Antarctica

DONDERDAG 25 JUNI 2020 Vorige week stond een advertentie in de krant waarin werd meegedeeld dat er bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat twee vergunningsaanvragen zijn ingediend voor het verrichten van activiteiten op Antarctica. Wat heeft Nederland met het Zuidpoolgebied te maken?

SOEVEREINITEIT Sommige landen claimen een deel van Antarctica als gebied dat onder hun soevereiniteit valt. Nederland doet dat niet, Groot-Brittannië en Frankrijk doen dat wel. Sommige claimende landen claimen hetzelfde deel. Claims kunnen ver terug gaan, tot in de negentiende eeuw. Een claim is echter nog geen recht. Antarctica valt rechtens onder niemands soevereiniteit.

VERDRAG Er bestaat wel een verdrag voor Antarctica. Dat is het Verdrag inzake Antarctica, oftewel The Antarctic Treaty. Het verdrag is door 54 landen ondertekend. Lang niet alle verdragslanden zijn claimanten. Dit verdrag regelt niets over de soevereiniteit van Antarctica. Integendeel: volgens artikel 4 mag geen enkele verdragsbepaling zo worden uitgelegd dat een verdragsland daardoor afstand doet van zijn claim of de claim van een ander land erkent. Het verdrag stamt uit 1959. Twaalf landen hebben er toen hun handtekening onder gezet, waaronder Groot-Brittannië, Frankrijk en België, en Rusland en de VS. 42 landen zijn later toegetreden, waaronder Nederland (1990) en Duitsland.

VREEDZAAM Elk verdragsland mag activiteiten verrichten op Antarctica. Het moet altijd gaan om activiteiten met vreedzame doeleinden. Wat dus niet mag, is het bouwen van een militaire basis of het houden van militaire oefeningen. Wat bijvoorbeeld wél mag, is wetenschappelijk onderzoek doen. Nimmer mag een activiteit de natuur of het milieu ter plekke aantasten. In de jaren negentig is aan het verdrag een protocol toegevoegd waarin dit wordt uitgewerkt. Mijnbouw is altijd verboden, maar bijvoorbeeld toeristische activiteiten zijn wél toegestaan. Iedereen mag er activiteiten verrichten, mits dit gebeurt met een vergunning van een verdragsland.

ATCM Als niemand soevereiniteit heeft en 54 landen mogen activiteiten (laten) verrichten, hoe wordt dan voorkomen dat men elkaar in de weg zit? Met andere woorden: hoe wordt er onderling afgestemd? Dat gebeurt o.a. in de jaarlijkse Consultatieve Vergadering. Elk verdragsland mag daaraan deelnemen met een vertegenwoordiger. In het Engels – een van de officiële talen – heet deze vergadering Antarctic Treaty Consultative Meeting, afgekort tot ATCM. De ATCM is nimmer op locatie, maar altijd op een warmere plek elders op Aarde. Vorig jaar was dat Praag, twee jaar geleden Buenos Aires en het jaar daarvoor Beijing. Het is ook wel eens dichterbij (ons) geweest, in Brussel (2013) en Den Haag (2000). Parijs wordt het in 2020.

STEMRECHT Aan de ATCM kunnen dus 54 vertegenwoordigers meedoen. In de ATCM wordt informatie uitgewisseld, overleg gevoerd en er worden besluiten genomen. Een besluit kan uitmonden in een bindende maatregel, een Measure. Jaarlijks worden er tientallen Measures genomen. Een besluit komt tot stand door erover te stemmen. Nu is het zo dat niet elk van de 54 vertegenwoordigers stemrecht heeft; slechts 29 van hen hebben dat, iets meer dan de helft dus. Een vertegenwoordiger heeft stemrecht zolang zijn land van haar belangstelling voor Antarctica blijk geeft door er op ruime schaal wetenschappelijk onderzoek te verrichten, zoals het vestigen van een waarnemingsstation of het uitzenden van een wetenschappelijke expeditie. De vertegenwoordigers van Groot-Brittannië, België, Frankrijk, Duitsland én Nederland hebben stemrecht. Die van Denemarken en Canada hebben dat niet. Als de stemhebbende vertegenwoordigers besluiten tot een Measure, betekent dat overigens nog niet dat de maatregel meteen in werking treedt. Daarvoor moet hij eerst worden goedgekeurd door hun landen. De vertegenwoordigers hebben dus een beperkt mandaat. Eigenlijk is hun besluit slechts een aanbeveling aan hun landen.

