De politieke jongerenorganisatie

DONDERDAG 18 JUNI 2020 Wat opvalt aan de recente demonstraties tegen racisme en de iets langer geleden betogingen voor een beter klimaatbeleid (scholierenstakingen) is dat er zoveel jongeren aan meedoen. Hun maatschappelijk engagement kan ook dichterbij een politieke partij, bijvoorbeeld als lid van een politieke jongerenorganisatie. Welke politieke jongerenorganisaties zijn er en wanneer kunnen zij voor hun kosten een beroep doen op overheidssubsidies?

PINK! Bijna alle politieke partijen hebben een politieke jongerenorganisatie. Zo hebben SGP, CDA, Forum voor Democratie, VVD (JOVD), PvdA (JS), GroenLinks (DWARS), D66 (JD), Denk (OPPOSITIE), ChristenUnie (PerspectieF), SP (ROOD) en Partij voor de Dieren (PINK!) een jongerenorganisatie. Hun ledentallen lopen uiteen van enkele honderden tot enkele duizenden.

ACTIVITEITEN De overheid subsidieert politieke jongerenorganisaties. Uiteraard worden daaraan voorwaarden verbonden waaraan de organisatie moet voldoen. Die staan in de Wet financiering politieke partijen. De jongerenorganisatie moet hoofdzakelijk activiteiten verrichten waarmee de politieke participatie van jongeren wordt gestimuleerd. Zo heeft DWARS afgelopen maandag een (online) zomercongres gehouden, houdt PerspectieF aanstaande zaterdag de Online Focusdag en zal de JOVD begin juli een bijeenkomst hebben over de toekomst van de luchtvaart in Nederland.

VERENIGING Verder moet de jongerenorganisatie een zelfstandige vereniging zijn. Er moet dus o.a. een bestuur zijn, leden, de meeste bestuursleden gekozen door de leden en minstens een keer per jaar een algemene ledenvergadering. ROOD was volgens Wikipedia in haar eerste jaren geen zelfstandige vereniging, maar een werkgroep van de SP. Ook moeten er minstens honderd betalende leden zijn die tussen de 14 en 28 jaar oud zijn. Oudere en jongere leden mogen er ook zijn, zolang zij hooguit een derde van het ledental vormen. Van JS kan iemand op zijn twaalfde lid worden; van CDJA kan iemand tot haar 31e lid blijven.

AANWIJZING De wet stelt geen hoge eisen aan de banden tussen partij en jongerenorganisatie. Er wordt slechts een geaccepteerde aanwijzing geëist: de politieke partij heeft de jongerenorganisatie officieel aangewezen en de jongerenorganisatie heeft die aanwijzing officieel aanvaard. Een politieke partij mag slechts één jongerenorganisatie hebben aangewezen en een jongerenorganisatie mag slechts de aanwijzing van één politieke partij accepteren. De ene jongerenorganisatie zal in haar politieke standpunten dichter bij die van de partij staan dan de andere organisatie. Hoe groot die afstand is, is volgens de wet alléén aan de jongerenorganisatie. 

HOEVEEL SUBSIDIE? De ene politieke jongerenorganisatie krijgt meer overheidssubsidie dan de andere. Hoeveel subsidie zo’n organisatie krijgt, hangt van twee criteria af: het aantal Kamerzetels van de politieke partij en het aantal betalende leden in de jongerenorganisatie tussen de 14 en 28 jaar. Dat laatste aantal moet blijken uit een accountantsverklaring. De subsidiebedragen zullen behoorlijk uiteenlopen, terwijl een deel van de kosten even groot zijn. Daarom wil het kabinet een derde subsidiecriterium gaan toevoegen: een vast basisbedrag per organisatie. Dat zal het verschil in subsidie tussen een kleine Kamerfractie met kleine jongerenorganisatie en een grote Kamerfractie met grote jongerenorganisatie iets minder groot maken. 

(Mr. Leon)

Strafblad door verkeersboetes?

DONDERDAG 11 JUNI 2020 In de eerste vier maanden van dit jaar is in ons land ruim 2 miljoen keer te hard gereden, is ruim 66 duizend keer door rood licht gereden en is 44 duizend keer tijdens het rijden gebeld met de telefoon in de hand (handheld bellen). Dat zijn dan de geconstateerde overtredingen en waarvan zo’n anderhalve maand in coronatijd. Hebben al die overtreders daarmee een strafblad gekregen?

STRAFRECHT Wat in een strafblad komt te staan, is geregeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en in de regelingen die daarop gebaseerd zijn. Iemand kan alleen een strafblad krijgen, als op hem strafrecht of strafvordering wordt toegepast.

RVV Het verbod om harder te rijden dan de maximumsnelheid, om door rood licht te rijden en om tijdens het rijden handheld te bellen staan in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Die wet wordt meestal afgekort tot RVV. Bellen is hier niet alleen telefoneren, maar ook bezig zijn met tablet of mediaspeler. De maximumsnelheid en het handheld bellen staan in het hoofdstuk over verkeersregels; het rijden door rood licht in het hoofdstuk over verkeerstekens.

WVW 1994 Wie die verboden overtreedt, pleegt strafbare feiten. Het maakt niet uit of daardoor schade is ontstaan, zoals bij een botsing het geval is. In de Wegenverkeerswet 1994 staat dat de maximale straf waartoe de rechter iemand kan veroordelen die te hard rijdt, door rood licht rijdt of al rijdend handheld belt een gevangenisstraf is van twee jaar of een geldboete van ruim 20.000 euro. Als de rechter een overtreder daarvoor zou veroordelen, krijgt die persoon een strafblad. Ook al zou het maar een geldboete van enkele honderden euro’s zijn. 

WET MULDER Maar bij dit soort overtredingen komt het niet tot een rechterlijke veroordeling. In een andere wet is namelijk bepaald dat dit soort ‘’lichte’’ verkeersovertredingen met een administratieve sanctie worden afgedaan. Dat is bepaald in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Die administratieve sanctie komt in de plaats van de straf die de rechter volgens de Wegenverkeerswet 1994 kan opleggen. De sanctie is een verkeersboete van hooguit enkele honderden euro’s. In de RVV staat het precieze boetebedrag. Kortom: bij lange na geen 20.000 euro en geen gevangenisstraf. Bovendien: geen strafblad, want het opleggen van een administratieve sanctie betekent geen toepassing van strafrecht of strafvordering.

FLITSEN Wie legt de verkeersboete op? Dat kan een politieambtenaar zijn, maar meestal gaat dat geautomatiseerd: het begint met een foto door een flitspaal en het eindigt met een brief van het Centraal Justitieel Incassobureau aan de overtreder waarin staat dat en waarom hij een boete van x euro moet betalen.

BEROEP Wie het niet eens is met de opgelegde verkeersboete – hoe laag een boete ook is, niemand wil er een betalen die zijns inziens onterecht is – kan beroep aantekenen. Eerst bij het Openbaar Ministerie en van daaruit bij de kantonrechter. Wie met zijn beroep bakzeil haalt bij de kantonrechter, zal de boete toch echt moeten betalen. Deze rechtszaak is echter geen toepassing van strafrecht of strafvordering.

