Nieuw: Frans-Duitse Parlementaire Assemblee

DONDERDAG 28 MAART 2019 Afgelopen maandag is de Frans-Duitse Parlementaire Assemblee voor het eerst bijeengekomen. Deze Deutsch-Französische Parlamentarische Versammlung of Assemblée parlementaire franco‐allemande bestaat uit Duitse en Franse volksvertegenwoordigers. Wat kan er nog meer over deze Assemblee worden gezegd?

Accord De Duitse Bundestag en de Franse Assemblée nationale hebben eerder deze maand een gelijkluidend voorstel aangenomen waarin het een en ander is geregeld. In dit Deutsch-Französisches Parlamentsabkommen oftewel Accord parlementaire franco-allemand is bijvoorbeeld geregeld dat de assemblee bestaat uit 100 leden: 50 leden van de Bundestag en 50 leden van de Assemblée nationale.

Tweede Kamers Frankrijk en Duitsland hebben – net als ons land – een tweekamerstelsel: er is een Eerste en een Tweede Kamer. Duitsland heeft de Bundestag en de Bundesrat en Frankrijk heeft de Assemblée nationale en de Sénat. Bundestag en Assemblée nationale lijken het meeste op onze Tweede Kamer; Bundesrat en Sénat op onze Eerste Kamer.

Bundestag De Bundestag bestaat uit 709 leden: CDU/CSU (246), SPD (152), AfD (91), FDP (80), Die Linke (69), Bündnis 90/Die Grünen (67) en enkele fractielozen. CDU/CSU en SPD zijn de huidige regeringspartijen. De Franse Assemblée nationale bestaat uit 577 leden: La République en Marche/LREM (306), Les Républicains (104), Mouvement Démocrate et apparentés (46), UDI, Agir et Indépendants (29), Socialistes et apparentés (29), La France insoumise (16), Libertés et Territoires (16), Gauche démocrate et républicaine (16) en ook hier enkele fractielozen. LREM en Mouvement Démocrate zijn de huidige regeringspartijen. De Franse regering steunt dus op een veel grotere parlementaire meerderheid dan de Duitse.

Assemblee Bundestag en Assemblée nationale kiezen elk hun eigen 50 leden voor de Assemblee. Dat moet dan wel zo gebeuren dat uit elke fractie net zoveel leden worden gekozen als past bij de fractiegrootte. Bovendien moet er sprake zijn van une représentation tenant compte des majorités constituées de l’Assemblée nationale et du Bundestag allemand, tenminste le cas échéant. De gevormde politieke meerderheden in beide parlementen verschillen nogal, want de huidige Duitse regering steunt – zoals gezegd – op een veel minder grote parlementaire meerderheid dan de Franse. De assemblee ziet er nu als volgt uit: CDU/CSU (17), SPD (11), AfD (6), FDP (6), Die Linke (5), Bündnis 90/Die Grünen (5), La République en Marche/LREM (27), Les Républicains (10), Mouvement Démocrate et apparentés (4), UDI, Agir et Indépendants (3), Socialistes et apparentés (3) en La France insoumise, Libertés et Territoires en Gauche démocrate et républicaine elk (1). De Franse regeringspartijen zijn dus met 31 leden vertegenwoordigd terwijl de Duitse regeringspartijen met 28 leden zijn vertegenwoordigd. Bovendien is de grootste Franse regeringsfractie veel groter dan de Duitse evenknie: LREM (27) tegenover CDU/CSU (17). De laatste partij wil daarom dat besluitvorming in de Assemblee in twee ronden gebeurt: eerst instemming door de meerderheid van de 50 afgevaardigden van elk land en daarna instemming door de meerderheid van de voltallige Assemblee, aldus Franse krantenberichten van afgelopen dinsdag in Le Monde en Le Figaro.

Semester De Assemblee gaat twee keer per jaar vergaderen, de ene keer in Frankrijk en de andere keer in Duitsland. Die vergaderingen zijn openbaar. Het voorzitterschap is een duobaan: het is in handen van de voorzitter van de Assemblee nationale – nu: Richard Ferrand – en van de voorzitter van de Bundestag, nu is dat Wolfgang Schäuble. De vergadering kan besluiten nemen, zoals het opstellen van gezamenlijke resoluties van Bundestag en Assemblée nationale. Bundestag en Assemblée nationale moeten die resolutietekst dan zo spoedig mogelijk behandelen, en al dan niet aannemen.

EU Waarover mag de Assemblee zoal vergaderen en resoluties opstellen? Bijvoorbeeld over de politiek van de Europese Unie op het gebied van defensie, veiligheid en buitenlandse zaken. Maar ook bijvoorbeeld over het op elkaar afstemmen van Franse en Duitse rechtsregels.

VV De Assemblee is niet de enige vorm waarin Bundestag en Assemblée nationale met elkaar gaan samenwerken. Zo wordt er ook om de vier jaar een verenigde vergadering gehouden, waarin álle 709 en 577 leden van Bundestag en Assemblée nationale present zijn.

Europese Zaken Ook de parlementaire commissies van Bundestag en Assemblée nationale gaan met elkaar samenwerken, zoals gezamenlijke commissievergaderingen en hoorzittingen over de voorbereiding van EU-wetgeving of de omzetting van EU-richtlijnen in nationaal recht. Doel is meer onderlinge afstemming. Afgesproken is ook dat vergaderingen van de commissies voor Europese Zaken altijd mogen worden bijgewoond door commissieleden van het andere land en dat ze daarin ook het woord mogen voeren. Uiteraard hebben ze niet ook stemrecht.

NAVO Ten slotte gaan de Franse en Duitse delegaties van Bundestag en Assemblée nationale in andere parlementaire assemblees – zoals die van de NAVO en van de Raad van Europa – onderzoeken of ze ook daarin tot gezamenlijke initiatieven en standpunten kunnen komen.

BRONNEN:

”Accord”

Artikel 1 van de Accord parlementaire franco-allemand luidt: Instauration. Il est créé une Assemblée parlementaire franco‐allemande

Artikel 2 luidt (gedeeltelijk): Composition. L’Assemblée se compose de cinquante membres de l’Assemblée nationale et de cinquante membres du Bundestag allemand.

”Assemblee”

Artikel 2 van het Accord parlementaire franco-allemand luidt (gedeeltelijk): Composition. L’Assemblée se compose de cinquante membres de l’Assemblée nationale et de cinquante membres du Bundestag allemand. L’Assemblée nationale et le Bundestag allemand les désignent respectivement au début de leur législature respective selon leurs règles internes. La composition de l’Assemblée assure une représentation tenant compte de l’effectif des groupes politiques et, le cas échéant, des majorités constituées de l’Assemblée nationale et du Bundestag allemand.

”Semester”

Artikel 4 van het Accord parlementaire franco-allemand luidt: Présidence. L’Assemblée est présidée par le Président de l’Assemblée nationale et le Président du Bundestag allemand.

Artikel 5 luidt: Séances. L’Assemblée siège au moins deux fois par an, publiquement, sous la présidence du Président de l’Assemblée nationale et du Président du Bundestag allemand. Les séances ont lieu en principe alternativement en France et en Allemagne

Artikel 7 luidt: Délibérations. L’Assemblée adopte des délibérations et soumet à l’Assemblée nationale et au Bundestag allemand des propositions de résolutions communes. L’Assemblée nationale et le Bundestag allemand examinent dans les meilleurs délais, au sein de leurs organes, selon leurs procédures respectives, les délibérations adoptées par l’Assemblée et les propositions de résolutions communes.

”EU”

Artikel 6 van het Accord parlementaire franco-allemand luidt (gedeeltelijk): Compétences. L’Assemblée est compétente pour: (…) assurer le suivi des affaires internationales et européennes présentant un intérêt commun, y compris la politique étrangère, de sécurité et de défense européenne commune; formuler des propositions sur toute question intéressant les relations franco‐allemandes en vue de tendre vers une convergence des droits français et allemand.

”VV”

Artikel 9 van het Accord parlementaire franco-allemand luidt: Assemblée commune. L’Assemblée nationale et le Bundestag allemand se réunissent conjointement en tant qu’Assemblée commune, à intervalles réguliers, au moins tous les quatre ans, en France ou en Allemagne, afin de discuter des priorités communes et d’adopter des déclarations communes. Ces réunions sont présidées par le Président de l’Assemblée nationale et le Président du Bundestag allemand.

”Europese Zaken”

Artikel 11 van het Accord parlementaire franco-allemand luidt: Coopération des commissions. Les commissions de l’Assemblée nationale et du Bundestag allemand sont encouragées à établir une étroite coopération sur les questions présentant un intérêt commun. Cette coopération prend notamment les formes suivantes: réunions communes; auditions communes; discussions communes entre les rapporteurs; échange et coordination sur les projets de législation de l’Union européenne en cours; échange et coordination sur la transposition des directives de l’Union européenne dans les deux pays; les commissions s’attachent, si nécessaire, à une transposition convergente en droit interne; déplacements communs de délégations.Les présidents des commissions sont encouragés à discuter, à intervalles réguliers, sur des sujets présentant un intérêt commun.

Article 12 luidt: Participation réciproque aux réunions des commissions des affaires européennes. Les membres des commissions des affaires européennes de l’Assemblée nationale et du Bundestag allemand sont autorisés, sauf exception, à participer aux réunions de la commission des affaires européennes de l’autre assemblée, sans droit de vote.

”Navo”

Article 13 van het Accord parlementaire franco-allemand luidt: Coopération des délégations dans les assemblées interparlementaires. Les délégations de l’Assemblée nationale et du Bundestag allemand dans les assemblées interparlementaires examinent la possibilité de déposer des initiatives communes et de défendre des positions communes.

Geborgde zetels bij de waterschappen

DINSDAG 26 MAART 2019 Vorige week woensdag waren de verkiezingen voor de hoogheemraadschappen of te wel waterschappen, waaraan – in beginsel – elke meerderjarige burger die hier te lande woont mocht meedoen. De officiële uitslagen zijn er sinds afgelopen maandag. Bij die verkiezingen zijn de leden van de algemene besturen gekozen. Maar niet álle leden hiervan zijn woensdag gekozen. In elk algemeen bestuur worden enkele leden namelijk niet gekozen door de burger maar benoemd door organisaties. Hun zetels zijn de zogenaamde geborgde zetels. Die benoemingen hebben in de afgelopen weken plaatsgevonden en worden in de loop van deze week bekendgemaakt. Welke organisaties zijn dit in het Zuid-Hollandse Delfland, het grotendeels Gelderse Rivierenland en het Zuid-Hollandse en Noord-Hollandse Rijnland?

9 of 8 van de 30 De provincie bepaalt hoeveel geborgde zetels een waterschap heeft, en moet zich daarbij houden aan een wettelijk minimum- en maximumaantal. In Delfland en Rijnland heeft de provincie het aantal geborgde zetels bepaald op negen, dat is negen van de in totaal dertig zetels in het algemeen bestuur. Dat is trouwens het wettelijk maximumaantal. In Rivierenland zijn er van die dertig zetels acht geborgd. Voor de overige 21 respectievelijk 22 zetels zijn vorige week woensdag verkiezingen gehouden.

