Niet onder maar over professoren

VRIJDAG 21 AUGUSTUS 2020 Als het over de wetenschap gaat of over wetenschappelijke achtergronden bij maatschappelijke kwesties, worden in krant en op televisiejournalen vaak deskundigen geïnterviewd die zich professor noemen. Wie mag zich eigenlijk professor noemen?

WET Dat is wettelijk geregeld, en wel in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In Nederland is een professor een hoogleraar. Een hoogleraar is verbonden aan een universiteit. Hij doet daar onderzoek en/of verzorgt er onderwijs aan studenten. Alleen een hoogleraar mag zich professor noemen. Gepensioneerde hoogleraren mogen zich professor blijven noemen. Wie aan een hogeschool is verbonden, is geen professor.

UNIVERSITEIT BENOEMT Hoogleraren worden benoemd door de universiteit waaraan ze zijn verbonden. Eind vorig jaar waren meer dan 3100 hoogleraren werkzaam op een universiteit. Dat volgt uit cijfers van de Vereniging van Universiteiten. Er zijn vijftien grote universiteiten. Elke universiteit heeft een bestuur, dat is het College van Bestuur; hoogleraren worden benoemd door het College van Bestuur. Dit bestuurscollege wordt benoemd door de Raad van Toezicht van de universiteit. De  minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap benoemt de leden van deze raden. De minister gaat dus niet over de benoeming van een hoogleraar.

UNIVERSITEIT? Een instelling mag zich niet zomaar universiteit noemen. In de wet staat welke instellingen dat wél mogen doen. Voorbeelden zijn de universiteiten te Delft, Amsterdam, Wageningen, Tilburg, Utrecht, Rotterdam, de Open Universiteit te Heerlen en de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Hoewel het beslist geen universiteiten zijn, mogen volksuniversiteiten zich zo noemen, omdat de wet hun dat uitdrukkelijke toestaat.

BIJZONDER HOOGLERAAR Niet alle professoren zijn door een universiteit benoemd. Die andere professoren worden bijzonder hoogleraren genoemd. Bijzonder hoogleraren mogen door een ander worden benoemd, zoals bijvoorbeeld door een multinational, een kerkelijke organisatie of een belangenorganisatie (vereniging of stichting). Vorig jaar waren er ongeveer 1200 bijzonder hoogleraren werkzaam. Dat blijkt uit cijfers van het Rathenau instituut. Net als de hoogleraar verzorgt de bijzonder hoogleraar op de universiteit onderwijs aan studenten en verricht er wetenschappelijk onderzoek.

VESTIGING BIJZONDERE LEERSTOEL Zijn benoeming verloopt in twee fasen. Eerst moet aan de universiteit een bijzondere leerstoel worden gevestigd. De stichting, multinational of kerkelijke organisatie vestigt zo’n bijzondere leerstoel. Op grond van de wet mag dat alleen gebeuren met toestemming van het College van Bestuur van de universiteit. De vestiging van een bijzondere leerstoel staat los van wie later benoemd zal worden tot bijzonder hoogleraar op die leerstoel; die benoeming is de tweede fase.

BENOEMING Voor de benoeming van een bijzonder hoogleraar is wettelijk geen toestemming nodig van het College van Bestuur, tenminste als hij of zij is gepromoveerd aan een Nederlandse universiteit. Wettelijk is die toestemming dan niet nodig, maar desondanks kan het college eisen dat toestemming wél nodig is of dat de benoeming volledig in handen blijft van de universiteit. Deze en andere eisen kunnen namelijk bij overeenkomst worden afgedwongen, bijvoorbeeld omdat het college anders geen toestemming wil geven voor de vestiging van de bijzondere leerstoel. Elke universiteit kan andere eisen stellen, en doet dat ook in de praktijk.  

BUITENGEWOON HOOGLERAAR De bijzonder hoogleraar mag niet worden verward met de buitengewoon hoogleraar. Vroeger werd in de wet onderscheid gemaakt tussen gewone, buitengewone en bijzonder hoogleraren. Het onderscheid tussen buitengewone en gewone hoogleraren is in de wet vervallen, ze zijn nu beiden hoogleraren, ter onderscheiding van de bijzonder hoogleraar. Weliswaar maakt de wet dit onderscheid niet meer, maar in de universitaire praktijk wordt het nog wel gemaakt. Hoe dan ook, ze mogen zich alle drie professor noemen.

SALARISSEN De hoogleraar staat op de loonlijst van de universiteit. Haar salaris wordt betaald door de universiteit. Daarentegen ontvangt de bijzonder hoogleraar zijn inkomen van een ander, dat is degene die haar leerstoel heeft gevestigd. Het maakt daarbij niet uit of het College van Bestuur of die ander haar op die leerstoel heeft benoemd. Soms geeft die financiële afhankelijkheid aanleiding tot al dan niet terechte vragen over de (wetenschappelijke en onderwijskundige) onafhankelijkheid van de bijzonder hoogleraar.

BUITENLANDSE PROFESSOREN In andere landen gelden vaak heel andere regels, waardoor daar de titel van professor wettelijk niet is voorbehouden aan hoogleraren en bijzonder hoogleraren op een universiteit, maar bijvoorbeeld ook mag worden gevoerd door andere docenten op een universiteit of door docenten op een hogeschool. Niet uitgesloten is dat zij zich in interviews met Nederlandse kranten of televisiejournalen ook professor noemen.

(Mr. Leon)

Wie besloot tot het coronadebat van afgelopen woensdag?

VRIJDAG 14 AUGUSTUS 2020 De Tweede Kamer is sinds 3 juli met zomerreces. Een reces betekent o.a. dat er niet wordt gedebatteerd. Afgelopen woensdag is het reces echter onderbroken door een plenair debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Plenair betekent de hele Kamer, in tegenstelling tot slechts een commissie. In kranten en op televisie is de afgelopen dagen volop bericht over dit Kamerdebat. Wie heeft besloten tot het houden van dit debat?

ONDERBREKINGEN Het was deze zomer trouwens niet de eerste keer dat het reces werd onderbroken door een plenair debat. Een maand geleden gebeurde dat ook al. Half juli ging het over de Europese Top en het ging over het pensioenakkoord. Toch is zo’n onderbreking eigenlijk heel bijzonder. In de afgelopen jaren was het zomerreces ononderbroken. We moeten helemaal terug naar de zomer van 2015; half augustus is er toen vergaderd over het steunpakket aan Griekenland. 

BIJEENROEPEN DOOR VOORZITTER Een debat is zonder vergadering niet mogelijk. In het Reglement van Orde van de Tweede Kamer staat dat de voorzitter van de Kamer  de plenaire vergaderingen bijeenroept, zo vaak als hij of zij dit nodig oordeelt. Het is dus de voorzitter die de vergaderingen mag bijeenroepen. Voorzitter van de Tweede Kamer is Khadija Arib, en wel sinds 2016. In de Grondwet staat dat de voorzitter van de Tweede Kamer wordt benoemd door en uit de leden van de Tweede Kamer. De (150) leden van de Tweede Kamer kiezen dus zelf hun voorzitter; zij kunnen alleen een ander Tweede Kamerlid kiezen. Arib is Kamerlid voor de PvdA. De Kamervoorzitter blijft trouwens Kamerlid.