TENZIJ .. Wie niet alleen te hard rijdt maar zelfs veel te hard, krijgt weer wél een strafblad. Zonder dat er een rechter aan te pas komt. Wie veel te hard heeft gereden, krijgt namelijk een zogenaamde strafbeschikking. Een strafbeschikking betekent wél toepassing van strafrecht of strafvordering. Trouwens, net als de gewone verkeersboete wordt de strafbeschikking per brief van het Centraal Justitieel Incassobureau toegestuurd.

(Mr. Leon)

Mini-enquête over toeslagenaffaire

VRIJDAG 5 JUNI 2020 De Belastingdienst heeft in de afgelopen jaren ernstige fouten gemaakt bij de terugvordering van kinderopvangtoeslag. Daarbij zijn misschien zelfs strafbare feiten begaan, zoals knevelarij en discriminatie. Enkele weken geleden heeft het ministerie van Financiën daarvan aangifte gedaan (bij de politie). Afgelopen dinsdag heeft de Tweede Kamer unaniem een motie aangenomen waarin staat dat er een parlementaire ondervraging moet komen om zicht te krijgen op de politieke besluitvorming over het fraudebeleid voor de kinderopvangtoeslag. Daarbij zullen bewindslieden en betrokken topambtenaren gehoord worden. Wat is een parlementaire ondervraging?

ONDERZOEK Een parlementaire ondervraging is een parlementair onderzoek. Zowel Eerste Kamer als Tweede Kamer kunnen parlementair onderzoek doen, maar de Eerste Kamer heeft het in de afgelopen twee eeuwen slechts enkele keren gedaan. Het doen van onderzoek gaat verder dan het vragen van inlichtingen aan een minister. Een minister kan o.a. om inlichtingen worden gevraagd door het stellen van mondelinge of schriftelijke vragen en door interpellatie. Van het inlichtingenrecht wordt vaak gebruik gemaakt; het is in de Kamer dagelijkse kost. Het beginnen van een parlementair onderzoek is dat beslist niet. Er kunnen jaren voorbij gaan zonder dat er een nieuw onderzoek wordt gestart. Het is dan wél weer zo dat zo’n onderzoek veel langer duurt dan het vragen van inlichtingen. Voor een onderzoek kunnen o.a. getuigen, deskundigen, ambtenaren en ministers  worden gehoord. Er kunnen documenten en stukken worden opgevraagd en bestudeerd. Er kunnen werkbezoeken worden afgelegd. Een parlementair onderzoek duurt dan ook al gauw enkele maanden of zelfs jaren, terwijl het vragen van inlichtingen inclusief voorbereiding eerder een kwestie van uren zal zijn. Alle andere werkzaamheden van de Kamer gaan in de tussentijd gewoon door.

COMMISSIE De Tweede Kamer kan een buitenstaander opdracht geven om zo’n onderzoek uit te voeren, maar ze kan ook zelf zo’n onderzoek uitvoeren. Uit de motie van afgelopen dinsdag blijkt de duidelijke bedoeling om zelf onderzoek te willen doen. Dat onderzoek zal dan worden uitgevoerd door een tijdelijke commissie of door een enquêtecommissie. De Tweede Kamer benoemt de commissieleden; alle commissieleden moeten Tweede Kamerlid zijn. Zodra iemand geen Kamerlid meer is, moet zij de commissie verlaten; en volgend jaar maart zijn er Tweede Kamerverkiezingen! In de motie gaat het over een ondervraging. Een ondervraging wordt altijd uitgevoerd door een enquêtecommissie.

ENQUÊTECOMMISSIE VS TIJDELIJKE COMMISSIE Een enquêtecommissie heeft (veel) meer bevoegdheden dan een tijdelijke commissie. Het zijn evenwel bevoegdheden, ze hoeft er dus geen gebruik van te maken. Anders dan een tijdelijke commissie kan een enquêtecommissie medewerking afdwingen. Iedereen kan door de enquêtecommissie worden gedwongen tot medewerking. Dat staat in de Wet op de parlementaire enquête 2008. Ze kan burgers en bedrijven verplichten om als getuige of deskundige voor haar te verschijnen en haar vragen te beantwoorden. Wie dat weigert, kan via de rechter worden veroordeeld tot het betalen van een dwangsom en zelfs tot gijzeling (gevangenhouding). Getuigen worden in beginsel onder ede gehoord. In dat geval legt de getuige vooraf een eed of gelofte af. Als hij daarna opzettelijk een vals antwoord geeft op vragen van de enquêtecommissie, pleegt hij meineed en daarmee een misdrijf waarop gevangenisstraf staat.

MINISTERS HOREN Ook ministers, staatssecretarissen, ambtenaren en Kamerleden kunnen worden verplicht om te verschijnen voor de enquêtecommissie en om haar vragen te beantwoorden; dat geldt zowel voor zittende ministers als voor oud-ministers. Wie dat weigert, kan echter niet worden veroordeeld tot een dwangsom of tot gijzeling; de ambtenaren kunnen daartoe wél worden veroordeeld. In de motie van afgelopen dinsdag staat dat de betrokken bewindslieden en topambtenaren zullen worden gehoord. Volgens de Volkskrant van woensdag denkt de Tweede Kamer daarbij onder andere aan de oud-minister voor Sociale Zaken Lodewijk Asscher, de oud-staatssecretaris voor de Belastingdienst Eric Wiebes en minister-president Mark Rutte. Tegenwoordig is Asscher Kamerlid voor een oppositiepartij, Wiebes minister van Economische Zaken en Klimaat en is Rutte nog altijd premier.

DISCUSSIES IN DE MINISTERRAAD Voor bewindslieden en ambtenaren gelden er wel enkele uitzonderingen op de wettelijke plicht om vragen van de enquêtecommissie te beantwoorden. De eerste uitzondering gaat specifiek over de vergaderingen van de ministerraad. Geen informatie hoeft te worden verstrekt over de beraadslagingen in deze vergaderingen. Beraadslaging is de gedachtewisseling en discussie van de bewindslieden in de ministerraad. Op basis van de beraadslaging neemt de ministerraad beslissingen. In de motie van afgelopen dinsdag staat dat de Tweede Kamer met de ondervraging zicht wil krijgen op de politieke besluitvorming ten aanzien van het fraudebeleid bij de kinderopvangtoeslag. Maar de gedachtewisseling en discussie in de ministerraad kan dus alleen op vrijwillige basis boven tafel komen! De beslissingen waartoe die discussie heeft geleid en de gronden waarop de beslissingen zijn genomen moeten trouwens wél worden uiteengezet aan de enquêtecommissie. Zij vallen dus niet onder de uitzondering. De tweede uitzondering is niet specifiek maar juist heel algemeen: bewindslieden en ambtenaren hoeven nooit informatie te verstrekken voor zover dat in strijd zou zijn met het Staatsbelang. Zij moeten dan wel uitleggen waarom dat hier aan de orde is zou zijn.

