Lijsttrekkersdebat Eerste Kamer op TV

DINSDAG 19 FEBRUARI 2019 Afgelopen zondag is het eerste televisiedebat gehouden voor de provinciale verkiezingen van 20 maart aanstaande. Dat zijn de verkiezingen van de provinciale staten, het parlement dat elke provincie heeft. De provincie is een bestuurslaag tussen gemeenten en nationale overheid in, en gaat bijvoorbeeld over openbaar vervoer en ruimtelijke ordening. Afgelopen zondag is echter gedebatteerd over Nederland in Europa, het nationaal klimaatbeleid en wie bereid is steun te verlenen aan Rutte-III. Provinciale onderwerpen zijn niet aan bod gekomen. Wat is er aan de hand?

Eerste Kamer Het was een debat tussen de lijsttrekkers van GroenLinks, Forum voor Democratie, PvdA, CDA, VVD en D66, de lijsttrekkers voor de Eerste Kamer. De Eerste Kamerverkiezing vindt plaats op 27 mei aanstaande. Welke relatie is er tussen deze verkiezing en de provinciale verkiezingen? De nieuwe Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de twaalf provinciale staten die op 20 maart worden gekozen (plus door Caribisch Nederland).

570 kiezers Op 27 mei zullen daarom 570 statenleden de 75 leden van de Eerste Kamer kiezen. Het ligt voor de hand dat een statenlid stemt op een kandidaat-Kamerlid van de eigen partij: een CDA-statenlid stemt op een kandidaat-Kamerlid van het CDA, een GroenLinks-statenlid op een kandidaat-Kamerlid van GroenLinks, enzovoorts. De Nederlandse inwoners van een provincie kiezen de statenleden van hun provincie op 20 maart. Deze keuze is tevens een keuze voor de (politieke samenstelling van de) Eerste Kamer vanaf 27 mei, al is dat dan ook een indirecte keuze. Dit is een belangrijke reden dat in het kader van de provinciale verkiezingen lijsttrekkers voor de Eerste Kamer met elkaar televisiedebatten aangaan over nationale onderwerpen (die weinig of niets met provinciaal beleid van doen hebben).

Burger Eigenlijk brengt de burger op 20 maart dus twee stemmen uit: een voor het provinciaal bestuur en een voor de Eerste Kamer. Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat een kiezer voor het provinciaal bestuur op een kandidaat van de ene partij wil stemmen en voor de Eerste Kamer op een kandidaat van een andere partij. Hij zal dan moeten beslissen welke keuze voorrang krijgt, zoals ook de Staatscommissie parlementair stelsel vorig jaar schreef in haar eindrapport Lage Drempels, Hoge Dijken. Democratie en rechtsstaat in balans (bladzijde 308). Toch is de staatscommissie er geen voorstander van om de burger twee echte stemmen te geven, een keer voor het provinciaal bestuur en een keer voor de Eerste Kamer. De Staatscommissie is geen voorstander van directe verkiezing van de Eerste Kamer (bladzijde 309).

7000 kiezers Directe verkiezing van de Eerste Kamer is natuurlijk niet de enige oplossing van deze keuzestress. Een andere oplossing is om de Eerste Kamer te laten kiezen door gemeenteraadsleden. Het is waar dat de burgers ook de gemeenteraden kiezen, maar er zijn belangrijke verschillen. Zo is het aantal gemeenteraadsleden veel groter (7000 in plaats van 570) en worden in gemeenteraden veel meer volksvertegenwoordigers gekozen voor (lokale) partijen die niet in de Eerste Kamer zijn vertegenwoordigd.

Franse Eerste Kamer Er zijn landen waar de Eerste Kamer wordt gekozen door de gemeenteraadsleden. Bijvoorbeeld Frankrijk; de senaat wordt hier (vrijwel uitsluitend) gekozen door de gemeenteraadsleden.

Buitenlandse kiezers De staatscommissie is hier evenmin voorstander van, omdat buitenlandse kiezers die hier wonen hun stem mogen uitbrengen voor de gemeenteraad en op die manier indirect invloed krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer (bladzijde 310), en dat is onwenselijk. Voor de gemeenteraad zijn buitenlanders die uit de Europese Unie komen sowieso kiesgerechtigd. Andere buitenlanders – bijvoorbeeld vluchtelingen – kunnen ook kiesgerechtigd zijn; daarvoor moeten zij in elk geval vijf jaar een verblijfsvergunning hebben. Wie als buitenlander kiesgerechtigd is, mag zich ook kandidaat stellen voor de gemeenteraad.

