De Voorjaarsnota 2025

VRIJDAG 18 APRIL 2025 Afgelopen woensdag hebben de coalitiepartijen na 24 uur onderhandelen (!) een politieke deal over de Voorjaarsnota gesloten, zo stond er gisteren in de NRC. Gisteren is de Voorjaarsnota ook besproken in de ministerraad. Wat is de Voorjaarsnota?

NOTA De Voorjaarsnota is een nota die betrekking heeft op de rijksbegroting. De rijksbegroting geldt voor een heel jaar. Een heel kalenderjaar. De Voorjaarsnota waarover de politieke deal is gesloten gaat over de lopende rijksbegroting, de Rijksbegroting 2025.

PARLEMENT De rijksbegroting wordt op Prinsjesdag ingediend en daarna door middel van een wet vastgesteld, zie artikel 105 Grondwet. Dat betekent dat regering, Tweede Kamer en Eerste Kamer de begroting gezamenlijk moeten vaststellen, zie artikel 81 Grondwet. Zonder instemming van regering en parlement kan de rijksbegroting niet worden vastgesteld.

EERSTE KAMER Die instemming is er in de afgelopen maanden gekomen. Al ging dat niet altijd even makkelijk, denk bijvoorbeeld aan de behandeling van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de Eerste Kamer (zie hierover mijn vorige blog). 

WIJZIGING De Rijksbegroting 2025 is er dus al. Wat is dan het nut van de Voorjaarsnota? Het nut van de Voorjaarsnota heeft ermee te maken dat een eenmaal vastgestelde rijksbegroting in de loop van het begrotingsjaar gewijzigd kan worden. Deze wijzigingen gebeuren door middel van zogenaamde suppletoire begrotingen. De Voorjaarsnota geeft een overzicht van de wijzigingen op de oorspronkelijke begroting gedurende de eerste maanden van het begrotingsjaar; die wijzigingen betreffen zowel de inkomstenkant als de uitgavenkant, zie artikel 2.26 Comptabiliteitswet 2016.  

SUPPLETOIRE BEGROTINGEN Suppletoire begrotingen worden gedurende het hele jaar ingediend. In de eerste helft van het jaar worden tegenwoordig de meeste tegelijk met de Voorjaarsnota ingediend. Al die suppletoire begrotingsvoorstellen moeten net als de oorspronkelijke begroting bij wet worden vastgesteld; ook zij kunnen dus alleen met instemming van regering en parlement worden vastgesteld.

MINISTER VAN FINANCIËN De minister van Financiën moet de oorspronkelijke begroting indienen op de derde dinsdag van september (Prinsjesdag) bij de Tweede Kamer, zie artikelen 105 en 65 van de Grondwet. Dat is dus enkele maanden vóór het begrotingsjaar. Hij moet de Voorjaarsnota vóór 1 juni indienen bij de Tweede Kamer, zie artikel 2.26 Comptabiliteitswet 2016. Dat is dus 1 juni van het lopende begrotingsjaar. Op 1 juni is het nog lente: vandaar de naam voorjaarsnota.

COALITIE De coalitiepartijen hebben er afgelopen dinsdag en woensdag 24 uur over onderhandeld, zo berichtte NRC. Het onderhandelingsresultaat is gisteren besproken in de ministerraad. Dat betekent dat de coalitiepartijen een flinke vinger in de pap hebben bij deze voorjaarsnota. Wat als de ministerraad dit onderhandelingsresultaat niet in de vorm van suppletoire begrotingsvoorstellen had willen indienen bij de Tweede Kamer, bijvoorbeeld omdat het kabinet-Schoof toch bedoeld was als een extraparlementair kabinet? Dan had een Kamerlid (van de coalitie) dat zelf mogen doen. Tweede Kamerleden hebben weliswaar geen initiatiefrecht voor de oorspronkelijke begroting, maar wel voor suppletoire begrotingen.      

AMENDEMENTSRECHT Inmiddels is gebleken dat de ministerraad het wel eens was met de suppletoire begrotingsvoorstellen, en dat was eigenlijk geen verrassing.Daar de coalitie een meerderheid heeft in de Tweede Kamer is het zeer waarschijnlijk dat zij weinig moeite zal hebben om in te stemmen met de suppletoire begrotingsvoorstellen van de regering. In de Eerste Kamer ontbreekt die meerderheid echter. Terwijl ook daar een meerderheid nodig is voor het aannemen van de voorstellen. Aannemelijk is daarom dat er in de Tweede Kamer in overleg met enkele oppositiepartijen wijzigingen worden aangebracht in de voorstellen. Zowel regering als Tweede Kamer hebben het amendementsrecht. Dat is het recht om een wetsvoorstel (zoals een suppletoir begrotingsvoorstel) te wijzigen zolang dat nog niet door de Tweede Kamer is aangenomen, zie artikel 84 Grondwet. De Eerste Kamer heeft dat recht niet.

ZOMER Waarschijnlijk zal het daarom wel weer gelukken om ook de instemming van de Eerste Kamer te verkrijgen. Maar tegen die tijd is het alweer zomer geworden.          

NAJAARSNOTA Bestaat er ook een Najaarsnota? Ja zeker, zie artikel 2.26 Comptabiliteitswet 2016. Net als de Voorjaarsnota worden tegelijk met de Najaarsnota suppletoire begrotingsvoorstellen ingediend. Die voorstellen bevatten wijzigingen van de Rijksbegroting 2025, inclusief de al vastgestelde (suppletoire) wijzigingen daarin. De Najaarsnota moet uiterlijk 1 december worden ingediend bij de Tweede Kamer.

BRONNEN Naast bovenstaande artikelen uit Grondwet en Comptabiliteitswet 2016 zijn geraadpleegd de reactie van de Algemene rekenkamer van 3 april jl. op het verzoek van de Tweede Kamer over de gevolgen van een verworpen begroting (motie-Grinwis c.s.) en P.P.T. Bovend’Eert en H.R.M.B. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer: 2024, bladzijden 444 e.v.

Mr. Leon

Volgend blog verschijnt op vrijdag 2 mei.

Nederlandse government shutdown voor onderwijs, cultuur en wetenschap?

DONDERDAG 3 APRIL 2025 Aanstaande dinsdag wordt er in de Eerste Kamer gestemd over de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister Bruins). Wat als de begroting wordt verworpen?

VOORSTEL Elk ministerie heeft haar eigen begroting; die is opgesteld door de eigen minister, zie artikel 2.1 Comptabiliteitswet 2016. De begroting die de minister heeft opgesteld is slechts een voorstel. Het is een voorstel dat op Prinsjesdag bij de Tweede Kamer is ingediend, zie o.a. artikelen 105 en 65 van de Grondwet.

