De inspraakverordening van waterschappen (1): wie krijgt inspraak?

WOENSDAG 9 JANUARI 2019 Over twee maanden zijn er weer verkiezingen voor de waterschappen. Waterschappen worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Wekelijks staat hier een bijdrage over waterschappen of de verkiezingen daarvoor. De bijdrage van deze week gaat over inspraak bij het algemeen bestuur, niet te verwarren met inspreken in een vergadering van het algemeen bestuur. Inspraak kan per waterschap verschillen. Hoe is dat geregeld in het (Zuid-Hollandse) hoogheemraadschap Delfland en in het (grotendeels) Gelderse Rivierenland? Vandaag beperk ik me tot de personen die inspraak hebben. Morgen komen ook andere aspecten van de inspraak ter sprake.

Algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat niet alleen uit vertegenwoordigers van de (meerderjarige) mensen die in het waterschap wonen (de ingezetenen), maar ook uit vertegenwoordigers van andere belanghebbenden. Die andere belanghebbenden zijn de bezitters van land- of tuinbouwgronden en van natuurterreinen en het bedrijfsleven (de ondernemers), die hun onderneming of bezit (o.a.) in het waterschap hebben. Het algemeen bestuur is tot op zekere hoogte vergelijkbaar met de gemeenteraad in de gemeente. In Delfland heet het algemeen bestuur verenigde vergadering (VV). In Rivierenland heet het algemeen bestuur.

Taken Het algemeen bestuur maakt onder andere verordeningen, waaronder de keur en de belastingverordening, stelt de jaarlijkse begroting en rekening vast, heft belastingen, stelt peilbesluiten en tal van plannen vast, waaronder de projectplannen uit de Waterwet.

Inspraak Ingezetenen en belanghebbenden hebben recht op inspraak bij het algemeen bestuur, dat wil zeggen dat zij er recht op hebben om bij zijn beleidsvoorbereiding betrokken te worden. Voor hun inspraakrechten moet elk waterschap een verordening maken, de inspraakverordening. Soms heeft men trouwens ook via andere wegen inspraakrechten, maar die blijven hier buiten beschouwing. Het algemeen bestuur stelt zelf de inspraakverordening vast.

Waterschapswet Het is de Waterschapswet die ingezetenen en belanghebbenden recht geven op inspraak. Wie zijn dat hier? De wet is hierover niet expliciet, maar ik neem aan dat belanghebbenden hier dezelfde zijn als de belanghebbenden die stemrecht hebben bij de verkiezingen voor het algemeen bestuur. Dat zijn dus de bezitters van land- of tuinbouwgronden, het bedrijfsleven (de ondernemers), de bezitters van natuurterreinen en de meerderjarigen. De wet geeft inspraak aan belanghebbenden én ingezetenen. Ik neem aan dat daarom ook de ingezetenen zonder stemrecht inspraak hebben, waaronder – in beginsel – de minderjarigen.

Waterschapswet en Awb Mogen waterschappen ook aan anderen een recht op inspraak geven? Ik denk van niet, tenminste niet in de inspraakverordening. Degenen aan wie het waterschap hierin inspraak moet geven, zijn dus ook meteen de enigen aan wie het hierin inspraak mag geven. Nu is het zo dat er in de Waterschapswet staat dat het waterschap op deze inspraak de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing mag verklaren. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure is een inspraakprocedure uit een andere wet, namelijk de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overheid mag volgens deze laatste procedure aan iedereen inspraak geven. Ik denk echter dat de regels die gaan over wie inspraakrecht heeft niet toepasselijk mogen worden verklaard in de inspraakverordening. Dat lees ik zo in de Waterschapswet.

Rivierenland Aan wie is in de inspraakverordeningen van Delfland en Rivierenland inspraak gegeven? Ik begin met Rivierenland. Dit waterschap verleent in zijn verordening inspraak aan ”ingezetenen en belanghebbenden”. In de verordening staat niet wie daartoe worden gerekend. We kunnen er daarom van uitgaan dat het de ondernemers en bezitters van land- of tuinbouwgronden of natuurterreinen en bewoners (al dan niet meerderjarig) zijn. De groep personen aan wie inspraak wordt verleend, is in Rivierenland dus in overeenstemming met de wet.

Delfland: ingezetenen In de inspraakverordening van Delfland staat wel een omschrijving van wie tot ingezetenen en tot belanghebbenden worden gerekend. Laat ik beginnen met de ingezetenen. Voor hun omschrijving wordt in de verordening verwezen naar een wetsartikel uit de Waterschapswet. Een beetje onzorgvuldig, want dat wetsartikel bestaat niet meer. In dat wetsartikel was vroeger de ingezetene gedefinieerd als degene die in het waterschap woont. Uitgaande van deze vroegere wettekst is de omschrijving van ingezetenen in overeenstemming met de wet.

Delfland: belanghebbenden De omschrijving van belanghebbenden in de inspraakverordening zou echter wel eens strijdig met de wet kunnen zijn. Ten eerste wordt in Delfland namelijk tot de belanghebbenden gerekend iedereen van wie het belang rechtstreeks is betrokken bij een voorgenomen besluit van het algemeen bestuur. Niet uitgesloten is dat hieronder óók een persoon valt die geen ingezetene is en evenmin ondernemer of bezitter van land- of tuinbouwgrond of natuurterrein is. Ten tweede worden in Delfland bovendien tot de belanghebbenden gerekend andere overheden. Andere overheden zijn hier nimmer ingezetene of ondernemer of bezitter van land- of tuinbouwgrond of natuurterrein. Ten derde ten slotte worden in Delfland tot de belanghebbenden gerekend rechtspersonen (zoals stichtingen en verenigingen) die algemene en collectieve belangen behartigen, zoals bijvoorbeeld een milieuorganisatie, een vakbond of een huurdersvereniging. Ook deze rechtspersonen hoeven geen ingezetene, ondernemer of bezitter van land- en tuinbouwgrond of natuurterrein te zijn. Mijn conclusie is daarom dat de omschrijving die Delfland aan belanghebbenden geeft te ruim is en niet in overeenstemming is met de wet. Ik moet hieraan wel toevoegen dat in de inspraakverordening weliswaar een omschrijving wordt gegeven van belanghebbenden maar er nergens expliciet staat aan wie inspraak wordt verleend. Evenmin zorgvuldig!

BRONNEN:

”Algemeen bestuur”

Artikel 12 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

Artikel B 2a van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): De leden van het algemeen bestuur worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van het waterschap en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

Artikel B 4 luidt (gedeeltelijk): Onder ingezetenen van Nederland, van de provincie, van het waterschap en van de gemeente verstaat deze wet hen die onderscheidenlijk in Nederland, in de provincie, in het waterschap en in de gemeente werkelijke woonplaats hebben.

”Taken”

Artikel 78 van de Waterschapswet luidt: Lid 1. Het algemeen bestuur maakt de verordeningen die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die het waterschap zijn opgedragen. Lid 2. Tevens stelt het algemeen bestuur vast de legger waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.

Artikel 83 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet. Lid 2 Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot: a. het vaststellen of wijzigen van de begroting;b. het vaststellen van de rekening; d. het heffen van belastingen of rechten; e. het vaststellen van verordeningen, behoudens het bepaalde in het derde lid; f. het vaststellen van peilbesluiten; g. het vaststellen van plannen krachtens bijzondere wetten, met uitzondering van projectplannen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Waterwet. Lid 3. De bevoegdheid tot het maken van keuren kan het algemeen bestuur slechts overdragen voorzover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door het algemeen bestuur in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen.

”Inspraak”

Artikel 79 luidt (gedeeltelijk): Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van dat bestuur worden betrokken.

”Waterschapswet”

Artikel 12 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

Artikel B 2a van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): De leden van het algemeen bestuur worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van het waterschap en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

Artikel B 4 luidt (gedeeltelijk): Onder ingezetenen van Nederland, van de provincie, van het waterschap en van de gemeente verstaat deze wet hen die onderscheidenlijk in Nederland, in de provincie, in het waterschap en in de gemeente werkelijke woonplaats hebben.

Waterschapswet en Awb”

Artikel 79 van de Waterschapswet luidt:Lid 1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van dat bestuur worden betrokken. Lid 2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald.

Artikel 3:15 (uit afdeling 3.4) van de Algemene wet bestuursrecht luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Lid 2. Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

”Rivierenland”

Artikel 4 van de Inspraakverordening waterschap Rivierenland 2010 luidt: Inspraakgerechtigden. Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

”Delfland: ingezetenen”

Artikel 1 van de Inspraakverordening Delfland 2011 luidt: Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. inspraak: een door of namens het college van dijkgraaf en hoogheemraden geboden gelegenheid voor ingezetenen en belanghebbenden om hun mening over te nemen besluiten van de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland kenbaar te maken; b. ingezetenen: ingezeten als bedoeld in artikel 11 Waterschapswet; c. belanghebbenden: belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht.