LTO-Noord Tot op zekere hoogte bepaalt de provincie tevens wélke organisaties die benoemingen mogen doen. Tot op zekere hoogte, want het mag alleen een organisatie zijn die een bepaalde categorie van belanghebbenden vertegenwoordigt. In de wet staan drie categorieën . Alleen voor deze belanghebbenden mogen benoemingen worden gedaan. Het is trouwens niet alleen mogen maar ook moeten. Eén daarvan wordt gevormd door de eigenaren, bezitters en beperkt gerechtigden van een ongebouwde onroerende zaak, die geen natuurterrein is. Uiteraard moet die onroerende zaak in het waterschapsgebied zijn gelegen. Voorbeeld van beperkt gerechtigden zijn de pachters; huurders zijn dat niet en zijn evenmin bezitters. In Delfland en Rijnland mag voor deze categorie alleen de Land- en Tuinbouworganisatie Noord, LTO-Noord, benoemingen doen. In Rijnland eist de provincie dat deze organisatie bij zijn benoeming rekening houdt met de verschillende bedrijfssectoren in het waterschapsgebied. In Rivierenland mag zowel LTO-Noord als de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, ZLTO, benoemingen doen. Ook in veel andere waterschappen zijn deze twee organisaties de enige die benoemingen mogen doen. Maar dat is niet overal zo. Een uitzondering is bijvoorbeeld het Groningse waterschap Hunze en Aa’s. Hier moet LTO-Noord één benoeming in overeenstemming met BoerenNatuur doen.

Natuur De tweede categorie belanghebbenden bestaat uit personen die eigenaar, bezitter of beperkt gerechtigde van een natuurterrein zijn. En natuurterreinen zijn hier bijvoorbeeld bossen en open wateren met een zekere omvang. Welke organisatie(s) mogen hiervoor benoemingen doen? Dat is in alle drie waterschappen één en dezelfde organisatie, namelijk de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren. En dit is bij veel meer – zo niet alle – waterschappen het geval. Dat is niet zo vreemd, want bij de vorige waterschapsverkiezingen in 2015 bestond er nog de wettelijke regeling dat deze vereniging de enige was die benoemingen mocht doen, tenminste als de provincie geen andere organisatie voor een waterschap had aangewezen.

Kamer van Koophandel De derde en laatste categorie belanghebbenden bestaat uit het bedrijfsleven, dat wil zeggen alle personen die in het waterschapsgebied eigenaar, bezitter, beperkt gerechtigde óf huurder zijn van bedrijfsruimte. Voor deze belanghebbenden mag en moet alleen de Kamer van Koophandel benoemingen doen; dat staat zo in de wet. Er is één KvK voor het hele land. Die ene KvK is wel onderverdeeld in meerdere regio’s, en elke regio heeft een eigen raad. De raad die actief is in het waterschapsgebied mag en moet aan de KvK een voordracht doen voor een benoeming. Als een waterschapsgebied in verschillende regio’s ligt, dan is de provincie weer aan zet. Ze mag en moet dan bepalen hoe de verschillende raden tot een voordracht komen. Rijnland bestaat net als Rivierenland uit verschillende regio’s. Voor Rijnland heeft de provincie bepaald dat deze regionale raden met een gezamenlijke voordracht komen, en dat bij die voordracht rekening gehouden wordt met hoe het bedrijfsleven over de verschillende regio’s is verdeeld. Voor Rivierenland heeft de provincie bepaald dat één regionale raad een zelfstandige voordracht doet en dat de andere regionale raden een gezamenlijke voordracht doen voor de andere zetel.

4/9, 4/8, 3/8, 1/8, 1/9 Tot op zekere hoogte bepaalt de provincie niet alleen welke organisaties benoemingen mogen doen, maar ook hoeveel benoemingen elk van hen mag doen. Ook hier tot op zekere hoogte, want bij de verdeling van de zetels over de drie categorieën moet volgens de wet rekening worden gehouden met hun belang bij het functioneren van het waterschap. In Delfland en Rijnland zijn er zoals gezegd in totaal negen geborgde zetels, in Rivierenland acht. Hoe zijn deze zetels verdeeld in de drie waterschappen? De land- en tuinbouworganisaties gaan in alle drie over de benoeming op vier zetels. Van het totaal is dat in Rivierenland 4/8 en in Rijnland en Delfland 4/9. De Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren gaat in alle drie de waterschappen over de benoeming op één zetel, dat is respectievelijk 1/8 en 1/9 van het totaal. De Kamer van Koophandel gaat in Rivierenland over de benoeming op drie zetels en in Rijnland en Delfland over vier zetels, dat is 3/8 respectievelijk 4/9 van het totaal.

BRONNEN:

Artikel C 4 van de Kieswet luidt: De leden van provinciale staten, de algemene besturen, onderscheidenlijk gemeenteraden worden gekozen voor vier jaren. Zij treden tegelijk af met ingang van de donderdag in de periode van 23 tot en met 29 maart.

Artikel 13 van de Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Het totaal aantal vertegenwoordigers van de in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c en d, bedoelde categorieën bedraagt ten minste zeven en ten hoogste negen, met dien verstande dat het totaal aantal ten hoogste acht is, indien het algemeen bestuur uit achttien leden bestaat. Voor de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van elk van de in artikel 12 bedoelde categorieën wordt in aanmerking genomen de aard en de omvang van het belang of de belangen die de categorie heeft bij de uitoefening van de taken van het waterschap.

Artikel 14 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De vertegenwoordigers van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b en c, worden benoemd door de daartoe bij reglement aangewezen organisaties. Indien voor een categorie meer dan één organisatie wordt aangewezen wordt bij reglement bepaald op welke wijze de aangewezen organisaties tot een benoeming komen. Lid 2. De vertegenwoordigers van de categorie van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, worden benoemd door de Kamer van Koophandel op voordracht van de regionale raad van de regio van de Kamer van Koophandel (..), die gelegen is in het gebied van het desbetreffende waterschap. Indien binnen het gebied van een waterschap meer dan één regio gelegen is, wordt bij reglement bepaald op welke wijze de betrokken regionale raden tot een voordracht komen. (…)

Artikel 12 luidt: Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

Artikel 116 luidt (gedeeltelijk): Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: c. natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare.

Artikel 1 van het Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 26 februari 2015, nr. IENM/BSK-2015/31599, houdende aanwijzing van de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren als benoemende organisatie van waterschapsbestuurders luidt: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu wijst de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren aan als organisatie die de vertegenwoordigers van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet, benoemt. Deze aanwijzing geldt ten aanzien van elk waterschap. Artikel 2 luidt: De aanwijzing vervalt ten aanzien van een waterschap indien bij reglement voor het betreffende waterschap een organisatie wordt aangewezen in de zin van artikel 14, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet. Artikel 3 luidt: Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 7 van het (Groninger) reglement voor waterschap Hunze en Aa’s luidt (Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetels): Lid 1. Voor de categorie bedrijven worden door de de Kamer van Koophandel twee vertegenwoordiger benoemd. Lid 2. Voor de categorie ongebouwd worden door LTO-Noord vier vertegenwoordigers benoemd, waarvan één vertegenwoordiger in overeenstemming met BoerenNatuur. Lid 3. Voor de categorie natuurterreinen wordt door de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren een vertegenwoordiger benoemd.

Artikel 9 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Rijnland luidt: Lid 1. Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden. Van deze leden vertegenwoordigen: a. eenentwintig leden de categorie ingezetenen, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de Waterschapswet; b. Het lid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt benoemd door de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren. b. vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de Waterschapswet; c. één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet; d. vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Waterschapswet. Lid 2. a. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden benoemd door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord, met dien verstande dat bij de benoeming acht word geslagen op een adequate vertegenwoordiging van de verschillende bedrijfssectoren binnen de land en tuinbouw in het gebied. b. De leden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden benoemd door de Kamer van Koophandel op gezamenlijke voordracht van de regionale raad van de Regio Zuidwest en de Regio Noordwest, genoemd in het Besluit vaststelling regio’s. Bij de benoeming wordt zorg gedragen voor een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van zowel de Regio Zuidwest als de Regio Noordwest, voor zover gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap.

Artikel 9 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland luidt: Lid 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 30 leden. Van deze leden vertegenwoordigen: a. eenentwintig leden de categorie ingezetenen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter a van de Waterschapswet; b. Het lid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden benoemd door de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren. c. vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter b van de Waterschapswet; d. één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter c van de Waterschapswet; e. vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter d van de Waterschapswet. Lid 2. a. De leden bedoeld in het eerste lid, onder b worden benoemd door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord. b. De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden benoemd door de Kamer van Koophandel op voordracht van de regionale raad van de Regio Zuidwest, genoemd in het Besluit vaststelling regio’s.

Artikel 6 van het Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent Waterschap Rivierenland luidt: Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden. Hiervan vertegenwoordigen: a. tweeëntwintig leden de categorie ingezetenen; b. vier leden de categorie ongebouwd; c. één lid de categorie natuurterreinen; d. drie leden de categorie bedrijven.

Artikel 7 (Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetels) hiervan luidt: Lid 1. Voor de categorie bedrijven worden drie vertegenwoordigers benoemd door de Kamer van Koophandel, waarvan twee vertegenwoordigers op voordracht van de regionale raad van de Regio Oost en één vertegenwoordiger op voordracht van de regionale raad van de Regio Zuidwest namens de Regio’s Zuidwest, Zuid en Noordwest. De betreffende regio’s zijn aangeduid in het Besluit vaststelling regio’s (Stcrt. 2014, 1215). Lid 2. Voor de categorie ongebouwd worden door de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord twee vertegenwoordigers en de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie twee vertegenwoordigers benoemd. Lid 3. Voor de categorie natuurterreinen wordt door de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren één vertegenwoordiger benoemd.

Ministeries die opvallen

DONDERDAG 21 MAART 2019 Ons huidige kabinet heeft enkele ministers met een portefeuille met een opvallende naam, opvallend omdat ze nieuw zijn: de ministers voor Rechtsbescherming, voor Klimaat en voor Medische Zorg. Wat zijn opvallende namen van portefeuilles in het buitenland, opvallend omdat Nederland ze niet heeft? De volgende (federale) regeringen zijn bekeken: Michels België, Merkels Duitsland, Mays Groot-Brittannië, Bettels Luxemburg, Philippes Frankrijk, Zwitserland, Kurz’s Oostenrijk, Morrisons Australië, Arderns Nieuw Zeeland, Trudeau’s Canada en Trumps Verenigde Staten.

Rutte III Onze regering heeft ministers van/voor: Basisonderwijs, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, Buitenlandse Zaken, Cultuur, van Defensie, Economische Zaken, Financiën, Infrastructuur, Justitie, Klimaat, Koninkrijksrelaties, Landbouw, Media, Medische Zorg, Natuur, Onderwijs, Ontwikkelingssamenwerking, Rechtsbescherming, Sociale Zaken, Sport, Veiligheid, Voedselkwaliteit, Volksgezondheid, Voortgezet Onderwijs, Waterstaat, Welzijn, Werkgelegenheid en last – maar zeker niet least – Wetenschap.

Jongeren Vier landen hebben een minister voor Jongeren: Duitsland, Luxemburg en Oostenrijk für Jugend en Nieuw Zeeland for Youth. Luxemburg heeft bovendien een minister für Kindheit.

Ouderen Vier landen hebben een minister voor Ouderen: Duitsland für Senioren, Canada of Seniors, Australië for Senior Australians en Nieuw Zeeland for Seniors.

Vrouwen Vier landen hebben een minister voor Vrouwen: Duitsland en Oostenrijk für Frauen, Canada of Status of Women and Gender Equality en Australië for Women.

Digitalisering Vier landen hebben een minister voor digitalisering: Duitsland für Digitale Infrastruktur, Oostenrijk für Digitalisierung, Australië for Digital Transformation en Nieuw Zeeland of Digital Media.

