap van de belangen die hij anders dan als lid van de Kamer heeft en waakt ervoor dat deze belangen niet leiden tot het op oneigenlijke wijze uitoefenen van zijn functie.

Artikel 9 Provinciewet luidt: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Artikel 16 Provinciewet luidt: Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 90 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland (2017) luidt (gedeeltelijk): Er is een Fractievoorzittersoverleg, waarin de fractievoorzitters (..) of hun plaatsvervangers zitting hebben. De voorzitter van Provinciale Staten is voorzitter van het Fractievoorzittersoverleg.

Artikel 91 van dit reglement luidt (gedeeltelijk): Het Fractievoorzittersoverleg heeft tot taak het bespreken van vertrouwelijke aangelegenheden, en voorts: a. het doen van voorstellen of voordrachten aan Provinciale Staten omtrent noodzakelijke besluitvorming van personele, organieke en procedurele aard; b. het adviseren over en bewaken van bestuurlijke procedures; j. het vanuit zijn midden voeren van functioneringsgesprekken met de commissaris van de Koning; k. het bespreken van onderwerpen betreffende de gedragscode.

Artikel 3 Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017 luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten hebben een Presidium. Lid van het Presidium zijn de voorzitters van de fracties als bedoeld in artikel 5, derde lid en de eerste plaatsvervangend voorzitter. Het Presidium wordt voorgezeten door de voorzitter of een op grond van artikel 2, eerste lid be-noemde plaatsvervangend voorzitter. Het Presidium heeft tot taak: het regelen van de werkzaamheden van Provinciale Staten; het adviseren van de commissies van Provinciale Staten over hun werkzaamheden; het doen van voorstellen aan Provinciale Staten over regelingen die het functioneren van Provinciale Staten dan wel de griffie aangaan; het doen van voorstellen aan Provinciale Staten in het kader van de Kieswet. Het Presidium beslist bij meerderheid van stemmen.