SCHEEPSUITJES Enkele jaren geleden is zo’n aanbeveling gedaan over toeristische uitjes. Daarin staat dat de (particuliere) organisator er ten allen tijde voor moet zorgen dat niet meer dan honderd toeristen tegelijkertijd aan land gaan. Bovendien mag er altijd maar één schip bij een aanlandplaats liggen. Organisatoren moeten hun uitjes daarom dan ook op en met elkaar afstemmen. Een schip met meer dan vijf honderd toeristen aan boord mag geen enkele toerist aan wal laten gaan. Deze aanbeveling is gedaan in 2009 in Baltimore, maar nog steeds niet door alle 29 verdragslanden goedgekeurd. Pas als dat is gebeurd, treedt hij in werking. Goedkeuring is er wel van Nederland, net als van Groot-Brittannië, Frankrijk en België, maar bijvoorbeeld nog niet van Duitsland en de VS.

ADVERTENTIE Terug naar de advertentie in de krant. Het gaat hier om twee verschillende vergunningsaanvragen. De ene is afkomstig van een wetenschapper: hij wil op Antarctica kleinschalig wetenschappelijk onderzoek gaan doen. De andere is afkomstig van een organisatie die toeristische scheepsexpedities naar de Zuidpool wil organiseren.

STRAFBAAR Zonder vergunning is het uitvoeren van een activiteit verboden. Dit verbod geldt niet alleen voor de organisatoren, maar ook voor alle deelnemers, zoals deelnemende toeristen. Wie dat verbod schendt, is strafbaar. Hij pleegt een economisch delict waarop zes maanden hechtenis of een geldboete van meer dan 20.000 euro staat. In de Wet bescherming Antarctica is o.a. geregeld wanneer een vergunning wordt geweigerd en wanneer hij kan worden verleend. Volgens de advertentie is het ministerie van plan om de gevraagde vergunningen te verlenen. Tot half juli kan iedereen daartegen zienswijzen/bezwaren indienen, daarom staat de advertentie in de krant. Nederland heeft de inhoud van de Measure uit 2009 in een nationale wet overgenomen. Daarom moet de organisator van de toeristische expeditie tóch voldoen aan de eisen die in de aanbeveling uit Baltimore staan.

(Mr. Leon)

De politieke jongerenorganisatie

DONDERDAG 18 JUNI 2020 Wat opvalt aan de recente demonstraties tegen racisme en de iets langer geleden betogingen voor een beter klimaatbeleid (scholierenstakingen) is dat er zoveel jongeren aan meedoen. Hun maatschappelijk engagement kan ook dichterbij een politieke partij, bijvoorbeeld als lid van een politieke jongerenorganisatie. Welke politieke jongerenorganisaties zijn er en wanneer kunnen zij voor hun kosten een beroep doen op overheidssubsidies?

PINK! Bijna alle politieke partijen hebben een politieke jongerenorganisatie. Zo hebben SGP, CDA, Forum voor Democratie, VVD (JOVD), PvdA (JS), GroenLinks (DWARS), D66 (JD), Denk (OPPOSITIE), ChristenUnie (PerspectieF), SP (ROOD) en Partij voor de Dieren (PINK!) een jongerenorganisatie. Hun ledentallen lopen uiteen van enkele honderden tot enkele duizenden.

ACTIVITEITEN De overheid subsidieert politieke jongerenorganisaties. Uiteraard worden daaraan voorwaarden verbonden waaraan de organisatie moet voldoen. Die staan in de Wet financiering politieke partijen. De jongerenorganisatie moet hoofdzakelijk activiteiten verrichten waarmee de politieke participatie van jongeren wordt gestimuleerd. Zo heeft DWARS afgelopen maandag een (online) zomercongres gehouden, houdt PerspectieF aanstaande zaterdag de Online Focusdag en zal de JOVD begin juli een bijeenkomst hebben over de toekomst van de luchtvaart in Nederland.

VERENIGING Verder moet de jongerenorganisatie een zelfstandige vereniging zijn. Er moet dus o.a. een bestuur zijn, leden, de meeste bestuursleden gekozen door de leden en minstens een keer per jaar een algemene ledenvergadering. ROOD was volgens Wikipedia in haar eerste jaren geen zelfstandige vereniging, maar een werkgroep van de SP. Ook moeten er minstens honderd betalende leden zijn die tussen de 14 en 28 jaar oud zijn. Oudere en jongere leden mogen er ook zijn, zolang zij hooguit een derde van het ledental vormen. Van JS kan iemand op zijn twaalfde lid worden; van CDJA kan iemand tot haar 31e lid blijven.