Veteranen Drie landen hebben een minister voor Veteranen: Canada en de VS of Veteran Affairs en Australië for Veterans’ Affairs.

Kansen Twee landen hebben een minister voor Gelijke Kansen: Luxemburg für Chancengleichheit en Ierland for Equality.

Vaardigheden Twee landen hebben een minister voor Vaardigheden: Ierland en Australië for Skills. Australië heeft bovendien een minister for Vocational Education.

Multicultureel Twee landen hebben een minister voor Multiculturele Zaken: Canada of Multiculturalism en Australië for Multicultural Affairs.

(M)KB Twee landen hebben een minister voor kleine ondernemingen: Australië for Small and Family Business en Nieuw Zeeland for Small Businesses. Het laatste land heeft ook een minister for State Owned Enterprises.

Vrijwilligerswerk Nieuw Zeeland heeft een minister for the Voluntary Sector. Dit land heeft bovendien een ministerfor Workplace Relations and Safety. Het door droogte getroffen buurland Australië heeft een minister for Water Resources. Canada heeft een minister of Democratic Institutions. Oostenrijk heeft een minister für Verfassung, voor hun grondwet dus.Luxemburg heeft een minister für Weinbau. Oosterbuur Duitsland heeft een minister für Nukleare Sicherheit en een für Heimat en zuiderbuur België heeft een minister van de Noordzee en een van Pensioenen.

Onopvallend Er zijn geen opvallende portefeuilles in de regeringen van Frankrijk, Zwitserland en Groot-Brittannië.

Stemmen: Pas, Hokje, Biljet en meer

DINSDAG 19 MAART 2019 Morgen zijn ze er, de verkiezingen voor de waterschappen en voor de provincies. Wat komt er zoal bij kijken?

Stempas Iemand die kiesrecht heeft, is kiesgerechtigde. In de afgelopen weken hebben alle kiesgerechtigden post van hun gemeente ontvangen, met informatie over de verkiezingen. Daarin zat bijvoorbeeld de stempas.

Stemlokaal De kiesgerechtigde mag met die stempas gaan stemmen in een stemlokaal. De gemeente wijst aan welke ruimten als stemlokalen dienst doen. Op verzoek moeten scholen hun gebouwen beschikbaar stellen. De burgemeester is verantwoordelijk voor de juiste inrichting van het stemlokaal. In elk geval staan daarin stemhokjes en stembussen. De kiezer brengt een stem uit door op het stembiljet het witte stipje voor één van de kandidaten rood te maken met een potlood die speciaal daarvoor in het stemhokje is gelegd, en het biljet vervolgens in de gleuf van de stembus te doen. Er is een aparte stembus voor de waterschapsverkiezingen. Wie zich vergist en toch op een ander had willen stemmen, mag een nieuw stembiljet vragen (en het oude met de verkeerde stem inleveren bij het stembureau). De meeste stemlokalen gaan morgen om zeven uur ‘s morgens open om pas weer om negen uur ’s avonds te sluiten.

Werken Een werkgever moet zijn werknemers in de gelegenheid stellen om te gaan stemmen. Een werknemer die ook buiten werktijd kan stemmen, mag van zijn baas niet vergen dat ie dat tijdens werktijd kan doen.

Stembureau De kiezer ontvangt een stembiljet uit handen van het stembureau, de voorzitter daarvan. In elk stemlokaal is een stembureau aanwezig. Het stembureau bestaat uit minstens drie kiesgerechtigden (en hooguit zeven), die achter dezelfde tafel zitten. Het is de gemeente die hen heeft benoemd, en één van hen tot voorzitter. De kiesgerechtigde die een geldige stempas en identiteitsbewijs kan laten zien, ontvangt een stembiljet. De voorzitter heeft samen met een aangewezen lid specifieke taken bij de controle van de geldigheid van stempas en identiteitsbewijs. Een ander aangewezen lid let erop of de kiezer het stembiljet in de stembus doet. Het voltallige stembureau wijst aan wie van hen deze twee leden zullen zijn. Dit besluit wordt bij meerderheid genomen; de voorzitter beslist als de ”stemmen” staken. Deze twee leden zijn tevens de plaatsvervangers van de voorzitter.

Het voltallige stembureau gaat ook over het tellen der stemmen, de stemopneming. Natuurlijk gebeurt dat pas na sluiting van het stemlokaal. Geteld wordt bijvoorbeeld hoeveel geldige stemmen zijn uitgebracht op een lijst en hoeveel op de afzonderlijke kandidaten van die lijst. Het ene lid van het stembureau kan oordelen dat een stem geldig is, terwijl een ander lid die stem als ongeldig beoordeelt. In dat geval besluit het voltallige stembureau over de geldigheid van die stem, bij meerderheid, en bij het staken der ”stemmen” beslist de voorzitter .

Hoofdstembureau De gemeentelijke informatie die kiesgerechtigden in de afgelopen weken hebben ontvangen, bevatte onder andere een heel groot vel papier dat tot A4-formaat is opgevouwen, met daarop de kandidatenlijsten. Op de ene zijde de lijsten voor de provinciale verkiezingen en aan de andere kant de lijsten voor de waterschapsverkiezingen. Deze kandidatenlijsten staan op dezelfde manier vermeld op het stembiljet dat de kiezer in het stemlokaal wordt overhandigd. Dan krijgt hij twee papieren stembiljetten, voor beide verkiezingen een. Op de zijde van de provinciale verkiezingen staat de naam van een kieskring vermeld. Sommige provincies hebben één kieskring (Groningen), anderen hebben er twee (Limburg), drie (Noord-Holland) of zelfs vier (Zuid-Holland). Hoewel een provincie dus uit meer kieskringen kan bestaan, valt elk waterschap samen met één (eigen) kieskring. Elke kieskring heeft één hoofdstembureau. Hier worden de tellingen van alle stembureaus uit dezelfde kieskring bij elkaar opgeteld. Het kieskringtotaal van alle stemmen op één kandidaat heet stemcijfer.

Centraal Stembureau Ten slotte is er nog een centraal stembureau. Daarvan is er in het hele land maar één. Dit bureau telt de tellingen van alle kieskringen van een provincie bij elkaar op, en stelt daarmee voor elke provincie en elk waterschap de uitslag van de verkiezingen vast. Voor de waterschappen en voor een aantal provincies volgde die uitslag al uit de tellingen van hun hoofdstembureau.

Aftreden De huidige Statenleden en leden van het algemeen bestuur van het waterschap treden af ergens tussen aanstaande vrijdag en volgende week vrijdag.

BRONNEN:

Onderstaande artikelen zijn hele of gedeeltelijke artikelen afkomstig uit de Kieswet en het Kiesbesluit.

”Stempas”

Artikel J 7 luidt: Ten minste veertien dagen voor de stemming ontvangt elke kiezer die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, van de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd, een stempas.

”Stemlokaal”

Artikel J 4 luidt: Burgemeester en wethouders wijzen voor elk stembureau een geschikt stemlokaal aan. Op verzoek van burgemeester en wethouders stellen de besturen van bijzondere scholen de daarvoor in aanmerking komende lokalen en het zich daarin bevindende materiaal voor de inrichting en het gebruik als stemlokaal beschikbaar, desgewenst tegen vergoeding van de daaruit voortvloeiende onkosten. De burgemeester draagt zorg voor de inrichting van het stemlokaal en wijst zo nodig personen aan die het stembureau ten dienste worden gesteld. Artikel J 4: In elk stemlokaal bevindt zich een zodanig aantal stemhokjes dat een goede voortgang van de stemming is gewaarborgd. Artikel J 5: In elk stemhokje bevindt zich een lessenaar met rood schrijfmateriaal. Artikel J 26: De kiezer gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken. Hij vouwt vervolgens het stembiljet dicht en gaat daarmee naar het stembureau.

§ 3. Gecombineerde stemmingen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en de leden van het algemeen bestuur: Artikel J 13: De stembescheiden voor de verschillende stemmingen zijn voldoende van elkaar te onderscheiden. Artikel J 14: In het stemlokaal is er zowel voor de stemming voor de verkiezing van de leden van provinciale staten als voor de stemming voor de verkiezing van de leden van de algemene besturen ten minste één afzonderlijke stembus. De verschillende stembussen zijn voldoende van elkaar te onderscheiden. Artikel J 6a: De stemmingen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vinden in dezelfde stemlokalen plaats.

Artikel J 27: Indien een kiezer zich bij de invulling van zijn stembiljet vergist, geeft hij dit aan de voorzitter terug. Deze verstrekt hem op zijn verzoek eenmaal een nieuw biljet.

Artikel J 1: De stemming vangt aan om zeven uur dertig en duurt tot eenentwintig uur. Lid 3. Burgemeester en wethouders kunnen voor stembureaus waar dat wenselijk is met het oog op de plaats waar de bureaus zitting houden bepalen dat de stemming in deze stembureaus aanvangt op een eerder of een later tijdstip dan zeven uur dertig en eindigt op een eerder tijdstip dan eenentwintig uur.

”Werken”

Artikel J 10: Iedere werkgever is verplicht te zorgen dat iedere kiezer die bij hem in dienstbetrekking is, de gelegenheid krijgt zijn stem uit te brengen voor zover dit niet kan geschieden buiten de vastgestelde arbeidstijd en mits de kiezer daardoor niet meer dan twee uur verhinderd is zijn arbeid te verrichten.

”Stembureau”

Artikel J 16: In het stemlokaal zijn geplaatst een tafel voor het stembureau en een of meer stembussen en stemhokjes. Artikel J 12: Het stembureau bepaalt wie als tweede en derde lid van het stembureau optreden. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het tweede lid en bij diens ontstentenis het derde lid als voorzitter op. Artikel E 1 Kiesbesluit: Het stembureau bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden. Artikel E 3 De stembureaus voor de verkiezing van de leden van provinciale staten zijn tevens de stembureaus voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur. Artikel E 4: Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voor elke verkiezing de leden van elk stembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende leden. Als lid en plaatsvervangend lid van het stembureau kunnen worden benoemd degenen die op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en na het volgen van een training naar het oordeel van burgemeester en wethouders over voldoende kennis en vaardigheden beschikken op het terrein van het verkiezingsproces. Artikel J 25: De kiezer overhandigt aan de voorzitter van het stembureau het in artikel J 24, eerste lid, onder a, genoemde identiteitsdocument, en de stempas. Indien de voorzitter constateert dat de kiezer niet beschikt over een geldig identiteitsdocument, wordt de kiezer niet toegelaten tot de stemming. Indien de kiezer beschikt over een geldig identiteitsdocument en een geldige stempas en de identiteit op beide documenten overeenkomt, neemt het tweede lid van het stembureau de stempas in en wordt de kiezer toegelaten tot de stemming. Vervolgens overhandigt de voorzitter aan de kiezer een stembiljet. Artikel J 26: 3: Het derde lid van het stembureau ziet erop toe, dat de kiezer het stembiljet in de stembus steekt.

”Stemopneming”

Artikel N 6: Het stembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast: a. het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen; b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a. Daarnaast stelt het stembureau vast: a. het aantal blanco stemmen; b. het aantal ongeldige stemmen. Artikel N 8: Het stembureau beslist over de geldigheid van het stembiljet. Artikel J 13: Indien bij het nemen van een beslissing door het stembureau de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

”Hoofdstembureau”

Artikel J 1: De burgemeester bezorgt de kandidatenlijsten, de adressen en de openingstijden van de stemlokalen uiterlijk op de vierde dag voor de stemming aan het adres van de kiezers. Artikel J 20: Op bij de verkiezingen te bezigen stembiljetten kunnen kiezers een keuze maken uit de kandidaten over wie de stemming moet geschieden. De stembiljetten zijn voorzien van de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau alsmede van de naam van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing geldt en een aanduiding van de kieskring.