WETSVOORSTEL Het begrotingsvoorstel is een wetsvoorstel, zie artikel 105 Grondwet. Een wetsvoorstel kan pas wet worden nadat het is aangenomen door de Tweede Kamer én de Eerste Kamer, zie artikel 81 Grondwet. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel pas behandelen nadat de Tweede Kamer het heeft aangenomen, zie artikel 85 Grondwet. De Tweede Kamer kan een wetsvoorstel wijzigen (amenderen), zie artikel 84 lid 1 Grondwet. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel alleen maar aannemen of verwerpen; als de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft gewijzigd, dan kan de Eerste Kamer alleen dat geamendeerde wetsvoorstel aannemen of verwerpen.

BUDGETRECHT Een gewoon wetsvoorstel kan dus geen wet worden als Tweede Kamer of Eerste Kamer het wetsvoorstel hebben verworpen. Zo kan evenmin een begroting worden vastgesteld als Tweede Kamer of Eerste Kamer het begrotingsvoorstel verwerpen. Zonder vastgestelde begroting mag de minister geen uitgaven doen (in beginsel). Een minister die geen geld mag uitgeven kan niet functioneren als minister. Het recht van een Kamer om het begrotingsvoorstel te werpen is zo gezien dus een heel belangrijk recht. Dit recht wordt begrotingsrecht of budgetrecht genoemd.

AANNEMING De Tweede Kamer heeft de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2025 op 12 december vorig jaar aangenomen nadat ze daarin enkele wijzigingen had aangebracht. Aanneming was volgens verwachting, want de coalitie heeft in de Tweede Kamer een meerderheid. De Eerste Kamer heeft dit geamendeerde voorstel in de afgelopen weken behandeld en zal hierover aanstaande dinsdag gaan stemmen. De coalitiepartijen hebben in de Eerste Kamer geen meerderheid. Het is dan ook niet zeker of de begroting zal worden aangenomen. Wat als hij wordt verworpen?

NIET OP TIJD Daarover is in Grondwet en Comptabiliteitswet 2016 of andere wet niets geregeld. In de Comptabiliteitswet 2016 is wel geregeld wat de gevolgen zijn als een begroting niet op tijd wordt vastgesteld. Met op tijd wordt hier bedoeld vóór 1 januari. De begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2025 is niet op tijd vastgesteld, want 1 januari is het al lang geweest. Voor wat betreft de gevolgen van het niet op tijd vaststelling van een begroting wordt in de regeling van de Comptabiliteitswet 2016 een onderscheid gemaakt tussen lopend beleid en nieuw beleid, zie artikel 2.25.

ERG VAAG Lopend beleid mag de minister wel uitvoeren, mits ‘met terughoudendheid’. Nieuw beleid mag de minister niet uitvoeren, tenzij de minister vindt dat uitstel ‘niet in het belang van het Rijk is’. De woorden ‘terughoudend’ en ‘in het belang van het Rijk’ zijn erg vaag en leiden daardoor tot een behoorlijke uitholling van het budgetrecht van het parlement.

VERWERPING Aannemelijk is dat artikel 2.25 Comptabiliteitswet ook kan worden toegepast bij verwerping van de begroting. Weliswaar zal daarna bij de Tweede Kamer een nieuw begrotingsvoorstel moeten worden ingediend, maar in de tussenliggende periode heeft de minister – dankzij de vaagheid van dit artikel – heel wat speelruimte om uitgaven te doen en nieuwe verplichtingen aan te gaan. Tegen de tijd dat het nieuwe begrotingsvoorstel is aangenomen, zal het begrotingsjaar grotendeels zijn afgelopen.   

IDEAAL Het belang van het budgetrecht van het parlement lijkt door dit alles toch niet zo heel groot te zijn. Ideaal is dat staatsrechtelijk gezien niet. De gevolgen van verwerping van een begroting kunnen ook anders worden geregeld. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is dat anders geregeld. Daar leidt de verwerping of niet tijdige vaststelling van de begroting tot de beruchte government shutdowns, zoals die er zijn geweest onder de presidenten Clinton, Obama en Trump-I. Staatsrechtelijk gezien is dat misschien ideaal, maar in de praktijk is het dat allesbehalve!

BRONNEN Naast bovengenoemde artikelen uit Grondwet en Comptabiliteitswet, is geraadpleegd T.C. Borman, De begrotingswet: een wet als iedere andere?, in het tijdschrift Regelmaat 2015, bladzijden 144 e.v.; P.P.T. Bovend’Eert en H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer: 2024; Bert van den Braak, Verwerping van een begroting: Wat zijn de gevolgen?, blog van 25 maart op denederlandsegrondwet.nl; Wikipedia (Government shutdowns in the United States); eerstekamer.nl; tweedekamer.nl en NRC van 25 maart 2025.

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 18 april! 

De uitnodiging van de VN-rapporteur voor de bezette Palestijnse gebieden door de Tweede Kamer

VRIJDAG 21 FEBRUARI 2025 De Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken besloot een maand geleden om de VN-rapporteur voor de bezette Palestijnse gebieden (Francesca Albanese) uit te nodigen, maar vorige week besloot diezelfde commissie om de uitnodiging te annuleren. Niet omdat de commissie er geen tijd meer voor had, maar om politieke redenen. Wat was hier staatsrechtelijk aan de hand?

VASTE COMMISSIE De Tweede Kamer vergadert niet alleen plenair, maar ook in (Kamer)commissies. Zo’n commissie houdt zich bijvoorbeeld bezig met een beleidsterrein van een ministerie. Om enkele voorbeelden van zulke commissies te geven: er is de commissie voor Justitie en Veiligheid, de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de commissie voor Buitenlandse Zaken. De commissie voor Buitenlandse Zaken overlegt regelmatig met de minister over actuele kwesties, zoals de situatie in conflictgebieden, mensenrechten en het uitzenden van Nederlandse militairen naar crisisgebieden. Ook behandelt de commissie de begroting van Buitenlandse Zaken, ontvangt ze internationale delegaties en gaat ze ieder jaar op werkbezoek naar het buitenland.

29 COMMISSIELEDEN Zo’n commissie bestaat alleen maar uit Kamerleden. De plenaire Tweede Kamer bestaat uit 150 leden, maar een commissie bestaat uit een veel kleiner aantal leden. De Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken bestaat uit 29 leden en een aantal plaatsvervangende leden. Die 29 commissieleden bestaan uit zes leden van PVV, vier van GroenLinks-PvdA en ook vier van VVD, drie van NSC, twee van D66 en alle andere partijen hebben er elk één. Als zo’n commissie in een vergadering besluiten neemt, dan gebeurt dat bij meerderheid van stemmen; daarbij heeft elk lid dat aanwezig is één stem.

QUORUM? In de vergadering waarin werd besloten de VN-rapporteur uit te nodigen (die vergadering was op 23 januari) waren negen van de 29 commissieleden aanwezig. Er geldt dus niet de quorumeis dat meer dan de helft van de leden aanwezig moet zijn. Present waren twee leden van GroenLinks-PvdA en één van d66, Volt, CDA, Denk, SP, NSC en VVD (de aanwezigheid van het lid van de VVD volgt uit wat wordt gezegd in de beeld- en geluidsregistratie van de tweede vergadering, die van 11 februari).  