ONDERVRAGING Elke parlementaire ondervraging is een parlementaire enquête, maar niet elke parlementaire enquête is een parlementaire ondervraging. De meeste enquêtes uit het verleden duurden enkele jaren. Bedoeling van een ondervraging is dat ze kort duurt; de Tweede Kamer kan er een termijn aan verbinden. Het is bedoeld als een kortlopende enquête. Daarom wordt alleen onderzoek gedaan door middel van het horen van deskundigen en getuigen. De ondervraging wordt dan ook wel mini-enquête genoemd. In beginsel worden er bijvoorbeeld geen documenten en andere stukken opgevraagd of werkbezoeken afgelegd. Een andere doel van de ondervraging is om het horen voor getuigen en deskundigen minder ingrijpend te maken. Daarom moet de enquêtecommissie zich bij de ondervraging altijd afvragen of niet kan worden volstaan met een gewone hoorzitting. Als een enquêtegehoor toch écht nodig is, mogen getuigen en deskundigen in de weken die hieraan voorafgaan een schriftelijke verklaring afleggen en mogen ze bovendien aan het begin van het enquêtegehoor een openingsverklaring afleggen over de feiten waaromtrent van hen informatie wordt verlangd. Als de enquêtecommissie informatie van ambtenaren wil krijgen, dan moet ze bij een ondervraging die informatie eerst via de minister proberen te verkrijgen; pas als dat niet lukt, mag de ambtenaar worden opgeroepen voor gehoor. Al deze regels voor de ondervraging zijn door de Tweede Kamer in 2016 in een protocol neergelegd.

(Mr. Leon)

De Zuinige Vier en het Meerjarig financieel kader 2021-2027 van de EU

DONDERDAG 28 MEI 2020 Gisteren heeft de Europese Commissie de Next Generation EU gepresenteerd. Dat is de naam van een herstelfonds om de economische schade van de coronacrisis te verzachten. Er is 750 miljard euro mee gemoeid. Het is nog maar een voorstel. Het bedrag zal worden geleend op de kapitaalmarkt. De kapitaalverstrekkers krijgen het Meerjarig financieel kader 2021-2027 als onderpand. Wat is het Meerjarig financieel kader 2021-2027 en wie gaat daarover?

KADERSTELLEND Eens in de zeven jaar wordt een nieuw meerjarig financieel kader vastgesteld. Dit kader is een kader voor de jaarlijkse begroting. In de jaarlijkse begroting moet dit kader in acht worden genomen. In het kader staat bijvoorbeeld hoe hoog het budget maximaal mag zijn. Dat wil zeggen: hoe hoog het totaal van alle begrotingsuitgaven in die zeven jaar mag zijn. Er mag niet meer worden uitgegeven dan dit budget. Voor de afgelopen zeven jaar was dat 1000 miljard euro. Omgerekend is dat (ongeveer) 1% van de Bruto Nationale Inkomens van alle EU-lidstaten samen. Het huidige meerjarig financieel kader loopt eind dit jaar af. Het geldt sinds 2014. Voor volgend jaar en de daarop volgende zes jaren moet dus een nieuwe worden vastgesteld. Dat wordt het Meerjarig financieel kader 2021-2027. Het moet voor het einde van dit jaar worden vastgesteld. De verplichting om een meerjarig financieel kader vast te stellen (en een jaarlijkse begroting) staat in een verdrag: het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

1% Veel EU-landen willen een hoger budget voor de EU. Zij willen een percentage dat hoger is dan de hier bovengenoemde 1%. Ook de Europese Commissie heeft gisteren een hoger budget voorgesteld, namelijk (ongeveer) 1,1%, dat is 10% hoger. Het Europees Parlement heeft zich al eerder uitgesproken voor 1,3%. Denemarken, Oostenrijk, Zweden en ons land willen echter vasthouden aan die 1%. Daarom worden zij ook wel de zuinige vier of vrekkige vier genoemd.

Wie gaan er eigenlijk over wat in het meerjarig financieel kader staat? Met andere woorden: wie stelt het vast? Dat zijn de Raad, het Europees Parlement en de Europese Raad.

RAAD De Raad wordt ook wel Raad van Ministers of Raad van de Europese Unie genoemd. De Raad bestaat uit de ministers van de lidstaten. Elke lidstaat heeft één of meer ministers in de Raad. Welke ministers dat zijn, hangt af van wat er op de agenda staat. Als dat het meerjarig financieel kader is, dan zijn in elk geval de ministers van Financiën present. De Nederlandse minister voor Financiën is Wopke Hoekstra. Een van de aanwezige ministers is de voorzitter. Het voorzitterschap speelt in de praktijk een belangrijke rol. Er is geen vaste voorzitter. Het rouleert van land tot land. Elk half jaar hanteert een minister van een ander land de voorzittershamer. Momenteel is dat Kroatië, maar in de tweede helft van dit jaar – de periode waarin het nieuwe meerjarig financieel kader zal worden vastgesteld – is dat Duitsland!

EUROPEES PARLEMENT Het Europees Parlement bestaat uit zo’n zeven honderd rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigers; de laatste verkiezingen waren mei vorig jaar.

EUROPESE RAAD De Europese Raad bestaat uit regeringsleiders en gekozen staatshoofden. Het is een van beide, de regeringsleider of het staatshoofd. Meestal zijn het regeringsleiders, zoals de premiers van Denemarken, Zweden en ons land en de bondskanseliers van Duitsland en Oostenrijk, respectievelijk Merkel en Kurz. Voor Frankrijk is dat het staatshoofd, president Macron. De Europese Raad heeft een vaste voorzitter, vaak EU-president genoemd. Hij is niet één van de aanwezige regeringsleiders of staatshoofden. Sinds een half jaar is Charles Michel de voorzitter; hij is de voormalige premier van België. Ook de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, maakt deel uit van de Europese Raad. Net als Michel heeft zij geen stemrecht, maar een lid zonder stemrecht is geen lid zonder macht!

Is vaststelling van een meerjarig financieel kader onmogelijk zonder toestemming van deze drie instellingen? In theorie niet, in de praktijk wel. In elk geval is altijd toestemming nodig van de Raad van Ministers en van het Europees Parlement. Toestemming van het Europees Parlement is er als de meerderheid van de parlementariërs vóór is. Een gewone meerderheid – de helft plus een – voldoet. In het huidige parlement kan de meerderheid instemmen met een budget van meer dan 1%, zelfs als dat veel meer is.

VETO Er is ook een gewone meerderheid van de Raad van Ministers die geen enkele moeite heeft met een hoger budget. Maar de Raad van Ministers kan per gewone meerderheid geen toestemming geven. De Raad kan alleen toestemmen als álle ministers vóór zijn. Elk land heeft dus vetorecht. Het is niet uitgesloten dat een of meer van de (hierboven genoemde) Vrekkige of Zuinige Vier gebruik zullen maken van het vetorecht. Stel dat dit gebeurt, hoe kan de patstelling dan doorbroken worden? Want er moet een nieuw meerjarig financieel kader komen! Dan krijgt de Europese Raad een rol.

