Naturalisatie, wonen en topsporters

VRIJDAG 27 JULI 2018. Afgelopen zaterdag stond in de krant een artikel over een buitenlandse topsporter die de Nederlandse nationaliteit kreeg nadat hij hier drie jaar had gewoond. Voor zo’n naturalisatie gelden wettelijke voorwaarden.

Rijkswet op het Nederlanderschap In deze wet staan de voorwaarden. Een voorwaarde is dat men moet het Nederlanderschap aanvragen. Een andere voorwaarde is dat men hier enige tijd moet hebben gewoond en wel onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.

Vijf jaar Hoofdregel is dat men hier minstens vijf jaren heeft gewoond. De drie jaar voor de topsporter is dus een (gunstige) uitzondering op de hoofdregel.

Drie jaar of minder In sommige gevallen eist de wet geen vijf jaar maar drie jaar of een nog lager aantal. Enkele voorbeelden. De ongehuwde partner die samenwoont met een Nederlander (drie jaar). De echtgenoot die samenwoont met een Nederlander (geen wooneis). Iemand die door erkenning het kind is geworden van een Nederlander (drie jaar).

Topsporters De lagere wooneis voor topsporters is gebaseerd op artikel 10 van de wet. Volgens dit artikel is ”in bijzondere gevallen (..) afwijking” van de vijf jaren wooneis mogelijk. In de wet staat niet om welke gevallen het hier gaat. Dat is wel gebeurd in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003. Daarin staat bijvoorbeeld dat topsporters een beroep kunnen doen op artikel 10. De Handleiding is echter geen wet! De handleiding bevat dus geen wettelijke rechten en geeft dus minder zekerheid dan de wet.

Artikel 8 lid 1, onder c, luidt (gedeeltelijk): Voor verlening van het Nederlanderschap komt slechts in aanmerking de verzoeker die tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, toelating en hoofdverblijf heeft.

Artikel 8 lid 2 luidt (gedeeltelijk): Het eerste lid, onder c, geldt niet met betrekking tot de verzoeker die sedert tenminste drie jaren de echtgenoot is van en samenwoont met een Nederlander.

Artikel 8 lid 4 luidt (gedeeltelijk): De termijn bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt op drie jaren gesteld voor de verzoeker die hetzij ongehuwd tenminste drie jaren onafgebroken met een ongehuwde Nederlander in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleeft.

Artikel 8 lid 5 luidt (gedeeltelijk): De termijn bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt eveneens op drie jaren gesteld voor de verzoeker die door erkenning het kind van een Nederlander is geworden.

Artikel 10 luidt (gedeeltelijk): Wij kunnen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c.

Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap, toelichting op artikel 10, paragraaf 3 (Topsporters), luidt (gedeeltelijk): Indien een sporter een beroep doet op artikel 10 RWN dient hij aan te tonen dat met zijn naturalisatie een Nederlands belang op sportief gebied wordt gediend.

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de verzoeker om naturalisatie na zijn naturalisatie als vertegenwoordiger voor Nederland kan deelnemen aan internationale concoursen of internationale sportwedstrijden (…). Bij individuele takken van sport dient betrokkene bij de Nederlandse kampioenschappen ten minste bij de top acht te (gaan) behoren; bij teamsporten dient de betrokkene ten minste op het hoogste nationale niveau van de desbetreffende tak van sport te (gaan) presteren.

Paspoort verlengen in het buitenland

WOENSDAG 30 MEI 2018. Nederland heeft in de afgelopen jaren het aantal ambassades en consulaten waar men zijn paspoort kan ”verlengen” fors verminderd, zo blijkt uit een recent krantenbericht.

In welke wetten is deze dienstverlening op ambassades en consulaten geregeld?

Op grond van de Paspoortwet mag de minister van Buitenlandse Zaken aanvragen voor de verlenging van een paspoort in ontvangst nemen en mag hij paspoorten uitreiken. Natuurlijk gaat de minister dat alles niet zelf doen. Daar zouden Nederlanders die in het buitenland wonen ook weinig aan hebben. Daarom heeft hij besloten dat de ambassadeurs en consuls dat namens hem mogen doen. Zijn meest recente besluit daartoe dateert van 10 februari 2017. Volgens de Algemene wet bestuursrecht is er sprake van mandaat als ambassadeurs en consuls namens de minister besluiten nemen. Niet elke ambassadeur of consul hoeft een mandaat in verband met de paspoortverlenging te krijgen. Alle gemandateerden zijn genoemd in de bijlage bij het besluit van de minister (bijlage is hieronder vanwege zijn omvang niet opgenomen).

Artikel 42 Paspoortwet luidt (gedeeltelijk): Bevoegd tot uitreiking van reisdocumenten zijn de autoriteiten, die ingevolge artikel 26 bevoegd zijn de aanvragen daarvoor in ontvangst te nemen.

Artikel 26 Paspoortwet luidt (gedeeltelijk): Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor nationale paspoorten zijn in het buitenland: Onze Minister van Buitenlandse Zaken, voor zover het personen betreft die zich buiten het Koninkrijk bevinden.

Artikel 1 Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 10 februari 2017 tot aanwijzing van posten bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor reisdocumenten en identiteitskaarten luidt (gedeeltelijk): De hoofden van de in bijlage A genoemde consulaire posten zijn bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor, alsmede het uitreiken van nationale paspoorten.

Considerans van het Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 10 februari 2017 tot aanwijzing van posten bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor reisdocumenten en identiteitskaarten luidt (gedeeltelijk): Gelet op titel 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht,

Titel 10.1 Algemene wet bestuursrecht luidt: Mandaat, delegatie en attributie

Afdeling 10.1.1. Algemene wet bestuursrecht luidt: Mandaat

Artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.