AANWIJZING De wet stelt geen hoge eisen aan de banden tussen partij en jongerenorganisatie. Er wordt slechts een geaccepteerde aanwijzing geëist: de politieke partij heeft de jongerenorganisatie officieel aangewezen en de jongerenorganisatie heeft die aanwijzing officieel aanvaard. Een politieke partij mag slechts één jongerenorganisatie hebben aangewezen en een jongerenorganisatie mag slechts de aanwijzing van één politieke partij accepteren. De ene jongerenorganisatie zal in haar politieke standpunten dichter bij die van de partij staan dan de andere organisatie. Hoe groot die afstand is, is volgens de wet alléén aan de jongerenorganisatie. 

HOEVEEL SUBSIDIE? De ene politieke jongerenorganisatie krijgt meer overheidssubsidie dan de andere. Hoeveel subsidie zo’n organisatie krijgt, hangt van twee criteria af: het aantal Kamerzetels van de politieke partij en het aantal betalende leden in de jongerenorganisatie tussen de 14 en 28 jaar. Dat laatste aantal moet blijken uit een accountantsverklaring. De subsidiebedragen zullen behoorlijk uiteenlopen, terwijl een deel van de kosten even groot zijn. Daarom wil het kabinet een derde subsidiecriterium gaan toevoegen: een vast basisbedrag per organisatie. Dat zal het verschil in subsidie tussen een kleine Kamerfractie met kleine jongerenorganisatie en een grote Kamerfractie met grote jongerenorganisatie iets minder groot maken. 

(Mr. Leon)

Strafblad door verkeersboetes?

DONDERDAG 11 JUNI 2020 In de eerste vier maanden van dit jaar is in ons land ruim 2 miljoen keer te hard gereden, is ruim 66 duizend keer door rood licht gereden en is 44 duizend keer tijdens het rijden gebeld met de telefoon in de hand (handheld bellen). Dat zijn dan de geconstateerde overtredingen en waarvan zo’n anderhalve maand in coronatijd. Hebben al die overtreders daarmee een strafblad gekregen?

STRAFRECHT Wat in een strafblad komt te staan, is geregeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en in de regelingen die daarop gebaseerd zijn. Iemand kan alleen een strafblad krijgen, als op hem strafrecht of strafvordering wordt toegepast.

RVV Het verbod om harder te rijden dan de maximumsnelheid, om door rood licht te rijden en om tijdens het rijden handheld te bellen staan in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Die wet wordt meestal afgekort tot RVV. Bellen is hier niet alleen telefoneren, maar ook bezig zijn met tablet of mediaspeler. De maximumsnelheid en het handheld bellen staan in het hoofdstuk over verkeersregels; het rijden door rood licht in het hoofdstuk over verkeerstekens.

WVW 1994 Wie die verboden overtreedt, pleegt strafbare feiten. Het maakt niet uit of daardoor schade is ontstaan, zoals bij een botsing het geval is. In de Wegenverkeerswet 1994 staat dat de maximale straf waartoe de rechter iemand kan veroordelen die te hard rijdt, door rood licht rijdt of al rijdend handheld belt een gevangenisstraf is van twee jaar of een geldboete van ruim 20.000 euro. Als de rechter een overtreder daarvoor zou veroordelen, krijgt die persoon een strafblad. Ook al zou het maar een geldboete van enkele honderden euro’s zijn. 

WET MULDER Maar bij dit soort overtredingen komt het niet tot een rechterlijke veroordeling. In een andere wet is namelijk bepaald dat dit soort ‘’lichte’’ verkeersovertredingen met een administratieve sanctie worden afgedaan. Dat is bepaald in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Die administratieve sanctie komt in de plaats van de straf die de rechter volgens de Wegenverkeerswet 1994 kan opleggen. De sanctie is een verkeersboete van hooguit enkele honderden euro’s. In de RVV staat het precieze boetebedrag. Kortom: bij lange na geen 20.000 euro en geen gevangenisstraf. Bovendien: geen strafblad, want het opleggen van een administratieve sanctie betekent geen toepassing van strafrecht of strafvordering.

FLITSEN Wie legt de verkeersboete op? Dat kan een politieambtenaar zijn, maar meestal gaat dat geautomatiseerd: het begint met een foto door een flitspaal en het eindigt met een brief van het Centraal Justitieel Incassobureau aan de overtreder waarin staat dat en waarom hij een boete van x euro moet betalen.