”Delfland: belanghebbenden”

Artikel 1 van de Inspraakverordening Delfland 2011 luidt: Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. inspraak: een door of namens het college van dijkgraaf en hoogheemraden geboden gelegenheid voor ingezetenen en belanghebbenden om hun mening over te nemen besluiten van de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland kenbaar te maken; b. ingezetenen: ingezeten als bedoeld in artikel 11 Waterschapswet; c. belanghebbenden: belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht luidt: Lid 1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Lid 2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. Lid 3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Eerste Rotterdamse veroordeling voor straatintimidatie (2): het uitjouwverbod en het lastigvallenverbod

DINSDAG 8 JANUARI 2019 Half december heeft de rechtbank Rotterdam iemand veroordeeld wegens straatintimidatie. Dat was de eerste keer. Straatintimidatie is een nieuw strafbaar feit. Het staat echter niet in het Wetboek van Strafrecht. Het staat in de APV van de gemeente Rotterdam. Mág een gemeente het wel strafbaar stellen? De bijdrage van vandaag is het vervolg op die van gisteren. De bijdrage van gisteren is hierin helemaal opgenomen en een beetje uitgebreid.

APV Elke gemeente heeft een algemene plaatselijke verordening (APV) waarin ze haar huishouding naar eigen inzicht regelt. In de Rotterdamse APV zijn bijvoorbeeld regelingen opgenomen over betogingen, veiligheid op de weg, evenementen, overlast, vuurwerk en de openbare orde. Onder Openbare orde is de straatintimidatie geregeld. De APV wordt vastgesteld door de gemeenteraad.

Straatintimidatie Sinds vorig jaar kent de Rotterdamse APV een artikel over straatintimidatie. Het luidt als volgt: Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw individueel of in groepsverband een ander of anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.

Uitleg Hoe dit artikel uit te leggen? De rechtbank zegt dat zowel uitjouwen als lastigvallen hierin worden strafbaar gesteld en dat aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen slechts een invulling zijn van het laatste begrip.

Feiten Wat is er feitelijk gebeurd? De rechtbank zegt hierover het volgende. Het gebeurde afgelopen zomer, in de openbare ruimte in het centrum van Rotterdam. Feit 1. De dader roept tegen enkele vrouwen die hem passeren: ‘Hey, mooie dames. Waar gaan jullie naartoe?’ Hij brengt zijn linkerhand in de richting van zijn mond en tuit zijn lippen en maakt kusgebaren in de richting van de vrouwen. Een van de vrouwen zegt: ‘Kom we gaan weg hier’. Hierop lopen de vrouwen terug in de richting van het Binnenwegplein. De verdachte roept hen na: ‘Waar komen jullie vandaan? Kom mee naar de South-Side’ De vrouwen reageren niet en lopen door. Een andere vrouw komt uit de richting van het Binnenwegplein. De verdachte zegt tegen haar: ‘Hey schatje, ga je nu al weg? Blijf nog even met me’. De vrouw reageert niet en loopt door. Feit 2. De dader kijkt in de richting van een vrouw die ergens zit. Hij gaat naast de vrouw zitten en blijft in de richting van de vrouw kijken. De vrouw schuift een meter op. De dader spreekt de vrouw aan en roept: ‘Hey mooie dame, je ziet er goed uit.’ De vrouw reageert en zegt: ‘Dankjewel’ en negeert hem. Hij tuit zijn lippen en maakt kus- en handgebaren in de richting van de vrouw. Hij loopt weg en spreekt drie andere vrouwen aan. De vrouwen reageren niet. Hij tuit zijn lippen en maakt kus- en handgebaren in de richting van de vrouwen en zegt: ‘Doei schatjes, fijne avond’. De rechtbank zegt dat de dader zich door deze feiten heeft schuldig gemaakt aan straatintimidatie, en – preciezer gezegd – aan lastigvallen.

Bovengrens 1Terug naar de APV. Een artikel in de APV of een gedeelte daarvan mag niet in strijd zijn met een hogere regeling, zoals een parlementaire wet of de Grondwet. Maar wanneer is dat het geval? Wanneer wordt met andere woorden de bovengrens geschonden? De rechtbank zegt hierover dat een APV-bepaling in strijd is met een parlementaire wet als – onder andere – die wet hetzelfde onderwerp regelt, dat vanuit hetzelfde motief doet en bovendien geen ruimte laat voor aanvulling met een regeling zoals die van dit gemeentelijk APV-artikel.

Uitjouwen De rechtbank zegt dat het gemeentelijk verbod van uitjouwen in strijd is met de wet. Het is namelijk met enkele artikelen uit het Wetboek van Strafrecht in strijd. Te weten de wetboekartikelen over opzettelijke belediging (zoals artikel 266) en bedreiging (zoals artikel 285). Deze artikelen regelen namelijk hetzelfde onderwerp en vanuit hetzelfde motief als het gemeentelijke APV-artikel over straatintimidatie en bovendien laten ze geen ruimte voor aanvulling. Het uitjouwverbod in de Rotterdamse APV is daarom in strijd met een parlementaire wet, en daarmee onverbindend (ongeldig).

Lastigvallen De rechtbank zegt dat dit niet het geval is met het Rotterdams verbod van lastigvallen. Dit gedeelte van het APV-artikel over straatintimidatie is dus niet in strijd met een parlementaire wet. Echter, dat betekent niet automatisch dat het geldig is en dat mensen die het hebben overtreden strafbaar zijn.

Bovengrens 2 Parlementaire wetten – zoals het Wetboek van Strafrecht – zijn niet de enige bovengrens van een APV. Alle hogere regelingen zijn bovengrens voor een APV. Een APV mag bijvoorbeeld evenmin in strijd zijn met de provinciale verordening, de Grondwet en een verdrag.

Grondwet De rechtbank gaat na of het onderdeel lastigvallen uit het APV-artikel strijdt met een verdrag (het Europees mensenrechtenverdrag) of de Grondwet. En concludeert dat er geen strijd is met het verdrag, maar wél met de Grondwet. Het onderdeel lastigvallen is namelijk in strijd met de vrijheid van meningsuiting. Dat is een grondrecht of te wel mensenrecht dat is geregeld in artikel 7 (lid 3) van de Grondwet. Daarin staat onder andere: Voor het openbaren van gedachten of gevoelens (..) heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De rechtbank zegt dat met mondelinge uitlatingen (zoals die van de dader) gedachten of gevoelens worden geuit. Die uitlatingen vallen daardoor onder de vrijheid van meningsuiting. Het Rotterdamse straatintimidatieverbod beperkt dus de vrijheid van meningsuiting. Een beperking van deze vrijheid levert niet per se strijd op met het grondrecht. Het grondrecht geldt namelijk niet onbeperkt. Het mag beperkt worden: dat volgt uit de woorden behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Met wet wordt hier bedoeld een parlementaire wet: de vrijheid van meningsuiting mag dus alleen beperkt worden in een parlementaire wet. Een APV is géén parlementaire wet. De Rotterdamse APV waarin het straatintimidatieverbod staat, is géén geldige beperking van de vrijheid van meningsuiting. De rechtbank concludeert dat het in strijd is met de Grondwet. Voor zover een APV-artikel in strijd is met de Grondwet, is het onverbindend, anders gezegd: geldt het niet.

Toch veroordeeld En toch komt de rechtbank in deze rechtszaak tot een veroordeling en een strafoplegging wegens overtreding van het straatintimidatieverbod uit de APV. Is hier sprake van een foutje van de rechtbank? Een bureaucratische verschrijving? Neen. Hij wordt namelijk niet veroordeeld voor zijn mondelinge uitlatingen, want die vallen onder het openbaren van gedachten en gevoelens. Hij wordt wél veroordeeld voor zijn kus- en handgebaren, want die vallen in deze situatie niet onder het openbaren van gedachten of gevoelens. De kus- en handgebaren zijn hier dus geen beperking van het grondrecht vrijheid van meningsuiting. Het Rotterdamse straatintimidatieverbod verbiedt niet alleen mondelinge uitlatingen maar ook dergelijke kus- en handgebaren.

Dus het mag slechts beetje wel Is het Rotterdams straatintimidatieverbod geldig? Het uitjouwverbod is ongeldig. Het lastigvallenverbod is ongeldig voor wat betreft mondelinge uitlatingen; het is echter geldig voor wat betreft andere uitlatingen. Kusgebaren zijn (hier) geen mondelinge uitlatingen!

BRONNEN:

”APV”

Artikel 108 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten.

Artikel 149 luidt: De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

”Uitleg”

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: De eerste twee begrippen, ‘uitjouwen’ en ‘lastigvallen’, vormen de kern van het verwijt en zijn daarmee de kwalificerende begrippen in de tenlastelegging. Het derde begrip ‘aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen’ vormt een invulling van het begrip ‘lastigvallen’.

”Bovengrens”

Artikel 121 Gemeentewet luidt: De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn.

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: Bij de uitleg van alle drie de begrippen moet steeds in het oog worden gehouden dat het in artikel 2:1a APV strafbaar gestelde gedrag een begrenzing vindt in strafbare feiten die al op andere wijze (bij wet in formele zin) zijn strafbaar gesteld.De gemeentelijke wetgever heeft namelijk een relatief ruime, maar wel slechts aanvullende verordenende bevoegdheid. Uit de toelichting wordt afgeleid dat het motief van de strafbaarstelling van straatintimidatie primair is gelegen in de bescherming van het openbare leven in de openbare ruimte en daarmee de openbare orde. In het verlengde daarvan moet de strafbaarstelling de personen die de straatintimidatie rechtstreeks ondergaan en de personen die het waarnemen beschermen. Bij de duiding van de begrippen moet van deze motieven van de gemeentelijke regelgever worden uitgegaan.