Electoraat van Franse Eerste Kamer? Hoe wordt daarover in Frankrijk gedacht? Buitenlanders die uit de Europese Unie komten, zijn in Frankrijk – net als in Nederland – kiesgerechtigd voor de gemeenteraad. Andere buitenlanders – zoals vluchtelingen – komen daarvoor niet in aanmerking, anders dan in ons land. Hoe dan ook: de EU-kiezers hebben daardoor indirect invloed op de samenstelling van de Franse Eerste Kamer, de Sénat. Zij mogen zich ook kandidaat stellen voor de gemeenteraad. Echter, de gemeenteraadsleden uit de EU mogen niet meedoen aan de verkiezing van de Franse Eerste Kamer, Sénat.

BRONNEN:

Onderstaande Franse wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution Version consolidée https://www.legifrance.gouv.fr/affichCode.do?cidTexte=LEGITEXT000006070239 au premier janvier 2019

”Eerste Kamer”

Artikel Q 1 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten.

‘570 kiezers”

Artikel B 2 van de Kieswet luidt: De leden van provinciale staten worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de provincie, mits zij Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

”Burger”

Staatscommissie, Eindrapport :LAGE DREMPELS, HOGE DIJKEN Democratie en rechtsstaat in balans Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel 2018

”7000 kiezers”

Artikel B3 Kieswet (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Lid 2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen om kiesgerechtigd te zijn op de dag van de kandidaatstelling tevens te voldoen aan de vereisten dat: a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l van de Vreemdelinenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag van de kandidaatstelling gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.

”Franse Eerste Kamer”

Artikel L280 Code électoral luidt: La composition du collège électoral appelé à élire les sénateurs assure, dans chaque département, la représentation des différentes catégories de collectivités territoriales et de la diversité des communes, en tenant compte de la population qui y réside.

Ce collège électoral est composé :1° Des députés et des sénateurs ; 2° Des conseillers régionaux de la section départementale correspondant au département et des conseillers de l’Assemblée de Corse désignés dans les conditions prévues par le titre III bis du présent livre ; 2° bis Des conseillers à l’assemblée de Guyane et des conseillers à l’assemblée de Martinique ; 3° Des conseillers départementaux ; 4° Des délégués des conseils municipaux ou des suppléants de ces délégués.

Artikel L284 luidt: Les conseils municipaux élisent parmi leurs membres dans les communes de moins de 9 000 habitants :

– un délégué pour les conseils municipaux de sept et onze membres ;

– trois délégués pour les conseils municipaux de quinze membres ;

– cinq délégués pour les conseils municipaux de dix-neuf membres ;

– sept délégués pour les conseils municipaux de vingt-trois membres ;

– quinze délégués pour les conseils municipaux de vingt-sept et vingt-neuf membres.

Dans le cas où le conseil municipal est constitué par application des articles L. 2113-6 et L. 2113-7 du code général des collectivités territoriales relatif aux fusions de communes dans leur rédaction antérieure à la loi n° 2010-1563 du 16 décembre 2010 de réforme des collectivités territoriales, le nombre de délégués est égal à celui auquel les anciennes communes auraient eu droit avant la fusion.

Artikel L285 luidt: Dans les communes de 9 000 habitants et plus, tous les conseillers municipaux sont délégués de droit.En outre, dans les communes de plus de 30 000 habitants, les conseils municipaux élisent des délégués supplémentaires à raison de 1 pour 800 habitants en sus de 30 000.

”Buitenlandse kiezers”

Artikel B3 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Lid 2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen om kiesgerechtigd te zijn op de dag van de kandidaatstelling tevens te voldoen aan de vereisten dat: a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l van de Vreemdelinenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag van de kandidaatstelling gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.

Artikel 10 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht. Lid 2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat: a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l van de Vreemdelinenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.

Artikel 10 Provinciewet luidt: Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

”Electoraat van Franse Eerste Kamer”

Artikel LO 227-1 van de Code électoral luidt (gedeeltelijk): Les citoyens de l’Union européenne résidant en France, autres que les citoyens français, peuvent participer à l’élection des conseillers municipaux dans les mêmes conditions que les électeurs français, sous réserve des dispositions de la présente section.

