VRIJDAG 28 DECEMBER 2018 Gisteren stond in de Frankfurter Allgemeine Zeitung het bericht dat een schip vorige week zaterdag enkele tientallen drenkelingen heeft gered uit de Middellandse Zee, en sindsdien op zoek is naar een haven waar ze aan land mogen gaan. Italië en Malta lagen het meest voor de hand, maar de autoriteiten van deze landen hebben het verzoek afgewezen. De drenkelingen zijn migranten die ergens voor de Libische kust op volle zee aan boord zijn gekomen. Hierbij enige staatsrechtelijke helderheid bij deze problematiek.
Duitse vlag Het schip heet Sea-Watch. Het is een in Enkhuizen gebouwd schip dat sinds enkele jaren wordt gebruikt door een ngo, Mare Liberum. Het vaart tegenwoordig onder Duitse vlag. Over de betekenis van de vlag: zie https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=535.
Territoriale wateren Het schip moet om een haven van een land aan te doen de territoriale wateren van dat land in. Territoriale wateren worden ook wel territoriale zee genoemd. De territoriale wateren strekken zich uit over een strook van ongeveer 20 km langs de kust. Deze wateren vallen onder de soevereiniteit van de kuststaat. Italië en Malta hebben territoriale wateren, net als bijvoorbeeld Nederland.
Onschuldige doorvaart Die soevereiniteit moet echter wijken voor schepen die de territoriale wateren gebruiken voor een onschuldige doorvaart. Daarvan is sprake als het schip – eenvoudig gezegd – alleen maar gebruik maakt van de territoriale wateren om er doorheen te varen op weg naar een verder gelegen bestemming. De kuststaat mag die doorvaart niet verbieden, omdat het recht op onschuldige doorvaart in verdragen is geregeld.
Haven aandoen Bij een schip dat van plan is om een haven van de kuststaat aan te doen, bijvoorbeeld om daar drenkelingen aan land te brengen, is geen sprake van onschuldige doorvaart. De kuststaat mag die doorvaart dan ook wel verbieden en er handhavend tegen optreden.
Ontschepening op zee Ook bij een schip dat midden op zee – ver van een haven maar wel ergens in de territoriale wateren – voor anker gaat om de drenkelingen over te brengen naar een ander schip, is geen sprake van onschuldige doorvaart. De kuststaat mag haar de doorvaart verbieden en er handhavend tegen optreden.
Veilige plaats Dat is echter niet het hele verhaal. Volgens een ander verdrag kan een land namelijk verplicht zijn om een schip te helpen met drenkelingen aan boord. Die hulp bestaat er dan uit dat dit land de drenkelingen overneemt en naar een veilige plaats brengt. Die verplichting is er voor het land dat verantwoordelijk is voor de opsporing en redding van drenkelingen in het gebied waar zij aan boord van het reddende schip zijn gekomen. Wat de Middellandse Zee betreft, is er altijd wel een land dat zo’n verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, ook in gebieden die deel uitmaken van de volle zee (high seas).
Plaats versus haven Het verdrag is er niet duidelijk over of onder een veilige plaats altijd moet worden verstaan dat dit ergens aan land is. Een veilige plaats zou dus ook kunnen zijn een ander schip, maar dan wel een met meer faciliteiten, zoals ziekenboeg en genoeg eten en drinken. Ik weet niet welk land verantwoordelijk is voor de opsporing en redding van de drenkelingen die zich aan boord van de Sea-Watch bevinden.
Nederland Italië en Malta willen hun havens in elk geval niet open stellen voor de Sea-Watch. In de Frankfurter Allgemeine Zeitung stond dat Mare Liberum ook aan de Duitse, Franse, Spaanse en Nederlandse autoriteiten toestemming heeft gevraagd om een haven aan te doen zodat de drenkelingen daar aan land kunnen. In het krantenbericht stond dat nog geen enkele autoriteit heeft gereageerd!