”Uitjouwen”

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: Toch laat het begrip uitjouwen zich lastig duiden wanneer daarbij wordt bedacht dat die uitlatingen dan bijvoorbeeld niet beledigend of bedreigend van aard mogen zijn. Dan zou immers dat gedrag al in het Wetboek van Strafrecht zijn strafbaar gesteld en is er geen ruimte voor strafbaarstelling door de gemeentelijke regelgever.

Het kwalificerende begrip uitjouwen is een smal begrip. Dit vindt zijn oorzaak in de betekenis die aan het begrip moet worden toegekend waardoor het begrip zijn begrenzing vaak zal vinden in andere strafbaarstellingen.

Artikel 266 Wetboek van Strafrecht luidt: Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 285 luidt (gedeeltelijk): Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

”Lastigvallen”

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: Lastigvallen als kwalificerend begrip is juist breed en ziet vooral op het (be)naderen met oneerzame bedoelingen. Die oneerzame bedoelingen zullen dan moeten volgen en/of worden ingekleurd door de ‘aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen’ waarmee iemand of meerdere personen worden benaderd. Het moet dan gaan om uitlatingen of handelingen die ergernis veroorzaken. Van deze betekenissen van de begrippen zal bij de verdere beoordeling worden uitgegaan.

”Grondwet”

Artikel 7 Grondwet. Lid 1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Lid 2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending. Lid 3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: Het tweede zinsdeel van artikel 7 lid 3 Gw luidt: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Dit zinsdeel duidt erop dat dit grondrecht mag worden beperkt maar alleen bij wet in formele zin. De vraag die zich hier opdringt is daarom of de strafbaarstelling zoals deze in artikel 2:1a van de APV is geformuleerd niet op gespannen voet staat met dit uitgangspunt. Dat is het geval als in een concrete zaak de ten laste gelegde handelingen als het openbaren van gedachten of gevoelens moeten worden aangemerkt. Het gevolg daarvan is dat artikel 2:1a APV – voor dat deel – onverbindend is en bewezenverklaarde feiten (deels) niet strafbaar zullen zijn.

Conclusie artikel 7 Grondwet

Voor zover onder de strafbaarstelling van artikel 2:1a APV het openbaren van gedachten of gevoelens wordt gebracht is dat artikel onverbindend omdat de APV geen wet in formele zin is. Dit betekent overigens helemaal niet dat het uiten van bepaalde gedachten of gevoelens niet moreel verwerpelijk kan zijn of dat strafbaarstelling van dergelijke uitspraken onmogelijk zou zijn. Het betekent niet meer en niet minder dan dat de manier waarop het nu is geregeld een zekere beperking met zich meebrengt.

De bewezenverklaarde mondelinge uitlatingen van de verdachte vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Die uitlatingen zijn te beschouwen als het uiten van een gedachte of gevoelen zoals omschreven in artikel 7 lid 3 Gw.

Uitingen die vallen onder de vrijheid van meningsuiting mogen alleen worden beperkt bij wet in formele zin. De APV is geen wet in formele zin en daarom is artikel 2:1a APV niet-verbindend. Gevolg daarvan is dat de bewezenverklaarde uitspraken van de verdachte als zodanig niet strafbaar zijn en de verdachte in zoverre zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

”Toch veroordeeld”

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: De bewezenverklaarde kus- en/of handgebaren vallen daarentegen niet onder vrijheid van meningsuiting (..) Ook zijn de kus- en handgebaren binnen de vastgestelde context niet onmiskenbaar te beschouwen als het uiten van een gedachte of gevoelen (..)

Eerste Rotterdamse veroordeling voor straatintimidatie (1): het uitjouwverbod

MAANDAG 7 JANUARI 2019 Half december heeft de rechtbank Rotterdam iemand veroordeeld wegens straatintimidatie. Dat was de eerste keer. Straatintimidatie is een nieuw strafbaar feit. Het staat echter niet in het Wetboek van Strafrecht. Het staat in de APV van de gemeente Rotterdam. Mág een gemeente het wel strafbaar stellen?

APV Elke gemeente heeft een algemene plaatselijke verordening (APV) waarin ze haar huishouding naar eigen inzicht regelt. In de Rotterdamse APV zijn bijvoorbeeld regelingen opgenomen over betogingen, veiligheid op de weg, evenementen, overlast, vuurwerk en de openbare orde. Onder Openbare orde is de straatintimidatie geregeld. De APV wordt vastgesteld door de gemeenteraad.

Straatintimidatie Sinds vorig jaar kent de Rotterdamse APV een artikel over straatintimidatie. Het luidt als volgt: Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw individueel of in groepsverband een ander of anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.

Uitleg Hoe dit artikel uit te leggen? De rechtbank zegt dat zowel uitjouwen als lastigvallen hierin worden strafbaar gesteld en dat aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen slechts een invulling zijn van het laatste begrip.

Bovengrens Een artikel in de APV of een gedeelte daarvan mag niet in strijd zijn met een hogere regeling, zoals een parlementaire wet of de Grondwet. Maar wanneer is dat het geval? Wanneer wordt met andere woorden de bovengrens geschonden? De rechtbank zegt hierover dat een APV-bepaling in strijd is met een parlementaire wet als – onder andere – die wet hetzelfde onderwerp regelt, dat vanuit hetzelfde motief doet en bovendien geen ruimte laat voor aanvulling met een regeling zoals die van dit gemeentelijk APV-artikel.

Uitjouwen De rechtbank zegt dat het gemeentelijk verbod van uitjouwen in strijd is met de wet. Het is namelijk met enkele artikelen uit het Wetboek van Strafrecht in strijd. Te weten de wetboekartikelen over opzettelijke belediging (artikel 266) en bedreiging (artikel 285). Deze artikelen regelen namelijk hetzelfde onderwerp en vanuit hetzelfde motief als het gemeentelijke APV-artikel over straatintimidatie en bovendien laten ze geen ruimte voor aanvulling. Het uitjouwverbod in de Rotterdamse APV is daarom in strijd met een parlementaire wet, en daarmee onverbindend (ongeldig).

Lastigvallen De rechtbank zegt dat dit niet het geval is met het Rotterdams verbod van lastigvallen. Dit gedeelte van het APV-artikel over straatintimidatie is dus niet in strijd met een parlementaire wet. Echter, dat betekent niet automatisch dat het geldig is en dat mensen die het hebben overtreden strafbaar zijn.

Morgen volgt hier een tweede en laatste bijdrage over het Rotterdamse vonnis. Daarin krijgt de laatste zin van de vorige alinea uitwerking.

BRONNEN:

”APV:”

Artikel 108 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten.

Artikel 149 luidt: De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

”Uitleg:”

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: De eerste twee begrippen, ‘uitjouwen’ en ‘lastigvallen’, vormen de kern van het verwijt en zijn daarmee de kwalificerende begrippen in de tenlastelegging. Het derde begrip ‘aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen’ vormt een invulling van het begrip ‘lastigvallen’.

”Bovengrens:”

Artikel 121 Gemeentewet luidt: De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn.

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: Bij de uitleg van alle drie de begrippen moet steeds in het oog worden gehouden dat het in artikel 2:1a APV strafbaar gestelde gedrag een begrenzing vindt in strafbare feiten die al op andere wijze (bij wet in formele zin) zijn strafbaar gesteld. De gemeentelijke wetgever heeft namelijk een relatief ruime, maar wel slechts aanvullende verordenende bevoegdheid. Uit de toelichting wordt afgeleid dat het motief van de strafbaarstelling van straatintimidatie primair is gelegen in de bescherming van het openbare leven in de openbare ruimte en daarmee de openbare orde. In het verlengde daarvan moet de strafbaarstelling de personen die de straatintimidatie rechtstreeks ondergaan en de personen die het waarnemen beschermen. Bij de duiding van de begrippen moet van deze motieven van de gemeentelijke regelgever worden uitgegaan.

Uitjouwen:

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: Toch laat het begrip uitjouwen zich lastig duiden wanneer daarbij wordt bedacht dat die uitlatingen dan bijvoorbeeld niet beledigend of bedreigend van aard mogen zijn. Dan zou immers dat gedrag al in het Wetboek van Strafrecht zijn strafbaar gesteld en is er geen ruimte voor strafbaarstelling door de gemeentelijke regelgever.

Het kwalificerende begrip uitjouwen is een smal begrip. Dit vindt zijn oorzaak in de betekenis die aan het begrip moet worden toegekend waardoor het begrip zijn begrenzing vaak zal vinden in andere strafbaarstellingen.

Artikel 266 Wetboek van Strafrecht luidt: Elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 285 luidt (gedeeltelijk): Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

”Lastigvallen:”

De rechtbank Rotterdam overweegt op 19 december 2018: Lastigvallen als kwalificerend begrip is juist breed en ziet vooral op het (be)naderen met oneerzame bedoelingen. Die oneerzame bedoelingen zullen dan moeten volgen en/of worden ingekleurd door de ‘aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen’ waarmee iemand of meerdere personen worden benaderd. Het moet dan gaan om uitlatingen of handelingen die ergernis veroorzaken. Van deze betekenissen van de begrippen zal bij de verdere beoordeling worden uitgegaan.