VOORSTEL Het uitnodigen van de VN-rapporteur was een voorstel van een commissielid van GroenLinks-PvdA. Zo’n voorstel moet vóóraf worden gemeld aan commissievoorzitter Jesse Klaver, zie artikel 7.17 lid 2 Reglement van Orde Tweede Kamer, zodat alle commissieleden ook vooraf weten van zulke voorstellen. Alleen dan kan er in die commissievergadering een besluit worden genomen over het voorstel; besluiten worden genomen door stemming.

STEMRECHT Het uitbrengen van een stem mag alleen door aanwezige commissieleden en plaatsvervangende commissieleden gebeuren, zie artikel 7:20 lid 1 Reglement van Orde Tweede Kamer. Op 23 januari hebben de negen aanwezige commissieleden gestemd over het voorstel om de VN-rapporteur uit te nodigen, en is besloten om dit voorstel aan te nemen.

VOORSTEL In de commissievergadering van drie weken later – die van vorige week 11 februari – werd over een nieuw voorstel gestemd. Namelijk het voorstel om de uitnodiging van de VN-rapporteur te annuleren. Dit voorstel is gedaan door commissieleden van SGP, BBB en PVV.  

KRAPPE MEERDERHEID In die laatste commissievergadering waren geen negen maar 23 commissieleden (en plaatsvervangende commissieleden) aanwezig. Daarvan stemden er twaalf vóór annulering en elf tegen. Er is dus besloten om het annuleringsvoorstel aan te nemen, al gebeurde dat niet met een ruime meerderheid.

DRAAI Uit de geluid- en beeldregistratie van de vergadering kan worden afgeleid dat vóór annulering stemden de aanwezige commissieleden van JA21, Forum voor Democratie, SGP, de coalitiepartijen PVV, BBB en VVD, en ChristenUnie. NSC stemde tegen annulering. Het commissielid van de VVD maakte trouwens een draai, want op 23 januari stemde deze partij nog vóór uitnodigen. De commissieleden van GroenLinks-PvdA, D66, Volt, SP, Denk en Partij voor de Dieren stemden tegen annulering.

BRONNEN Naast de bovengenoemde artikelen uit het Reglement van Orde Tweede Kamer zijn geraadpleegd de website tweedekamer.nl en P.P.T. Bovend’Eert en H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer: 2024 Wolters Kluwer, p 274 e.v. en 643 e.v

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 7 maart!

Heeft ex-staatssecretaris Folkert Idsinga weer recht op een Kamerzetel?

VRIJDAG 22 NOVEMBER 2024 Folkert Idsinga wil weer Kamerlid worden voor politieke partij NSC (Nieuw Sociaal Contract). Hij was na de laatste Tweede Kamerverkiezingen al eerder enkele maanden Kamerlid voor die partij, maar toen hij staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst werd, moest hij zijn Kamerzetel opzeggen. Idsinga heeft echter zijn staatssecretariaat per 1 november opgezegd omdat de Tweede Kamer wilde dat hij zijn aandelenportefeuille van 6 miljoen euro tot in detail bekend maakte. De fractie van NSC is momenteel niet compleet. Er zijn vacatures. Idsinga wil graag weer Kamerlid worden. Kan hij een nieuw Kamerlidmaatschap opeisen?

DRIE VACATURES De fractie van NSC heeft momenteel drie vacatures. Afgelopen week hebben namelijk Rosanne Hertzberger en Femke Zeedijk-Raeven hun zetel in de Tweede Kamer opgezegd. Zij hebben dat gedaan naar aanleiding van vermeend racisme binnen het kabinet-Schoof. Een week eerder had Tjebbe van Oostenbruggen zijn Kamerzetel opgezegd, maar hij deed dat om Idsinga op te kunnen volgen als staatssecretaris. Een Kamerlid kan namelijk niet ook minister of staatssecretaris zijn, zie artikel X1 van de Kieswet en 57 van de Grondwet.

AANBOD (1) Een vacante zetel gaat volgens de Kieswet naar een andere kandidaat op de kandidatenlijst. Die kandidaat krijgt de zetel aangeboden. Uiteraard is nodig dat de kandidaat dat aanbod aanvaardt, zie hierover artikel W2. Aan welke kandidaat wordt de zetel volgens de Kieswet aangeboden? De eerste kandidaat aan wie de zetel wordt aangeboden is de kandidaat die het hoogste op de kandidatenlijst staat, zie hierover artikel W1. Er is trouwens iets bijzonders aan de hand met de artikelen van de Kieswet: ze beginnen allemaal met een letter van het alfabet!

GEEN AANBOD Uiteraard kan volgens de Kieswet geen Kamerzetel worden aangeboden aan kandidaten die al een Kamerzetel hebben, zie hierover artikel W2.

ONHERROEPELIJK In de Kieswet staat dat geen Kamerzetel kan worden aangeboden aan kandidaten die in de tussentijd zijn overleden, zie artikel W2. Dat lijkt me een overbodige bepaling. Ook aan de kandidaat door wiens opzegging de vacature is ontstaan wordt geen aanbod gedaan, zie hierover artikel W2 Kieswet. Opzegging van het Kamerlidmaatschap is dan ook onherroepelijk, zie artikel X2 Kieswet. Hertzberger en Zeedijk-Raeven kunnen dus niet terugkomen op hun ontslagname.

AANBOD (2) Als een kandidaat het aanbod aanvaardt, wordt zij/hij/hen Kamerlid. Nou ja, er zijn nog enkele formaliteiten te gaan, zie hierover verder artikel W2 (maar die blijven hier verder onbesproken). Als een kandidaat niet aanvaardt, moet volgens de Kieswet hetzelfde aanbod worden gedaan aan de kandidaat die na hem/haar/hen het hoogste op de kandidatenlijst staat, zie artikel W1

LIJSTVOLGORDE (1) De volgorde op de kandidatenlijst is dus belangrijk voor de vraag aan wie de vacature als eerste wordt aangeboden. Die volgorde wordt in de eerste plaats bepaald door de politieke partij zelf. De volgorde op de kandidatenlijst van de NSC wordt dus in de eerste plaats bepaald door de NSC zelf. Dat gebeurt dus niet pas bij het ontstaan van de vacature. Het gebeurt al veel eerder: enige tijd vóór de verkiezingen, namelijk bij de inlevering van de kandidatenlijst bij de Kiesraad.  

LIJSTVOLGORDE (2) De volgorde op de kandidatenlijst wordt echter niet alleen door de politieke partij bepaald. De Kiesraad kan die volgorde namelijk veranderen. Dat kan zowel vóór de verkiezingen gebeuren (blijft hier verder onbesproken) als na de verkiezingen, zie artikelen W1, A1 en E16 van de Kieswet.