Artikel E 6: Voor de verkiezing van de leden van provinciale staten wordt voor elke kieskring een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten. Artikel E 1: Voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vormt elk waterschap één kieskring. Artikel O 2: Het hoofdstembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som van deze aantallen. Deze som wordt stemcijfer genoemd.

”Centraal Stembureau”

Artikel P 1: Onmiddellijk nadat de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de uitslag van de verkiezing.

”Aftreden”

Artikel C 4: Zij treden tegelijk af met ingang van de donderdag in de periode van 23 tot en met 29 maart.

Permanente burgerdialoog in België

DONDERDAG 14 MAART 2019 In een van de Belgische parlementen bestaat sinds enkele weken een permanente vorm van burgerdialoog. Wat houdt die dialoog in en waar in België is het ingevoerd?

Meer parlementen België heeft niet één parlement maar zeven: een federaal parlement en een voor elk van de drie gewesten en voor elk van de drie gemeenschappen. De parlementen van de gewesten en gemeenschappen zijn rechtstreeks verkozen voor een periode van vijf jaar. Elk parlement kiest zijn eigen regering.

Duitstalige Gemeenschap Een van die gemeenschappen is de Duitstalige Gemeenschap of te wel Oost-België. Nederland grenst aan dit gebied van ruim 75.000 inwoners. Het omvat negen gemeenten, waaronder Eupen, Sankt Vith en Kelmis. Het is in het parlement van deze Gemeenschap waar de permanente vorm van burgerdialoog onlangs is ingevoerd.

Parlement Het parlement van de Duitstalige Gemeenschap bestaat uit 25 leden die worden gekozen door de kiezers van de negen gemeenten die tot het Duitse taalgebied behoren. De regering wordt door en uit het parlement gekozen; de ministers kunnen hun lidmaatschap van het parlement niet meer uitoefenen.

Decreten Gezamenlijk kunnen parlement en regering wetten tot stand brengen; die wetten worden decreten genoemd.

Waar dat parlement over gaat De Duitstalige Gemeenschap gaat bijvoorbeeld over kunst, musea, bibliotheken, omroep, jeugdzorg, kinderopvang, omscholing, toerisme, gezondheidszorg, inburgering en gehandicaptenzorg. Regering en parlement maken daarin beleid, bijvoorbeeld in de vorm van decreten.

Bürgerversammlung Het parlement van Oost-België heeft bij wet de vernieuwing van de permanente vorm van burgerdialoog ingevoerd. Centraal in deze burgerdialoog staat de Bürgerversammlung. Een Bürgerversammlung bestaat uit 25 tot 50 inwoners van 16 jaar of ouder die wonen in de bovengenoemde negen gemeenten; de Belgische nationaliteit is niet vereist. Het lot bepaalt welke inwoners mogen meedoen. Meedoen is niet verplicht; voor wie weigert, wordt een ander ingeloot. Wie meedoet, ontvangt enkele tientjes presentiegeld en een reiskostenvergoeding. Parlementariërs, ministers, burgemeesters, rechters en sommige ambtenaren mogen echter niet meedoen. Weliswaar is het lot bepalend, maar deze loterij is zo opgezet dat gestreefd wordt naar een evenwichtige samenstelling wat betreft geslacht, leeftijd, geografische herkomst en sociaaleconomisch. In de officiële toelichting staat verder dat men maar aan één Bürgerversammlung mag deelnemen.

Aantallen Jaarlijks zal één tot drie keer een Bürgerversammlung worden gehouden. Daarin kunnen besluiten alleen unaniem worden genomen of – als duidelijk blijkt dat dit niet lukt – met een 4/5 meerderheid van de aanwezigen waarbij minstens 4/5 aanwezig moet zijn. Aanwezigen die het besluit niet steunen, kunnen hun eigen standpunt aan het besluit laten toevoegen.

Bürgerrat Er is ook een Bürgerrat. Die gaat over de organisatie eromheen, zoals het precieze aantal keren dat een Bürgerversammlung in een jaar wordt gehouden, het precieze aantal van de deelnemers daaraan en de benoeming van een moderator daarbij. De Bürgerrat bestaat uit 24 oud-deelnemers van een Bürgerversammlung; het lot bepaalt wie. Meedoen is niet verplicht. Wie wel meedoet, ontvangt het hierboven genoemde presentiegeld en reiskostenvergoeding. Meedoen mag hooguit anderhalf jaar. 1/3 van de Bürgerrat wordt elk half jaar vernieuwd. In het begin zijn er nog geen oud-deelnemers; in deze periode gelden daarom andere regels.

Consensus Net als de Bürgerversammlung moet de Bürgerrat eerst proberen om een besluit unaniem te nemen. Alleen als unanimiteit niet mogelijk blijkt, mogen besluiten ook met 2/3 meerderheid worden genomen. Als slechts een minderheid ter vergadering aanwezig is, mag het besluit pas in de volgende vergadering worden genomen.

Agenda De Bürgerrat bepaalt ook de agenda van de Bürgerversammlung. De Bürgerrat bepaalt niet alleen over welke onderwerpen daar wordt gesproken maar formuleert ook de bijbehorende vragen. Voor deze besluiten van de Bürgerrat moet altijd minstens 2/3 aanwezig zijn.

Mensenrechten In principe moeten dat onderwerpen zijn waarover parlement en/of regering van de Duitstalige Gemeenschap gaat. Bovendien mogen de onderwerpen en bijbehorende vragen geen strijd met mensenrechten opleveren. Voorstellen voor onderwerpen kunnen worden gedaan door de regering, een parlementaire fractie of honderd burgers. Of door twee deelnemers van de Bürgerrat.

Ausschuss Het is de bedoeling dat de Bürgerversammlung uiteindelijk aanbevelingen doet. Deze aanbevelingen worden vervolgens besproken in een parlementaire commissie – Ausschuss – , waaraan ook een delegatie van de Bürgerversammlung mag meedoen. Daarna besluit de commissie in overleg met de minister of de aanbevelingen (gedeeltelijk) worden overgenomen of afgewezen. Een afwijzing moet worden gemotiveerd. De commissie moet duidelijk maken hoe de aanbeveling zal worden overgenomen. Daarna volgt weer een commissiebespreking – dit keer over de afwijzing of over hoe de aanbeveling wordt overgenomen – waaraan de delegatie van de Bürgerversammlung wel weer mag meedoen. Een ambtelijk secretaris – aangewezen door de griffier – doet aan de Bürgerrat verslag van de vorderingen van de overgenomen aanbevelingen. Na een jaar worden die vorderingen besproken in de parlementaire commissie, waarvoor de voltallige Bürgerversammlung is uitgenodigd.

BRONNEN:

”Meer parlementen”

Artikel 36 Grondwet luidt: De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat.

Artikel 1 luidt: België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten.

Artikel 2 luidt: België omvat drie gemeenschappen : de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap.

Artikel 3 luidt: België omvat drie gewesten : het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Gewest.

Artikel 115 luidt (gedeeltelijk): § 1. Er is een Parlement van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Parlement genoemd, en een Parlement van de Franse Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking worden bepaald door de wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid. Er is een Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking door de wet worden bepaald.

Artikel 116 luidt (gedeeltelijk): § 1. De Gemeenschaps- en Gewestparlementen zijn samengesteld uit verkozen mandatarissen. § 2. Elk Gemeenschapsparlement is samengesteld uit leden rechtstreeks gekozen tot lid van het betrokken Gemeenschapsparlement of tot lid van een Gewestparlement. Behoudens in geval van toepassing van artikel 137, is elk Gewestparlement samengesteld uit leden rechtstreeks gekozen tot lid van het betrokken Gewestparlement of tot lid van een Gemeenschapsparlement.

Artikel 117 luidt (gedeeltelijk): De leden van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen worden gekozen voor vijf jaar. De Gemeenschaps- en Gewestparlementen worden om de vijf jaar geheel vernieuwd.

Artikel 118 luidt (gedeeltelijk): Een wet duidt de aangelegenheden aan betreffende de verkiezing, de samenstelling en de werking van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, welke door dit Parlement bij decreet worden geregeld. Dat decreet moet worden aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het Parlement aanwezig is.

Artikel 121 luidt (gedeeltelijk): Er is een Regering van de Vlaamse Gemeenschap en een Regering van de Franse Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking worden bepaald door de wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid. Er is een Regering van de Duitstalige Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking door de wet worden bepaald. Onverminderd artikel 137, omvatten de gewestelijke organen bedoeld in artikel 39, voor elk gewest, een Regering.

Art. 122 luidt: De leden van elke Gemeenschaps- of Gewestregering worden gekozen door hun Parlement.

”Duitstalige Gemeenschap”

Art. 3 Gesetz– Die Deutschsprachige Gemeinschaft ist zuständig für das Gebiet der Gemeinden Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgen-bach, Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren und Sankt Vith.

”Parlement”

Artikel 8 van het GESETZ ÜBER INSTITUTIONELLE REFORMEN FÜR DIE DEUTSCHSPRACHIGE GEMEINSCHAFT (1983) luidt (gedeeltelijk): Das Parlament besteht aus 25 Mitgliedern. Die Mitglieder des Parlaments werden von den Wählern der zum deutschen Sprachgebiet gehörenden Gemeinden gewählt

Artikel 49 luidt (gedeeltelijk): Die Regierung besteht aus mindestens drei und höchs-tens fünf Mitgliedern, die vom Parlament gemäß den in Artikel 60 des Sondergesetzes festgelegen Regeln gewählt werden.

Artikel 10ter luidt (gedeeltelijk): Ungeachtet des Artikels 10bis Nummer 12 hört das Mitglied des Parlaments, das zum Mitglied der Regierung ge-wählt worden ist, sofort auf zu tagen und nimmt sein Mandat wie-der auf, wenn sein Ministeramt beendet ist.

”Decreten”

Artikel 6 van het GESETZ ÜBER INSTITUTIONELLE REFORMEN FÜR DIE DEUTSCHSPRACHIGE GEMEINSCHAFT (1983) luidt (gedeeltelijk):Das Parlament regelt die Angelegenheiten, die in die Zu-ständigkeit der Deutschsprachigen Gemeinschaft fallen. Artikel 19 §1 Absatz 1 und §2 des Sondergesetzes sind auf die Deutschspra-chige Gemeinschaft entsprechend anwendbar.

Art. 7 luidt: Die Artikel 17, 20 und 21 des Sondergesetzes sind auf die Deutschsprachige Gemeinschaft anwendbar.

Artikel 17 van het Sondergesetz (1980) luidt: Die dekretgebende Gewalt wird gemeinsam vom Parlament und von der Regierung ausgeübt.

Artikel 19 daarvan luidt (gedeeltelijk): Dekrete haben Gesetzeskraft. Sie können geltende Gesetzesbestimmungen aufheben, ergänzen, abändern oder ersetzen.