BTW

WOENSDAG 2 JANUARI 2019 De btw – de belasting over de toegevoegde waarde – is sinds gisteren hoger. De btw is een omzetbelasting; de belasting bestaat uit een percentage van de omzet. Dat percentage is 21%; dat is niet veranderd. Voor sommige goederen en diensten geldt echter een lager percentage. Dat lagere percentage bedroeg tot 1 januari 6% maar bedraagt sinds gisteren 9%. Anderhalf keer zoveel dus! Wat valt er zoal onder het lage tarief? En wie heeft het verhoogd en waarom?

Inclusief De consument die goederen en diensten afneemt van een ondernemer, betaalt daarvoor een prijs inclusief btw. De ondernemer die de goederen en diensten verstrekt, draagt de btw enige tijd later af aan de belastingdienst.

Boeken Het lage percentage gold en geldt onder andere voor boeken. De prijs van een nieuw boek dat in de winkel ligt voor 43,60 euro bestaat dus voor 3,60 euro uit btw (of te wel omzetbelasting). Datzelfde boek was tot 1 januari te koop voor 42,40 euro.

Zwembad Ook de ticket voor een zwembad of het abonnement voor een sportschool viel en valt onder het lage tarief.

Kopje Dat geldt net zo goed voor het kopje koffie op een (verwarmd) terras of in het café.

Schouwburg En voor de toneelvoorstelling in de schouwburg, de dierentuin, het museum, het attractiepark en de bioscoop.

Fietsenmaker Ook het herstellen van fietsen, schoenen en kleren viel en valt onder het lage percentage. Ook hun klanten krijgen dus te maken met een prijsverhoging.

Kapper Daarmee krijgt ook de clientèle van de kapper te maken. Maar ook de btw voor de (witte) schoonmaker en de (winter)schilder is van 6 naar 9% gegaan.

Wet Voor deze verhoging van het btw-tarief was een wetswijziging nodig. Het gaat hier om de Wet op de Omzetbelasting 1968. Dat is een parlementaire wet. Voor een wijziging daarvan is de medewerking van het parlement nodig. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben dus ingestemd met de wetswijziging. Het voorstel voor de wetswijziging komt van de regering. De regering stelde deze verhoging voor ter compensatie van een belastingverlaging op inkomen uit arbeid, zo staat het in de toelichting.

Boeken De winkelprijs van een Nederlands boek dat in de afgelopen maanden op de markt is gekomen, mag niet zomaar worden verhoogd. De uitgever moet daarvoor namelijk een vaste prijs vaststellen, en die prijs mag pas na een half jaar worden veranderd. Dat is zo wettelijk geregeld, in de Wet op de vaste boekenprijs. Daarom is deze wet tegelijkertijd met de Wet op de Omzetbelasting 1968 gewijzigd. De wetswijziging laat toe dat ook de prijs van een Nederlands boek waarvoor in het afgelopen half jaar al een vaste prijs is vastgesteld wordt verhoogd, maar alleen ter compensatie van het hogere btw-tarief.

BRONNEN:

Inclusief”:

Artikel 1 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 luidt (gedeeltelijk): Onder de naam ‘omzetbelasting’ wordt een belasting geheven ter zake van: a. leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht;

Artikel 3 luidt (gedeeltelijk): Leveringen van goederen zijn: a. de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken;

Artikel 4 luidt (gedeeltelijk): Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 3.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. Waar in deze wet wordt gesproken van bedrijf, wordt daaronder mede verstaan: a. beroep;

Artikel 8 luidt (gedeeltelijk): De (omzet)belasting wordt berekend over de vergoeding. De vergoeding is het totale bedrag dat ter zake van de levering of de dienst in rekening wordt gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen.

Artikel 12 luidt (gedeeltelijk): De belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering of de dienst verricht.

”Boeken tot en met kapper”:

Artikel 9 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 luidt: Lid 1. De belasting bedraagt 21 percent. Lid 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting: a. 9 percent voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel I; b. nihil voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden.

Tabel I. behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 luidt (gedeeltelijk):

a.

1. voedingsmiddelen, te weten: a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;

30. boeken (..); dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;

b.

3. het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden;

4. het herstellen van fietsen;

5. het herstellen van schoeisel en lederwaren;

6. het herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen;

7. de diensten die door kappers als zodanig worden verricht;

8. het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming;

14. het verlenen van toegang tot: a. circussen; b. dierentuinen; c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën; d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak; e. bioscopen; f. sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke; g. attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen;

19. het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten;

20. het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen.

”Wet”:

Artikel 81 Grondwet luidt: De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk.

Artikel 51 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

Memorie van toelichting bladzijden 22 en 23 bij het wetsontwerp: Het kabinet stelt voor het verlaagde btw-tarief te verhogen van 6 naar 9 percent. Deze maatregel past in het streven dat is gericht op een schuif in de belastingmix van directe naar indirecte belastingen. De verhoging van het verlaagde btw-tarief is direct verbonden met de voorstellen die zien op de structurele verlaging van de belastingen op inkomen. Door het samenstel van fiscale maatregelen gaan alle inkomensgroepen er de komende jaren in koopkracht op vooruit. Het belasten van consumptie is economisch minder verstorend dan het belasten van inkomen.

”Boeken”:

Artikel 5: Lid 1. De uitgever en de importeur kunnen de vaste prijs telkens na verloop van een half jaar aanpassen met ingang van een daarbij te bepalen tijdstip. Lid 3. In afwijking van het eerste lid kunnen de uitgever en de importeur de vaste prijs eerder dan na verloop van een half jaar aanpassen met ingang van een daarbij te bepalen tijdstip ter verdiscontering van een wijziging van het belastingpercentage, genoemd in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968. (De toevoeging van lid 3 is de wijziging van deze wet.)

Havens gesloten voor schip met drenkelingen

VRIJDAG 28 DECEMBER 2018 Gisteren stond in de Frankfurter Allgemeine Zeitung het bericht dat een schip vorige week zaterdag enkele tientallen drenkelingen heeft gered uit de Middellandse Zee, en sindsdien op zoek is naar een haven waar ze aan land mogen gaan. Italië en Malta lagen het meest voor de hand, maar de autoriteiten van deze landen hebben het verzoek afgewezen. De drenkelingen zijn migranten die ergens voor de Libische kust op volle zee aan boord zijn gekomen. Hierbij enige staatsrechtelijke helderheid bij deze problematiek.

Duitse vlag Het schip heet Sea-Watch. Het is een in Enkhuizen gebouwd schip dat sinds enkele jaren wordt gebruikt door een ngo, Mare Liberum. Het vaart tegenwoordig onder Duitse vlag. Over de betekenis van de vlag: zie https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=535.

Territoriale wateren Het schip moet om een haven van een land aan te doen de territoriale wateren van dat land in. Territoriale wateren worden ook wel territoriale zee genoemd. De territoriale wateren strekken zich uit over een strook van ongeveer 20 km langs de kust. Deze wateren vallen onder de soevereiniteit van de kuststaat. Italië en Malta hebben territoriale wateren, net als bijvoorbeeld Nederland.

Onschuldige doorvaart Die soevereiniteit moet echter wijken voor schepen die de territoriale wateren gebruiken voor een onschuldige doorvaart. Daarvan is sprake als het schip – eenvoudig gezegd – alleen maar gebruik maakt van de territoriale wateren om er doorheen te varen op weg naar een verder gelegen bestemming. De kuststaat mag die doorvaart niet verbieden, omdat het recht op onschuldige doorvaart in verdragen is geregeld.

Haven aandoen Bij een schip dat van plan is om een haven van de kuststaat aan te doen, bijvoorbeeld om daar drenkelingen aan land te brengen, is geen sprake van onschuldige doorvaart. De kuststaat mag die doorvaart dan ook wel verbieden en er handhavend tegen optreden.

Ontschepening op zee Ook bij een schip dat midden op zee – ver van een haven maar wel ergens in de territoriale wateren – voor anker gaat om de drenkelingen over te brengen naar een ander schip, is geen sprake van onschuldige doorvaart. De kuststaat mag haar de doorvaart verbieden en er handhavend tegen optreden.

Veilige plaats Dat is echter niet het hele verhaal. Volgens een ander verdrag kan een land namelijk verplicht zijn om een schip te helpen met drenkelingen aan boord. Die hulp bestaat er dan uit dat dit land de drenkelingen overneemt en naar een veilige plaats brengt. Die verplichting is er voor het land dat verantwoordelijk is voor de opsporing en redding van drenkelingen in het gebied waar zij aan boord van het reddende schip zijn gekomen. Wat de Middellandse Zee betreft, is er altijd wel een land dat zo’n verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, ook in gebieden die deel uitmaken van de volle zee (high seas).

Plaats versus haven Het verdrag is er niet duidelijk over of onder een veilige plaats altijd moet worden verstaan dat dit ergens aan land is. Een veilige plaats zou dus ook kunnen zijn een ander schip, maar dan wel een met meer faciliteiten, zoals ziekenboeg en genoeg eten en drinken. Ik weet niet welk land verantwoordelijk is voor de opsporing en redding van de drenkelingen die zich aan boord van de Sea-Watch bevinden.