LIJSTVOLGORDE bij NSC Na de verkiezingen verandert de Kiesraad de volgorde op een kandidatenlijst door de kandidaten die genoeg voorkeurstemmen hebben gekregen bovenaan de lijst te plaatsen, zie hierover artikelen W1, P19 en P15 van de Kieswet. Genoeg voorkeurstemmen: dat wil zeggen minstens 25% van de kiesdeler. De kiesdeler bedroeg bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen (in 2023) ongeveer 69.500 stemmen; genoeg voorkeurstemmen was dus minstens ongeveer 15.000 stemmen. Bij NSC hebben alleen de lijsttrekker (Pieter Omtzigt) en de nummer 2 (Nicolien van Vroonhoven) genoeg stemmen gekregen. Bij NSC heeft de Kiesraad de volgorde op de kandidatenlijst dus niet veranderd na de verkiezingen. 

VOORKEURSTEMMEN Op andere NSC-kandidaten zijn volgens het proces-verbaal dat de Kiesraad van de Tweede Kamerverkiezingen heeft opgemaakt weliswaar voorkeurstemmen uitgebracht maar minder dan 15.000. Alleen de nummers 3 (Judith Uitermark) en 7 (Aant Jelle Soepboer) komen boven de 10.000 uit. Het is echter volgens de Kieswet irrelevant hoeveel voorkeurstemmen een kandidaat in 2023 heeft gekregen, zolang dat er minder zijn dan zo’n 15.000.  Daardoor is het heel wel mogelijk dat kandidaat (A) die veel meer voorkeurstemmen heeft dan kandidaat (B) toch pas na kandidaat (B) een vacante Kamerzetel moet/mag worden aangeboden. Bij NSC zijn er momenteel drie vacante Kamerzetels. Praktisch gesproken zijn de nummers 13, 25 en 26 de eerste drie kandidaten aan wie volgens de Kieswet een aanbod moet worden gedaan. Nummer 13 is ex-staatssecretaris Folkert Idsinga. Nummer 26 is ex-staatssecretaris Nora Achahbar. Nummer 25 is Willem Koops. Achahbar was de staatssecretaris Toeslagen en Douane die vorige week opstapte vanwege ‘polariserende omgangsvormen’ binnen het kabinet-Schoof. Als een van hen het aanbod weigert, komt volgens de Kieswet nummer 27 aan de beurt. Als ook nummer 27 weigert, komt nummer 28 aan de beurt, enzovoorts. De nummers 1 tot en met 24 zijn momenteel Kamerlid of bewindspersoon in het kabinet-Schoof (behalve dan nummer 13).

LEX DURA Volgens het proces-verbaal van de Kiesraad heeft Idsinga 504 voorkeurstemmen gekregen, Koops 213 en Achahbar 1373. Er zijn twee kandidaten die (veel) lager op de lijst staan dan Idsinga en Koops maar die veel meer voorkeurstemmen hebben gekregen. Dat zijn Bart-Jan Heine op nummer 33 (meer dan 830) en Margreet de Leeuw-Jongejans op nummer 35 (meer dan 1000). Alle kandidaten vóór hen op de lijst hebben echter meer recht op een Kamerzetel dan Heine en De Leeuw-Jongejans. Zo werkt de Kieswet nou eenmaal. Lex dura sed lex. Maar ook: er zijn volgens mij heel goede redenen om de politieke partij heel veel invloed te geven op de lijstvolgorde.

CONCLUSIE Folkert Idsinga staat in zijn recht als hij een vacante Kamerzetel opeist.  

BRONNEN Behalve bovenstaande artikelen uit Grondwet en Kieswet zijn geraadpleegd Wikipedia (Folkert Idsinga; Nora Achahbar; Lijst van Tweede Kamerleden voor NSC), proces-verbaal van de Kiesraad van de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 en NRC o.a. die van woensdag 20 november.

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 6 december.

De Eerste Kamer en de btw-verhoging

VRIJDAG 25 OKTOBER 2024 De Eerste Kamer wil dat de regering het voorstel om de btw op sport, cultuur, media en logies te verhogen van 9% naar 21% loskoppelt van het Belastingplan 2025. De staatssecretaris wil dat niet doen. Zonder die loskoppeling loopt het hele Belastingplan 2025 het risico om niet door te gaan. Waarom is dat zo?

RIJKSBELASTING Het Belastingplan 2025 gaat over belastingen die overal in het land gaan gelden, want het gaat over rijksbelastingen. Denk bij deze belastingen van het Rijk aan een (andere) inkomstenbelasting, aftrekmogelijkheden, vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting bij de verkoop van woningen. En dus bijvoorbeeld ook aan (hogere) belasting op boeken, kranten, museumtickets, sportverenigingen en hotelboekingen.

UIT KRACHT VAN WET Belastingen van het Rijk mogen alleen geheven worden uit kracht van een wet, zo staat er in artikel 104 van de Grondwet. Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, overdrachtsbelasting en omzetbelasting zoals de btw mogen dus alleen geheven worden uit kracht van een wet. Ook wijzigingen in die belastingen mogen dus alleen uit kracht van zo’n wet geheven worden. 

WETTELIJKE GRONDSLAG Wat betekent het dat (wijzigingen in) dit soort belastingen alleen maar uit kracht van een wet mogen worden geheven? Het betekent dat daarvoor een wettelijke grondslag nodig is. Een wettelijke grondslag betekent hier dat (wijzigingen in) dit soort belastingen (hoofdzakelijk) in een wet in formele zin moeten zijn geregeld.

WET IN FORMELE ZIN Een wet in formele zin is een wet die door de regering én de Tweede Kamer én de Eerste Kamer gezamenlijk is vastgesteld, zie artikel 81 van de Grondwet. Het soort belastingen waar het hierover gaat, moet dus door de regering, de Tweede Kamer én de Eerste Kamer gezamenlijk worden vastgesteld.

VASTSTELLEN De regering heeft het Belastingplan 2025 gemaakt. De regering heeft dus ook een wetsvoorstel gemaakt waarin het Belastingplan 2025 is opgenomen. Dat wetsvoorstel is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer. Pas nadat de Tweede Kamer het heeft aangenomen gaat het naar de Eerste Kamer. Pas nadat ook de Eerste Kamer het heeft aangenomen kan het wetsvoorstel als wet worden vastgesteld. Pas dan kan de hogere btw op sport, cultuur, media en logies worden ingevoerd. Dat kan dus niet als de Tweede Kamer of de Eerste Kamer het wetsvoorstel niet aannemen maar verwerpen.   

AMENDEMENT De Tweede Kamer heeft het recht van amendement, zie artikel 84 Grondwet. Dat betekent dat de Tweede Kamer een wetsvoorstel mag wijzigen (amenderen). Deze Kamer mag dus een wetsvoorstel gewijzigd aannemen. Zo zou de Tweede Kamer het Belastingplan 2025 zo mogen wijzigen dat de btw-verhoging op sport, cultuur, media en logies wordt geschrapt, en de rest van het Belastingplan 2025 wordt aangenomen. Dan zou de btw op sport, cultuur, media en logies hetzelfde blijven als de afgelopen jaren, terwijl alle andere maatregelen uit het belastingplan wél doorgaan.