”Waar dat parlement over gaat”

Artikel 4 van het GESETZ ÜBER INSTITUTIONELLE REFORMEN FÜR DIE DEUTSCHSPRACHIGE GEMEINSCHAFT (1983) luidt (gedeeltelijk): Die kulturellen Angelegenheiten, auf die sich [Arti-kel 130 §1 Nummer1]4 der Verfassung bezieht, sind die in Artikel 4 des Sondergesetzes erwähnten Angelegenheiten. Die personenbezogenen Angelegenheiten, auf die sich [Arti-kel 130 §1 Nummern 2-4]4 der Verfassung bezieht, sind die in Ar-tikel 5 §1 des Sondergesetzes erwähnten Angelegenheiten.

Artikel 4 van het Sondergesetz (1980) luidt (gedeeltelijk): Die kulturellen Angelegenheiten sind: der Schutz und die Veranschaulichung der Sprache, die Förderung der Ausbildung von Forschern, die schönen Künste, das Kulturerbe, Museen und sonstige wissenschaftlich-kulturelle Einrichtungen [mit Ausnahme der Denkmäler und Landschaften], Bibliotheken, Diskotheken und ähnliche Dienste, Rundfunk und Fernsehen, mit Ausnahme der Übertragung von Mitteilungen der Föderalregierung […] [6bis. die Unterstützung der Schriftpresse] , Jugendpolitik, ständige Weiterbildung und die kulturelle Animation, Leibeserziehung, Sport und Leben im Freien, Freizeitgestaltung und Tourismus, vorschulische Ausbildung in den Verwahrschulen, nachschulische und nebenschulische Ausbildung, Kunstausbildung, intellektuelle, moralische und soziale Ausbildung, die Förderung des sozialen Aufstiegs, berufliche Umschulung und Fortbildung, mit Ausnahme der Bestimmungen über die Beteiligung an den Ausgaben für die Auswahl, die Berufsausbildung und die Neueinstellung von Personal, das ein Arbeitgeber zur Gründung eines Unternehmens, zum Ausbau oder zur Umwandlung seines Unternehmens einstellt;

Artikel 5 daarvan luidt (gedeeltelijk): Die personenbezogenen Angelegenheiten sind: I. was die Gesundheitspolitik betrifft: die Politik der Pflegleistung innerhalb und außerhalb von Pflegeanstalten, mit Ausnahme (..); die Gesundheitserziehung und die Tätigkeiten und Dienstleistungen im Bereich der Präventivmedizin, mit Ausnahme der Vorbeugungsmaßnahmen auf nationaler Ebene. II. was den Personenbeistand betrifft: die Familienpolitik einschließlich aller Formen von Hilfe und Unterstützung für Familien und Kinder; die Sozialhilfepolitik einschließlich der grundlegenden Rechtsvorschriften über die öffentlichen Sozialhilfezentren mit Ausnahme (..), die Aufnahme- und Integrationspolitik gegenüber Einwanderern; die Behindertenpolitik einschließlich der beruflichen Ausbildung, Umschulung und Fortbildung der Behinderten mit Ausnahme (..); die Seniorenpolitik mit Ausnahme (..); der Jugendschutz, einschließlich des sozialen Schutzes und des gerichtlichen Schutzes mit Ausnahme (..); die Sozialhilfe für Gefangene im Hinblick auf ihre soziale Wiedereingliederung.]

”Bürgerversammlung”

Artikel 3 van het DEKRET ZUR EINFÜHRUNG EINES PERMANENTENBÜRGERDIALOGS IN DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT (25 februari 2019) luidt (gedeeltelijk): Die Bürgerversammlungen setzen sich aus 25 bis 50 Bürgern zusammen, die unter Berücksichtigung der in §§3 und 4 angeführten Bedingungen per Los ausgewählt werden. (…) berücksichtigt dabei eine ausgewogene Vertretung der Geschlechter und der Altersgruppen, eine ausgewogene geografische Herkunft sowie eine ausgewogene sozioökonomische Durchmischung. Die Teilnahme an einer Bürgerversammlung ist freiwillig. Verzichtet ein Bürger vor Beginn der ersten Sitzung der Bürgerversammlung auf eine Teilnahme wird er durch einen ebenfalls per Los ausgewählten Bürger ersetzt. An einer Bürgerversammlung dürfen nur die Bürger teilnehmen, die: 1. in den Bevölkerungsregistern oder im Fremdenregister einer Gemeinde des deutschen Sprachgebiets eingetragen sind, 2. das sechzehnte Lebensjahr vollendet haben, 4. keines bzw. keine der folgenden Mandate, Ämter oder Funktionen bekleiden: a. Mitglied des Parlaments, der Abgeordnetenkammer, des Senats, des Wallonischen Parlaments und des Europäischen Parlaments, b. Mitglied der Föderalregierung, einer Gemeinschafts- oder einer Regionalregierung, h. Richter, Referendar oder Greffier beim Verfassungsgerichtshof, k. Bürgermeister, Schöffe, Präsident eines ÖSHZ, Gemeinderatsmitglied oder ÖSHZRatsmitglied, l. Amt oder Funktion unter unmittelbarer Aufsicht des Parlaments oder der Regierung mit Ausnahme der Personalmitglieder des Gemeinschaftsunterrichtswesens, m. leitende Funktion in einer Einrichtung öffentlichen Interesses der Deutschsprachigen Gemeinschaft. Die Mitglieder der Bürgerversammlung erhalten für ihre Teilnahme: 1. ein Anwesenheitsgeld von 37,50 Euro, 2. eine Fahrtentschädigung, (…) Beträgt die Versammlungsdauer mehr als vier Stunden, wird das in Absatz 1 Nummer 1 angeführte Anwesenheitsgeld verdoppelt.

Uit de officiële toelichting op het wetsvoorstel/decreet voorstel: Für jede Bürgerversammlung werden andere Bürger zusammengerufen, sodass deren Mandat auf die Bearbeitung des ausgegebenen Themas begrenzt ist. Mit dieser Vorgehensweise soll verhindert werden, dass sich die teilnehmenden Bürger im Laufe der Versammlungen allmählich zu „Profis” entwickeln und andere Bürger nicht mehr zu Wort kommen.

”Aantallen”

Artikel 3 van het DEKRET ZUR EINFÜHRUNG EINES PERMANENTENBÜRGERDIALOGS IN DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT (25 februari 2019) luidt (gedeeltelijk): Pro Kalenderjahr werden zwischen einer und drei Bürgerversammlungen einberufen.Die Beschlüsse der Bürgerversammlung werden in der Regel im Konsens getroffen.Wird nach wiederholten Vermittlungsversuchen keine Einigung erzielt, kann ein Beschlussmit einer 4/5-Mehrheit getroffen werden, wobei mindestens 4/5 der an der Bürgerversammlung teilnehmenden Bürger anwesend sein müssen. Die Bürger, die gegen diesen Beschluss gestimmt haben, können ihre abweichende Meinung in einer Stellungnahme begründen, die dem Beschluss beigefügt wird.

”Bürgerrat”

Artikel 4 van het DEKRET ZUR EINFÜHRUNG EINES PERMANENTEN BÜRGERDIALOGS IN DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT (25 februari 2019) luidt (gedeeltelijk): Im Hinblick auf die Vorbereitung, die Durchführung und die Nachbereitung der Bürgerversammlungen wird ein ständiger Bürgerrat eingesetzt. Der Bürgerrat setzt sich aus 24 Bürgern zusammen, die per Los aus den Bürgern ausgewählt werden, die zuvor an einer Bürgerversammlung teilgenommen haben. Nach Ablauf der Mandatszeit, die 18 Monate beträgt, werden die amtierenden Mandatsträger durch neue Vertreter aus den vorherigen Bürgerversammlungen ersetzt. Dieser Wechsel wird alle sechs Monate für ein Drittel der insgesamt 24 Mandate vollzogen. Die Mitgliedschaft im Bürgerrat ist freiwillig. Scheidet ein Bürger vorzeitig aus dem Bürgerrat aus, wird das Mandat von einem ebenfalls per Los ausgewählten Bürger aus den vorherigen Bürgerversammlungen zu Ende geführt. Dazu können auch vorab mehrere Ersatzmitglieder per Los ausgewählt werden. Die Mitglieder des Bürgerrates erhalten für ihre Teilnahme: 1. ein Anwesenheitsgeld von 37,50 Euro, 2. eine Fahrtentschädigung. Beträgt die Versammlungsdauer mehr als vier Stunden, wird das in Absatz 1 Nummer 1 angeführte Anwesenheitsgeld verdoppelt.

Artikel 8 luidt (gedeeltelijk): Der Bürgerrat trifft alle Beschlüsse in Bezug auf die Organisation und die Durchführung der Bürgerversammlungen. Dazu gehört insbesondere: die Festlegung der Anzahl Bürger und deren Auswahl per Losverfahren unter Berücksichtigung der in Artikel 3 §§2-4 angeführten Vorgaben, die Bestellung von Moderatoren, die die Bürgerversammlungen steuern, die Einsetzung einer Beratungsgruppe im Hinblick auf die Zusammenstellung der Informationen und der Dokumentation, die den Mitgliedern der Bürgerversammlungen zur Verfügung gestellt werden.

”Consensus”

Artikel 4 van het DEKRET ZUR EINFÜHRUNG EINES PERMANENTENBÜRGERDIALOGS IN DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT (25 februari 2019) luidt (gedeeltelijk): Vorbehaltlich Artikel 7 §3 ist der Bürgerrat nur beschlussfähig, wenn die Mehrheit der Mitglieder anwesend ist. Alle Beschlüsse des Bürgerrats werden in der Regel im Konsens getroffen. Wird nach wiederholten Vermittlungsversuchen keine Einigung erzielt, kann ein Beschluss mit einer 2/3-Mehrheit getroffen werden. Wird festgestellt, dass die Mehrheit nicht anwesend ist, wird der betreffende Beschluss auf die nächstfolgende Sitzung vertagt.

”Agenda”

Artikel 7 van het DEKRET ZUR EINFÜHRUNG EINES PERMANENTENBÜRGERDIALOGS IN DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT (25 februari 2019) luidt (gedeeltelijk): Nach Abschluss der parlamentarischen Debatte über die Regierungserklärung zu Beginn einer jeden Sitzungsperiode des Parlaments tritt der Bürgerrat zusammen, um die Themen zu bestimmen, die im Laufe der nächsten zwölf Monate im Rahmen von Bürgerversammlungen besprochen werden sollen. Im Anschluss an die Beratungen über die Themenauswahl formuliert der Bürgerrat die genaue Fragestellung, die zur Beratung im Rahmen einer Bürgerversammlung unterbreitet werden soll. In Abweichung zu Artikel 4 §3 müssen mindestens 2/3 der Mitglieder des Bürgerrats anwesend sein, damit dieser Beschluss gefasst werden kann.

”Mensenrechten”

Artikel 7 van het DEKRET ZUR EINFÜHRUNG EINES PERMANENTEN BÜRGERDIALOGS IN DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT (25 februari 2019) luidt (gedeeltelijk): Die Themen müssen sich auf die Zuständigkeiten der Deutschsprachigen Gemeinschaft beziehen. Mit Zustimmung des Präsidiums kann der Bürgerrat in besonders begründeten Fällen allerdings auch Themen auswählen, die nicht oder nur indirekt im Zusammenhang mit den Zuständigkeiten der Deutschsprachigen Gemeinschaft stehen. Themenvorschläge, die im Widerspruch zu den Menschenrechten und den Grundfreiheiten stehen, die in Titel 2 der Verfassung sowie in den von Belgien ratifizierten internationalen Verträgen aufgeführt sind, sind unzulässig. Bei der Auswahl der Themen kann der Bürgerrat auf Vorschläge zurückgreifen, die ihm entweder von mindestens zwei seiner Mitglieder, von einer Parlamentsfraktion, von der Regierung oder von mindestens 100 Bürgern, die die in Artikel 3 §4 Nummer 1 erwähnte Bedingung erfüllen, unterbreitet werden.