Nederland Italië en Malta willen hun havens in elk geval niet open stellen voor de Sea-Watch. In de Frankfurter Allgemeine Zeitung stond dat Mare Liberum ook aan de Duitse, Franse, Spaanse en Nederlandse autoriteiten toestemming heeft gevraagd om een haven aan te doen zodat de drenkelingen daar aan land kunnen. In het krantenbericht stond dat nog geen enkele autoriteit heeft gereageerd!

BRONNEN:

Territoriale wateren:

Artikel 2 van United Nations Convention on the Law of the Sea – UNCLOS- luidt (gedeeltelijk): The sovereignty of a coastal State extends, beyond its land territory and internal waters and, in the case of an archipelagic State, its archipelagic waters, to an adjacent belt of sea, described as the territorial sea.

Artikel 3 luidt (gedeeltelijk): Every State has the right to establish the breadth of its territorial sea up to a limit not exceeding 12 nautical miles, measured from baselines determined in accordance with this Convention.

Artikel 11 luidt (gedeeltelijk): For the purpose of delimiting the territorial sea, the outermost permanent harbour works which form an integral part of the harbour system are regarded as forming part of the coast. Off-shore installations and artificial islands shall not be considered as permanent harbour works.

Onschuldige doorvaart:

Artikel 17 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Subject to this Convention, ships of all States, whether coastal or land-locked, enjoy the right of innocent passage through the territorial sea.

Haven aandoen:

Artikel 18 United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Passage means navigation through the territorial sea for the purpose of: (a) traversing that sea without entering internal waters or calling at a roadstead or port facility outside internal waters; or (b) proceeding to or from internal waters or a call at such roadstead or port facility. Passage shall be continuous and expeditious. However, passage includes stopping and anchoring, but only in so far as the same are incidental to ordinary navigation or are rendered necessary by force majeure or distress or for the purpose of rendering assistance to persons, ships or aircraft in danger or distress.

Ontschepening op zee:

Artikel 19 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Passage is innocent so long as it is not prejudicial to the peace, good order or security of the coastal State. Such passage shall take place in conformity with this Convention and with other rules of international law. Passage of a foreign ship shall be considered to be prejudicial to the peace, good order or security of the coastal State if in the territorial sea it engages in any of the following activities: (g) the loading or unloading of any commodity, currency or person contrary to the customs, fiscal, immigration or sanitary laws and regulations of the coastal State; (l) any other activity not having a direct bearing on passage.

Artikel 25: The coastal State may take the necessary steps in its territorial sea to prevent passage which is not innocent.

Artikel 21: The coastal State may adopt laws and regulations, in conformity with the provisions of this Convention and other rules of international law, relating to innocent passage through the territorial sea, in respect of all or any of the following: (h) the prevention of infringement of the customs, fiscal, immigration or sanitary laws and regulations of the coastal State. The coastal State shall give due publicity to all such laws and regulations. Foreign ships exercising the right of innocent passage through the territorial sea shall comply with all such laws and regulations and all generally accepted international regulations relating to the prevention of collisions at sea.

Veilige plaats en plaats versus haven:

Artikel 98 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Every State shall require the master of a ship flying its flag, in so far as he can do so without serious danger to the ship, the crew or the passengers: (a) to render assistance to any person found at sea in danger of being lost; (b) to proceed with all possible speed to the rescue of persons in distress, if informed of their need of assistance, in so far as such action may reasonably be expected of him.

Artikel 1.3 van de Annex van de International Convention on maritime search and rescue, 1979 – SAR – luidt (gedeeltelijk): The terms listed below are used in the Annex with the following meanings: .1 ‘Search’. An operation, normally co-ordinated by a rescue co-ordination centre or rescue sub-centre, using available personnel and facilities to locate persons in distress; .2 ‘Rescue’. An operation to retrieve persons in distress, provide for their initial medical or other needs, and deliver them to a place of safety;

Artikel 3.1.9 luidt (gedeeltelijk): Parties shall co-ordinate and co-operate to ensure that masters of ships providing assistance by embarking persons in distress at sea are released from their obligations with minimum further deviation from the ships’ intended voyage, provided that releasing the master of the ship from these obligations does not further endanger the safety of life at sea. The Party responsible for the search and rescue region in which such assistance is rendered shall exercise primary responsibility for ensuring such co-ordination and co-operation occurs, so that survivors assisted are disembarked from the assisting ship and delivered to a place of safety, taking into account the particular circumstances of the case and guidelines developed by the Organization. In these cases, the relevant Parties shall arrange for such disembarkation to be effected as soon as reasonably practicable.

Nederland en de Veiligheidsraad

MAANDAG 24 DECEMBER 2018 Morgen is het Kerstmis. Als ik aan Kerstmis denk, dan denk ik onder andere aan – het is een cliché – vrede op aarde. En ons land heeft het (bijna) afgelopen jaar een bijzondere bijdrage geleverd aan de wereldvrede: het was lid van de Veiligheidsraad van de VN. Hoe werkt de Veiligheidsraad?

VN De Verenigde Naties bestaat sinds 1945. Het overgrote deel van alle landen is er lid van: er zijn nu 193 staten lid. De Veiligheidsraad (Security Council) is net als de Algemene Vergadering (General Assembly) en het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice) een VN-orgaan.

Leden van de Algemene Vergadering Alle staten die lid zijn van de VN hebben een zetel in de Algemene Vergadering. Elk lid heeft daarin één stem.

Veiligheidsraad Zijn belangrijkste taak is de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

Leden van de Veiligheidsraad De Veiligheidsraad bestaat uit 5 landen met een vast lidmaatschap (de vijf permanente leden) en 10 landen die tijdelijk lid zijn. China, Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Russische Federatie en Frankrijk zijn de permanente leden.

Niet permanente leden Het tijdelijk lidmaatschap duurt één of twee jaar. Nederland is één jaar lid geweest. Tijdelijke leden worden gekozen door de Algemene Vergadering. Voor een geldige keuze is een gewone meerderheid niet genoeg, maar is een 2/3 meerderheid nodig. Er is geen sprake van een vaste roulatie van tijdelijke leden. Een staat zal moeten ”solliciteren”. En de Veiligheidsraad geeft vooraf zijn oordeel over de geschiktheid van een kandidaat.

Besluiten Veiligheidsraad Elk lid heeft één stem. Voor besluiten over internationale vrede en veiligheid heeft echter elk vast lid vetorecht. Daar komt nog eens bij dat een gewone meerderheid van de (15) stemmen niet genoeg is: er zijn negen stemmen nodig voor een geldig besluit. Dat is een stem meer dan de gewone meerderheid.

Nederland Nederland is één jaar lid geweest. Bolivia, Ivoorkust, Equatoriaal-Guinea, Ethiopië, Kazachstan, Koeweit, Peru, Polen en Zweden waren in 2018 de andere negen tijdelijke leden. Ons voorlaatste lidmaatschap, was in 2000.

2018 De Veiligheidsraad heeft in 2018 heel wat af vergaderd. In november tel ik 13 vergaderdagen, vaak meerdere vergaderingen op een dag. De andere maanden laten geen rustiger beeld zien. In december is er tot begin vorige week op minstens negen dagen vergaderd. Daar komen dan nog enkele vergaderingen bij. Zo staat in de krant van vandaag dat de Veiligheidsraad afgelopen vrijdag besloot om een Nederlandse (oud) militair een VN-waarnemingsmissie in Jemen te laten leiden.

2019 Ivoorkust, Equatoriaal-Guinea, Koeweit, Peru en Polen zijn in 2019 weer tijdelijk lid van de Veiligheidsraad. Indonesië en Zuid-Afrika zijn nieuwe leden, net als buurlanden België en Duitsland. Omdat Groot-Brittannië permanent lid is, zijn al le buurlanden volgend jaar lid van de Veiligheidsraad.

Bronnen:

VN:

Artikel 7 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): There are established as the principal organs of the United Nations: a General Assembly, a Security Council, an Economic and Social Council, a Trusteeship Council, an International Court of Justice, and a Secretariat.

Leden van de Algemene Vergadering:

Artikel 9 luidt (gedeeltelijk): The General Assembly shall consist of all the Members of the United Nations.

Veiligheidsraad:

Artikel 24 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): In order to ensure prompt and effective action by the United Nations, its Members confer on the Security Council primary responsibility for the maintenance of international peace and security, and agree that in carrying out its duties under this responsibility the Security Council acts on their behalf.

Leden van de Veiligheidsraad:

Artikel 23 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): The Security Council shall consist of fifteen Members of the United Nations. The Republic of China, France, the Union of Soviet Socialist Republics, the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, and the United States of America shall be permanent members of the Security Council.

Niet-permanente leden:

Artikel 23 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): The General Assembly shall elect ten other Members of the United Nations to be non-permanent members of the Security Council, due regard being specially paid, in the first instance to the contribution of Members of the United Nations to the maintenance of international peace and security and to the other purposes of the Organization, and also to equitable geographical distribution. The non-permanent members of the Security Council shall be elected for a term of two years. A retiring member shall not be eligible for immediate re-election. Each member of the Security Council shall have one representative.