REGEERAKKOORD Het ligt echter niet voor de hand dat de Tweede Kamer die wijziging aanbrengt. De btw-verhoging staat namelijk in het regeerakkoord dat de vier coalitiepartijen met elkaar hebben gesloten. Die vier partijen – BBB, NSC, VVD en PVV – bezitten in de Tweede Kamer een meerderheid. Hun gezamenlijke wil is in deze Kamer dus wet.  

SENAAT Nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen, gaat het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer. De politieke verhoudingen in de Eerste Kamer zijn anders dan in de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer hebben de vier coalitiepartijen namelijk geen meerderheid. Zij hebben daarin dertig zetels, terwijl de Eerste Kamer uit vijfenzeventig Kamerleden bestaat. En als ik het goed zie, is een meerderheid van de Eerste Kamer tégen de btw-verhoging. De Eerste Kamer wordt ook wel senaat genoemd.

VERWERPEN Anders dan de Tweede Kamer zou de (meerderheid van de) Eerste Kamer dus wél de btw-verhoging willen schrappen. Er is echter een probleem: de Eerste Kamer heeft anders dan de Tweede Kamer geen recht van amendement. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel alleen maar aannemen of verwerpen.

LOSKOPPELEN Daarom heeft de Eerste Kamer de regering gevraagd om de btw-verhoging los te koppelen van het Belastingplan 2025 en in een apart wetsvoorstel op te nemen. Dan zou de Eerste Kamer het wetsvoorstel waarin die btw-verhoging na loskoppeling is opgenomen kunnen verwerpen, en de rest van het Belastingplan 2025 kunnen aannemen. Maar zoals uit de inleiding tot dit blog al bleek: daar wil de regering niet aan. Als de regering dit standpunt handhaaft, is het de vraag of de btw-verhoging voor de Eerste Kamer belangrijk genoeg is om het hele Belastingplan 2025 te verwerpen. Zo ja, dan komt er geen btw-verhoging op sport, cultuur, media en logies. Maar dan komen de andere maatregelen uit het Belastingplan 2025 – waarmee (een meerderheid van) de Eerste Kamer misschien wel kan instemmen – er evenmin.

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 8 november!

Prinsjesdag in de Grondwet

VRIJDAG 27 SEPTEMBER 2024 Vorige week dinsdag was het Prinsjesdag: elk jaar de derde dinsdag van september waarop de Koninklijke stoet door Den Haag gaat, de Koning de Troonrede houdt en de minister van Financiën de Miljoenennota en de Rijksbegroting van volgend jaar aanbiedt. Wat staat er in de Grondwet over Prinsjesdag?

STOET De Koninklijke stoet bestaat uit de Koning en de Koningin die in de Glazen Koets zitten, andere leden van de koninklijke familie, medewerkers in dienst van het Koninklijk Huis en militairen, waarvan er velen te paard. Dit Koninklijk gezelschap rijdt van Paleis Noordeinde naar de Koninklijke Schouwburg. In de Grondwet is hierover niets geregeld.

TROONREDE In de Koninklijke Schouwburg wordt de Troonrede uitgesproken. De Troonrede is een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid. Het wordt uitgesproken in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal. Dat is een vergadering van de Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk, zie artikel 51 Grondwet. Voor de verenigde vergadering op Prinsjesdag zijn niet alleen alle leden van de Tweede en Eerste Kamer uitgenodigd, maar ook veel andere hoogwaardigheidsbekleders. Belangrijkste agendapunt van deze vergadering is de Troonrede. De Troonrede wordt uitgesproken door de Koning persoonlijk.

UITEENZETTING  In de Grondwet staat in artikel 65 over de Troonrede: Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven.

DOOR of NAMENS Volgens de Grondwet mag dus ook iemand anders dan de Koning de jaarlijkse Troonrede uitspreken. Koningin Beatrix (1980 – 2012) heeft ze echter allemaal zelf uitgesproken, net als Koning Willem-Alexander.

BIJ DE WET Volgens de Grondwet mag Prinsjesdag – althans de Troonrede – dus nooit later dan op de derde dinsdag van september worden gehouden. Wel eerder, maar dan moet dat in een wet zijn bepaald. Er is geen wet waarin dat is bepaald. Dus moet de Troonrede op de derde dinsdag van september worden gehouden. Dat was dit jaar op 17 september.

KOFFERTJE De minister van Financiën biedt later die dag de Miljoenennota en de Rijksbegroting voor het volgende kalenderjaar aan. Die stukken zitten in het bekende koffertje. Hij biedt ze aan in een vergadering van de Tweede Kamer. Met andere woorden: hij dient ze in bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer vergadert later die dag op haar vaste vergaderlocatie, niet ver van de Koninklijke Schouwburg vandaan. De verenigde vergadering is dan natuurlijk al lang gesloten.

RIJKSBEGROTING In de Grondwet staat over deze presentatie in artikel 105: Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 bedoelde tijdstip.

VOORSTEL Helemaal juist spreekt deze grondwetsbepaling over de voorgestelde begroting. Het is slechts een voorstel: er is nog goedkeuring nodig van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, zie artikel 105 Grondwet. De Tweede Kamer mag er zelfs wijzigingen in aanbrengen, net als in alle andere wetsvoorstellen, zie artikel 84 Grondwet.

DOOR of VANWEGE Volgens artikel 105 Grondwet – dankzij de woorden ‘door de koning’ – zou het ook de Koning zelf mogen zijn die de Rijksbegroting voor volgend jaar indient bij de Tweede Kamer. Dat zou trouwens niet zo heel vreemd zijn: de Koning dient alle andere wetsvoorstellen namelijk wél zelf in. Al worden al die andere wetsvoorstellen natuurlijk niet persoonlijk door de Koning bezorgd bij de Tweede Kamer – vorig jaar werden er 235 wetsvoorstellen ingediend! – maar ze worden wel door hem gestuurd naar de Tweede Kamer. In de parlementaire stukken heet dat de Koninklijke Boodschap. Met de Rijksbegroting gebeurt dat echter niet. Die wordt ingediend door de minister van Financiën. De Rijksbegroting wordt dus niet ‘door de Koning’ ingediend, maar ‘vanwege de Koning’. En de minister komt hem wél persoonlijk bezorgen. Moet dat eigenlijk per se de minister van Financiën zijn of mag het ook een ander zijn?   

COMPTABILITEITSWET Het antwoord op die vraag staat niet in de Grondwet maar kan worden afgeleid uit een andere wet: de Comptabiliteitswet 2016. In artikel 2.23 van die wet staat namelijk in het eerste lid: Wij dienen de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar bij de Tweede Kamer in.