”Ausschuss”

Artikel 9 van het DEKRET ZUR EINFÜHRUNG EINES PERMANENTEN BÜRGERDIALOGS IN DER DEUTSCHSPRACHIGEN GEMEINSCHAFT (25 februari 2019) luidt (gedeeltelijk) : Nach Abschluss der Beratungen formuliert die Bürgerversammlung eine oder mehrere Empfehlungen, die dem Präsidium des Parlaments übermittelt werden. Das Präsidium verweist die Empfehlungen an einen Parlamentsausschuss, der eine öffentliche Sitzung anberaumt, in der die Empfehlungen durch eine Delegation der Bürgerversammlung vorgestellt werden und anschließend mit den Ausschussmitgliedern sowie den zuständigen Ministern diskutiert werden. Dazu werden alle Mitglieder der Bürgerversammlung eingeladen. Im Anschluss arbeitet der Ausschuss unter Mitwirkung der zuständigen Minister eine Stellungnahme zu den einzelnen Empfehlungen aus. Darin wird dargelegt, ob und auf welche Weise die Empfehlungen umgesetzt werden sollen. Wird die Umsetzung einer Empfehlung abgelehnt, wird dies gesondert begründet. Anschließend findet eine weitere öffentliche Sitzung des Parlamentsausschusses statt, in der die Stellungnahme vorgestellt und mit den Mitgliedern der Bürgerversammlung diskutiert wird.

Artikel 10 luidt (gedeeltelijk): Der Bürgerrat übernimmt die Nachbereitung der Empfehlungen, die auf der Grundlage der Stellungnahme des Ausschusses umgesetzt werden sollen. Der ständige Sekretär legt dazu in regelmäßigen Abständen Berichte zum Stand der Umsetzung der Empfehlungen vor. Falls er dies für notwendig erachtet, informiert der Bürgerrat die Mitglieder der betreffenden Bürgerversammlung über diesen Stand der Dinge. Innerhalb eines Jahres nach der in Artikel 9 angeführten Sitzung findet eine weitere öffentliche Sitzung des zuständigen Parlamentsausschusses statt, in der der Stand der Umsetzung vorgestellt und diskutiert wird. Dazu werden alle Mitglieder der betreffenden Bürgerversammlung eingeladen. Falls erforderlich, können zusätzliche Sitzungen vereinbart werden, um die weitere Umsetzung der Empfehlungen weiterzuverfolgen.

Artikel 5 luidt (gedeeltelijk): Zur administrativen und organisatorischen Unterstützung des Bürgerrats und der Bürgerversammlung bezeichnet der Greffier ein Personalmitglied der Parlamentsverwaltung zum ständigen Sekretär. Das Anforderungsprofil und das Verfahren zur Bezeichnung des ständigen Sekretärs werden vom Greffier festgelegt und dem Präsidium zur Kenntnisnahme vorgelegt.

Man/vrouw verdeling op de kandidatenlijsten bij de verkiezingen in Zuid-Holland

DINSDAG 12 MAART 2019 Afgelopen vrijdag was het Internationale Vrouwendag. Volgende week woensdag zijn de Provinciale Statenverkiezingen. Hoe ziet voor Zuid-Holland de verdeling van vrouwen en mannen op de kandidatenlijsten eruit?

De Staten De Provinciale Staten van Zuid-Holland bestaan uit 55 leden. Bij de laatste verkiezingen (in 2015) hebben elf politieke partijen een of meer zetels gewonnen. Toch zijn er momenteel dertien fracties. Dat heeft te maken met enkele afscheidingen/afsplitsingen en met twee partijen waarvan de volksvertegenwoordigers samen één fractie vormen. In deze bijdrage wordt uitgegaan van de zetels die de elf politieke partijen in 2015 ieder voor zich hebben gewonnen.

16 lijsten 16 politieke partijen hebben voor de verkiezingen van volgende week een kandidatenlijst: de elf die in 2015 zetels hebben gewonnen en nog vijf partijen die toen niet meededen of toen geen zetels hebben gewonnen.

Aantal kandidaten Het aantal kandidaten op de ingediende lijsten varieert van 14 tot 50. 50 kandidaten is het maximumaantal volgens de wet, tenminste voor een lijst die bij de laatste verkiezingen hooguit vijftien zetels heeft gewonnen. Geen enkele lijst in Zuid-Holland heeft echter meer dan tien zetels gekregen.

Aantal vrouwen Het aantal vrouwen op een lijst varieert van 0 (SGP) tot 27 (CDA). Bij het CDA is daarmee – als enige partij – meer dan de helft van de 50 kandidaten vrouw. Er zijn er twee met een fiftyfifty verdeling: Partij voor de Dieren met 10 vrouwen (van de 20 kandidaten) en PvdA met 25 (van de 50). Boven de 40% scoren achtereenvolgens GroenLinks met 22 (van de 50), ChristenUnie met 19 (van de 46) en VVD met 20 (van de 48). Tussen de 25% en 35% scoren respectievelijk DENK met 17 (van de 50), SP met 9 (van de 30), NIDA met 4 (van de 14) en D66 met 13 (van de 50). Net iets boven de 20% doen 50PLUS met 4 (van de 18) en Code Oranje met 3 (van de 14). Rond de 15% doen Lokale Partijen Zuid Holland met 5 (van de 31) en PVV met 3 (van de 20). Ten slotte de SGP met 0 (van de 30).

Op de bovenste helft Hoeveel van hen staan op de de bovenste helft van de lijst? Dat laat een ander beeld zien. De VVD scoort dan het beste met 65% (13 van de 20), Code Oranje met 66% (2 van de 3) en Lokale Partijen Zuid Holland met 60% (3 van de 5). Tussen de 50% en 60% scoren achtereenvolgens SP met 55% (5 van de 9), D66 met 53% (7 van de 13), PvdA met 52% (13 van de 25) en GroenLinks met 50% (11 van de 22), net als 50PLUS (2 van de 4) en NIDA (2 van de 4). Minstens de helft van de vrouwen staat bij deze partijen op de bovenste helft van de lijst. Bij de andere partijen staan er minder vrouwen op de bovenste helft dan op de onderste helft van de lijst. Dat is bij CDA 44% (12 van de 27), ChristenUnie 42% (8 van de 19) en Partij voor de Dieren 40% (4 van de 10). Bij PVV is dat nog maar 33% (1 van de 3) en bij DENK 29% (5 van de 17).

Numéro Une Bij vijf partijen is een vrouw lijsttrekker: D66, CDA, PvdA, SP en Partij voor de Dieren. Bij D66 en Partij voor de Dieren is ook de nummer 2 een vrouw. VVD, GroenLinks en Code Oranje hebben weliswaar een man als lijsttrekker, maar bij hen staat een vrouw wel op de tweede plaats.

Kansvolle plek Zoals dat altijd het geval is met lijsttrekkers – man of vrouw – zullen zij waarschijnlijk veel meer stemmen krijgen dan nodig is voor hun eigen zetel. De stemmen die ze ”te veel” krijgen gaan naar de volgende kandidaten op de lijst, in de volgorde waarop ze op de lijst staan. Hoeveel vrouwen zijn er onder de kandidaten die op een kansrijke plek staan, inclusief de lijsttrekster? Eenvoudigheidshalve wordt het aantal kansvolle plekken in deze bijdrage gesteld op het aantal zetels dat de partij bij de laatste verkiezingen heeft gewonnen,. Ook dat laat weer een ander beeld zien. Bij de Partij voor de Dieren staan alle vrouwen op een kansrijke plek (2 zetels), bij SP is dat 80% van hen (5 zetels), bij GroenLinks 66% (3 zetels), bij PvdA 60% (5 zetels) en bij de VVD 50% (10 zetels). Bij de VVD wisselen man en vrouw elkaar steeds af. Tot zover de partijen waar de helft of meer een kansrijke plek bezit. Minder goed scoren achtereenvolgens D66 met 43% (7 zetels), ChristenUnie met 33% (3 zetels), CDA met 28% (7 zetels), PVV met 12% (8 zetels). 0% is de score bij SGP (3 zetels) en 50PLUS (2 zetels).

Geen wet Er is in Nederland geen wet met voorschriften voor aantal of volgorde van vrouwen of mannen op een kandidatenlijst voor de provinciale statenverkiezingen, of voor welke verkiezingen dan ook. In sommige andere landen is dat wel het geval. Zo moet in Frankrijk op de kandidatenlijsten voor de regionale verkiezingen na elke man een vrouw volgen en na elke vrouw een man.

FvD Forum voor Democratie doet ook mee aan de verkiezingen in Zuid-Holland, maar komt in deze bijdrage niet voor omdat uit de kandidatenlijst van deze partij niet kan worden afgeleid of een kandidaat man of vrouw is. Op de kandidatenlijsten van de andere partijen staat bij elke kandidaat (m) of (v) en/of de roepnaam vermeld. Bij FvD ontbreken deze gegevens. Het is trouwens geen wettelijke plicht om deze gegevens te vermelden.

BRONNEN:

Onderstaande Franse wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Code électoral. Version consolidée au 1 janvier 2019. www.legifrance.gouv.fr

”Aantal kandidaten”

Artikel H 6 Kieswet luidt: De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven. Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste vijftig kandidaten worden geplaatst. Op dezelfde lijst van een politieke groepering wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tachtig bedraagt. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

”Kansvolle plek”

Artikel P 17 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De zetels (…) worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijsten toegewezen in de volgorde van de lijst.

”FvD”

Artikel H 2 van het Kiesbesluit luidt (gedeeltelijk): Een kandidaat wordt op de kandidatenlijst vermeld met naam, voorletters (..). Achter de voorletters kan tussen haakjes de roepnaam van de kandidaat worden vermeld. Achter de voorletters of, indien vermeld, de roepnaam, mag ter aanduiding van het geslacht van de kandidaat de toevoeging «(m)» of «(v)» worden geplaatst.

”Geen wet”

Elections des conseillers régionaux.

Artikel L 346 Code électoral luidt (gedeeltelijk): Une déclaration de candidature est obligatoire pour chaque liste de candidats avant chaque tour de scrutin. Le nombre de candidats figurant sur les sections départementales de chaque liste est fixé conformément au tableau n° 7 annexé au présent code. Au sein de chaque section, la liste est composée alternativement d’un candidat de chaque sexe.

Heeft hoogste rechter van Duitsland gevoelig verlies geleden?

DONDERDAG 7 MAART 2019 Mag een katholiek ziekenhuis een arts ontslaan omdat hij na echtscheiding opnieuw is getrouwd? Na een rechtsstrijd van tien jaar heeft de Duitse rechter twee weken geleden eindvonnis gewezen.

Düsseldorf De arts werkte als teamleider in een katholiek ziekenhuis in of bij Düsseldorf, de hoofdstad van de grootste en bovendien aan Nederland grenzende deelstaat Noordrijn-Westfalen. Hij werkte op basis van een arbeidsovereenkomst (Arbeitsvertrag). Daarin staat een bepaling dat hij mag worden ontslagen als hij een huwelijk aangaat dat volgens het kerkelijke recht ongeldig is.