BIJEENROEPEN DOOR KAMERLEDEN Soms is de voorzitter verplicht om een vergadering bijeen te roepen. Dat is volgens het Reglement van Orde het geval als de regering of (minstens) dertig Kamerleden daarom verzoeken. Dat verzoek moet schriftelijk zijn en gemotiveerd.Devoorzitter heeft de vergadering van afgelopen woensdag bijeengeroepen omdat (minstens) dertig Kamerleden daarom hadden verzocht. Ze was dus verplicht om deze vergadering bij een te roepen.

REGELING VAN WERKZAAMHEDEN Op de website van de Tweede Kamer is op 5 augustus een bericht geplaatst over de vergadering die een week later (afgelopen woensdag) zou plaatsvinden. Daarin staat dat regeling van werkzaamheden het agendapunt is voor deze vergadering, het enige agendapunt. Er mag alleen vergaderd worden over wat er op de agenda staat. Bij regeling van werkzaamheden wordt de agenda van een vergadering vastgesteld. Aannemelijk is dat de Kamerleden bij hun uitnodiging voor de vergadering zelf evenmin andere informatie hebben ontvangen. Een agenda of agendavoorstel – bijvoorbeeld om over de ontwikkelingen rondom het coronavirus te debatteren – staat niet in het bericht. Wie mag agendavoorstellen doen?

AGENDA VOORSTELLEN mogen volgens het Reglement van Orde door de voorzitter of door een individueel Kamerlid worden gedaan. De voorzitter moet haar voorstellen zoveel mogelijk al bij de uitnodiging voor de vergadering doen. De voorzitter heeft voor de vergadering van afgelopen woensdag geen agendavoorstellen gedaan. Wel staat in het bericht van 5 augustus dat Kamerlid Lodewijk Asscher bij de regeling van werkzaamheden zal voorstellen om diezelfde dag een vergadering te houden over de ontwikkelingen rondom het coronavirus.

LODEWIJK ASSCHER En dat is afgelopen woensdag gebeurd. Volgens het (voorlopig) officieel verslag van die vergadering stelde de PvdA-fractieleider voor om een plenair debat te houden met de minister-president en minister De Jonge, ‘’zodat we met elkaar de dingen kunnen doen die nodig zijn’’. Dit agendavoorstel diende hij in mede namens de fracties van GroenLinks, SP, 50PLUS, DENK en de Groep-Krol/van Kooten-Arissen.

AGENDA VASTSTELLEN: QUORUM Een agendavoorstel is nog geen agenda. Wie besluit of een agendavoorstel wordt aangenomen? In de eerste plaats is het zo dat een vergadering pas mag doorgaan – en er dus überhaupt een besluit mag worden genomen – als er voldoende Kamerleden aanwezig zijn; dat is de quorumeis. Er moet altijd aan de quorumeis worden voldaan, ongeacht waarover wordt vergaderd, dus ook als er over de regeling van werkzaamheden wordt vergaderd. De quorumeis is volgens het Reglement van Orde 76 Kamerleden, dat is de helft van 150 plus een. Bij het openen van een vergadering moeten minstens 76 Kamerleden aanwezig zijn. Aanwezigheid wordt uitgelegd als het hebben getekend van de presentielijst. De voorzitter moet een vergadering uitstellen, als ze constateert dat niet aan de quorumeis is voldaan. Dat was afgelopen woensdag bij de regeling van werkzaamheden niet nodig. In elk geval waren er Kamerleden aanwezig voor PvdA, D66, PVV, Partij voor de Dieren, 50PLUS en groep Van Haga, want zij hebben er het woord gevoerd. Alle Kamerleden van deze fracties tezamen zijn er meer dan 76.

AGENDA VASTSTELLEN: MEERDERHEID In de tweede plaats is het zo dat het agendavoorstel moet worden aangenomen. In beginsel gebeurt dat pas als de meerderheid van de aanwezigen het voorstel steunt. De voorzitter stelt vast of dat het geval is. In de vergadering van afgelopen woensdag stelde de voorzitter vast dat een meerderheid van de aanwezige Kamerleden voor het agendavoorstel van Lodewijk Asscher is, en dat het dus is aangenomen en vastgesteld.

DERTIGLEDENDEBAT Als er geen meerderheid voor zijn agendavoorstel was geweest, dan had er nog een alternatieve weg opengestaan om het Kamerdebat te houden: het dertigledendebat. Dertig Kamerleden kunnen tezamen namelijk een debat over een bepaald onderwerp afdwingen. De fracties namens wie Asscher het voorstel indiende hebben samen veel meer dan dertig Kamerleden. Aan zo’n debat zijn echter wel allerlei praktische nadelen aan verbonden.

(Mr. Leon)

De Rotterdamse en Amsterdamse mondkapjesplicht en de Grondwet

VRIJDAG 7 AUGUSTUS 2020 Sinds afgelopen woensdag wordt in delen van Rotterdam en Amsterdam op straten en pleinen en in winkels een mondkapjesplicht opgelegd. Dat is gebeurd door een wijziging van de geldende coronanoodverordeningen. Uit berichten in de Volkskrant blijkt dat men het in de staatsrechtelijke wereld niet eens is of dit conform de Grondwet is. Volgens sommigen is het grondwettig, volgens sommige anderen is het ongrondwettig. Wat speelt er staatsrechtelijk bij de Rotterdamse en Amsterdamse mondkapjesplicht? En wat staat er in de a.s. Coronawet over zo’n mondkapjesplicht?

ARTIKEL 2.5A In de coronanoodverordeningen voor Rotterdam en Amsterdam staat de mondkapjesverplichting in artikel 2.5a. Deze verplichting geldt in beginsel voor iedereen vanaf 13 jaar. Zo’n mondkapje moet in elk geval mond en neus volledig bedekken, maar het mag ook weer geen medisch mondkapje zijn. Hij geldt niet voor de hele gemeente en hoeft evenmin op elk tijdstip van de dag te gelden. De burgemeester mag de gebieden en locaties aanwijzen waar en wanneer  het mondkapje verplicht is. Achmed Aboutaleb heeft o.a. een deel van het centrumgebied aangewezen, zoals straten, stoepen en pleinen weerszijde van de Coolsingel, tussen zes uur in de ochtend en tien uur in de avond. Femke Halsema heeft o.a. het Wallengebied en (delen van) de Kalverstraat  aangewezen, en dat 24/7.   

VEILIGHEIDSREGIO De voorzitters van de veiligheidsregio’s Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-Amstelland hebben deze wijziging van de noodverordeningen in het leven geroepen. Die voorzitters zijn de burgemeesters van Rotterdam en Amsterdam. Zij zijn op grond van de Wet veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid bevoegd om vanwege de corona noodverordeningen te maken voor hun eigen gemeente en voor de andere gemeenten die tot hun veiligheidsregio behoren. De eergisteren ingevoerde mondkapjesplicht is (vooralsnog) beperkt tot delen van hun eigen gemeenten.