MINDERHEID Als de Europese Raad namelijk wél vóór is, dan mag de Raad van Ministers toestemming geven per gekwalificeerde meerderheid. Een gekwalificeerde meerderheid is een meerderheidsbeslissing, en dus is er geen vetorecht meer. Een gekwalificeerde meerderheid is echter meer dan een gewone meerderheid; dat betekent dat een minderheid een besluit van de gewone meerderheid kan tegenhouden. Zolang die minderheid maar groot genoeg is. Vormen de Vrekkige of Zuinige Vier een minderheid die groot genoeg is? Nee! Zo’n minderheid moet namelijk altijd minstens 35% van de inwoners van de EU vertegenwoordigen. De Europese Unie telt zo’n 450 miljoen inwoners. Nederland, Oostenrijk, Zweden en Denemarken hebben er tezamen hooguit 45 miljoen. Dat is 10%. Als het Verenigd Koninkrijk nog lidstaat was geweest, dan had dit land best wel eens de Vijfde Zuinige kunnen zijn. Maar 64 miljoen Britten erbij was evenmin genoeg geweest om op 35% uit te komen.

COMPROMIS Over enkele weken is er weer een bijeenkomst van de Europese Raad. Op deze EU-top zou patstelling in de Raad van Ministers kunnen worden voorkomen. Nu is het alleen wél zo dat de Europese Raad dat alleen kan doen als álle regeringsleiders of staatshoofden vóór zijn. Ook hier dus een vetorecht voor elk land. Waarom zouden de regeringsleiders van de Zuinige Vier daar dan geen gebruik van maken? Waarom zouden deze regeringsleiders vóór meer dan 1% EU-budget willen stemmen terwijl hun minister van Financiën namens de hele regering tegen is? Omdat hun stem vóór deel uitmaakt van een compromis. Bijvoorbeeld een compromis waarin zij iets binnenhalen op een heel ander gebied. 

(Mr. Leon)

Coronavirus in de wereld: de WHO

DONDERDAG 21 MEI 2020 Het coronavirus leidt niet alleen in Nederland, het koninkrijk der Nederlanden en Europa tot problemen, maar in de hele wereld. Er is een overheid die zich wereldwijd met de coronaproblematiek bezighoudt: de Wereldgezondheidsorganisatie. Oftewel de World Health Organization, meestal afgekort tot WHO. Wat is de WHO?

VN De WHO is een organisatie die deel uitmaakt van de Verenigde Naties (VN). Het is een zogenaamde gespecialiseerde organisatie van de VN. Andere bekende voorbeelden van zulke VN-organisaties zijn de Wereldbank, de Internationale Arbeidsorganisatie en de UNESCO. De WHO is in 1948 opgericht. Het hoofdkantoor staat in het Zwitserse Genève. Over de hele wereld werken er zo’n zevenduizend mensen.

DOEL De WHO is een ambitieuze organisatie. Ze wil de gezondheid van mensen over de hele wereld verbeteren. Gezondheid is hier a state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease or infirmity. De WHO heeft allerlei taken en bevoegdheden gekregen om dat doel te kunnen bereiken. Zoals het geven van een officiële naam aan nieuwe ziekten. De officiële naam die WHO aan de coronaziekte heeft gegeven is COVID-19. Dat is een afkorting voor Corona Virus Disease 2019. Een andere taak is het stimuleren en bevorderen van de uitroeiing en internationale verspreiding van een epidemie. WHO mag hiervoor eisen en procedures vaststellen waar landen zich aan moeten houden. Zulke eisen en procedures staan bijvoorbeeld in de Internationale Gezondheidsregeling. In ons land is deze regeling verwerkt in de Wet publieke gezondheid. Het is op grond van deze wet dat de minister voor Medische Zorg destijds opdracht gaf tot vaststelling van de coronanoodverordeningen.

LEDEN Alleen de landen die lid zijn van de WHO worden betrokken bij de besluitvorming van de WHO, zoals het besluit om de Internationale Gezondheidsregeling vast te stellen. Elk land dat lid is van de VN, kan lid worden van de WHO. Alleen landen kunnen lid worden. Ook landen die geen VN-lid zijn kunnen lid worden, maar alleen als de andere leden daarmee instemmen. Taiwan is een land dat al enkele jaren lid probeert te worden. Dat is nog niet gelukt, ook al hebben veel Westerse politici zich in de afgelopen maanden in de media uitgesproken voor een Taiwanees lidmaatschap. Een rol bij die steunbetuigingen speelde dat juist Taiwan heel succesvol met het virus bleek te zijn omgegaan. Momenteel telt de WHO 194 leden. België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zijn er vanaf het begin bij geweest, net als bijvoorbeeld Oostenrijk, Zwitserland, Luxemburg en ons land. Duitsland is sinds begin jaren vijftig lid.

WHA Jaarlijks wordt de algemene (leden)vergadering gehouden, de World Health Assembly (WHA). Die van 2020 is begin deze week gehouden. In de Statuten van de WHO staat dat de WHA elk jaar beslist in welk land de vergadering van volgend jaar wordt gehouden, maar in de praktijk wordt de vergadering steeds op het hoofdkantoor in Genève gehouden. Elk land dat lid is van de WHO mag er een delegatie naar toe sturen van drie personen, waaronder meestal de vakminister. Bijna alle leden hadden dit jaar een delegatie, ook ons land. Maar de delegaties hoefden nu niet op reis: vanwege het coronavirus was de vergadering een videoconferentie. Plenaire WHA-vergaderingen zijn openbaar. De WHA kiest elk jaar haar (technische) voorzitter, President. De President en enkele andere betrokkenen waren trouwens afgelopen maandag en dinsdag wél fysiek aanwezig in de statige Geneefse vergaderzaal, uiteraard op gepaste afstand van elkaar aan de tafel gezeten.

BOARD De WHA is het hoogste orgaan van de WHO. Het is het orgaan dat besluit over de grote lijnen. Voorbereiding en uitvoering van haar besluiten en het opstellen van haar voorlopige agenda gebeurt door een ander orgaan, de raad van bestuur (Board of Executives). De raad van bestuur bestaat uit 34 personen. Zij zijn allen gekozen vanwege hun deskundigheid, voor een periode van drie jaar. Volgens de Statuten besluit de WHA welke landen een bestuurder mogen aanwijzen en wijst elk van deze landen zelfstandig één bestuurder aan. Bestuurders hoeven geen lid van een nationale delegatie te zijn. Deze week zijn tien nieuwe bestuurders aangewezen, onder andere uit Rusland, India en het Verenigd Koninkrijk. Wat opviel, is dat de WHA in haar besluit de landenkeuze overslaat en zélf de bestuurders aanwijst.  

DG Het derde en laatste orgaan van de WHO is de directeur-generaal. Hij is gekozen door de WHA, maar de Board doet een voordracht. In 2017 is Tedros Adhanom Ghebreyesus voor vijf jaar gekozen; hij was Ethiopisch minister van Gezondheid en van Buitenlandse Zaken.

BESLUITEN WHA en Board nemen hun besluiten bij meerderheid van stemmen. In beginsel wordt een besluit genomen met een gewone meerderheid van stemmen, dat wil zeggen de helft plus één. Daarbij worden geen eisen gesteld aan het aantal leden dat aanwezig is. In de WHA heeft elk land één stem en ook in de raad van bestuur heeft elke bestuurder één stem.