R.K. Kerk Het aangaan van een tweede huwelijk na echtscheiding is volgens kerkelijk recht een ongeldig huwelijk. Volgens zijn arbeidscontract was zijn tweede huwelijk dus ongeldig en leverde het een ontslaggrond op. Hertrouwen na echtscheiding is ook volgens kerkelijk recht grond voor ontslag van katholieke teamleiders in dienst van een katholiek ziekenhuis, althans volgens het kerkelijk recht van het bisdom waaronder het ziekenhuis opereert. De arts is na acht jaar dienstverband gescheiden en in hetzelfde jaar hertrouwd.

Erfurt I Tot zover het kerkelijk recht. Is zo’n bepaling in het arbeidscontract ook volgens de rechter rechtsgeldig? Niet volgens de hoogste arbeidsrechter in Duitsland, het Bundesarbeitsgericht dat in Erfurt (Thüringen) zetelt. Daarom sprak deze rechter in 2011 uit dat het ontslag onterecht was gegeven.

Deutschland Volgens het ziekenhuis – de werkgever – heeft deze arbeidsrechter echter niet genoeg rekening gehouden met de godsdienstvrijheid. De godsdienstvrijheid is een mensenrecht dat is vastgelegd in de Duitse Grondwet. Ook de kerk en het katholieke ziekenhuis kunnen een beroep doen op dit grondrecht.

Karlsruhe Het ziekenhuis stapt daarom naar de allerhoogste rechter in het land: het Bundesverfassungsgericht, dat zijn zetel heeft in Karlsruhe (Baden-Württemberg). Deze rechter toetst uitspraken van andere rechters aan grondrechten, dat zijn de mensenrechten die in de grondwet staan. Deze rechter blijkt het eens te zijn met het ziekenhuis: een katholieke teamleider in een katholiek ziekenhuis mag wel degelijk ontslagen worden omdat hij hertrouwt na echtscheiding. De arbeidsrechter heeft volgens deze rechter niet genoeg rekening gehouden met de godsdienstvrijheid. Daarom moet de arbeidsrechter een nieuwe uitspraak geven, een uitspraak die bovendien in overeenstemming is met de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht.

Erfurt IIAls het Bundesarbeitsgericht zich vervolgens opnieuw over de zaak gaat buigen, zijn inmiddels enkele jaren verstreken sinds haar eerste uitspraak. Deze rechter vraagt zich nu af of de uitleg die het Bundesverfassungsgericht geeft aan de godsdienstvrijheid in strijd is met Europese regels over gelijke behandeling in arbeid en beroep. Deze uitleg leidt er namelijk toe dat een katholieke teamleider anders wordt behandeld dan een niet-katholieke teamleider, louter vanwege zijn katholiek zijn. Voor een teamleider die geen katholiek is, levert hertrouwen na echtscheiding namelijk geen ontslaggrond op. Zou dat geen discriminatie zijn? In de Europese regels over gelijke behandeling in arbeid en beroep staat dat discriminatie op grond van godsdienst verboden is!

Luxemburg Er is maar één rechter die op deze vraag antwoord kan geven: dat is het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese rechter die in Luxemburg zetelt. Dit Hof heeft de vraag september vorig jaar beantwoord. Uit dat antwoord volgt dat een katholiek ziekenhuis niet strenger mag zijn voor een teamleider, louter omdat ie katholiek is. Als het gaat over hertrouwen na echtscheiding, kan het daarom niet zo zijn dat hij wél wordt ontslagen maar een teamleider die niet katholiek niet, of in ieder geval minder snel. Natuurlijk zijn hierop uitzonderingen mogelijk, namelijk als die Religion sei nach der Art der betreffenden Tätigkeiten oder den vorgesehenen Umständen ihrer Ausübung eine wesentliche, rechtmäßige und gerechtfertigte berufliche Anforderung angesichts des Ethos dieser Kirche oder Organisation.

Erfurt III Het Hof van Justitie heeft de zaak vervolgens teruggestuurd naar het Bundesarbeitsgericht. Dat heeft zich twee weken geleden over de zaak gebogen, voor de derde maal. Deze uitspraak van 20 februari is nog niet gepubliceerd, maar uit het persbericht blijkt dat bovenstaande uitzondering zich hier volgens de arbeidsrechter niet heeft voorgedaan. Het tien jaar eerder gegeven ontslag was dus niet terecht! Een oud-rechter zegt in de Süddeutsche Zeitung van afgelopen dinsdag dat de uitspraken tot een Autoritätsverlust für das Bundesverfassungsgericht leiden.

BRONNEN:

”Düsseldorf”

Uit de uitspraak van het Bundesarbeitsgericht van 8 september 2011: Tatbestand. Nach dem Arbeitsvertrag der Parteien leisten die Mitarbeiter ihren Dienst im Geist christlicher Nächstenliebe; als wichtiger Grund zur außerordentlichenKündigung ist ua. „Leben in kirchlich ungültiger Ehe oder eheähnlicher Gemeinschaft“ vorgesehen.

”R.K. Kerk”

Uit de uitspraak van het Bundesarbeidsgericht van 8 september 2011: Canon 1085 des Codex Iuris Canonici (Gesetzbuch des Kirchenrechts) luidt (gedeeltelijk): Ungültig schließt eine Ehe, wer durch das Band einer früheren Ehe gebunden ist, auch wenn diese nicht vollzogen worden ist. Mag auch eine frühere Ehe aus irgendeinem Grund nichtig oder aufgelöst worden sein, so ist deshalb eine neue Eheschließung noch nicht erlaubt, bevor die Nichtigkeit bzw. die Auflösung der früheren Ehe rechtmäßig und sicher feststeht.“

Uit de uitspraak: Artikel 4 („Loyalitätsobliegenheiten“) van de Grundordnung des kirchlichen Dienstes im Rahmen kirchlicher Arbeitsverhältnisse vom 22.September 1993 (Amtsblatt des Erzbistums Köln 1993, S.222, im Folgenden: GrO 1993) luidt: „(1) Von den katholischen Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern wird erwartet, dass sie die Grundsätze der katholischen Glaubens- und Sittenlehre anerkennen und beachten. Insbesondere im pastoralen, katechetischen und erzieherischen Dienst sowie bei Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern, die aufgrund einer Missio canonica tätig sind, ist das persönliche Lebenszeugnis im Sinne der Grundsätze der katholischen Glaubens- und Sittenlehre erforderlich. Dies gilt auch für leitende Mitarbeiterinnen und Mitarbeiter. (2) Von nicht katholischen christlichen Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern wird erwartet, dass sie die Wahrheiten und Werte des Evangeliums achten und dazu beitragen, sie in der Einrichtung zur Geltung zu bringen.

Uit de uitspraak: Artikel 5 luidt (gedeeltelijk): (1) Erfüllt eine Mitarbeiterin oder ein Mitarbeiter die Beschäftigungsanforderungen nicht mehr, so muss der Dienstgeber durch Beratung versuchen, dass die Mitarbeiterin oder der Mitarbeiter diesen Mangel auf Dauer beseitigt. … Als letzte Maßnahme kommt eine Kündigung in Betracht. (2) Für eine Kündigung aus kirchenspezifischen Gründen sieht die Kirche insbesondere folgende Loyalitätsverstöße als schwerwiegend an: (..) Abschluss einer nach dem Glaubensverständnis und der Rechtsordnung der Kirche ungültigen Ehe. (3) Ein nach Abs.2 generell als Kündigungsgrund in Betracht kommendes Verhalten schließt die Möglichkeit einer Weiterbeschäftigung aus, wenn es begangen wird von … leitend tätigen Mitarbeiterinnen und Mitarbeitern … Von einer Kündigung kann ausnahmsweise abgesehen werden, wenn schwerwiegende Gründe des Einzelfalles diese als unangemessen erscheinen lassen.“

Uit de uitspraak: de Grundordnung für katholische Krankenhäuser in Nordrhein-Westfalen vom 5. November 1996 (Amtsblatt des Erzbistums Köln, S.321): „A. Zuordnung zur Kirche. 6. (…) Für den Träger ist die auf der Grundlage der Erklärung der deutschen Bischöfe zum kirchlichen Dienst erlassene [GrO 1993] nebst Änderungen und Ergänzungen verbindlich. Als leitend tätige Mitarbeiter im Sinne der genannten Grundordnung gelten die Mitglieder der Krankenhausbetriebsleitung und die Abteilungsärzte.“

”Erfurt I”

Uit de uitspraak van het Bundesarbeitsgericht van 8 september 2011: Zu Gunsten des Klägers fällt sein grundrechtlich und durch Art. 8, Art. 12 EMRK geschützter Wunsch in die Waagschale, in einer nach bürgerlichem Recht geordneten Ehe mit seiner jetzigen Frau zu leben.(..) Zu Gunsten der Beklagten wiegt die unverkennbare Schwere des Loyalitätsverstoßes. Die Beklagte hat als katholische Einrichtung das vom Grundgesetz gestützte Recht, auch als solche zu wirken und in Erscheinung zu treten. Sie versteht ihr karitatives Tun im Sinne der Erfüllung eines religiösen Auftrages. Nach der katholischen Sittenlehre gehören Nächstenliebe und die Unauflöslichkeit der Ehe als Teile zu derselben, umfassenden, nicht verfügbaren und einheitlichen Auffassung vom Menschen als Geschöpf Gottes. Art. 9 und Art. 11 EMRK gewährleisten, dass sich Menschen aufgrund einer sie verbindenden religiösen Auffassung zusammenfinden und ihre Angelegenheiten nach Maßstäben ordnen können, die nicht vom Staat oder der jeweils herrschenden öffentlichen Meinung über die Natur des Menschen korrigiert werden dürfen. Das gilt auch dann, wenn die betreffenden Auffassungen einer Bevölkerungsmehrheit unplausibel, rückwärtsgerichtet oder irrational erscheinen mögen. (..) Freilich hat der Kläger als Katholik durch den Vertragsschluss mit der Beklagten in die Einschränkung seines Rechts auf Achtung des Privat- und Familienlebens eingewilligt. Wenn er an der Erfüllung seiner religiösen Pflicht aus Gründen, die den innersten Bezirk des Privatlebens betreffen, gescheitert ist, so geschah dies jedoch nicht aus einer ablehnenden oder auch nur gleichgültigen Haltung heraus. (..) Angesichts dessen ist die ausgesprochene Kündigung sozial nicht gerechtfertigt.

”Duitsland”

Artikel 4 van de Duitse Grondwet (Grundgesetz) luidt: Die Freiheit des Glaubens, des Gewissens und die Freiheit des religiösen und weltanschaulichen. Bekenntnisses sind unverletzlich. Die ungestörte Religionsausübung wird gewährleistet.

Art 140 luidt: Die Bestimmungen der Artikel 136, 137, 138, 139 und 141 der deutschen Verfassung vom 11. August 1919 sind Bestandteil dieses Grundgesetzes.

Artikel 137 van de deutschen Verfassung vom 11. August 1919 luidt (gedeeltelijk): Jede Religionsgesellschaft ordnet und verwaltet ihre Angelegenheiten selbständig innerhalb der Schranken des für alle geltenden Gesetzes. Sie verleiht ihre Ämter ohne Mitwirkung des Staates oder der bürgerlichen Gemeinde.

”Karlsruhe”

Uit de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht van 22 oktober 2014: Das Urteil des Bundesarbeitsgerichts vom 8. September 2011 – 2 AZR 543/10 – verletzt die Beschwerdeführerin in ihrem Grundrecht aus Artikel 4 Absatz 1 und Absatz 2 in Verbindung mit Artikel 140 des Grundgesetzes und Artikel 137 Absatz 3 der deutschen Verfassung vom 11. August 1919 (Weimarer Reichsverfassung). Das Urteil wird aufgehoben. Die Sache wird an das Bundesarbeitsgericht zurückverwiesen.