GRONDWET EN GRONDRECHT Bijzonder aan een noodverordening is dat daarin mag worden afgeweken van parlementaire wetten. Dat zijn wetten die regering, Tweede en Eerste Kamer samen hebben gemaakt. De afwijkingsbevoegdheid staat expliciet in de Gemeentewet. In de officiële toelichting staat echter net zo expliciet dat NIET worden afgeweken van de Grondwet. Grondwettelijke voorschriften waarmee artikel 2.5a in strijd zou kunnen zijn, zijn de grondrechten. Grondrechten zijn mensenrechten die in de Grondwet staan. Het grondrecht dat in dit verband steeds wordt genoemd is dat van de privacy. Het recht op privacy wordt in artikel 10 van de Grondwet als volgt omschreven: Ieder heeft (…) recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

ONGRONDWETTIG? Valt het niet hoeven dragen van een mondkapje op straten en pleinen en in winkels onder de privacy? Ja. Die vraag wordt eensgezind bevestigend beantwoord. De mondkapjesplicht is een beperking van het privacygrondrecht. Betekent dit automatisch dat met de Rotterdamse en Amsterdamse mondkapjesplicht dus wordt afgeweken van de Grondwet? Sommigen trekken die conclusie; volgens hun is de mondkapjesplicht ongrondwettig. Sommige anderen trekken die conclusie niet; volgens hun is de mondkapjesplicht misschien niet ongrondwettig.

GRONDWETTIG? Volgens de laatsten mag een noodverordening het privacygrondrecht beperken. Dat kan volgens hun op twee manieren. De eerste manier is dat (volgens hun) een noodverordening mag afwijken van een grondrecht als in dat grondrecht staat dat een parlementaire wet een lagere overheid de bevoegdheid mag geven om het grondrecht te beperken. In het privacygrondrecht staat dit inderdaad.

REDELIJKE UITLEG? De tweede manier is dat de ongrondwettigheid van de Rotterdamse en Amsterdamse mondkapjesplicht neerkomt op een onredelijke uitleg van het privacygrondrecht, zoals het ook onredelijk zou zijn om brandveiligheidseisen ongrondwettig te oordelen omdat zij de vrijheid van vergadering beperken. De vrijheid van vergadering is ook een grondrecht. Brandveiligheidseisen die aan een vergaderruimte worden gesteld kunnen ertoe leiden dat een vergadering niet mag doorgaan of slechts met een beperkt aantal deelnemers. Dat is een beperking van de vergadervrijheid. Brandveiligheidseisen zijn geoorloofd, omdat ze nuttig en nodig zijn voor de veiligheid. Motief voor deze eisen is dus de (brand)veiligheid; beperking van de vergadervrijheid is daarvan een (onbedoeld) neveneffect. Uiteraard mag zo’n (onbedoelde) beperking nimmer verder gaan dan nuttig en strikt nodig is. De wetenschappelijke oordelen – epidemiologisch, virologisch, gedragswetenschappelijk – over nut en noodzaak van de Rotterdamse en Amsterdamse mondkapjesplicht lopen uiteen. Welke motivering geven de burgemeesters zelf in hun officiële toelichting op de invoering van de mondkapjesplicht? ‘’Vanwege de toegenomen drukte, het niet altijd na kunnen leven van de 1,5 meter en het oplopend aantal besmettingen met het coronavirus kan het noodzakelijk zijn om gebieden of concrete locaties aan te wijzen waar personen van 13 jaar en ouder verplicht zijn een niet medisch mondkapje te dragen. … Het gebruik van enkel een niet-medisch mondkapje volstaat niet en moet steeds gepaard gaan met de andere preventiemaatregelen. Social distancing blijft een belangrijke preventiemaatregel.’’ Shall it stand up in court?

CORONAWET Tot zover de mondkapjesplicht in de noodverordeningen van Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-Amstelland. Wat staat er over de mondkapjesplicht in het wetsvoorstel Coronawet? Officieel heet die wet Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19). Een mondvol! Dat wetsvoorstel is enkele weken geleden bij de Tweede Kamer ingediend en zal daar na het zomerreces worden behandeld. In het voorstel komt het woord mondkapje trouwens niet voor. In de officiële toelichting op het wetsvoorstel wordt het wel genoemd. Daarin staat dat het mondkapje een beschermingsmiddel is.

MINISTERIËLE REGELING In het wetsvoorstel staat dat per ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over het gebruik van beschermingsmiddelen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, komt dat te staan in de Wet publieke gezondheid, en wel in het nieuwe artikel 58j. Dit wetsartikel zal het expliciet mogelijk maken om ter bestrijding van de corona het privacygrondrecht te beperken door middel van een mondkapjesplicht op straten, stoepen en pleinen en in winkels. Helemaal conform de grondwettelijke beperkingensystematiek.

MAATWERK Zo’n ministeriële regeling moet dan een gezamenlijk product zijn van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken. Bovendien moet de ministerraad erachter staan en hebben de Kamers vooraf inzage. Raymond Knops en Ferdinand Grapperhaus mogen straks dus een regeling vaststellen waarin een mondkapjesplicht op straten en pleinen wordt opgelegd. Ze kunnen dat doen voor alle plekken in alle gemeenten, maar ook alleen voor drukke plekken of in de ene gemeente wel en in de andere niet. Levering van maatwerk ofte wel differentiatie is dus heel goed mogelijk, maar er is niet voor gekozen om de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio (expliciet) bevoegd te maken.

(Mr. Leon)

Leidraad Duurzaamheidsafspraken van de ACM en de ministeriële verantwoordelijkheid

VRIJDAG 17 JULI 2020 De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft vorige week donderdag een nieuw beleid aangekondigd waarin ze meer samenwerking tussen concurrerende ondernemingen mogelijk maakt als daarmee de klimaatdoelen – o.a. minder CO2-uitstoot – dichterbij komen. Dat staat in de (concept) leidraad  Duurzaamheidsafspraken (Mogelijkheden binnen het mededingingsrecht). Waaruit bestaat de wijziging in het beleid en bestaat hiervoor ministeriële verantwoordelijkheid?

MEDEDINGINGSWET De ACM is een overheidsinstelling die erop toeziet dat markten goed functioneren, dat marktprocessen ordelijk en transparant verlopen en dat consumenten zorgvuldig worden behandeld. Ze past zowel Nederlands recht als EU-recht toe. Als opvolger van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) houdt ze toezicht op de naleving van de Mededingingswet. Daarin staan bijvoorbeeld regels over mededingingsafspraken en economische machtsposities. Bij overtredingen heeft de ACM vergaande bevoegdheden, zoals het geven van bindende aanwijzingen en het opleggen van dwangsommen en van boetes die in de miljoenen euro’s kunnen lopen.

KARTELS In het algemeen verbiedt de Mededingingswet samenwerking die tot mededingingsbeperking leidt, oftewel kartelvorming. Een wettelijke uitzondering wordt echter gemaakt voor samenwerking die bijdraagt aan een betere productie of distributie of tot een technische of economische vooruitgang. Zulke samenwerking is toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

VOLLEDIGE COMPENSATIE Zo’n wettelijke voorwaarde is dan dat een ‘’billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt’’. Gebruikers kunnen consumenten of andere ondernemingen zijn. Tot nu toe moesten gebruikers volgens de ACM – maar ook volgens de Europese Commissie – volledig worden gecompenseerd voor de nadelen die zij van de mededingingsbeperking ondervinden.

MINDER CO2 In het concept voor nieuw beleid van de ACM mag in bepaalde gevallen van volledige compensatie worden afgeweken. Dat is o.a. het geval als de mededingingsbeperking is gericht op minder CO2-uitstoot en daaraan ook een efficiënte bijdrage levert. In het nieuwe beleid zal de ACM dan niet optreden tegen kartelvorming.

MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID Bestaat hiervoor ministeriële verantwoordelijkheid? In het algemeen betekent ministeriële verantwoordelijkheid dat de minister aan de Tweede of Eerste Kamer moet uitleggen wat en waarom hij en zijn ambtenaren op het ministerie hebben beslist, gedaan en nagelaten in een bepaalde situatie. Dit gebeurt dan bijvoorbeeld omdat een Kamerlid hierover een vraag heeft gesteld aan de minister. De minister kan voor een beleidswijziging van zijn ministerie zonder meer ter verantwoording worden geroepen in het parlement.

ZBO De ACM maakt echter geen deel uit van het ministerie. Het is weliswaar een bestuursorgaan van de centrale overheid dat met openbaar gezag is bekleed, maar het is niet hiërarchisch ondergeschikt aan de minister. De ACM is een zogenaamd zelfstandig bestuursorgaan, een zbo. Toch kan er wel degelijk ministeriële verantwoordelijkheid bestaan voor zbo’s. Volgens een recent advies van de Raad van State is die er in elk geval voor zover de minister bevoegdheden heeft.

VERNIETIGING? De minister bezit bevoegdheden jegens de ACM. Hij kan dus voor het (al dan niet) gebruik daarvan ter verantwoording worden geroepen in het parlement. Zo mag hij volgens de instellingswet besluiten van algemene strekking van de ACM vernietigen. Vaststelling van de Leidraad is een besluit van algemene strekking. Hij mag (het besluit tot vaststelling van) de Leidraad dus vernietigen, maar hij mag dat alleen doen wegens onbevoegdheid van de ACM (tot vaststelling van de Leidraad). De minister mag bijvoorbeeld niet vernietigen wegens strijd met het algemeen belang. Is de nieuwe invulling die in de Leidraad wordt gegeven aan de woorden in de Mededingingswet ‘’mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt’’ in strijd met deze wet en/of EU-regels? De motivering die de ACM voor haar beleidswijziging geeft op bladzijde 4 is niet sterk, en op het eerste gezicht valt contra legem niet uit te sluiten.   

AFKEURING? Als de Leidraad niet alleen een besluit van algemene strekking is maar ook een beleidsregel, heeft de minister nog meer bevoegdheden op grond van de Mededingingswet. Hij mag beleidsregels namelijk afkeuren, zodat vaststelling en inwerkingtreding niet kunnen plaatsvinden. Afkeuring gebeurt vooraf. Vernietiging gebeurt achteraf, na vaststelling en inwerkingtreding. De minister mag beleidsregels alleen afkeuren als ze naar zijn oordeel in strijd zijn met een goede taakuitoefening van de ACM. Dat lijkt me het geval als ze contra legem zouden zijn.

BELEIDSREGEL? Is de Leidraad een beleidsregel? Dat is niet duidelijk. Enerzijds maakt de ACM onderscheid tussen leidraden en beleidsregels, zoals dat blijkt uit de naam die ze aan een document geeft. Er zijn namelijk ook documenten die beleidsregel heten. Anderzijds rubriceert ze zowel documenten die leidraad heten als documenten die beleidsregel heten onder regelgeving. Bovendien vervangt de Leidraad een document dat in een heel andere rubriek staat, namelijk die van visiedocumenten & opinies, een rubriek die (veel) verder afstaat van beleidsregels. De Leidraad vervangt het Visiedocument Mededinging en Duurzaamheid uit 2014. Daar komt bij dat het onderscheid dat de ACM zelf maakt niet beslissend is: beslissend is of een document volgens wet en rechtspraak beleidsregel is. Het valt op voorhand niet uit te sluiten dat de Leidraad een beleidsregel is..

(Mr. Leon)

Hongkong en de Britse nationaliteit

VRIJDAG 10 JULI 2020 China heeft onlangs een nieuwe veiligheidswet aangenomen voor Hongkong. Tot zo’n twintig jaar geleden viel het eiland onder het Verenigd Koninkrijk. De Britse regering is erg kritisch over de nieuwe wet. Daarom wil ze emigratie naar het Verenigd Koninkrijk voor de inwoners van Hongkong die een Britse nationaliteit bezitten makkelijker maken. Miljoenen inwoners van Hongkong hebben een Britse nationaliteit. Wat is de betekenis van deze nationaliteit?

ONDERDAAN Iemand die de nationaliteit van land X heeft, is staatsburger van dat land. Een ander woord voor staatsburger is onderdaan. Wie de Duitse nationaliteit heeft, is onderdaan van Duitsland. Dezelfde nationaliteit kan aan verschillende landen zijn verbonden. Een voorbeeld is de Nederlandse nationaliteit. Wie onderdaan is van Aruba, Curaçao, Nederland of Sint Maarten heeft de Nederlandse nationaliteit.

NEDERLANDERSCHAP Aruba, Curaçao, Nederland en Sint Maarten vormen samen het Koninkrijk der Nederlanden: Koning Willem-Alexander is het staatshoofd van alle vier. De nationaliteit is hier een aangelegenheid van het koninkrijk: het Nederlanderschap is voor het hele koninkrijk geregeld in de Rijkswet op het Nederlanderschap.

BRITS Wie onderdaan is van een land van het Verenigd Koninkrijk heeft een Britse nationaliteit. Schotten, Engelsen, Welshmen en Noord-Ieren hebben een Britse nationaliteit. Hun staatshoofd is Koningin Elizabeth II. Ze zijn niet de enige Britse onderdanen. Want over de hele wereld zijn er plaatsen (meestal eilanden) waarvan Elizabeth II staatshoofd is en de onderdanen een Britse nationaliteit hebben, zoals Gibraltar en de Kaaimaneilanden.

CANADEES Het is niet zo dat de onderdanen van elk land met Elizabeth II als staatshoofd de Britse nationaliteit hebben. Zo hebben Canadezen en Australiërs geen Britse nationaliteit. Tenminste: niet meer. Canadezen en Australiërs hadden tot midden jaren zeventig respectievelijk tachtig (ook) een Britse nationaliteit. Voor Hongkong gaat het omgekeerde op: Hongkong heeft Elizabeth II niet als staatshoofd, terwijl veel inwoners wél een Britse nationaliteit bezitten.  

BRITISH CITIZEN Voor de onderdanen van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland is er één en dezelfde nationaliteit: het Nederlanderschap. Voor Britse onderdanen is er niet één Britse nationaliteit, maar zes! Hier wordt in wetgeving een onderdaan citizen genoemd en nationaliteit heet citizenship. De meest gewenste nationaliteit is British citizenship, omdat je daarmee vrij mag wonen en werken in Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland. British citizen is bijvoorbeeld wie in Engeland is geboren uit een Engelse moeder of vader.

BRITISH SUBJECTS Canadezen en Australiërs waren allemaal (ook) British subjects. Nu komt deze nationaliteit nog maar weinig voor.

BRITISH OVERSEAS TERRITORIES CITIZEN Wie onderdaan is van bijvoorbeeld de Kaaimaneilanden, Maagdeneilanden of Bermuda is een British overseas territories citizen. Het is wél zo dat sinds begin deze eeuw de meesten van hen automatisch (ook) British citizen zijn.

BRITISH NATIONAL OVERSEAS De Britse inwoners van Hongkong zijn geen British overseas territories citizen en evenmin zijn ze British citizen. Zij zijn British overseas citizen of British national overseas; dit zijn twee verschillende Britse nationaliteiten. Men heeft een van beide Britse nationaliteiten. Welke dat is, is afhankelijk van de persoonlijke keuze die bij de overdracht aan China is gemaakt.   