AGENDA 2020 Het zal niet verbazen dat de agenda van afgelopen maandag en dinsdag werd gedomineerd door de coronapandemie. Zo heeft de vergadering met een ruime meerderheid opgeroepen tot een fair distribution of all essential health technologies and products to combat the virus. Bovendien moet er een independent and comprehensive evaluation of the global response, including, but not limited to, WHO’s performance komen. In zijn sluitrede zei directeur-generaal Tedros Adhanom Ghebreyesus dat hoe erg het coronavirus ook was het ons er ook aan herinnerde that for all our differences, we are one human race, and we are stronger together. Later dit jaar vindt bij wijze van uitzondering nog een tweede WHA plaats. Dan wel weer in Genève.

(Mr. Leon) 

Coronavirus in Europa

DONDERDAG 14 MEI 2020 Vanwege het coronavirus hebben veel Europese landen in de afgelopen twee maanden ook aan de grenzen met hun buurlanden maatregelen getroffen. Wat is hier aan de hand, staatsrechtelijk?

SCHENGENZONE Wie vanuit ons land naar Spanje of Oostenrijk reist, passeert een aantal landsgrenzen. Te weten de Belgische, Franse en Spaanse of de Duitse en Oostenrijkse landsgrenzen. Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Duitsland en Oostenrijk vormen samen met twintig andere Europese landen de Schengenzone. De Schengenzone heeft buitengrenzen en binnengrenzen. Aan de buitengrenzen is er altijd grenstoezicht en grensbewaking, waarbij grenswachters iedereen controleren en eventueel de toegang weigeren. Aan de binnengrenzen is er niets van dit alles; vaak weet de reiziger niet eens waar precies hij de grens passeert. Schengenlanden mogen aan hun binnengrenzen geen toezicht, bewaking of controles houden. Dat is zo vastgelegd in de Schengengrenscode.

SCHENGENGRENSCODE De Schengengrenscode is een verordening van de Europese Unie (EU), dat wil zeggen een wet die is gemaakt door Europees Parlement en de Raad van Ministers van de EU. De Schengengrenscode geldt in bijna alle EU-landen. Een uitzondering is het Verenigd Koninkrijk, ook toen het nog lid was van de EU. Voor een vakantie aan Engeland werd men daarom altijd eerst onderworpen aan de grenscontrole van dit land.

EN TOCH GRENSTOEZICHT Regels zonder uitzondering zijn schaars. Ook op de regel dat er aan de binnengrenzen in de Schengenzone geen grenstoezicht en dus grenswacht mag zijn, bestaan uitzonderingen. Die uitzonderingen doen zich voor als een land te maken heeft met een ernstige bedreiging voor zijn openbare orde of binnenlandse veiligheid. Dat land kan dan zo nodig aan zijn binnengrenzen tijdelijk grenstoezicht invoeren. Dat kan het doen op al zijn binnengrenzen of alleen op bepaalde delen daarvan, bijvoorbeeld alleen op de binnengrenzen met het ene buurland terwijl er geen grenstoezicht komt op de binnengrenzen met het andere buurland.

DIVERSE REDENEN Landen hebben in het verleden om uiteenlopende redenen tijdelijk en gedeeltelijk binnengrenstoezicht ingevoerd, zoals vanwege het houden van grote voetbaltoernooien (EK, WK), een terreurdreiging of het houden van een NAVO-top. Een ander voorbeeld is het grenstoezicht dat Duitsland in september 2015 aan de binnengrens met Oostenrijk invoerde vanwege de grote aantallen mensen die toen in Duitsland asiel wilden aanvragen.  

CORONACRISIS Uit een openbaar document dat de Europese Commissie heeft opgesteld blijkt dat in de afgelopen maanden veel EU-landen vanwege de coronacrisis binnengrenstoezicht hebben ingevoerd. Nederland heeft dat niet gedaan. Weliswaar heeft ons kabinet Duitsers en Belgen opgeroepen om tijdens het Paasweekend niet naar Nederland te komen, maar zij mochten en konden komen. Al was het dan zo dat wie dat tóch deed, direct na de grens “ontmoedigend” is toegesproken door de Koninklijke Marechaussee. Maar Frankrijk, Duitsland, België en Denemarken zijn landen die wél binnengrenstoezicht hebben ingevoerd. België en Denemarken hebben op al hun binnengrenzen grenstoezicht ingevoerd. Duitsland en Frankrijk hebben dat op een deel van hun binnengrenzen gedaan. In Frankrijk is dat gebeurd op de grenzen met België en Duitsland; In Duitsland op die met Frankrijk en Denemarken, maar bijvoorbeeld niet op die met België en ons land. Invoering van het grenstoezicht gebeurde half april (Frankrijk) of half maart (de andere drie landen), en bestaat nog steeds.  

GRENSTOEZICHT Waaruit bestaat hun binnengrenstoezicht? In al deze landen voeren grenswachten grenscontroles uit. Iedereen die de grens over wil, wordt daaraan onderworpen. Regel is dat niemand de grens mag passeren. Alleen wie tot een uitzonderingscategorie behoort, mag door. In het ene land zijn er meer uitzondering dan in het andere land. België en Frankrijk kennen minder uitzonderingen dan Duitsland en Denemarken. Toeristen en mensen die alleen maar goedkoper willen tanken of winkelen worden overal geweigerd aan de grens. Men zou kunnen zeggen dat het binnengrenstoezicht in al deze landen neerkomt op sluiting van de grenzen.  

VOLKSGEZONDHEID Mag grenstoezicht zo ver gaan dat een land eigenlijk zijn binnengrenzen sluit? Ja, tenminste als de volksgezondheid zou worden bedreigd zonder grenssluiting. Volgens de Schengengrenscode mogen dan namelijk de binnengrenzen worden gesloten.

EUROPESE COMMISSIE Het toezicht aan de binnengrenzen bestaat nog steeds. Als dat tijdens de zomervakantie niet verandert, dan zal de toeristenindustrie extra hard geraakt worden. Gisteren heeft de Europese Commissie mede daarom de EU-landen geadviseerd om een einde te maken aan hun binnengrenstoezicht. Uitgangspunten hierbij zouden moeten zijn geleidelijkheid, onderlinge afstemming en (coronavirus) verantwoord.

(Mr. Leon)

Coronavirus in Nederland (VI)

DONDERDAG 7 MEI 2020 Werkgevers die vanwege corona een omzetverlies van minstens 20%  verwachten, kunnen sinds half april NOW-subsidie aanvragen. NOW is de afkorting voor Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid. Ze kunnen dan gedurende drie maanden subsidie krijgen op hun loonkosten. Doel van de regeling is dat werkgevers geen personeel ontslaan. Bij een omzetverlies van 100% wordt 90% van de loonkosten gesubsidieerd; bij een omzetverlies van 50% wordt 45% van de loonkosten gesubsidieerd; enzovoorts. Meer dan honderdduizend werkgevers hebben inmiddels een aanvraag ingediend. In de begroting is 10 miljard euro opgenomen voor de NOW-subsidies. Hoe heeft dat staatsrechtelijk vorm gekregen?