Artikel 18 luidt (gedeeltelijk): Decisions of the General Assembly on important questions shall be made by a two-thirds majority of the members present and voting. These questions shall include: the election of the non-permanent members of the Security Council

Rule 58 van de Provisional Rules of Procedure luidt (gedeeltelijk): Any State which desires to become a Member of the United Nations shall submit an application to the Secretary-General. This application shall contain a declaration made in a

Rule 59 luidt (gedeeltelijk): The Security Council shall decide whether in its judgement the applicant is a peace-loving State and is able and willing to carry out the obligations contained in the Charter and, accordingly, whether to recommend the applicant State for membership. If the Security Council recommends the applicant State for membership, it shall forward to the General Assembly the recommendation with a complete record of the discussion. If the Security Council does not recommend the applicant State for membership or postpones the consideration of the application, it shall submit a special report to the General Assembly with a complete record of the discussion.

Besluiten Veiligheidsraad:

Rule 40 luidt (gedeeltelijk): Voting in the Security Council shall be in accordance with the relevant Articles of the Charter and of the Statute of the International Court of Justice.

Artikel 27 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): Each member of the Security Council shall have one vote. Decisions of the Security Council on procedural matters shall be made by an affirmative vote of nine members. Decisions of the Security Council on all other matters shall be made by an affirmative vote of nine members including the concurring votes of the permanent members; provided that, in decisions under Chapter VI, and under paragraph 3 of Article 52, a party to a dispute shall abstain from voting.

Waterschapsinkomsten: taxation!

VRIJDAG 21 DECEMBER 2018 Over enkele maanden zijn er weer verkiezingen voor de waterschappen (maart 2019). Waterschappen worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Wekelijks staat hier een bijdrage over het waterschap of zijn verkiezing. De laatste drie bijdragen gingen over de (begrote) uitgaven en taken van (het Zuid-Hollandse) Delfland. De bijdrage van deze week gaat over de inkomsten van Delfland en (het grotendeels) Gelderse Rivierenland.

Belastingen en heffingen De inkomsten van een waterschap komen grotendeels uit eigen belastingen en heffingen. Het algemeen bestuur van het waterschap legt die belastingen en heffingen op aan degenen die zij vertegenwoordigt: no representation without taxation!

Algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat niet alleen uit vertegenwoordigers van de mensen die in het waterschap wonen (de ingezetenen), maar ook uit vertegenwoordigers van de bezitters van land- en tuinbouwgronden en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Bovendien bestaat het uit vertegenwoordigers van de bezitters van natuurterreinen. In de waterschappen Delfland en Rivierenland telt het algemeen bestuur 30 leden. Het algemeen bestuur van een waterschap – in Delfland Verenigde Vergadering geheten – is enigszins vergelijkbaar met de gemeenteraad.

In Delfland en Rivierenland Het algemeen bestuur in Delfland bestaat uit 21 vertegenwoordigers van de ingezetenen, vier vertegenwoordigers van bezitters van de land- en tuinbouwgronden, vier vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en ten slotte één vertegenwoordiger van de bezitters van natuurterreinen. Het algemeen bestuur in Rivierenland bestaat uit 22 vertegenwoordigers van de ingezetenen, vier vertegenwoordigers van de bezitters van de land- en tuinbouwgronden, drie vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en ten slotte één vertegenwoordiger van de bezitters van natuurterreinen.

Verordeningen Het algemeen bestuur legt de regels voor de belastingen en de heffingen vast in een of meer verordeningen. Het mag die bevoegdheid niet overdragen aan bijvoorbeeld het dagelijks bestuur. Delfland en Rivierenland hebben – als ik het goed zie – voor elke heffing een aparte (waterschaps)verordening gemaakt.

Waterschapswet Er zijn wettelijke grenzen aan de regels die het waterschap voor belastingen en heffingen mag vaststellen. Zo mogen er alleen heffingen worden geheven ter bestrijding van de kosten voor het watersysteem, de afvalwaterzuivering en het wegenbeheer. Mijn bijdragen van 5 december en 28 november gingen over de taken/uitgaven voor afvalwaterzuivering respectievelijk watersysteem in Delfland. Zie: https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=546 en https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=537

Mogen én moeten Op grond van de Waterschapswet mogen waterschappen niet alleen een heffing vaststellen ter bestrijding van de kosten voor het watersysteem en voor de afvalwaterzuivering, maar moeten ze dat ook doen.

Mogen zonder moeten De heffing voor het wegenbeheer is echter niet verplicht op grond van de Waterschapswet. Delfland heeft bij mijn weten geen heffing voor wegenbeheer. Rivierenland heeft dat echter wel.

Toch weer wel moeten En waterschap Rivierenland moet ook zo’n wegenbeheerheffing opleggen. Weliswaar niet op grond van de Waterschapswet, maar wel op grond van een provinciale verordening. Provinciale Staten stellen bij verordening een reglement vast voor elk waterschap dat in hun provincie ligt. Ze leggen daarin bijvoorbeeld vast uit hoeveel leden het algemeen bestuur bestaat en uit hoeveel leden een categorie vertegenwoordigers bestaat, zie hierboven. Ze kunnen daarin echter veel meer regelen, zoals het waterschap verplichten om een wegenheffing in te voeren. Gelderland heeft dat gedaan voor Rivierenland; Zuid-Holland heeft dat dus niet gedaan voor Delfland.

BRONNEN:

Belastingen en verordeningen:

Artikel 83 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot: a. het vaststellen of wijzigen van de begroting; b. het vaststellen van de rekening; d. het heffen van belastingen of rechten; e. het vaststellen van verordeningen (..).

Artikel 110 luidt (gedeeltelijk): Het algemeen bestuur besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een waterschapsbelasting door het vaststellen van een belastingverordening.

Waterschapswet:

Artikel 113 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Behalve (….) worden door het waterschap geen andere belastingen (..) geheven dan de (..) de heffingen, bedoeld in de artikelen 117, 122a en 122d.

Mogen én moeten:

 Artikel 117 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een heffing geheven (..).

Artikel 122d luidt (gedeeltelijk): Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een heffing ingesteld ter zake van afvoeren.

Mogen zonder moeten:

Artikel 122a Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak ter zake van het wegenbeheer kan, binnen het gebied waar deze taak wordt uitgevoerd, onder de naam wegenheffing een heffing worden geheven.

Toch weer wel moeten:

Artikel 2 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verdere reglementering van waterschappen behoort aan provinciale staten (..). De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): Het opheffen of instellen van een waterschap dan wel het vaststellen van een reglement van een waterschap, waarvan het gebied in twee of meer provincies is gelegen, geschiedt bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de desbetreffende provincies. Hetzelfde geldt voor het wijzigen van dat reglement, tenzij deze colleges bij reglement het vaststellen van wijzigingen die naar hun oordeel van beperkte strekking zijn opdragen aan één van hen.

Artikel 27 van het Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent Waterschap Rivierenland Reglement voor Waterschap Rivierenland luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten van Gelderland zijn bevoegd tot wijziging van dit reglement, tenzij het desbetreffende besluit een regeling bevat van de in artikel 5, eerste lid, van de wet genoemde onderwerpen.

Artikel 20 luidt (gedeeltelijk): Heffing wegentaak. In het op de kaart bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit reglement gearceerd aangegeven gebied, wordt ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan het wegenbeheer, door het waterschap onder de naam wegenheffing een heffing geheven (..).

25-kilometerscooter zit op Amsterdams fietspad niet meer snor

WOENSDAG 19 DECEMBER 2018 De gemeente Amsterdam gaat het 25-kilometerscooters verbieden om nog langer van de fietspaden gebruik te maken. Het verbod gaat niet gelden voor alle fietspaden, maar wel voor heel veel fietspaden. De motivering is divers, zoals: het is al zo druk op de Amsterdamse fietspaden; deze scooters hebben moeite met het inhalen van fietsers omdat ze nogal breed zijn; veel fietsers schrikken ervan; de maximumsnelheid van deze scooters is veel hoger dan die van fietsers en bovendien houden ze zich zelfs niet aan die maximumsnelheid.

Snorfiets = bromfiets De wettelijke term voor de 25-kilometerscooter is snorfiets. De wet ziet de snorfiets als een bijzondere bromfiets.

Snorfiets = fiets Desondanks zijn de wettelijke regels voor fietsen en fietsers van toepassing op snorfietsen en snorfietsers, en dus niet de wettelijke regels voor bromfietsen en bromfietsers. Snorfietsers mogen (en moeten) dus net als fietsers zowel het verplichte fietspad als het fiets/bromfietspad gebruiken;bromfietsers mogen (en moeten) alleen het fiets/bromfietspad gebruiken.

VerkeersbesluiGemeenten mogen snorfietsers weren van de verplichte fietspaden, tenminste als ze daarvoor goede redenen hebben. Dat is anders met fietsers: zij mogen daarvan niet geweerd worden. Amsterdam gaat de snorfietsers weren van veel verplichte fietspaden. Dat kon echter niet zonder meer gebeuren: de gemeente moest er een verkeersbesluitover nemen.

B&W Het is binnen het gemeentebestuur het college van burgemeester en wethouders dat bevoegd is om zo’n verkeersbesluit te nemen. Het is dus geen bevoegdheid van de gemeenteraad of van de burgemeester(alleen). Natuurlijk kan er wel over worden gesproken in de gemeenteraad.