IMMIGRATIEBELEID Wie een van bovenstaande Britse nationaliteiten bezit mag bij verblijf in het buitenland een beroep doen op hulp en bijstand van de ambassade van het Verenigd Koninkrijk. Maar alleen British citizens mogen vrij wonen en werken in Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland. Voor de andere is wonen en werken niet uitgesloten, maar aan voorwaarden verbonden. Voor hen geldt dus een immigratiebeleid. Voordeel van hun Britse nationaliteit is dat dit beleid (veel) soepeler is dan het beleid dat voor niet-Britten geldt. Ook soepeler dan voor de burgers van de Europese Unie: aan het soepele immigratiebeleid voor de burgers van de Europese Unie is immers door de Brexit een eind gekomen.

(Mr. Leon)

Gemeenteraadsverkiezingen in Frankrijk

DONDERDAG 2 JULI 2020Afgelopen weekend waren er in Frankrijk gemeenteraadsverkiezingen. Het lijkt erop dat regerings- en presidentspartij La République En Marche (LREM) het er niet zo goed van af heeft gebracht. De belangrijkste oppositiepartij Les Républicains heeft in elk geval enkele grote steden verloren, zoals Marseille en Bordeaux waar de Groenen (EELV) hebben gewonnen. De verkiezingsuitslagen zijn niet alleen belangrijk voor de gemeentepolitiek, maar ook voor de Franse senaat. Hoe beïnvloeden gemeenteraadsverkiezingen de samenstelling van de senaat in Frankrijk?Het wordt een cijferrijk stukje.

KIESMANNEN In Nederland zijn het de leden van alle provinciale staten die de Eerste Kamer (senaat) kiezen. In Frankrijk zijn dat hoofdzakelijk de leden van alle gemeenteraden, de conseillers municipaux. Alle raadsleden zijn zelf kiesmannen en/of de gemeenteraad kiest bij meerderheid kiesmannen die op hun beurt de senatoren kiezen. In gemeenten met minder dan 9000 inwoners zijn niet alle raadsleden kiesmannen, maar kiest de gemeenteraad uit zijn midden één tot vijftien kiesmannen (délégués). In gemeenten met meer dan 9000 inwoners is elk raadslid kiesman. In gemeenten met meer dan 30.000 inwoners komen daar nog extra kiesmannen bovenop, de délégués supplémentaires. Het is dan weer de raadsmeerderheid die die extra kiesmannen kiest. Meestal zijn het medewerkers, vrienden of familieleden van die meerderheid. Voor elke 800 extra inwoners is er één kiesman.

BORDEAUX Bordeaux is een gemeente met iets meer dan 250.000 inwoners. De 65 gemeenteraadsleden zijn dus allemaal kiesmannen. Bovendien worden hier nog ongeveer 275 extra kiesmannen gekozen door de gemeenteraad.

KLEINE GEMEENTEN In kleine gemeenten behalen oppositiepartij Les Républicains of politici die haar gedachtegoed delen traditiegetrouw goede verkiezingsresultaten. In Frankrijk zijn er nog heel veel kleine gemeenten. Slechts 0,1% van de gemeenten heeft volgens Wikipedia meer dan honderdduizend inwoners, terwijl 90% minder dan drieduizend inwoners heeft (en 70% minder dan duizend).

KLEINE GEMEENTEN MEER KIESMANNEN Elke gemeente heeft een gemeenteraad en heeft dus een of meer kiesmannen. Elke kiesman heeft bij de senaatsverkiezingen één stem, ongeacht het inwonertal van de gemeente. Kleine gemeenten hebben relatief gezien veel kiesmannen. Zo heeft een gemeente met minder dan honderd inwoners – 10% van alle gemeenten – één kiesman, terwijl een gemeente van 28.000 inwoners met vijfendertig raadsleden slechts vijfendertig kiesmannen heeft. Gemeenten met meer dan 30.000 inwoners worden tot op zekere hoogte gecompenseerd dankzij de extra kiesmannen.

BONUS Het is in Frankrijk niet zo dat raadszetels op basis van de uitgebrachte stemmen over de lijsten worden verdeeld. Ter illustratie het volgende voorbeeld. In Bordeaux zijn er vijfenzestig raadszetels. De kiezer kon zijn stem uitbrengen op drie lijsten. 46% stemde op de lijst met Groenen (EELV) en 44% op de lijst met Les Républicains. In Nederland zou het zo zijn dat dan ongeveer 46% van de raadszetels naar de lijst EELV gaat en 44% naar de lijst Les Républicains; dat zou erop neerkomen dat beide lijsten ongeveer evenveel zetels krijgen. In Frankrijk gaat het anders. Hier krijgt de lijst met de meeste stemmen een bonus: die lijst krijgt sowieso de helft van alle zetels. De andere helft van de zetels wordt verdeeld op basis van de uitgebrachte stemmen. De bonushouder doet daar ook aan mee. Lijst EELV krijgt daarom in Bordeaux 48 zetels, dat is 75% van de hele gemeenteraad en heeft daarmee een zeer riante absolute meerderheid. Terwijl lijst Les Républicains slechts 14 zetels krijgt, dat is 20% van de hele gemeenteraad en dus een kleine minderheid! Overigens stonden op beide lijsten kandidaten van meerdere politieke partijen, maar die waren dan wel weer politiek aan elkaar verwant.

BORDEAUX Bordeaux heeft straks 65 kiesmannen die raadslid zijn, plus 277 extra kiesmannen. Dat zijn er in totaal 342. Daarvan zullen er 325 op de hand van lijst EELV hun stem uitbrengen.

SENAAT Er zijn 348 senatoren in Frankrijk en dus is 175 hier de absolute meerderheid. Momenteel vormt oppositiepartij Les Républicains met 142 senatoren de grootste fractie. De fractie heeft dus geen absolute meerderheid, maar komt met 40% wel in de buurt. De grootste regeringspartij La République En Marche (LREM) heeft slechts 23 senatoren.

ASSEMBLÉE In de andere Kamer van het parlement – de Assemblée nationale, de Franse Tweede Kamer – begon LREM in 2017 met een riante absolute meerderheid, namelijk met 308 van de 577 zetels. Inmiddels telt de fractie 281 leden, waardoor ze de absolute meerderheid heeft verloren. Overigens is de Franse regering een coalitieregering, en dankzij de coalitiegenoot heeft ze haar absolute meerderheid in de Assemblée nationale behouden. Oppositiefractie Les Républicains heeft in deze Kamer 104 leden; relatief gezien is ze hier dus veel minder groot dan in de senaat. 

VERKIEZING HALVE SENAAT Senatoren worden net als gemeenteraadsleden voor zes jaar gekozen. Anders is dat per senaatsverkiezing niet alle senatoren worden gekozen maar ongeveer de helft. Daarom zijn er om de drie jaar senaatsverkiezingen. Over drie maanden zijn de eerstvolgende senaatsverkiezingen.

(Mr. Leon)

Antarctica

DONDERDAG 25 JUNI 2020 Vorige week stond een advertentie in de krant waarin werd meegedeeld dat er bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat twee vergunningsaanvragen zijn ingediend voor het verrichten van activiteiten op Antarctica. Wat heeft Nederland met het Zuidpoolgebied te maken?