BUDGETRECHT Een minister mag alleen uitgaven doen die staan in een begroting die is vastgesteld. Elk ministerie heeft een eigen begroting. Die begroting wordt vastgesteld door middel van een wet. In onze grondwet staat dat een wet met instemming van het parlement wordt vastgesteld. Een begroting is dus pas vastgesteld als Tweede Kamer én daarna Eerste Kamer ermee hebben ingestemd. De Tweede Kamer kan ook begrotingswijzigingen afdwingen. Net als andere wetten, bestaat een begroting uit een of meer artikelen. De begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat uit zo’n vijftien begrotingsartikelen. Zo is er een begrotingsartikel voor Bijstand, maar ook een voor Werkloosheid, voor Kinderopvang en voor Arbeidsmarkt. In de Comptabiliteitswet is geregeld dat de uitgaven die een minister mag doen per begrotingsartikel zijn gemaximeerd, dat wil zeggen dat hij per begrotingsartikel niet meer mag uitgeven dan dit maximum. Zo staat in het begrotingsartikel over Kinderopvang een bedrag van 3,5 miljard euro. Dat betekent dan dat de minister hooguit 3,5 miljard euro aan kinderopvang(toeslag) mag uitgeven.

PRINSJESDAG Een begroting heeft betrekking op een heel kalenderjaar. Het leeuwendeel van de begroting wordt enkele maanden voor aanvang van dat kalenderjaar ter vaststelling ingediend bij de Tweede Kamer. Dat gebeurt op Prinsjesdag, de derde dinsdag van september. Op die dag gebeurt dat met de begrotingen van alle ministeries.

SUPPLETOIRE BEGROTING Tijdens het kalenderjaar waarop de begroting betrekking heeft, is het wél mogelijk om de begroting te wijzigen. Officieel heet zo’n begrotingswijziging een suppletoire begroting. Ook een suppletoire begroting moet bij wet worden vastgesteld; ook daarvoor is dus instemming van Tweede en Eerste Kamer nodig.

VAN 1 NAAR 11 MILJARD Uiteraard stonden de NOW-uitgaven niet in de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die eind vorig jaar is vastgesteld, voor het gemak hier verder de oude begroting genoemd. Voor de NOW-uitgaven had de minister een vastgestelde suppletoire begroting nodig van 10 miljard euro. De minister heeft daarvoor half maart zijn Incidentele suppletoire begroting inzake Noodpakket banen en economie ingediend bij de Tweede Kamer. Het behelst wijziging van het begrotingsartikel Arbeidsmarkt door er 10 miljard euro aan toe te voegen. In de oude begroting mocht hij aan Arbeidsmarkt een krappe miljard euro uitgeven. Tweede Kamer en Eerste Kamer hebben unaniem ingestemd met deze suppletoire begroting. Sinds half april mag de minister daardoor 11 miljard euro uitgeven aan Arbeidsmarkt.

PLUS 35% De volledige oude begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bedroeg bijna 40 miljard euro. De extra 10 miljard voor NOW-uitgaven is dus een begrotingstoename van 25%. Een andere coronaregeling die op de begroting van dit ministerie drukt doet daar nog een schepje bovenop. Het is de TOZO-regeling: de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers, dat is de regeling voor behoud van inkomen en bedrijf van zzp’ers. Voor TOZO-uitgaven is 3,8 miljard euro extra begroot. Het TOZO-budget staat trouwens niet in het begrotingsartikel Arbeidsmarkt, maar in dat van Bijstand. NOW- en TOZO-budget zorgen samen voor een toename van 35% op de begroting van het ministerie.

35% PLUS? Maar het einde van de begrotingstoename hoeft daarmee nog niet in zicht te zijn. Ten eerste is het nog maar de vraag of 10 miljard euro voldoende is om alle NOW-aanvragen te kunnen honoreren. Aan de honderdduizend werkgevers die vóór 30 april een aanvraag hadden ingediend, is namelijk al ruim 7 miljard toegekend. Nieuwe werkgevers kunnen nog tot 31 mei aanvragen indienen; van die mogelijkheid wordt volop gebruik gemaakt. Ten tweede: de minister merkt uitdrukkelijk op dat de 10 miljard alleen betrekking heeft op NOW-uitgaven in de eerste drie maanden dat een werkgever omzetverlies lijdt, dat nadere besluitvorming zal moeten plaatsvinden over de periode die hierna volgt en dat in overeenstemming met die besluitvorming de begroting zal worden aangepast. Een verdere begrotingstoename is dus zeker niet uitgesloten! Uiteraard zal ook die niet zonder parlementaire instemming kunnen.

MINISTERIËLE REGELING Die parlementaire instemming was trouwens niet nodig voor vaststelling en inwerkingtreding van de NOW-regeling zelf. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kon deze regeling vaststellen zonder parlementaire instemming, want die instemming is voor een ministeriële regeling niet nodig. In de al jaren geldende Kaderwet-SZW subsidies staat dat deze minister bevoegd is om ministeriële subsidieregelingen vast te stellen. Hier moest er ook een subsidieregeling worden vastgesteld; dat volgt uit de Algemene wet bestuursrecht. De NOW-regeling wordt trouwens niet uitgevoerd door het ministerie, maar door UWV. De minister heeft UWV gemandateerd om namens hem op de aanvragen te beslissen en gemachtigd om namens hem de voorschotten uit te keren. Eind april had UWV op meer dan honderdduizend aanvragen positief beslist (dat is ongeveer 95% van alle aanvragen), voor zo’n 2 miljard aan maandelijkse voorschotten uitgekeerd en daarmee ruim 1,7 miljoen werknemers bereikt.

(Mr. Leon)

Coronavirus in Frankrijk

DONDERDAG 30 APRIL 2020 Burgers in Nederland moeten coronamaatregelen zoals het samenkomstverbod naleven, omdat ze in de noodverordening staan die de voorzitter van hun veiligheidsregio heeft uitgevaardigd. Heel ons land is verdeeld in vijfentwintig veiligheidsregio’s. De opdracht die enkele ministers – waaronder die voor Medische Zorg, van Volksgezondheid en Veiligheid – aan de regiovoorzitters hebben gegeven tot het nemen van maatregelen schiep nog geen verplichting voor de burgers. Zo’n verplichting ontstond pas door de noodverordeningen van die voorzitters. Die moesten zij naleven. De noodverordeningen zijn trouwens niet overal precies hetzelfde; de ministeriële opdracht laat ook ruimte voor verschillen. Tot zover Nederland, tenminste in deze bijdrage. Hoe is het in Frankrijk geregeld? Hoe zijn daar coronamaatregelen zoals het samenkomstverbod geregeld?

MINISTRE DE LA SANTÉ Bij een dreigende epidemie mag de Franse minister van Gezondheid elke maatregel uitvaardigen die nodig is ter bescherming van de volksgezondheid, zo nodig voor heel Frankrijk. Hij mag dat doen op grond van de Wet op de publieke gezondheid, Code de la santé publique. Uiteraard mag zo’n maatregel niet verder gaan dan noodzakelijk is en moet hij zijn afgestemd op omstandigheden van tijd en plaats. Afgelopen maand (maart) heeft de minister diverse malen een ministeriële regeling uitgevaardigd; ze hielden voor heel Frankrijk dezelfde maatregelen in. Daarin werd onder andere samenkomsten verboden. In de vroegste regeling ging het om een samenkomstverbod voor vijfduizend personen, vervolgens om duizend personen en half maart stond de teller op honderd. Burgers waren verplicht om de (meest recente) regeling na te leven.