Ontwerpbesluit Het Amsterdams college van B&W heeft in juli van dit jaar het ontwerpbesluit genomen. Dat was nog geen definitief besluit. In augustus en september kon iedereen de officiële stukken inzien en bezwaren (zienswijzen) indienen over dit ontwerp besluit. Uit de krant begrijp ik dat daarvan veel gebruik is gemaakt.

Definitief besluiDesondanks heeft het Amsterdams college het ontwerpbesluit onlangs omgezet in een definitief besluit, zo begrijp ik uit de krant. Tal van verplichte fietspaden in Amsterdam zijn door dit verkeersbesluit straks verboden voor de 25-kilometerscooters; in plaats daarvan zullen ze gebruik moeten maken van de rijbaan. Op de rijbaan rijden ook auto’s.

Helmplicht Aan het gebruik van de rijbaan verbindt de wet voor 25-kilometerscooters de verplichting om een helm te dragen. Op fietspaden is er voor hun geen helmplicht.

1 juli 2018 Gemeentebesturen kunnen pas sinds kort zo’n verkeersbesluit nemen. Tot 1 juli van dit jaar was er voor hen geen wettelijke mogelijkheid om zo’n verkeersbesluit te nemen. Tegelijkertijd is een nieuw verkeersbord ingevoerd: een verbodsbord dat 25-kilometerscootersverbiedt om van het verplichte fietspad gebruik te maken.

BRONNEN:

Kop:

Uit het ontwerp-besluit van 17 juli 2018 van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam: De snorfiets is op veelplaatsen een specifieke hinderlijke factor voor het volledig kunnen benutten van de capaciteit van het fietspad, door de grotere breedte van het voertuig en het snelheidsverschil met fietsen. Andere weggebruikers ondervinden veel overlast: stank, hinder en gevaarzetting door snorfietsers. De drukte op de fietspaden leidt ook tot verkeersonveilige situaties, bijvoorbeeld doordat er te weinig ruimte is voor inhalende snorfietsen of door schrikreacties die ontstaan doordat gebruikers van het fietspad onvoldoende afstand kunnen houden. De groeiende drukte en de grote diversiteit aan voertuigen op de relatief smalle fietspaden vormen een steeds groter probleem voor de verkeersveiligheid en bereikbaarheid van de stad per fiets. (..) Uit onderzoek is gebleken dat het aantal snorfietsers in Amsterdam de afgelopen jaren is gegroeid van 11.000 in 2008 naar35.000 in 2016 (groei van 223%). Ondanks het feit dat al jaren minimaal 20% van de handhavingscapaciteit van het team Verkeershandhaving van de nationale politie eenheid Amsterdam gericht is op snelheidsovertredingen van snor- en bromfietsen, moet worden geconstateerd dat anno 2016 nog altijd 87% van de snorfietsen te hard rijdt. Meer inzet van de politiecapaciteit is disproportioneel en gaat ten koste van andere verkeersveiligheidsprioriteiten zoals alcoholgebruik in het verkeer, roodlichtnegatie, te hoge snelheid van auto’s, afleiding door de smartphone en de aanpak van veelplegers.

Snorfiets = bromfiets:

Artikel 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV): In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

snorfiets: bromfiets die blijkens de gegevens in het kentekenregister is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die niet meer bedraagt dan 25 km per uur, met uitzondering van de speed-pedelec, of bromfiets als bedoeld in (..);

rijbaan: elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden;

wet: Wegenverkeerswet 1994;

Snorfiets = fiets:

Artikel 2b Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV): De regels van dit besluit betreffende fietsen en fietsers zijn, in plaats van de regels betreffende bromfietsen en bromfietsers, mede van toepassing op snorfietsen en snorfietsers, tenzij anders is bepaald.

Artikel 5 RVV luidt (gedeeltelijk): Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets/bromfietspad. Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

Artikel 6 RVV luidt: Bromfietsers gebruiken het fiets/bromfietspad. Zij gebruiken de rijbaan indien een fiets/bromfietspad ontbreekt.

Verkeersbesluit:

Artikel 5 lid 8 RVV luidt (per 1 juli 2018): Bestuurders van snorfietsengebruiken de rijbaan indien dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet is bepaald en bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft een onderbord dit aanduidt.

(Het RVV is een algemene maatregel van bestuur.)

Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994: De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

B&W:

Artikel 18 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) luidt (gedeeltelijk): Verkeersbesluiten worden genomen: voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.

Artikel20 WVW luidt (gedeeltelijk): Een belanghebbende kan tegen een verkeersbesluit tot plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en onderborden of tot het treffen van maatregelen op of aan de weg ter regeling van het verkeer beroep instellen bij de rechtbank.

Ontwerp besluit:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-45691.html

Helmplicht en 1 juli 2018:

Artikel 60 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De bestuurder en de passagiers van bromfietsen, brommobielen zonder gesloten carrosserie, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen zonder gesloten carrosserie moeten een goed passende helm dragen, die door middel van een sluiting op deugdelijke wijze op het hoofd is bevestigd en die is voorzien vaneen goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 22, zesde lid van de wet.Lid 2. Het eerste lid geldt niet voor: a. de bestuurder en de passagiers van een snorfiets, behoudens wanneer artikel 5, achtste lid, van toepassing is;

Artikel 5 achtste lid RVV luidt (per 1 juli 2018): Bestuurders van snorfietsen gebruiken de rijbaan indien dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet is bepaald en bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft een onderbord dit aanduidt.

Artikel 8 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) luidt (gedeeltelijk) (per 1 juli 2018): Onder verkeersborden kunnen onderborden worden geplaatst. Deze onderborden kunnen: (…) bij het verkeersbord G11 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, een aanduiding inhoudende dat het gebruik van het fietspad niet is toegestaan voor snorfietsen, waaronder hier niet begrepen worden bromfietsen die zijn aangewezen op grond van artikel 20b, eerste lid, van de wet.

Rookverbod op de voetbaltribune

MAANDAG 17 DECEMBER 2018 In de krant van vanochtend wordt bericht over een boete van 2400 euro die de Johan Cruijff Arena in 2016 kreeg opgelegd vanwege het niet handhaven van het wettelijk rookverbod op de publiekstribune. In de rechtszaak stelt de advocaat van het voetbalstadion dat de boete onterecht is, want de tribune is in de open lucht en moet bovendien op één lijn worden gesteld met een horecaterras. De rechter – het College van Beroep voor het bedrijfsleven – was het daarmee niet eens. Hier volgt een analyse van de uitspraak die 4 december jongstleden is gedaan.

Terras? Op sommige terrassen bij een horecagelegenheid mag worden gerookt.Een publiekstribune bij een voetbalstadion kan echter volgens de rechter niet op één lijn worden gesteld met een horecaterras. De rechter geeft daarvoor twee redenen.

Andere vorm In de eerste plaats ziet een terras bij bijvoorbeeld een café of restaurant er heel anders uit dan een publiekstribune bij een voetbalstadion.

Consumptie verplicht In de tweede plaats wil een terras dat hoort bij café of restaurant haar bezoekers vooral rust bieden, met een kopje koffie, biertje en/of hapje erbij. Het is waar dat men op een tribune ook kan uitrusten en dat al dan niet kan doen in combinatie met het consumeren van een ter plekke bestelde koffie of snack. Een publiekstribune wil echter vooral het bekijken van de wedstrijd mogelijk maken. Uitrusten en consumpties zijn daaraan ondergeschikt.

Open lucht? In de open lucht mag gerookt worden, althans volgens de huidige wetgeving. Het stadion van de Johan Cruijff Arena is volledig overkapt. Het dak boven het voetbalveld kan worden geopend. Dat kan niet met het dak boven de publiekstribune. Als het dak boven het voetbalveld open is, dan merken de bezoekers op de tribune dat aan den lijve: als het buiten koud is, dan hebben zij het ook koud. Desondanks is er bij een wedstrijd die met open dak wordt gespeeld toch altijd sprake van een overdekte tribune.

TenniDeze uitspraak ging over het stadion van Ajax, een stadion van een voetbalclub uit de eredivisie. Wat hierin gezegd wordt over overdekte stadions van voetbalclubs, geldt natuurlijk ook voor overdekte stadions van andere sportclubs. Ook op hun publiekstribunes mag dus niet gerookt worden.

Langs de lijn Veelvoetbalclubs uit het amateurvoetbal zullen geen overdekte publiekstribunes hebben. Het publiek staat er langs de lijn, met andere woorden in de open lucht. Veel opener dan dat kun je het buitenshuis niet hebben! Het wettelijk rookverbod geldt hier dus niet. De KNVB is echter sinds vorig jaar partner van de Rookvrije Generatie en faciliteert sindsdien voetbalclubs om roken langs de lijn tegen te gaan. Inmiddels hebben sommige clubs inderdaad zo’n rookverbod ingevoerd. Een voorbeeld is het dicht bij Amsterdam gelegen FC Weesp.

BRONNEN:

Andere vorm:

Rechtsoverweging 5.5 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 december 2018 luidt (gedeeltelijk): Uit deze passage is duidelijk dat zij betrekking heeft op terrassen bij horecagelegenheden. Voor die terrassen is beoogd dat zij, afhankelijk van de wijze waarop zij van de omgeving zijn afgescheiden, al dan niet onder de uitzondering “inde open lucht” vallen. Naar het oordeel van het College kunnen de tribunes van het stadion van appellante, waar de vakken, galerij en omloop waarop de overtreding is geconstateerd, zijn gelegen, niet worden aangemerkt als een terras bij een horecagelegenheid. Hiertoe is allereerst in aanmerking genomen dat de tribunes wat betreft uiterlijke verschijningsvorm aanzienlijk verschillen van een terras bij een horecagelegenheid en wel zodanig dat de in de passage genoemde onderscheidende criteria daarop niet goed zijn toe te passen.