”Erfurt II”

Artikel 1 van Europese Richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep luidt: Doel. Deze richtlijn heeft tot doel met betrekking tot arbeid enberoep een algemeen kader te creëren voor de bestrijding vandiscriminatie op grond van godsdienst of overtuiging,handicap, leeftijd of seksuele geaardheid zodat in de lidstatenhet beginsel van gelijke behandeling toegepast kan worden.

Artikel 4 luidt: Lid 1. Niettegenstaande artikel 2, leden 1 en 2, kunnen delidstaten bepalen dat een verschil in behandeling dat op eenkenmerk in verband met een van de in artikel 1 genoemdegronden berust, geen discriminatie vormt, indien een dergelijkkenmerk, vanwege de aard van de betrokken specifiekeberoepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitge-voerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mitshet doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is. Lid 2. De lidstaten kunnen op het moment van vaststelling vandeze richtlijn bestaande nationale wetgeving handhaven ofvoorzien in toekomstige wetgeving waarin op de datum vanvaststelling van deze richtlijn bestaande nationale praktijkenworden opgenomen, die bepaalt, dat in het geval van kerken enandere publieke of particuliere organisaties, waarvan de grond-slag op godsdienst of overtuiging is gebaseerd, voor wat betreftde beroepsactiviteiten van deze organisaties een verschil inbehandeling gebaseerd op godsdienst of overtuiging van eenpersoon geen discriminatie vormt indien vanwege de aard vande activiteiten of de context waarin deze worden uitgeoefendde godsdienst of overtuiging een wezenlijke, legitieme engerechtvaardigde beroepsvereiste vormt gezien de grondslagvan de organisatie. Dit verschil in behandeling wordt toegepastmet inachtneming van de grondwettelijke bepalingen en begin-selen van de lidstaten en van de algemene beginselen van hetGemeenschapsrecht, en mag geen op een andere grond geba-seerde discriminatie rechtvaardigen. Mits de bepalingen van deze richtlijn voor het overige wordengeëerbiedigd, laat deze richtlijn derhalve het recht van kerkenen andere publieke of particuliere organisaties waarvan degrondslag op godsdienst of overtuiging is gebaseerd, onverletom, handelend in overeenstemming met de nationale grond-wettelijke en wettelijke bepalingen, van personen die voor henwerkzaam zijn, een houding van goede trouw en loyaliteit aande grondslag van de organisatie te verlangen

”Luxemburg”

Uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Grote Kamer) van 11 september 2018: Aus diesen Gründen hat der Gerichtshof (Große Kammer) für Recht erkannt: 1. Art.4 Abs.2 Unterabs.2 der Richtlinie 2000/78/EG des Rates vom 27.November 2000 zur Festlegung eines allgemeinen Rahmens für die Verwirklichung der Gleichbehandlung in Beschäftigung und Beruf ist dahin auszulegen, dass

zum einen eine Kirche oder eine andere Organisation, deren Ethos auf religiösen Grundsätzen oder Weltanschauungen beruht und die eine in Form einer privatrechtlichen Kapitalgesellschaft gegründete Klinik betreibt, nicht beschließen kann, an ihre leitend tätigen Beschäftigten je nach deren Konfession oder Konfessionslosigkeit unterschiedliche Anforderungen an das loyale und aufrichtige Verhalten im Sinne dieses Ethos zu stellen, ohne dass dieser Beschluss gegebenenfalls Gegenstand einer wirksamen gerichtlichen Kontrolle sein kann, damit sichergestellt wird, dass die in Art.4 Abs.2 der Richtlinie genannten Kriterien erfüllt sind, und

zum anderen bei Anforderungen an das loyale und aufrichtige Verhalten im Sinne des genannten Ethos eine Ungleichbehandlung zwischen Beschäftigten in leitender Stellung je nach deren Konfession oder Konfessionslosigkeit nur dann mit der Richtlinie im Einklang steht, wenn die Religion oder die Weltanschauung im Hinblick auf die Art der betreffenden beruflichen Tätigkeiten oder die Umstände ihrer Ausübung eine berufliche Anforderung ist, die angesichts des Ethos der in Rede stehenden Kirche oder Organisation wesentlich, rechtmäßig und gerechtfertigt ist und dem Grundsatz der Verhältnismäßigkeit entspricht, was das nationale Gericht zu prüfen hat.

”Erfurt III”

Die Loyalitätspflicht, keine nach dem Glaubensverständnis und der Rechtsordnung der katholischen Kirche ungültige Ehe zu schließen, war im Hinblick auf die Art der Tätigkeiten des Klägers und die Umstände ihrer Ausübung keine wesentliche, rechtmäßige und gerechtfertigte berufliche Anforderung.

Amsterdam en straatnamen: hebben de watergeuzen toch nog verloren!

DINSDAG 5 MAART 2019 In het Amsterdamse IJburg is een nieuwe woonwijk bijna opgeleverd, maar over de namen die de nieuwe straten gaan krijgen, is nog geen besluit genomen. De officiële straatnamencommissie heeft al enige tijd geleden geadviseerd om de straten te vernoemen naar hoofdrolspelers van de Slag op de Zuiderzee, het tegenwoordige IJsselmeer. Bij deze slag in het najaar van 1573 stonden de watergeuzen en de Spaanse Vloot tegenover elkaar. Alva’s Spanjaarden verloren, mede dankzij de heldendaden van Cornelis Dirkszoon en Jan Haring. De burgemeester wil het advies niet overnemen – geen Jan Haringstraat dus – omdat witte mannen minder moeten gaan domineren in de wereld van straatnamen. Hoe is de bevoegdheid geregeld voor het geven van officiële straatnamen?

Raad Het geven van namen aan straten en wegen in de gemeente is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

College De gemeenteraad mag die bevoegdheid overdragen aan het college van burgemeester en wethouders. Dan is de bevoegdheid gedelegeerd aan het college. Wat de gevolgen van delegatie zijn, is in de wet geregeld. Het gaat hier om de Algemene wet bestuursrecht. Daarin staat bijvoorbeeld dat de verkrijger – de delegataris: hier het college – de bevoegdheid onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. Degene die overdraagt – de delegans: hier de gemeenteraad – mag die bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen. De delegans mag wel beleidsregels geven over hoe de delegataris de verkregen bevoegdheid moet uitoefenen. Delegatie mag alleen als een wet dit expliciet toelaat. De Gemeentewet laat delegatie van de straatnaamgeving expliciet toe.

Amsterdams college In Amsterdam heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om straten van een naam te voorzien daadwerkelijk overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Dat is al jaren geleden gebeurd.

Mannen De Amsterdamse gemeenteraad mag dus beleidsregels geven over hoe het college zijn verkregen bevoegdheid moet uitoefenen. Afgelopen donderdag heeft het college in de raad gezegd dat het heeft beslist om het advies van de straatnamencommissie niet over te nemen, omdat de politiek al in 2016 heeft besloten dat straatnamen minder het domein moeten zijn van witte mannen. Ik heb het besluit uit 2016 niet gevonden, maar wellicht dat het hier gaat om een beleidsregel van de gemeenteraad. Het college is gebonden aan zo’n beleidsregel en hoeft zijn beslissing niet verder te motiveren als die conform de beleidsregel is.

Burgemeester In de krant staat dat het de burgemeester was die in de raadsvergadering het woord voerde over de straatnaamgeving. Daaruit kan worden afgeleid dat zij portefeuillehouder is voor straatnaamgeving. Dat betekent dat zij het is die binnen het college over de straatnaamgeving gaat. Maar het betekent niet dat het college die bevoegdheid aan haar heeft overgedragen/gedelegeerd: de bevoegdheid kan haar slechts zijn gemandateerd. Collegebevoegdheden mogen namelijk niet worden gedelegeerd aan een wethouder of burgemeester. Mandatering of machtiging van de burgemeester door het college is uitdrukkelijk wél toegestaan, namelijk in de Gemeentewet. Anders dan de delegataris bij delegatie oefent een mandataris (gemachtigde) de bevoegdheid uit namens en onder verantwoordelijkheid van de mandans/volmachtgever. Hier doet de gemachtigde burgemeester dat dus namens en onder verantwoordelijkheid van het college.

Raadsleden Over de namen die zij aan de straten geeft moet de burgemeester zich bij de gemeenteraad verantwoorden en vragen beantwoorden van een raadslid.

Amsterdam De wet maakt de gemeenteraad trouwens niet alleen bevoegd om namen te geven aan nieuwe straten of om bestaande straatnamen te wijzigen, maar ook om de naam van de gemeente te wijzigen. Er zijn geen aanwijzingen dat de Amsterdamse raad dat in gedachten heeft.

BRONNEN:

”Raad”

Artikel 1 van de Wet Besluit basisregistraties adressen en gebouwen (Wet BAG) luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: j. openbare ruimte: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen; n. woonplaats: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): De gemeenteraad deelt het grondgebied van de gemeente in een of meer woonplaatsen in, stelt de openbare ruimten vast en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

”College”

Artikel 156 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan aan het college en aan een door hem ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 10:13 van de Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Artikel 10:15 luidt: Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.

Artikel 10:16 luidt: Het bestuursorgaan kan ter zake van de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid uitsluitend beleidsregels geven. Degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd, verschaft het bestuursorgaan op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 10:17 luidt: Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.

De delegatieartikelen uit de Algemene wet bestuursrecht zijn niet rechtstreeks van toepassing maar zijn van overeenkomstige toepassing: Artikel 10:21 luidt (gedeeltelijk): (Bovenstaande artikelen zijn) van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het verrichten van andere handelingen dan besluiten overdraagt aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Uit de Algemene Toelichting op de Verordening basisinformatie 2018 van de gemeente Amsterdam: (..) het vaststellen van een openbare ruimte of het toekennen van een naam daaraan, zijn geen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (..) De openbare ruimte omvat (..) straten, dijken en wegen.

”Amsterdams college”

Verordening de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent basisinformatie 2018 (in voorafgaande verordening was praktisch hetzelfde geregeld). Artikel 1 luidt (gedeeltelijk): In deze verordening en de hierop gebaseerde regels wordt verstaan onder: g. naambord: bord met een of meer door de gemeenteraad of het college toegekende namen aan een woonplaats, stadsdeel, wijk, buurt of openbare ruimte; j. openbare ruimte: buitenruimte als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet BAG. Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het college: b. stelt de openbare ruimten vast, kent namen daaraan toe en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen. Lid 2. Voordat het college een naam toekent aan een een openbare ruimte als bedoeld in het eerste lid, onder b, vraagt het advies aan de Commissie naamgeving openbare ruimten. Lid 3. Onder vaststellen, indelen en toekennen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

”Mannen”

Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht luidt (gedeeltelijk): Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een door hem gedelegeerde bevoegdheid.

Artikel 4:82 luidt: Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel.

Artikel 4:84 luidt: Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

”Burgemeester”

Artikel 168 Gemeentewet luidt: Het college kan een of meer leden van het college machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet. Een krachtens machtiging uitgeoefende bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het college uitgeoefend. Het college kan te dien aanzien alle aanwijzingen geven die het nodig acht.

”Raadsleden”

Artikel 155 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen.

Artikel 169 luidt: Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

”Amsterdam”

Artikel 158 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan de naam van de gemeente wijzigen.