MANDAAT Wie is hier ‘wij’? Ik denk dat hiermee elke minister en staatssecretaris wordt bedoeld. Alleen of gezamenlijk met andere bewindspersonen. Waarom is het dan toch altijd de minister van Financiën en alleen die minister? Dat kan worden afgeleid uit het tweede lid van datzelfde artikel 2.23. Hierin staat namelijk: In afwijking van het eerste lid kunnen Wij Onze Minister van Financiën machtigen de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen. Inderdaad is de minister van Financiën daartoe gemachtigd. Het is niet zo dat daarvoor elk jaar een nieuwe machtiging wordt afgegeven. Er is namelijk begin jaren negentig een doorlopende machtiging afgegeven; dat besluit is niet gepubliceerd. Een ander woord voor machtiging is mandaat.

ATTRIBUTIE Voor de Miljoenennota is het anders geregeld dan voor de rijksbegroting. Dat volgt uit het derde lid van artikel 2.23. Daarin staat: Onze Minister van Financiën biedt op de dag van de indiening van de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten de Miljoenennota aan de Staten-Generaal aan. Hieruit volgt dat alleen de minister van Financiën de Miljoenennota mag indienen. Alleen hij mag dat omdat de wet alleen hem die bevoegdheid geeft. Als een bevoegdheid in de wet wordt gegeven, spreken we van attributie.

BRONNEN Behalve bovenstaande bepalingen uit Grondwet en Comptabiliteitswet zijn geraadpleegd website Nederland rechtsstaat; website kenniscentrum voor beleid en regelgeving; website Koninklijk Huis; website Tweede Kamer (Staat van de Kamer 2023); Wikipedia (Troonrede).

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 11 oktober

Vicepremiers in het kabinet-Schoof

VRIJDAG 13 SEPTEMBER 2024 Het kabinet-Schoof bestaat uit 16 ministers. Een daarvan is naast minister ook premier (minister-president) en vier daarvan zijn naast hun ministerschap ook vicepremier. Hoe word je vicepremier en wat mag een vicepremier doen?

KB (1) Je wordt vicepremier doordat je per koninklijk besluit tot vicepremier wordt benoemd. Dit koninklijk besluit moet worden ondertekend door de koning en de minister-president, zie artikelen 47 en 48 Grondwet

VIER Op 2 juli jl. zijn de ministers Fleur Agema (PVV), Sophie Hermans (VVD), Eddie van Hijum (NSC) en Mona Keijzer (BBB) op die manier tot vicepremier benoemd, zie de Staatscourant van 4 juli jl. Elke coalitiepartij in het kabinet-Schoof levert dus één vicepremier.

GRONDWET In de Grondwet worden minister-president (premier), ministers en staatssecretarissen genoemd. Hierin wordt ook omschreven wat ze mogen doen. Zo staat in artikel 45 dat de minister-president voorzitter is van de ministerraad. In artikel 44 staat dat een minister leiding geeft aan een ministerie (al zijn er ook ministers die dat niet doen). In artikel 46 staat dat de staatssecretaris mag optreden als plaatsvervanger van de minister. Daarentegen wordt de vicepremier niet eens genoemd in de grondwet, laat staan dat hierin staat wat ie mag doen. Is er ergens anders geregeld wat een vicepremier mag doen?

KB (2) Ja. Dat is o.a. gebeurd in het Besluit houdende vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een minister (staat o.a. in Staatscourant van 4 juli). Ook dit is trouwens een koninklijk besluit. Daarin staat dat zij (of hij) de minister-president (premier) vervangt als die tijdelijk afwezig is, bijvoorbeeld door ziekte. Als een van de volgende marathons die Dick Schoof gaat lopen net iets te veel van zijn krachten zou vergen en hij daardoor van de dokter enkele weken absolute rust moet rusten en in die periode beslist niet aan het werk mag, dan zal hij worden vervangen door een van de vier vicepremiers. Die zal dan al zijn taken gaan uitvoeren. In Nederland. In Brussel. In de ministerraad. In de Tweede Kamer. In de media. Enzovoort. Juridisch gezien mag hij of zij dat dan naar eigen inzicht doen. Welke vicepremier van het huidige kabinet zal hem gaan vervangen?     

AGEMA Het kabinet-Schoof heeft immers – zoals hierboven bleek – vier vicepremiers: de ministers Agema, Hermans, Hijum en Keijzer. Gaat de voltallige ministerraad bepalen wie van hen het wordt? Gaan die vier ministers dat onderling bepalen? Gaan ze elk een deel van de afwezigheidsperiode van Schoof voor hun rekening nemen? Nee, niets van dit alles. Wie het wordt is namelijk al bij voorbaat in het laatstgenoemde koninklijk besluit vastgelegd. Het wordt namelijk Fleur Agema van de PVV. Zij is de zogenoemde eerste vicepremier. Als een kabinet meer vicepremiers heeft, dan levert de grootste coalitiepartij de eerste vicepremier.

HERMANS Als ook de eerste vicepremier net in die periode zelf tijdelijk afwezig is, dan wordt de premier vervangen door de tweede vicepremier. De tweede vicepremier is Sophie Hermans van de VVD, want de VVD is in grootte de tweede coalitiepartij. Enzovoort. Enzovoort.

MINISTERRAAD Een van de taken van een premier is het voorzitten van de ministerraad, zie ook artikel 2 van het Reglement van Orde voor de ministerraad. Fleur Agema zal dus het voorzitterschap van de ministerraad op zich gaan nemen. Een premier hoeft trouwens niet ziek te zijn om zich te laten vervangen in de ministerraad. Zo liet de begin dit jaar overleden Dries van Agt zich daarin meer dan eens om andere redenen vervangen door zijn vicepremier Hans Wiegel. Van Agt was eind jaren 70 en begin jaren 80 premier.           

BRONNEN Naast bovengenoemde grondwetsbepalingen en koninklijke besluiten is geraadpleegd: De Minister-President: Aanjager van Noodzakelijk Beleid, door J. Th. J. van den Berg in: Ministers en Ministerraad (red. R.B. Andeweg), Sdu: 1990. 

Mr. Leon

Volgende bijdrage op vrijdag 27 september.

Onderraden van het kabinet-Schoof

VRIJDAG 16 AUGTUSTUS 2024 (aangepast op 20 augustus) Vandaag komt de ministerraad weer bijeen. De laatste keer was op 12 juli. De ministerraad is niet de enige vergadering van ministers. Er zijn namelijk ook onderraden. Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten?

MEER Er kan maar één ministerraad zijn, terwijl het aantal onderraden niet is vastgelegd. Momenteel zijn er elf onderraden.

NIET ALLES De ministerraad gaat over al het algemene regeringsbeleid, artikel 4 Reglement van orde voor de ministerraad. Een onderraad gaat over bepaalde delen van het algemene regeringsbeleid, artikel 17 Reglement van orde voor de ministerraad.

VIJFHOEK Zo is er de Raad Fysieke Leefomgeving (RFL), de Raad Europese Aangelegenheden (REA), de Raad Asiel en Migratie (RAeM) en de Vijfhoek. De Vijfhoek gaat o.a. over de algemeen financiële, macro-economische en sociaaleconomische besluitvorming. (Toevoeging 20 augustus: Volgens de laatste editie van het Blauwe boek (handboek voor bewindspersonen) – afgelopen maand uitgebracht – wordt de Vijfhoek in het kabinet-Schoof vervangen door de Vierhoek.)