PREMIER MINISTRE Half maart heeft ook de minister-president – Edouard Philippe – een regeling uitgevaardigd, samen met de ministers van Gezondheid en van Binnenlandse Zaken. In heel Frankrijk wordt daarin alle burgers verboden om zonder goede reden hun woning te verlaten. Men was verplicht om deze regeling na te leven. Goede redenen om je woning te verlaten waren bijvoorbeeld het doen van boodschappen en een bezoek aan de dokter. De bevoegdheid van de minister-president om deze maatregel te nemen stond niet in de Wet op de publieke gezondheid, maar ik neem aan dat hij deze regeling baseerde op de Franse grondwet. Daarin staat in heel algemene bewoordingen dat hij de bevoegdheid heeft om samen met betrokken ministers regelingen (decreten) uit te vaardigen. Men kan zich afvragen of zo’n ingrijpende maatregel op deze basis kan worden genomen.

PARLEMENT In de tweede helft van maart is in het Franse parlement een spoedwet aangenomen die onmiddellijk in werking trad, Loi du 23 mars 2020 d’urgence pour faire face à l’épidémie de covid-19. Deze wet regelt van alles en nog wat. Er wordt bijvoorbeeld een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan bovengenoemde Wet op de publieke gezondheid. Daardoor is het mogelijk geworden om een noodtoestand voor de volksgezondheid uit te roepen. Met zo’n état d’urgence sanitaire krijgen de minister-president en de minister van Gezondheid tal van bevoegdheden die ze hiervoor niet hadden, of in elk geval niet zo expliciet. Voordeel van een expliciete wettelijke bevoegdheid is dat geen misverstand kan bestaan over het bestaan van die bevoegdheid. De minister-president krijgt bijvoorbeeld de expliciete bevoegdheid om élke samenkomst te verbieden, ongeacht het aantal personen. En hij krijgt ook de expliciete bevoegdheid om burgers te verbieden om zonder goede reden hun woning te verlaten! Ook kunnen leveranciers worden gedwongen tot afgifte van al hun producten aan de overheid, zoals mondkapjes. Onmiddellijk is de état d’urgence sanitaire uitgeroepen, in eerste instantie voor een periode van twee maanden. Onmiddellijk ook heeft de minister-president een nieuw decreet uitgevaardigd. Niet naleven van de ge- en verboden kan worden bestraft met boetes van tienduizend euro of zes maanden gevangenisstraf.

PRÉSIDENT Tijdens de coronacrisis hebben de minister-president en de minister van Gezondheid dus allerlei bevoegdheden die zij in normale tijden niet hebben. Wat is de rol van de Franse president, Emmanuel Macron? Hij kan in elk geval de minister-president ontslaan, bijvoorbeeld als hij het niet eens is met zijn decreten. Op voordracht van de minister-president kan hij ook de minister van Gezondheid ontslaan.

PRÉFET Het eerste samenkomstverbod vanwege het coronavirus is noch door de minister van Gezondheid noch door de minister-president uitgevaardigd. Dat is uitgevaardigd door een prefect. Dat was de prefect van het departement Morbihan; hij heeft al op 1 maart zo’n verbod uitgevaardigd. Uiteraard gold dat verbod alleen in zijn departement. Morbihan ligt in Bretagne, aan de Atlantische Oceaan; er wonen ongeveer driekwart miljoen mensen. Heel Frankrijk is verdeeld in zo’n honderd departementen. Elk departement omvat verscheidene gemeenten. De prefect van Morbihan baseerde zijn maatregel op enkele artikelen in de Algemene wet voor de lagere overheden, Code général des collectivités territoriales. In die wetsartikelen staat dat hij ter voorkoming en beëindiging van epidemieën en besmettelijke ziekten hygiënische voorschriften kan uitvaardigen. Als motivering voor zijn samenkomstverbod schrijft hij dat er al negen coronapatiënten zijn, verdeeld over diverse gemeenten van zijn departement, dat de ziekte volgens de minister van Gezondheid ernstige gevolgen voor de gezondheid kan hebben en bovendien zeer besmettelijk is.

Wat is eigenlijk een prefect? Een prefect is de officiële vertegenwoordiger van de Staat in het departement. In elk departement is een prefect aangesteld. Hij heeft niet alleen bevoegdheden bij epidemieën of besmettelijke ziekten; hij heeft dat in allerhande situaties, vaak op het gebied van openbare orde en veiligheid. Hij is niet democratisch gekozen, maar benoemd door de president. Elk departement heeft ook een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging en dagelijks bestuur, maar de prefect kan zijn bevoegdheden uitoefenen zonder hun instemming of medewerking.

(Mr. Leon)

Coronavirus in het Koninkrijk der Nederlanden

DONDERDAG 23 APRIL 2020 Het Koninkrijk der Nederlanden is groter dan Nederland aan de Noordzee. Een deel van het koninkrijk ligt in en aan de Caribische Zee. Dit is het Caribisch deel van het koninkrijk en bestaat uit de eilanden Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Aruba, Sint Maarten en Curaçao. Ook daar waart inmiddels het coronavirus rond. Zodat ook daar de medische voorzieningen onder druk staan en er overheidsmaatregelen zijn getroffen die heel nadelige gevolgen hebben voor de economie en de werkgelegenheid. Uiteraard wil en gaat Nederland hen helpen, maar hoe is het gesteld met de juridische plicht daartoe?

CARIBISCH NEDERLAND Voor het ene eiland gaat die plicht verder dan voor het andere. Onderscheiden moet worden tussen enerzijds Bonaire, Sint Eustatius en Saba en anderzijds Aruba, Sint Maarten en Curaçao. Voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba reikt de plicht het verst. Deze drie eilanden zijn namelijk niet alleen deel van het koninkrijk, maar ook van Nederland. Ze zijn een stukje Nederland, Caribisch Nederland, ze zijn vergelijkbaar met gemeenten in Nederland. Daarom moet Nederland burgers en bedrijven daar evenveel helpen als hier. En daarom neemt de Nederlandse overheid ook daar de doorbetaling van lonen over van werkgevers die een substantieel omzetverlies lijden, zodat er geen werkgelegenheid verloren hoeft te gaan.

CARIBISCHE LANDEN De andere drie eilanden zijn geen stukje Nederland. Aruba, Sint Maarten en Curaçao zijn namelijk zelfstandige landen binnen het koninkrijk. Ook Nederland is een zelfstandig land binnen het koninkrijk. Het koninkrijk bestaat dus uit vier zelfstandige landen. Zo is het geregeld in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Hierin staat wél dat de landen elkaar hulp en bijstand verlenen. De (Nederlandse) minister van Koninkrijksrelaties legt dit in coronatijd zo uit dat de landen dienen rekening met elkaar te houden, elkaar materieel en moreel te steunen en te helpen waar dit redelijkerwijs mogelijk is. In coronatijd is het Nederland die hulp en bijstand kan verlenen aan Aruba, Sint Maarten en Curaçao.  