SOEVEREINITEIT Sommige landen claimen een deel van Antarctica als gebied dat onder hun soevereiniteit valt. Nederland doet dat niet, Groot-Brittannië en Frankrijk doen dat wel. Sommige claimende landen claimen hetzelfde deel. Claims kunnen ver terug gaan, tot in de negentiende eeuw. Een claim is echter nog geen recht. Antarctica valt rechtens onder niemands soevereiniteit.

VERDRAG Er bestaat wel een verdrag voor Antarctica. Dat is het Verdrag inzake Antarctica, oftewel The Antarctic Treaty. Het verdrag is door 54 landen ondertekend. Lang niet alle verdragslanden zijn claimanten. Dit verdrag regelt niets over de soevereiniteit van Antarctica. Integendeel: volgens artikel 4 mag geen enkele verdragsbepaling zo worden uitgelegd dat een verdragsland daardoor afstand doet van zijn claim of de claim van een ander land erkent. Het verdrag stamt uit 1959. Twaalf landen hebben er toen hun handtekening onder gezet, waaronder Groot-Brittannië, Frankrijk en België, en Rusland en de VS. 42 landen zijn later toegetreden, waaronder Nederland (1990) en Duitsland.

VREEDZAAM Elk verdragsland mag activiteiten verrichten op Antarctica. Het moet altijd gaan om activiteiten met vreedzame doeleinden. Wat dus niet mag, is het bouwen van een militaire basis of het houden van militaire oefeningen. Wat bijvoorbeeld wél mag, is wetenschappelijk onderzoek doen. Nimmer mag een activiteit de natuur of het milieu ter plekke aantasten. In de jaren negentig is aan het verdrag een protocol toegevoegd waarin dit wordt uitgewerkt. Mijnbouw is altijd verboden, maar bijvoorbeeld toeristische activiteiten zijn wél toegestaan. Iedereen mag er activiteiten verrichten, mits dit gebeurt met een vergunning van een verdragsland.

ATCM Als niemand soevereiniteit heeft en 54 landen mogen activiteiten (laten) verrichten, hoe wordt dan voorkomen dat men elkaar in de weg zit? Met andere woorden: hoe wordt er onderling afgestemd? Dat gebeurt o.a. in de jaarlijkse Consultatieve Vergadering. Elk verdragsland mag daaraan deelnemen met een vertegenwoordiger. In het Engels – een van de officiële talen – heet deze vergadering Antarctic Treaty Consultative Meeting, afgekort tot ATCM. De ATCM is nimmer op locatie, maar altijd op een warmere plek elders op Aarde. Vorig jaar was dat Praag, twee jaar geleden Buenos Aires en het jaar daarvoor Beijing. Het is ook wel eens dichterbij (ons) geweest, in Brussel (2013) en Den Haag (2000). Parijs wordt het in 2020.

STEMRECHT Aan de ATCM kunnen dus 54 vertegenwoordigers meedoen. In de ATCM wordt informatie uitgewisseld, overleg gevoerd en er worden besluiten genomen. Een besluit kan uitmonden in een bindende maatregel, een Measure. Jaarlijks worden er tientallen Measures genomen. Een besluit komt tot stand door erover te stemmen. Nu is het zo dat niet elk van de 54 vertegenwoordigers stemrecht heeft; slechts 29 van hen hebben dat, iets meer dan de helft dus. Een vertegenwoordiger heeft stemrecht zolang zijn land van haar belangstelling voor Antarctica blijk geeft door er op ruime schaal wetenschappelijk onderzoek te verrichten, zoals het vestigen van een waarnemingsstation of het uitzenden van een wetenschappelijke expeditie. De vertegenwoordigers van Groot-Brittannië, België, Frankrijk, Duitsland én Nederland hebben stemrecht. Die van Denemarken en Canada hebben dat niet. Als de stemhebbende vertegenwoordigers besluiten tot een Measure, betekent dat overigens nog niet dat de maatregel meteen in werking treedt. Daarvoor moet hij eerst worden goedgekeurd door hun landen. De vertegenwoordigers hebben dus een beperkt mandaat. Eigenlijk is hun besluit slechts een aanbeveling aan hun landen.

SCHEEPSUITJES Enkele jaren geleden is zo’n aanbeveling gedaan over toeristische uitjes. Daarin staat dat de (particuliere) organisator er ten allen tijde voor moet zorgen dat niet meer dan honderd toeristen tegelijkertijd aan land gaan. Bovendien mag er altijd maar één schip bij een aanlandplaats liggen. Organisatoren moeten hun uitjes daarom dan ook op en met elkaar afstemmen. Een schip met meer dan vijf honderd toeristen aan boord mag geen enkele toerist aan wal laten gaan. Deze aanbeveling is gedaan in 2009 in Baltimore, maar nog steeds niet door alle 29 verdragslanden goedgekeurd. Pas als dat is gebeurd, treedt hij in werking. Goedkeuring is er wel van Nederland, net als van Groot-Brittannië, Frankrijk en België, maar bijvoorbeeld nog niet van Duitsland en de VS.

ADVERTENTIE Terug naar de advertentie in de krant. Het gaat hier om twee verschillende vergunningsaanvragen. De ene is afkomstig van een wetenschapper: hij wil op Antarctica kleinschalig wetenschappelijk onderzoek gaan doen. De andere is afkomstig van een organisatie die toeristische scheepsexpedities naar de Zuidpool wil organiseren.

STRAFBAAR Zonder vergunning is het uitvoeren van een activiteit verboden. Dit verbod geldt niet alleen voor de organisatoren, maar ook voor alle deelnemers, zoals deelnemende toeristen. Wie dat verbod schendt, is strafbaar. Hij pleegt een economisch delict waarop zes maanden hechtenis of een geldboete van meer dan 20.000 euro staat. In de Wet bescherming Antarctica is o.a. geregeld wanneer een vergunning wordt geweigerd en wanneer hij kan worden verleend. Volgens de advertentie is het ministerie van plan om de gevraagde vergunningen te verlenen. Tot half juli kan iedereen daartegen zienswijzen/bezwaren indienen, daarom staat de advertentie in de krant. Nederland heeft de inhoud van de Measure uit 2009 in een nationale wet overgenomen. Daarom moet de organisator van de toeristische expeditie tóch voldoen aan de eisen die in de aanbeveling uit Baltimore staan.

(Mr. Leon)

De politieke jongerenorganisatie

DONDERDAG 18 JUNI 2020 Wat opvalt aan de recente demonstraties tegen racisme en de iets langer geleden betogingen voor een beter klimaatbeleid (scholierenstakingen) is dat er zoveel jongeren aan meedoen. Hun maatschappelijk engagement kan ook dichterbij een politieke partij, bijvoorbeeld als lid van een politieke jongerenorganisatie. Welke politieke jongerenorganisaties zijn er en wanneer kunnen zij voor hun kosten een beroep doen op overheidssubsidies?

PINK! Bijna alle politieke partijen hebben een politieke jongerenorganisatie. Zo hebben SGP, CDA, Forum voor Democratie, VVD (JOVD), PvdA (JS), GroenLinks (DWARS), D66 (JD), Denk (OPPOSITIE), ChristenUnie (PerspectieF), SP (ROOD) en Partij voor de Dieren (PINK!) een jongerenorganisatie. Hun ledentallen lopen uiteen van enkele honderden tot enkele duizenden.