BEROEP Wie het niet eens is met de opgelegde verkeersboete – hoe laag een boete ook is, niemand wil er een betalen die zijns inziens onterecht is – kan beroep aantekenen. Eerst bij het Openbaar Ministerie en van daaruit bij de kantonrechter. Wie met zijn beroep bakzeil haalt bij de kantonrechter, zal de boete toch echt moeten betalen. Deze rechtszaak is echter geen toepassing van strafrecht of strafvordering.

TENZIJ .. Wie niet alleen te hard rijdt maar zelfs veel te hard, krijgt weer wél een strafblad. Zonder dat er een rechter aan te pas komt. Wie veel te hard heeft gereden, krijgt namelijk een zogenaamde strafbeschikking. Een strafbeschikking betekent wél toepassing van strafrecht of strafvordering. Trouwens, net als de gewone verkeersboete wordt de strafbeschikking per brief van het Centraal Justitieel Incassobureau toegestuurd.

(Mr. Leon)

Mini-enquête over toeslagenaffaire

VRIJDAG 5 JUNI 2020 De Belastingdienst heeft in de afgelopen jaren ernstige fouten gemaakt bij de terugvordering van kinderopvangtoeslag. Daarbij zijn misschien zelfs strafbare feiten begaan, zoals knevelarij en discriminatie. Enkele weken geleden heeft het ministerie van Financiën daarvan aangifte gedaan (bij de politie). Afgelopen dinsdag heeft de Tweede Kamer unaniem een motie aangenomen waarin staat dat er een parlementaire ondervraging moet komen om zicht te krijgen op de politieke besluitvorming over het fraudebeleid voor de kinderopvangtoeslag. Daarbij zullen bewindslieden en betrokken topambtenaren gehoord worden. Wat is een parlementaire ondervraging?

ONDERZOEK Een parlementaire ondervraging is een parlementair onderzoek. Zowel Eerste Kamer als Tweede Kamer kunnen parlementair onderzoek doen, maar de Eerste Kamer heeft het in de afgelopen twee eeuwen slechts enkele keren gedaan. Het doen van onderzoek gaat verder dan het vragen van inlichtingen aan een minister. Een minister kan o.a. om inlichtingen worden gevraagd door het stellen van mondelinge of schriftelijke vragen en door interpellatie. Van het inlichtingenrecht wordt vaak gebruik gemaakt; het is in de Kamer dagelijkse kost. Het beginnen van een parlementair onderzoek is dat beslist niet. Er kunnen jaren voorbij gaan zonder dat er een nieuw onderzoek wordt gestart. Het is dan wél weer zo dat zo’n onderzoek veel langer duurt dan het vragen van inlichtingen. Voor een onderzoek kunnen o.a. getuigen, deskundigen, ambtenaren en ministers  worden gehoord. Er kunnen documenten en stukken worden opgevraagd en bestudeerd. Er kunnen werkbezoeken worden afgelegd. Een parlementair onderzoek duurt dan ook al gauw enkele maanden of zelfs jaren, terwijl het vragen van inlichtingen inclusief voorbereiding eerder een kwestie van uren zal zijn. Alle andere werkzaamheden van de Kamer gaan in de tussentijd gewoon door.

COMMISSIE De Tweede Kamer kan een buitenstaander opdracht geven om zo’n onderzoek uit te voeren, maar ze kan ook zelf zo’n onderzoek uitvoeren. Uit de motie van afgelopen dinsdag blijkt de duidelijke bedoeling om zelf onderzoek te willen doen. Dat onderzoek zal dan worden uitgevoerd door een tijdelijke commissie of door een enquêtecommissie. De Tweede Kamer benoemt de commissieleden; alle commissieleden moeten Tweede Kamerlid zijn. Zodra iemand geen Kamerlid meer is, moet zij de commissie verlaten; en volgend jaar maart zijn er Tweede Kamerverkiezingen! In de motie gaat het over een ondervraging. Een ondervraging wordt altijd uitgevoerd door een enquêtecommissie.

ENQUÊTECOMMISSIE VS TIJDELIJKE COMMISSIE Een enquêtecommissie heeft (veel) meer bevoegdheden dan een tijdelijke commissie. Het zijn evenwel bevoegdheden, ze hoeft er dus geen gebruik van te maken. Anders dan een tijdelijke commissie kan een enquêtecommissie medewerking afdwingen. Iedereen kan door de enquêtecommissie worden gedwongen tot medewerking. Dat staat in de Wet op de parlementaire enquête 2008. Ze kan burgers en bedrijven verplichten om als getuige of deskundige voor haar te verschijnen en haar vragen te beantwoorden. Wie dat weigert, kan via de rechter worden veroordeeld tot het betalen van een dwangsom en zelfs tot gijzeling (gevangenhouding). Getuigen worden in beginsel onder ede gehoord. In dat geval legt de getuige vooraf een eed of gelofte af. Als hij daarna opzettelijk een vals antwoord geeft op vragen van de enquêtecommissie, pleegt hij meineed en daarmee een misdrijf waarop gevangenisstraf staat.