NIET ALLEN Alle ministers zijn vaste leden van de ministerraad, artikel 2 Reglement van orde voor de ministerraad. Dat is niet het geval bij een onderraad. Slechts een klein aantal ministers is vast lid van dezelfde onderraad. De ministerraad beslist welke ministers dat zijn, artikel 17 Reglement van orde voor de ministerraad. Een minister kan vast lid zijn van meerdere onderraden. 

RAeM Zo bestaat REA uit dertien vaste ministers, RFL uit twaalf vaste ministers, RAeM uit elf vaste ministers en de Vijfhoek bestaat uit vijf vaste ministers. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bijvoorbeeld is bij alle vier een vast lid. Ministers die geen vast lid zijn, mogen de onderraadvergaderingen trouwens wél bijwonen. Zij hebben dan dezelfde rechten als de vaste leden, artikel 20 Reglement van orde voor de ministerraad.  (Toevoeging 20 augustus: Sommige onderraden mogen ministers die geen vast lid zijn alleen op uitdrukkelijke uitnodiging bijwonen, zie het Blauwe boek.)

OOK 1 STEM Elke minister die een onderraadsvergadering bijwoont – al dan niet als vast lid – mag daarin het woord voeren en een stem uitbrengen, en ze hebben allemaal één stem, artikel 11 Reglement van orde voor de ministerraad. De minister-president is van elke onderraad lid en voorzitter, artikel 18 Reglement van orde voor de ministerraad. Bij het staken van stemmen is zijn stem beslissend, artikel 11 Reglement van orde voor de ministerraad. 

OOK BESLISSEN Stemmen? Ja, want een onderraad kan niet alleen aangelegenheden voor de ministerraad voorbereiden maar hij kan ook beslissingen nemen, artikel 17 Reglement van orde voor de ministerraad. Wél is er altijd goedkeuring nodig van de ministerraad voor de besluitenlijst van een onderraad, artikel 22 Reglement van orde voor de ministerraad. Die goedkeuring zal eerder worden verleend bij unanimiteit in de onderraad, zie ook de Algemene aanwijzingen inzake aangelegenheden van de ministerraad en onderraden

OOK BESLUITENLIJST? De besluitenlijst van een onderraad is niet openbaar. De besluitenlijst van de ministerraad is dat wel. Op de besluitenlijsten van de wekelijkse ministerraden van afgelopen juni staat de goedkeuring van de beslissingen van de onderraden steeds vermeld onder een van de laatste agendapunten. Die beslissingen worden daarin ‘conclusies’ genoemd en hun goedkeuring wordt daarin aangeduid met ‘aangenomen’. De onderraden staan onder hun afkorting vermeld. 

COMMISSIES Er zijn niet alleen onderraden maar ook commissies die uit een beperkt aantal ministers bestaan. Zij mogen geen beslissingen nemen, artikel 25 Reglement van orde voor de ministerraad. Op de site van de rijksoverheid worden commissies ‘ministeriële overleggen’ genoemd. Zo is er een ministeriële commissie Groningen (MCG) en een ministeriële commissie Publieke Dienstverlening (MCPD).

Mr. Leon

Volgende bijdrage over twee weken.

De bordesfoto

VRIJDAG 5 JULI 2024 Het nieuwe kabinet is deze week geïnstalleerd. Afgelopen dinsdag was de bordesscène bij Paleis Huis ten Bosch in Den Haag. De bordesscène is het fotomoment direct na installatie van alle nieuwe bewindslieden. De (bordes)foto stond de dag erna in alle kranten. Wie staan er op de bordesfoto?

DE KONING In het midden staat de Koning. Hij heeft kort daarvoor de ministers beëdigd. Ministers moeten namelijk bij de aanvaarding van hun ambt ten overstaan van de Koning een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering afleggen en trouw zweren of beloven aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt, zie artikel 49 Grondwet.

DE MINISTERS De Koning staat net als de anderen op de foto op de trappen voor Paleis Huis ten Bosch, zijn woonpaleis.  Om hem heen staan de ministers van het nieuwe kabinet. De minister-president staat naast hem. Het lijkt er trouwens op dat ze allemaal heel wat dichter bij elkaar staan dan op de bordesfoto van tweeënhalf jaar geleden, na de installatie van het kabinet-Rutte IV. Maar dat was dan ook nog tijdens de (laatste) coronalockdown (met het anderhalve meter gebod!). 

DE MINISTERRAAD De ministers vormen met elkaar de ministerraad, zie artikel 45 Grondwet. De ministerraad vergadert minstens eens per week, met als vaste vergaderdag de vrijdag, zie artikel 8 Reglement van Orde voor de ministerraad. De minister-president (Dick Schoof) is de voorzitter van de vergadering. De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid.

DE REGERING De ministerraad moet niet worden verward met de regering. De ministerraad bestaat uit alle ministers; anderen dan ministers kunnen er geen lid van zijn. Voor de regering gaat dit niet op. De regering kan weliswaar uit alle ministers bestaan, maar de regering kan ook uit slechts één of enkele ministers bestaan. Verder bestaat de regering niet alleen uit ministers, want ook de Koning is namelijk lid van de regering, zie artikel 42 Grondwet. Voor de bordesfoto bestaat de regering uit de Koning en alle ministers, maar in andere gevallen kan de regering bestaan uit de Koning en slechts een of enkele ministers.

STAATSSECRETARISSEN? Op de bordesfoto staat dus met andere woorden zowel de ministerraad mét de Koning als de regering. Wie niet op de foto staan, dat zijn de staatssecretarissen. Staatssecretarissen zijn namelijk geen lid van de ministerraad. Staatssecretarissen zijn in zoverre wél lid van de regering dat hij (of zij) koninklijke besluiten mag ondertekenen. Dat zijn besluiten van de regering waar de handtekening van de Koning en van een of meer ministers en/of staatssecretarissen onder moeten staan, zie artikel 47 Grondwet. Bijvoorbeeld het koninklijk besluit waarbij een burgemeester wordt benoemd.

REGERING en MINISTERRAAD Er zijn heel wat koninklijke besluiten waarover eerst in de ministerraad wordt vergaderd voordat ze worden ondertekend. Dat geldt bijvoorbeeld voor de benoeming van de burgemeester van een grotere stad, zie artikel 4 Reglement van Orde voor de ministerraad. Zo’n besluit wordt pas ondertekend nadat de ministerraad akkoord is gegaan. Pas dan zal de regering het koninklijk besluit van de burgemeestersbenoeming ondertekenen. In dit geval bestaat de regering uit de Koning en de minister van Binnenlandse Zaken. Anders dan de ministerraad vergadert de regering niet: Koning en minister vergaderen niet met elkaar over de burgemeestersbenoeming, zij plaatsen hun handtekening, en dat is het dan. Over de benoeming van de burgemeester voor een gemeente van minder dan 50.000 inwoners wordt niet eerst vergaderd in de ministerraad. De benoeming komt tot stand buiten de ministerraad om. Wél is ook hier de benoeming een koninklijk besluit dat door de regering wordt ondertekend. Ook in dit geval bestaat de regering uit de Koning en de minister van Binnenlandse Zaken.