Consumptie verplicht:

Rechtsoverweging 5.5 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 december 2018 luidt (gedeeltelijk): Voorts is van belang dat de tribunes primair de functie hebben om mensen de mogelijkheid te bieden een sportwedstrijd te bekijken. Deze functie valt niet op één lijn te stellen met die van een terras bij een horecagelegenheid, welke er vooral op is gericht de bezoekers de gelegenheid te bieden uit te rusten of iets te consumeren (aldus de in de bedoelde passage geciteerde definitie uit het Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands). Dat bezoekers op de tribunes (ook) kunnen uitrusten en iets kunnen consumeren is zodanig ondergeschikt aan de hoofdfunctie van het bekijken van een sportwedstrijd dat daarin geen aanleiding kan worden gevonden de bedoelde uitzondering op het strikter ook beleid van toepassing te achten.

Open lucht:

Rechtsoverweging 5.3 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 december 2018 luidt: Niet in geschil is dat het dak van het stadion alleen boven het speelveld open kan, zodat, ook als het dak open is, de tribunes (met de galerij) en de omloop van het stadion nog steeds overkapt zijn. Gelet op de Nota van Toelichting bij het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek geldt de verplichting om een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven ook onder overkappingen, ongeacht de aard of het materiaal van de overkapping. Het College ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de regelgever dit uitgangspunt heeft verlaten bij het Besluit uitvoering Tabakswet.Het enkele feit dat de tribunes met de buitenlucht zijn verbonden,maakt – anders dan appellante heeft betoogd – niet dat reeds daarom sprake is van open lucht als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder c, van het Besluit uitvoering Tabakswet. Dat een tribune een zodanige constructie heeft dat de weersomstandigheden zich ook opeen overkapte tribune kunnen doen gevoelen, betekent niet dat niet van een overdekte ruimte kan worden gesproken (vergelijk de uitspraak van het College van 13 juni 2013, ECLI:NL:CBB:2013:47). Het College is dan ook van oordeel dat in het geval van appellante het uitzonderingsregime voor ‘in de open lucht’ toepassing mist.

Gilets jaunes en de Franse Tweede Kamer

VENDREDI LE 14 DÉCEMBRE 2018 De gelehesjesbeweging in Frankrijk – gilets jaunes – heeft afgelopen dinsdag ook de Franse Tweede Kamer in beweging gebracht. Want hoewel het Palais Bourbon op zaterdagen onbereikbaar is voor de demonstranten, is hier dinsdag naar aanleiding van de gilets jaunes een motie van wantrouwen ingediend tegen de regering.

Assemblée nationale Zo heet de Franse Tweede Kamer. Deze Kamer heeft 577 Kamerleden, députés genaamd. Het Franse parlement is een tweekamerstelsel. De andere Kamer is de Sénat.

 Motion de censure De gilets jaunes roepen op de Parijse Champs Elysées om het aftreden van de president, Macron démission! Een parlementaire motie van wantrouwen – motion de censure –is echter altijd gericht tegen de regering, le gouvernement. Die regering in Frankrijk bestaat uit de Premier ministre en de andere ministers. Philippe Edouard is de huidige Premier ministre. De president maakt geen deel uit van de regering, ofschoon hij de Premier ministre – en op diens voordracht de overige ministers – heeft benoemd en hij bovendien voorzitter is van de wekelijkse ministerraad. Het parlement kan geen motie van wantrouwen tegen de president indienen, want hij heeft een eigen democratische legitimatie. Ook hij is namelijk (rechtstreeks) gekozen door de burgers.

 Démission Net als in Nederland zorgt een aangenomen motie van wantrouwen ervoor dat de regering haar ontslag aanbiedt. In Frankrijk biedt de regering haar ontslag – démission – aan bij de president; in Nederland bij de Koning. Alleen de Assemblée nationale kan een motie van wantrouwen aannemen; de Sénat kan dat niet. In Nederland zijn de meningen verdeeld of ook de Eerste Kamer een motie van wantrouwen kan aannemen.

58 Een motie van wantrouwen kan in Frankrijk pas worden ingediend als minstens 58 Kamerleden – députés – er hun handtekening onder hebben geplaatst. In Nederland kan zo’n motie van wantrouwen door één enkel Kamerlid worden ingediend. De motie van wantrouwen die afgelopen dinsdag om kwart voor vijf `s middags werd ingediend in de Assemblée nationale is ondertekend door 62 députés.

Le refus de la politique sociale et fiscale injuste conduite depuis dix-huit mois. Dat is een zinsnede uit die motie. De indieners verklaren de demonstraties van de gilets jaunes als verzet van gepensioneerden, ambtenaren, jongeren en huurders tegen de sociale en fiscale politiek van de regering in de afgelopen anderhalf jaar, dus sinds het presidentschap van Macron. De indieners steunen het verzet. Ze nemen echter afstand van de vernielingen en gewelddadigheden. Volgens de indieners wordt het hoog tijd voor een nieuwe regering en een nieuwe sociale en fiscale politiek.

289Tussen indiening van de motie van wantrouwen en de stemming hierover moet minstens 48 uur liggen. De stemming heeft dan ook pas gisteren plaatsgevonden. Voor het aannemen van een motie van wantrouwen moet minstens de helft plus één van de députés vóór de motie stemmen. Er zijn dus minstens 289 vóór stemmers nodig. Er waren gisteren slechts 70 députés die vóór de motie stemden. Deze stemmen waren vrijwel volledig afkomstig van de linkse oppositiepartijen en van de partij van Marine Le Pen. Van de rechtse oppositiepartij Les Républicains heeft slechts één député vóór gestemd. Het was overigens op voorhand duidelijk dat de motie het niet ging halen, want de twee regeringspartijen bezitten een ruime meerderheid in de Assemblée nationale.

De indiening van zo’n (spontane) motie van wantrouwen is voor de indienende députés niet zonder gevolg, want het aantal moties van wantrouwen dat hij of zij mag mede-ondertekenen is beperkt tot drie per parlementair jaar; een parlementair jaar loopt van oktober tot juni. De motie van afgelopen dinsdag was niet de eerste van het afgelopen jaar. Het was geloof ik wel de eerste sinds afgelopen oktober.

BRONNEN:

Onderstaande Franse wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution  Version consolidée au 8 mars 2018https://www.legifrance.gouv.fr/Droit-francais/Constitution.

Assemblée nationale:

Artikel 24 Constitution luidt (gedeeltelijk): Le Parlement vote la loi. Il contrôle l’action du Gouvernement. Il évalue les politiques publiques. Il comprend l’Assemblée nationale et le Sénat.

Motion de censure:

Artikel 49 Constitution luidt (gedeeltelijk): L’Assemblée nationale met en cause la responsabilité du Gouvernement par le vote d’une motion de censure.

Artikel 5 luidt (gedeeltelijk): Le Président de la République est élu pour cinq ans au suffrage universel direct.

Artikel 8 luidt: Le Président de la République nomme le Premier Ministre .Il met fin à ses fonctions sur la présentation par celui-ci de la démission du Gouvernement. Sur la proposition du Premier ministre, il nomme les autres membres du Gouvernement et met fin à leurs fonctions.

Article 9 luidt: Le Président de la République préside le conseil des ministres.

Démission:

Artikel 50 Constitution luidt (gedeeltelijk): Lorsque l’Assemblée nationale adopte une motion de censure (..), le Premier ministre doit remettre au Président de la République la démission du Gouvernement.

Artikel 49 luidt (gedeeltelijk): L’Assemblée nationale met en cause la responsabilité du Gouvernement par le vote d’une motion de censure.

58:

Artikel 49 Constitution luidt (gedeeltelijk): Une telle motion n’est recevable que si elle est signée par un dixième au moins des membres de l’Assemblée nationale.

Le refus:

De motie staat op:

http://www2.assemblee-nationale.fr/static/15/motions_censure/motion_censure_111218.pdf

289:

Artikel 49 Constitution luidt (gedeeltelijk): Le vote ne peut avoir lieu que quarante-huit heures après son dépôt.

Artikel 49 luidt (gedeeltelijk): Seuls sont recensés les votes favorables à la motion de censure qui ne peut être adoptée qu’à la majorité des membres composant l’Assemblée.

3:

Artikel 28 Constitution luidt (gedeeltelijk): Le Parlement se réunit de plein droit en une session ordinaire qui commence le premier jour ouvrable d’octobre et prend fin le dernier jour ouvrable de juin. Le nombre de jours de séance que chaque assemblée peut tenir au cours de la session ordinaire ne peut excéder cent vingt. Les semaines de séance sont fixées par chaque assemblée.

Artikel 49 luidt (gedeeltelijk): Sauf dans le cas prévu à l’alinéa ci-dessous, un député ne peut être signataire de plus de trois motions de censure au cours d’une même session ordinaire et de plus d’une au cours d’une même session extraordinaire.