MINISTERS HOREN Ook ministers, staatssecretarissen, ambtenaren en Kamerleden kunnen worden verplicht om te verschijnen voor de enquêtecommissie en om haar vragen te beantwoorden; dat geldt zowel voor zittende ministers als voor oud-ministers. Wie dat weigert, kan echter niet worden veroordeeld tot een dwangsom of tot gijzeling; de ambtenaren kunnen daartoe wél worden veroordeeld. In de motie van afgelopen dinsdag staat dat de betrokken bewindslieden en topambtenaren zullen worden gehoord. Volgens de Volkskrant van woensdag denkt de Tweede Kamer daarbij onder andere aan de oud-minister voor Sociale Zaken Lodewijk Asscher, de oud-staatssecretaris voor de Belastingdienst Eric Wiebes en minister-president Mark Rutte. Tegenwoordig is Asscher Kamerlid voor een oppositiepartij, Wiebes minister van Economische Zaken en Klimaat en is Rutte nog altijd premier.

DISCUSSIES IN DE MINISTERRAAD Voor bewindslieden en ambtenaren gelden er wel enkele uitzonderingen op de wettelijke plicht om vragen van de enquêtecommissie te beantwoorden. De eerste uitzondering gaat specifiek over de vergaderingen van de ministerraad. Geen informatie hoeft te worden verstrekt over de beraadslagingen in deze vergaderingen. Beraadslaging is de gedachtewisseling en discussie van de bewindslieden in de ministerraad. Op basis van de beraadslaging neemt de ministerraad beslissingen. In de motie van afgelopen dinsdag staat dat de Tweede Kamer met de ondervraging zicht wil krijgen op de politieke besluitvorming ten aanzien van het fraudebeleid bij de kinderopvangtoeslag. Maar de gedachtewisseling en discussie in de ministerraad kan dus alleen op vrijwillige basis boven tafel komen! De beslissingen waartoe die discussie heeft geleid en de gronden waarop de beslissingen zijn genomen moeten trouwens wél worden uiteengezet aan de enquêtecommissie. Zij vallen dus niet onder de uitzondering. De tweede uitzondering is niet specifiek maar juist heel algemeen: bewindslieden en ambtenaren hoeven nooit informatie te verstrekken voor zover dat in strijd zou zijn met het Staatsbelang. Zij moeten dan wel uitleggen waarom dat hier aan de orde is zou zijn.

ONDERVRAGING Elke parlementaire ondervraging is een parlementaire enquête, maar niet elke parlementaire enquête is een parlementaire ondervraging. De meeste enquêtes uit het verleden duurden enkele jaren. Bedoeling van een ondervraging is dat ze kort duurt; de Tweede Kamer kan er een termijn aan verbinden. Het is bedoeld als een kortlopende enquête. Daarom wordt alleen onderzoek gedaan door middel van het horen van deskundigen en getuigen. De ondervraging wordt dan ook wel mini-enquête genoemd. In beginsel worden er bijvoorbeeld geen documenten en andere stukken opgevraagd of werkbezoeken afgelegd. Een andere doel van de ondervraging is om het horen voor getuigen en deskundigen minder ingrijpend te maken. Daarom moet de enquêtecommissie zich bij de ondervraging altijd afvragen of niet kan worden volstaan met een gewone hoorzitting. Als een enquêtegehoor toch écht nodig is, mogen getuigen en deskundigen in de weken die hieraan voorafgaan een schriftelijke verklaring afleggen en mogen ze bovendien aan het begin van het enquêtegehoor een openingsverklaring afleggen over de feiten waaromtrent van hen informatie wordt verlangd. Als de enquêtecommissie informatie van ambtenaren wil krijgen, dan moet ze bij een ondervraging die informatie eerst via de minister proberen te verkrijgen; pas als dat niet lukt, mag de ambtenaar worden opgeroepen voor gehoor. Al deze regels voor de ondervraging zijn door de Tweede Kamer in 2016 in een protocol neergelegd.

(Mr. Leon)