KABINET? Tot zover de Koning, de ministers, de staatssecretarissen, de ministerraad en de regering. Maar wat is nu het kabinet? Het kabinet bestaat uit álle ministers en álle staatssecretarissen. De Koning maakt hier geen deel van uit. Het kabinet staat dus niet op de bordesfoto! Trouwens, net als de regering vergadert het kabinet niet. NB: in krant, op televisie en op sociale media worden de termen kabinet, regering en ministerraad abusievelijk vaak door elkaar gebruikt. Dat is jammer.

BORDES? De termen bordesscène en bordesfoto zijn ook problematisch. Volgens mij is een bordes namelijk een platform dat de trap onderbreekt. Ik kan op de foto niet goed zien of de trap van Paleis Huis ten Bosch een bordes heeft, maar de mensen op de bordesfoto’s staan sowieso niet op een bordes; zij staan namelijk gewoon op de treden van de trap.  

CONCLUSIE Op de bordesfoto staan alleen de ministerraad en de regering.

BRONNEN Naast bovengenoemde artikelen zijn geraadpleegd Wikipedia (bordesscène, Paleis Huis ten Bosch, bordes), Rijksoverheid.nl (Kabinet-Rutte IV beëdigd), P.P.T. Bovend’Eert e.a., Tekst & Commentaar Grondwet en Statuut, Wolters Kluwer: 2018.

Mr. Leon

Volgend week weer een nieuwe bijdrage.

In de ministerraad van het kabinet-Schoof

WOENSDAG 19 JUNI 2024 Er lijkt weinig meer in de weg te staan aan de officiële (koninklijke) benoeming van het kabinet-Schoof. Een nieuw kabinet betekent ook een nieuwe ministerraad. Hoe zien de politieke verhoudingen eruit in de nieuwe ministerraad?

HOMOGENITEIT Om te beginnen eerst de vraag: wat doet de ministerraad eigenlijk? De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid, artikel 45 Grondwet. Dat klinkt vrij vaag maar betekent o.a. dat in de ministerraad wordt beraadslaagd en besloten over alle wetsvoorstellen voordat een minister ze bij de Tweede Kamer indient, en eventueel nog een keer terwijl ze al in het parlement worden behandeld, artikel 4 Reglement van orde voor de ministerraad. Ook wordt in de ministerraad beraadslaagd en besloten over bijvoorbeeld verdragen en benoeming/ontslag van hoge ambtenaren, hoge rechters en burgemeesters van de grotere gemeenten. En over bijvoorbeeld het Nederlands standpunt dat in de vergaderingen van de Europese Raad en van de Raad van de Europese Unie zal worden ingenomen. De ministerraad is dus heel belangrijk! Er zijn echter ook heel wat besluiten die een minister zelfstandig kan nemen en niet eerst hoeft voor te leggen aan de ministerraad.

MINISTERS Neemt het hele kabinet deel aan de beraadslagingen en het nemen van besluiten in de ministerraad? De ministers wél: de ministerraad bestaat uit de minister-president en de andere ministers, artikel 45 Grondwet. In de vergaderingen van de ministerraad mogen zij het woord nemen en hebben ze stemrecht bij het nemen van besluiten, artikel 11 reglement. In beginsel wordt er tenminste elke vrijdag vergaderd, artikel 8 reglement.

STAATSSECRETARISSEN Staatssecretarissen mogen soms deelnemen aan de vergaderingen van de ministerraad. Maar dan alleen om te adviseren. Ze hebben nooit stemrecht bij het nemen van besluiten, artikel 3 reglement. Ministerraad en kabinet is dus niet hetzelfde!

5/4/4/2/1 Voor de politieke verhoudingen in de ministerraad is het dus belangrijk hoe de ministersposten zijn verdeeld over de vier coalitiepartijen. Het aanstaande kabinet-Schoof bestaat uit zestien ministers (en 13 staatssecretarissen). Er komen vijf PVV-ministers, vier VVD-ministers en vier NSC-ministers, en twee BBB-ministers. De minister-president of te wel premier (Dick Schoof) is partijloos. Gezamenlijk hebben VVD en NSC dus één minister meer dan PVV en BBB.

HELFT PLUS 1 In de ministerraad worden besluiten zoveel mogelijk unaniem genomen zodat alle ministers kunnen instemmen met het voorgestelde besluit, artikel 11 reglement. Maar het kan gebeuren dat er geen eensgezindheid is. Als dat er niet is, wordt er gestemd over het voorstel. Daarbij heeft elke minister één stem. Ook de minister-president. Voor het nemen van een besluit is de gewone meerderheid (de helft plus een) voldoende. Dat is de helft plus een van de stemmen van de ministers die in de vergadering aanwezig zijn. Er geldt bij stemming ook een quorumeis: minstens de helft van de ministers moet present zijn; in het kabinet-Schoof is de quorumeis dus acht ministers. Als er elf ministers aanwezig zijn, dan is voor het aannemen van een voorgesteld besluit voldoende dat zes ministers vóór stemmen.   

1 = 2 Bij het staken van de stemmen volgt er uitstel en wordt in de volgende vergadering opnieuw gestemd. Als uitstel niet mogelijk is of als alle (zestien) ministers aanwezig zijn, is de stem van de minister-president doorslaggevend, artikel 11 reglement. Volgens het Handboek voor bewindspersonen dienen ministers de hele vrijdag beschikbaar te zijn voor het bijwonen van de ministerraadsvergaderingen. In een voltallige vergadering heeft de minister-president bij het staken der stemmen de doorslaggevende stem. In zo’n geval staken de stemmen bijvoorbeeld als de vier VVD-ministers en de vier NSC-ministers anders stemmen dan de vijf PVV-ministers, de twee BBB-ministers en de premier. Dan zal dus worden besloten in overeenstemming met wat de ministers van PVV, BBB en premier hebben gestemd.      

HOMOGENITEIT De minister die tegen een aangenomen voorstel heeft gestemd, mag in geen geval in strijd handelen met dat besluit, artikel 12 reglement. Dat geldt ook voor de staatssecretarissen. Als bijvoorbeeld de vier NSC-ministers zich niet kunnen vinden in een besluit van de ministerraad, dan moeten zij zich er toch bij neerleggen. Ze mogen dan zelfs niet naar buiten toe laten blijken dat ze het er niet mee eens zijn, artikel 26 reglement.

BRONNEN Naast de genoemde artikelen en het Handboek voor bewindspersonen (2022) is geraadpleegd P.P.T. Bovend’Eert e.a., Tekst & Commentaar Grondwet en Statuut, Wolters Kluwer: 2018.

Mr. Leon

Volgende week weer een nieuwe bijdrage!