BRONNEN:
Territoriale wateren:
Artikel 2 van United Nations Convention on the Law of the Sea – UNCLOS- luidt (gedeeltelijk): The sovereignty of a coastal State extends, beyond its land territory and internal waters and, in the case of an archipelagic State, its archipelagic waters, to an adjacent belt of sea, described as the territorial sea.
Artikel 3 luidt (gedeeltelijk): Every State has the right to establish the breadth of its territorial sea up to a limit not exceeding 12 nautical miles, measured from baselines determined in accordance with this Convention.
Artikel 11 luidt (gedeeltelijk): For the purpose of delimiting the territorial sea, the outermost permanent harbour works which form an integral part of the harbour system are regarded as forming part of the coast. Off-shore installations and artificial islands shall not be considered as permanent harbour works.
Onschuldige doorvaart:
Artikel 17 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Subject to this Convention, ships of all States, whether coastal or land-locked, enjoy the right of innocent passage through the territorial sea.
Haven aandoen:
Artikel 18 United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Passage means navigation through the territorial sea for the purpose of: (a) traversing that sea without entering internal waters or calling at a roadstead or port facility outside internal waters; or (b) proceeding to or from internal waters or a call at such roadstead or port facility. Passage shall be continuous and expeditious. However, passage includes stopping and anchoring, but only in so far as the same are incidental to ordinary navigation or are rendered necessary by force majeure or distress or for the purpose of rendering assistance to persons, ships or aircraft in danger or distress.
Ontschepening op zee:
Artikel 19 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Passage is innocent so long as it is not prejudicial to the peace, good order or security of the coastal State. Such passage shall take place in conformity with this Convention and with other rules of international law. Passage of a foreign ship shall be considered to be prejudicial to the peace, good order or security of the coastal State if in the territorial sea it engages in any of the following activities: (g) the loading or unloading of any commodity, currency or person contrary to the customs, fiscal, immigration or sanitary laws and regulations of the coastal State; (l) any other activity not having a direct bearing on passage.
Artikel 25: The coastal State may take the necessary steps in its territorial sea to prevent passage which is not innocent.
Artikel 21: The coastal State may adopt laws and regulations, in conformity with the provisions of this Convention and other rules of international law, relating to innocent passage through the territorial sea, in respect of all or any of the following: (h) the prevention of infringement of the customs, fiscal, immigration or sanitary laws and regulations of the coastal State. The coastal State shall give due publicity to all such laws and regulations. Foreign ships exercising the right of innocent passage through the territorial sea shall comply with all such laws and regulations and all generally accepted international regulations relating to the prevention of collisions at sea.
Veilige plaats en plaats versus haven:
Artikel 98 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Every State shall require the master of a ship flying its flag, in so far as he can do so without serious danger to the ship, the crew or the passengers: (a) to render assistance to any person found at sea in danger of being lost; (b) to proceed with all possible speed to the rescue of persons in distress, if informed of their need of assistance, in so far as such action may reasonably be expected of him.
Artikel 1.3 van de Annex van de International Convention on maritime search and rescue, 1979 – SAR – luidt (gedeeltelijk): The terms listed below are used in the Annex with the following meanings: .1 ‘Search’. An operation, normally co-ordinated by a rescue co-ordination centre or rescue sub-centre, using available personnel and facilities to locate persons in distress; .2 ‘Rescue’. An operation to retrieve persons in distress, provide for their initial medical or other needs, and deliver them to a place of safety;
Artikel 3.1.9 luidt (gedeeltelijk): Parties shall co-ordinate and co-operate to ensure that masters of ships providing assistance by embarking persons in distress at sea are released from their obligations with minimum further deviation from the ships’ intended voyage, provided that releasing the master of the ship from these obligations does not further endanger the safety of life at sea. The Party responsible for the search and rescue region in which such assistance is rendered shall exercise primary responsibility for ensuring such co-ordination and co-operation occurs, so that survivors assisted are disembarked from the assisting ship and delivered to a place of safety, taking into account the particular circumstances of the case and guidelines developed by the Organization. In these cases, the relevant Parties shall arrange for such disembarkation to be effected as soon as reasonably practicable.