MEDISCHE HULP De minister van Koninkrijksrelaties heeft de Tweede Kamer twee weken geleden een brief geschreven over de hulpverlening aan het Caribisch deel van het koninkrijk. Daarin staat bijvoorbeeld dat het ministerie van Volksgezondheid alle zes eilanden helpt met de uitbreiding van hun IC-capaciteit in de ziekenhuizen en dat het ministerie van Defensie helpt met de bouw van medische noodaccommodaties op Sint Maarten en met medische testvoorzieningen op Curaçao.

FINANCIEEL-ECONOMISCHE HULP Aruba en de andere twee Caribische landen hebben Nederland ook om financieel-economische steun verzocht. De minister schrijft dat daarover wordt beslist door de Rijksministerraad. Wat is de Rijksministerraad? Dat is de ministerraad van het koninkrijk. De beslissing over de Nederlandse hulp wordt dus genomen door een orgaan van het koninkrijk. Wie maken er deel van uit? Alle (zestien) Nederlandse ministers plus drie vertegenwoordigers van de regeringen van de Caribische landen. De Nederlandse ministers zijn dus ver in de meerderheid. Aan financieel-economische steun worden normaliter harde voorwaarden gesteld. Men kan zich mét de ondertekenaars van de ingezonden brief aan de Volkskrant van vorige week donderdag afvragen of het daarvoor in deze tijd van coronacrisis het goede moment is.   

KUSTWACHT Er is ook hulp en bijstand verleend door het Koninkrijk der Nederlanden. Zo leg ik de hulp uit die bestaat uit het ter beschikking stellen van een stationsschip en extra defensiepersoneel door het ministerie van Defensie aan de kustwacht in de Caribische Zee. Daarmee heeft die hulp betrekking op een aangelegenheid van het koninkrijk. De kustwacht aldaar is een koninkrijksaangelegenheid, omdat haar taken, bevoegdheden, beheer en beleid zijn geregeld in een rijkswet; in die rijkswet wordt verwezen naar artikelen in het Statuut die gaan over de aangelegenheden van het koninkrijk. Wat is een rijkswet? Een rijkswet is een wet van het koninkrijk. Op grond van deze rijkswet is de (Nederlandse) minister van Defensie verantwoordelijk voor het beheer van en het ter beschikking stellen van defensiemiddelen en defensiepersoneel aan de kustwacht in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden.

(Mr. Leon)

Coronavirus in Nederland (V)

VRIJDAG 17 APRIL 2020 In de afgelopen weken was er wekelijks een persconferentie van het kabinet. Meestal  wordt hij gegeven door de premier en de minister van Volksgezondheid. De persconferentie volgt op de vergadering van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing, de MCCB. Wat is en doet de MCCB?

COMMISSIE MINISTERRAAD De MCCB is een commissie uit de ministerraad. De ministerraad bestaat uit alle zestien ministers, dus het is het kabinet zonder de staatssecretarissen. In het Reglement van Orde voor de ministerraad staan regels voor de instelling van commissies. Commissies lijken een beetje op de onderraden van de ministerraad. De laatste MCCB is ingesteld door de premier.

SITUATIES De MCCB coördineert maatregelen en voorzieningen in situaties waarbij de nationale veiligheid in geding kan zijn en in andere situaties die een grote uitwerking (kunnen) hebben op de maatschappij. De laatste MCCB is ingesteld in 2016, maar dat wil niet zeggen dat de commissie al die tijd in functie is geweest. Ze wordt namelijk alleen bijeengeroepen als en voor zolang zich zo’n bijzondere situatie voordoet.

OVERSTROMING Daarvan kan volgens de officiële toelichting sprake zijn bij bijvoorbeeld “een verstoring of uitval van vitale infrastructuur (o.a. elektriciteit, ICT, water), overstromingen, infectieziekten, dierziekten, een kernongeval, een terroristische dreiging of aanslag, (…) een lokaal of regionaal incident of ongeval met veel slachtoffers, een incident of ongeval in het buitenland met een groot aantal Nederlandse slachtoffers, of evenementen met een (inter)nationale uitstraling in Nederland”. Het is mij niet bekend voor welke situaties de MCCB in de afgelopen jaren is bijeengeroepen, maar uit deze voorbeelden blijkt dat van een dergelijke situatie zeker sprake kan zijn geweest.

COMMISSIELEDEN Elke minister of staatssecretaris kan vragen om de MCCB bij een te roepen, maar het is alleen de commissievoorzitter die bepaalt of dat daadwerkelijk gebeurt. Slechts enkele ministers zijn in elke situatie vaste commissieleden, zoals de premier en de minister van justitie en veiligheid. In de coronacrisis is de premier commissievoorzitter. Hij beslist welke andere ministers commissielid zijn in de coronacrisis. Uit krantenberichten blijkt dat dit in elk geval de ministers van Volksgezondheid en Medische Zaken en de vicepremiers van de andere coalitiepartijen zijn. Sommige andere ministers maken er zo nu en dan deel van uit, op uitnodiging van de premier. Volgende week staat op de agenda of de scholen weer open kunnen gaan; daarvoor zal in elk geval de minister van Onderwijs zijn uitgenodigd.

BESLUITEN in de MCCB worden door de aanwezige ministers bij meerderheid genomen. Ieder heeft één stem; bij staken van de stemmen is de stem van de premier doorslaggevend. Uitvoering van besluiten mag niet zonder goedkeuring van de voltallige ministerraad, tenzij er spoed bij is. Aannemelijk is dat veel besluiten in verband met corona spoedjes waren, en de ministerraad er niet aan te pas kwam. De premier kan ook anderen dan ministers uitnodigen, zoals deskundigen (RIVM) en een vertegenwoordiger van de veiligheidsregio’s, maar zij hebben dan geen stemrecht.

REGIOVOORZITTERS  Maatregelen zoals het samenkomstverbod, de gedwongen sluiting van cafés, bioscopen en musea en de anderhalve meter staan in noodverordeningen van de veiligheidsregio’s. Die maatregelen zijn van kracht, omdat ze in die verordening staan. Het is echter niet de MCCB die deze verordeningen heeft vastgesteld; dat is namelijk gebeurd door de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s. Wat voor besluiten neemt de MCCB dan wel?

MINISTERS Is het de MCCB die heeft besloten om de regiovoorzitters op te dragen om verordeningen te maken met zulke maatregelen erin? Nee, ook dat is niet het geval. Dat is hun weliswaar opgedragen, maar niet door de MCCB. Hun opdracht komt van een minister, zoals bijvoorbeeld van de minister van Volksgezondheid. Natuurlijk kan de minister van Volksgezondheid niet zomaar zo’n opdracht geven; in principe kan hij dat alleen doen als er een wet is waarin staat dat hij dat mag doen. Een voorbeeld van zo’n wet is de Wet Publieke Gezondheid; daarin staat bijvoorbeeld dat de minister van Volksgezondheid in coronatijd aan de regiovoorzitters opdracht mag geven om gebouwen te sluiten, zo is die wet tenminste uitgelegd.

AFSTEMMEN Welke rol heeft de MCCB dan wél? Volgens het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming moet de minister de opdrachten die hij wil gaan geven aan de regiovoorzitters eerst bespreken in de MCCB. De MCCB besluit hoe al deze opdrachten op elkaar worden afgestemd. Tot zover de rechtsregels.

(Mr. Leon)