ACTIVITEITEN De overheid subsidieert politieke jongerenorganisaties. Uiteraard worden daaraan voorwaarden verbonden waaraan de organisatie moet voldoen. Die staan in de Wet financiering politieke partijen. De jongerenorganisatie moet hoofdzakelijk activiteiten verrichten waarmee de politieke participatie van jongeren wordt gestimuleerd. Zo heeft DWARS afgelopen maandag een (online) zomercongres gehouden, houdt PerspectieF aanstaande zaterdag de Online Focusdag en zal de JOVD begin juli een bijeenkomst hebben over de toekomst van de luchtvaart in Nederland.

VERENIGING Verder moet de jongerenorganisatie een zelfstandige vereniging zijn. Er moet dus o.a. een bestuur zijn, leden, de meeste bestuursleden gekozen door de leden en minstens een keer per jaar een algemene ledenvergadering. ROOD was volgens Wikipedia in haar eerste jaren geen zelfstandige vereniging, maar een werkgroep van de SP. Ook moeten er minstens honderd betalende leden zijn die tussen de 14 en 28 jaar oud zijn. Oudere en jongere leden mogen er ook zijn, zolang zij hooguit een derde van het ledental vormen. Van JS kan iemand op zijn twaalfde lid worden; van CDJA kan iemand tot haar 31e lid blijven.

AANWIJZING De wet stelt geen hoge eisen aan de banden tussen partij en jongerenorganisatie. Er wordt slechts een geaccepteerde aanwijzing geëist: de politieke partij heeft de jongerenorganisatie officieel aangewezen en de jongerenorganisatie heeft die aanwijzing officieel aanvaard. Een politieke partij mag slechts één jongerenorganisatie hebben aangewezen en een jongerenorganisatie mag slechts de aanwijzing van één politieke partij accepteren. De ene jongerenorganisatie zal in haar politieke standpunten dichter bij die van de partij staan dan de andere organisatie. Hoe groot die afstand is, is volgens de wet alléén aan de jongerenorganisatie. 

HOEVEEL SUBSIDIE? De ene politieke jongerenorganisatie krijgt meer overheidssubsidie dan de andere. Hoeveel subsidie zo’n organisatie krijgt, hangt van twee criteria af: het aantal Kamerzetels van de politieke partij en het aantal betalende leden in de jongerenorganisatie tussen de 14 en 28 jaar. Dat laatste aantal moet blijken uit een accountantsverklaring. De subsidiebedragen zullen behoorlijk uiteenlopen, terwijl een deel van de kosten even groot zijn. Daarom wil het kabinet een derde subsidiecriterium gaan toevoegen: een vast basisbedrag per organisatie. Dat zal het verschil in subsidie tussen een kleine Kamerfractie met kleine jongerenorganisatie en een grote Kamerfractie met grote jongerenorganisatie iets minder groot maken. 

(Mr. Leon)

Strafblad door verkeersboetes?

DONDERDAG 11 JUNI 2020 In de eerste vier maanden van dit jaar is in ons land ruim 2 miljoen keer te hard gereden, is ruim 66 duizend keer door rood licht gereden en is 44 duizend keer tijdens het rijden gebeld met de telefoon in de hand (handheld bellen). Dat zijn dan de geconstateerde overtredingen en waarvan zo’n anderhalve maand in coronatijd. Hebben al die overtreders daarmee een strafblad gekregen?

STRAFRECHT Wat in een strafblad komt te staan, is geregeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en in de regelingen die daarop gebaseerd zijn. Iemand kan alleen een strafblad krijgen, als op hem strafrecht of strafvordering wordt toegepast.

RVV Het verbod om harder te rijden dan de maximumsnelheid, om door rood licht te rijden en om tijdens het rijden handheld te bellen staan in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Die wet wordt meestal afgekort tot RVV. Bellen is hier niet alleen telefoneren, maar ook bezig zijn met tablet of mediaspeler. De maximumsnelheid en het handheld bellen staan in het hoofdstuk over verkeersregels; het rijden door rood licht in het hoofdstuk over verkeerstekens.

WVW 1994 Wie die verboden overtreedt, pleegt strafbare feiten. Het maakt niet uit of daardoor schade is ontstaan, zoals bij een botsing het geval is. In de Wegenverkeerswet 1994 staat dat de maximale straf waartoe de rechter iemand kan veroordelen die te hard rijdt, door rood licht rijdt of al rijdend handheld belt een gevangenisstraf is van twee jaar of een geldboete van ruim 20.000 euro. Als de rechter een overtreder daarvoor zou veroordelen, krijgt die persoon een strafblad. Ook al zou het maar een geldboete van enkele honderden euro’s zijn. 

WET MULDER Maar bij dit soort overtredingen komt het niet tot een rechterlijke veroordeling. In een andere wet is namelijk bepaald dat dit soort ‘’lichte’’ verkeersovertredingen met een administratieve sanctie worden afgedaan. Dat is bepaald in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Die administratieve sanctie komt in de plaats van de straf die de rechter volgens de Wegenverkeerswet 1994 kan opleggen. De sanctie is een verkeersboete van hooguit enkele honderden euro’s. In de RVV staat het precieze boetebedrag. Kortom: bij lange na geen 20.000 euro en geen gevangenisstraf. Bovendien: geen strafblad, want het opleggen van een administratieve sanctie betekent geen toepassing van strafrecht of strafvordering.

FLITSEN Wie legt de verkeersboete op? Dat kan een politieambtenaar zijn, maar meestal gaat dat geautomatiseerd: het begint met een foto door een flitspaal en het eindigt met een brief van het Centraal Justitieel Incassobureau aan de overtreder waarin staat dat en waarom hij een boete van x euro moet betalen.

BEROEP Wie het niet eens is met de opgelegde verkeersboete – hoe laag een boete ook is, niemand wil er een betalen die zijns inziens onterecht is – kan beroep aantekenen. Eerst bij het Openbaar Ministerie en van daaruit bij de kantonrechter. Wie met zijn beroep bakzeil haalt bij de kantonrechter, zal de boete toch echt moeten betalen. Deze rechtszaak is echter geen toepassing van strafrecht of strafvordering.

TENZIJ .. Wie niet alleen te hard rijdt maar zelfs veel te hard, krijgt weer wél een strafblad. Zonder dat er een rechter aan te pas komt. Wie veel te hard heeft gereden, krijgt namelijk een zogenaamde strafbeschikking. Een strafbeschikking betekent wél toepassing van strafrecht of strafvordering. Trouwens, net als de gewone verkeersboete wordt de strafbeschikking per brief van het Centraal Justitieel Incassobureau toegestuurd.

(Mr. Leon)

Mini-enquête over toeslagenaffaire

VRIJDAG 5 JUNI 2020 De Belastingdienst heeft in de afgelopen jaren ernstige fouten gemaakt bij de terugvordering van kinderopvangtoeslag. Daarbij zijn misschien zelfs strafbare feiten begaan, zoals knevelarij en discriminatie. Enkele weken geleden heeft het ministerie van Financiën daarvan aangifte gedaan (bij de politie). Afgelopen dinsdag heeft de Tweede Kamer unaniem een motie aangenomen waarin staat dat er een parlementaire ondervraging moet komen om zicht te krijgen op de politieke besluitvorming over het fraudebeleid voor de kinderopvangtoeslag. Daarbij zullen bewindslieden en betrokken topambtenaren gehoord worden. Wat is een parlementaire ondervraging?

