DINSDAG 26 OKTOBER 2021 Op televisie en in kranten is veel aandacht voor het oordeel van het Poolse Constitutionele Hof van 7 oktober jl. dat in Polen het Poolse recht zwaarder kan wegen dan het recht van de EU (Europese Unie). Wat het Poolse hof precies heeft geoordeeld is mij onbekend, ik ken het alleen uit wat ik hierover in de media te weten ben gekomen. Maar: hoe oordeelt de EU-rechter over de verhouding EU-recht en nationaal recht?
NATIONAAL RECHT Volgens de EU-rechter – het Hof van Justitie – weegt het recht van de EU zwaarder dan het nationale recht van een lidstaat. EU-recht heeft dus voorrang op het nationaal recht van de 27 lidstaten. Polen is een lidstaat. In Polen heeft EU-recht dus voorrang op het Pools recht. Andere lidstaten zijn bijvoorbeeld Nederland en Italië. In Nederland staat het nationaal recht o.a. in parlementaire wetten. Dat zijn wetten die met medewerking van Tweede en Eerste Kamer zijn tot stand gekomen. Ook op deze wetten heeft EU-recht dus voorrang.
1964 Het is niet zo dat de EU-rechter zich recentelijk voor het eerst over die voorrang heeft uitgesproken. Dat is al in 1964 gebeurd. Het gebeurde naar aanleiding van een rechtszaak die in Italië speelde.
COSTA tegen ENEL In deze rechtszaak stonden Flaminio Costa en ENEL tegenover elkaar. Meneer Costa was aandeelhouder van een particuliere elektriciteitscentrale, maar Italië had besloten om de elektriciteitsvoorziening te nationaliseren in ENEL. Costa was het daarmee niet eens en stapte naar de rechtbank in zijn woonplaats Milaan. In de rechtszaak die volgde kwam o.a. ter sprake hoe toepasselijk EU-recht moest worden uitgelegd.De Milanese rechtbank wist het ook niet en vroeg het daarom aan de EU-rechter.
VOORRANG De EU-rechter sprak zich toen voor het eerst uit over voorrang. Hij zei daarover o.a. dat nationaal recht niet mag ingaan tegen EU-recht en dat – voor zover dit toch gebeurde – nationaal recht niet van toepassing is. En dat dan in plaats van nationaal recht EU-recht van toepassing is. Burgers kunnen in die situatie voor hun eigen rechtbanken een beroep doen op EU-recht. Anders gezegd: EU-recht heeft voorrang op nationaal recht. Het heeft niet alleen voorrang op de gewone wetten van een lidstaat, het heeft zelfs op de grondwet voorrang. Nog anders gezegd: EU-recht weegt in een lidstaat zwaarder dan het nationaal recht van die lidstaat.
EEG en EU In 1964 waren alleen Italië, Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg en Nederland lidstaten. EU-recht woog dus alleen zwaarder in deze zes landen. De EU heette toen nog EEG. De EEG is later EU geworden, en daarvan zijn nu 27 landen lid. Polen is in 2004 lid geworden. In alle 27 landen heeft EU-recht voorrang. De EU-rechter heeft de uitspraak uit 1964 in de volgende decennia herhaald.
GEND&LOOS De uitspraak in Costa/ENEL was geen totale verrassing in 1964. De EU-rechter had namelijk een jaar eerder een eerste stap gezet met de uitspraak in (Van) Gend&Loos. Gend&Loos was een Nederlandse transportonderneming die o.a. goederen invoerde uit Duitsland. Nederland had daarvoor importtarieven opgelegd. De onderneming was het daarmee niet eens en stapte naar de Nederlandse belastingrechter. (De interne markt zoals we die nu kennen was in de jaren zestig van de vorige eeuw nog ver weg!) Op het verschil tussen Costa/ENEL en Gend&Loos wordt hieronder ingegaan.
NIET EXPLICIET De voorrang van EU-recht volgt dus uit een rechterlijke uitspraak. Hij was niet expliciet vermeld in het EEG-Verdrag zoals dat in 1964 gold. Dit verdrag – gesloten in 1957 en ook wel het Verdrag van Rome genoemd – is in de daaropvolgende decennia vaak aangepast en door nieuwe verdragen vervangen, zoals door het EG-verdrag (1965), het Verdrag van Maastricht (1992) en het Verdrag van Lissabon (2007). Terecht schrijft professor W. Voermans in zijn boek uit 2015 dat het opmerkelijk is dat die voorrang ook in deze latere verdragen nimmer expliciet is vermeld.
DUALISME De uitspraken die de EU-rechter in 1963 en in 1964 deed hadden een grote impact in Italië. Uit de Italiaanse grondwet volgde toen namelijk dat burgers voor hun eigen rechtbanken pas een beroep op internationaal recht (waaronder EU-recht) kunnen doen nadat het in nationaal recht is opgenomen, bijvoorbeeld door opname in een nationale wet. Pas dan werkt de internationale rechtsorde door in de nationale rechtsorde. Dit heet het dualistisch stelsel. De EU-regels waarop Costa een beroep deed, waren niet alleen niet opgenomen in een Italiaanse wet, maar ze waren daarmee zelfs in strijd. In hun boek uit 2011 schrijven W. Werner en R. Wessel dat de EU-rechter in Gend&Loos uitsprak dat burgers op EU-recht een beroep kunnen doen, ook als het niet is opgenomen in nationaal recht. En dat de EU-rechter in Costa/ENEL uitsprak dat een burger dit zelfs kan doen als het EU-recht in strijd is met nationaal recht.
MONISME Voor Nederland hadden de uitspraken van de EU-rechter in 1964 niet zo’n grote impact. Uit onze grondwet volgde destijds – en volgt ook nu nog – dat burgers vaak rechtstreeks een beroep kunnen doen op bepalingen van internationaal recht. Dus: zonder dat ze eerst zijn opgenomen in een Nederlandse wet, en zelfs als ze in strijd zijn met zo’n wet. Dat volgt uit de artikelen 93 en 94 Grondwet. Nederland had en heeft een monistisch stelsel.
ONDERGESCHIKT? Dat EU-recht in een lidstaat zwaarder weegt dan het eigen nationale recht van die lidstaat betekent niet dat de nationale rechtsorde (van een lidstaat) ondergeschikt is aan die van de EU. Er is geen ondergeschiktheid omdat EU-instellingen zoals het Europees Parlement en de Raad van Ministers over lang niet alle onderwerpen EU-recht mogen maken. Dat is slechts mogelijk over een beperkt aantal onderwerpen. Dat staat duidelijk en expliciet in het tegenwoordige EU-verdrag, namelijk in de artikelen 4 en 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
(Mr. Leon)
Volgend blog: woensdag 10 november