ONDERZOEK Een parlementaire ondervraging is een parlementair onderzoek. Zowel Eerste Kamer als Tweede Kamer kunnen parlementair onderzoek doen, maar de Eerste Kamer heeft het in de afgelopen twee eeuwen slechts enkele keren gedaan. Het doen van onderzoek gaat verder dan het vragen van inlichtingen aan een minister. Een minister kan o.a. om inlichtingen worden gevraagd door het stellen van mondelinge of schriftelijke vragen en door interpellatie. Van het inlichtingenrecht wordt vaak gebruik gemaakt; het is in de Kamer dagelijkse kost. Het beginnen van een parlementair onderzoek is dat beslist niet. Er kunnen jaren voorbij gaan zonder dat er een nieuw onderzoek wordt gestart. Het is dan wél weer zo dat zo’n onderzoek veel langer duurt dan het vragen van inlichtingen. Voor een onderzoek kunnen o.a. getuigen, deskundigen, ambtenaren en ministers  worden gehoord. Er kunnen documenten en stukken worden opgevraagd en bestudeerd. Er kunnen werkbezoeken worden afgelegd. Een parlementair onderzoek duurt dan ook al gauw enkele maanden of zelfs jaren, terwijl het vragen van inlichtingen inclusief voorbereiding eerder een kwestie van uren zal zijn. Alle andere werkzaamheden van de Kamer gaan in de tussentijd gewoon door.

COMMISSIE De Tweede Kamer kan een buitenstaander opdracht geven om zo’n onderzoek uit te voeren, maar ze kan ook zelf zo’n onderzoek uitvoeren. Uit de motie van afgelopen dinsdag blijkt de duidelijke bedoeling om zelf onderzoek te willen doen. Dat onderzoek zal dan worden uitgevoerd door een tijdelijke commissie of door een enquêtecommissie. De Tweede Kamer benoemt de commissieleden; alle commissieleden moeten Tweede Kamerlid zijn. Zodra iemand geen Kamerlid meer is, moet zij de commissie verlaten; en volgend jaar maart zijn er Tweede Kamerverkiezingen! In de motie gaat het over een ondervraging. Een ondervraging wordt altijd uitgevoerd door een enquêtecommissie.

ENQUÊTECOMMISSIE VS TIJDELIJKE COMMISSIE Een enquêtecommissie heeft (veel) meer bevoegdheden dan een tijdelijke commissie. Het zijn evenwel bevoegdheden, ze hoeft er dus geen gebruik van te maken. Anders dan een tijdelijke commissie kan een enquêtecommissie medewerking afdwingen. Iedereen kan door de enquêtecommissie worden gedwongen tot medewerking. Dat staat in de Wet op de parlementaire enquête 2008. Ze kan burgers en bedrijven verplichten om als getuige of deskundige voor haar te verschijnen en haar vragen te beantwoorden. Wie dat weigert, kan via de rechter worden veroordeeld tot het betalen van een dwangsom en zelfs tot gijzeling (gevangenhouding). Getuigen worden in beginsel onder ede gehoord. In dat geval legt de getuige vooraf een eed of gelofte af. Als hij daarna opzettelijk een vals antwoord geeft op vragen van de enquêtecommissie, pleegt hij meineed en daarmee een misdrijf waarop gevangenisstraf staat.

MINISTERS HOREN Ook ministers, staatssecretarissen, ambtenaren en Kamerleden kunnen worden verplicht om te verschijnen voor de enquêtecommissie en om haar vragen te beantwoorden; dat geldt zowel voor zittende ministers als voor oud-ministers. Wie dat weigert, kan echter niet worden veroordeeld tot een dwangsom of tot gijzeling; de ambtenaren kunnen daartoe wél worden veroordeeld. In de motie van afgelopen dinsdag staat dat de betrokken bewindslieden en topambtenaren zullen worden gehoord. Volgens de Volkskrant van woensdag denkt de Tweede Kamer daarbij onder andere aan de oud-minister voor Sociale Zaken Lodewijk Asscher, de oud-staatssecretaris voor de Belastingdienst Eric Wiebes en minister-president Mark Rutte. Tegenwoordig is Asscher Kamerlid voor een oppositiepartij, Wiebes minister van Economische Zaken en Klimaat en is Rutte nog altijd premier.

DISCUSSIES IN DE MINISTERRAAD Voor bewindslieden en ambtenaren gelden er wel enkele uitzonderingen op de wettelijke plicht om vragen van de enquêtecommissie te beantwoorden. De eerste uitzondering gaat specifiek over de vergaderingen van de ministerraad. Geen informatie hoeft te worden verstrekt over de beraadslagingen in deze vergaderingen. Beraadslaging is de gedachtewisseling en discussie van de bewindslieden in de ministerraad. Op basis van de beraadslaging neemt de ministerraad beslissingen. In de motie van afgelopen dinsdag staat dat de Tweede Kamer met de ondervraging zicht wil krijgen op de politieke besluitvorming ten aanzien van het fraudebeleid bij de kinderopvangtoeslag. Maar de gedachtewisseling en discussie in de ministerraad kan dus alleen op vrijwillige basis boven tafel komen! De beslissingen waartoe die discussie heeft geleid en de gronden waarop de beslissingen zijn genomen moeten trouwens wél worden uiteengezet aan de enquêtecommissie. Zij vallen dus niet onder de uitzondering. De tweede uitzondering is niet specifiek maar juist heel algemeen: bewindslieden en ambtenaren hoeven nooit informatie te verstrekken voor zover dat in strijd zou zijn met het Staatsbelang. Zij moeten dan wel uitleggen waarom dat hier aan de orde is zou zijn.

ONDERVRAGING Elke parlementaire ondervraging is een parlementaire enquête, maar niet elke parlementaire enquête is een parlementaire ondervraging. De meeste enquêtes uit het verleden duurden enkele jaren. Bedoeling van een ondervraging is dat ze kort duurt; de Tweede Kamer kan er een termijn aan verbinden. Het is bedoeld als een kortlopende enquête. Daarom wordt alleen onderzoek gedaan door middel van het horen van deskundigen en getuigen. De ondervraging wordt dan ook wel mini-enquête genoemd. In beginsel worden er bijvoorbeeld geen documenten en andere stukken opgevraagd of werkbezoeken afgelegd. Een andere doel van de ondervraging is om het horen voor getuigen en deskundigen minder ingrijpend te maken. Daarom moet de enquêtecommissie zich bij de ondervraging altijd afvragen of niet kan worden volstaan met een gewone hoorzitting. Als een enquêtegehoor toch écht nodig is, mogen getuigen en deskundigen in de weken die hieraan voorafgaan een schriftelijke verklaring afleggen en mogen ze bovendien aan het begin van het enquêtegehoor een openingsverklaring afleggen over de feiten waaromtrent van hen informatie wordt verlangd. Als de enquêtecommissie informatie van ambtenaren wil krijgen, dan moet ze bij een ondervraging die informatie eerst via de minister proberen te verkrijgen; pas als dat niet lukt, mag de ambtenaar worden opgeroepen voor gehoor. Al deze regels voor de ondervraging zijn door de Tweede Kamer in 2016 in een protocol neergelegd.

(Mr. Leon)