Les personnes mentionnées au premier alinéa sont considérées comme résidant en France si elles y ont leurdomicile réel ou si leur résidence y a un caractère continu. Pour l’application de la présente section, l’élection des membres du Conseil de Paris est assimilée à celle des conseillers municipaux.

Artikel L228 luidt: Sont éligibles au conseil municipal tous les électeurs de la commune et les citoyens inscrits au rôle des contributions directes ou justifiant qu’ils devaient y être inscrits au 1er janvier de l’année de l’élection.

Artikel L228-1 luidt: Sont en outre éligibles au conseil municipal ou au Conseil de Paris les ressortissants des Etats membres del’Union européenne autres que la France qui :

a) Soit sont inscrits sur la liste électorale complémentaire de la commune ;

b) Soit remplissent les conditions légales autres que la nationalité française pour être électeurs et être inscritssur une liste électorale complémentaire en France et sont inscrits au rôle d’une des contributions directes de la commune ou justifient qu’ils devaient y être inscrits au 1er janvier de l’année de l’élection.

Artikel LO286-1 luidt: Les conseillers municipaux et les membres du Conseil de Paris qui n’ont pas la nationalité française ne peuvent ni être membres à un titre quelconque du collège électoral sénatorial ni participer à l’élection à ce collège de délégués, de délégués supplémentaires et de suppléants.

Artikel LO286-2 luidt: Dans les communes dont tous les conseillers municipaux sont délégués de droit, les conseillers municipaux qui n’ont pas la nationalité française sont remplacés au collège électoral des sénateurs et lors de la désignation des délégués supplémentaires et suppléants par les candidats français venant immédiatement après le dernier candidat élu de la liste sur laquelle ils se sont présentés à l’élection municipale.

Provincie Utrecht teert wekelijks 2,6 miljoen euro in op reserves

DONDERDAG 14 FEBRUARI 2019 Een belangrijke inkomstenbron voor provincies is het Provinciefonds. Elke provincie ontvangt uit dit fonds uitkeringen van het Rijk. Utrecht moet het voorlopig met een gekorte uitkering doen; dat betekent 2,6 miljoen Euro minder, per week. Wat is er aan de hand?

Jaarrekening De Utrechtse jaarrekening over 2017 is nog niet vastgesteld. Gedeputeerde staten van een provincie – GS – moeten elk jaar de rekening opstellen van de baten en lasten en van de grootte en samenstelling van het vermogen: de jaarrekening. Die jaarrekening wordt per kalenderjaar opgesteld. GS zijn het dagelijks bestuur van een provincie. Ze leggen met de jaarrekening verantwoording af aan Provinciale Staten, dat is het algemeen bestuur van een provincie. Provinciale staten – PS – wordt gevraagd om deze jaarrekening vast te stellen. PS verlenen décharge aan GS, als ze de jaarrekening vaststellen.

Accountant PS mogen de jaarrekening niet vaststellen zonder accountantsverklaring. De accountantsverklaring wordt afgegeven door een accountant. Een accountant geeft zo’n verklaring pas af na controle van de jaarrekening en als uit die controle blijkt dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de baten en lasten en van de grootte en samenstelling van het vermogen. PS wijzen aan wie de accountant moet worden. De Utrechtse PS hebben accountantskantoor Ernst & Young (EY) aangewezen. EY weigert de accountantsverklaring voor de jaarrekening 2017 af te geven.

Tram EY weigert de accountantsverklaring af te geven in verband met een post van 10 miljoen Euro die te maken heeft met de aanleg van de Uithoflijn, een tramverbinding tussen Utrecht Centraal en universiteitscomplex Uithof, 8 kilometer verderop.

60% Elke provincie moet de vastgestelde jaarrekening met de accountantsverklaring vóór 15 juli naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken sturen. Anders mag het Rijk de uitkering uit het Provinciefonds opschorten. De jaarrekening 2017 moet vóór 15 juli 2018 zijn opgestuurd. De provincie Utrecht heeft anno 2019 nog steeds geen jaarrekening 2017 opgestuurd. De minister heeft daarom besloten om (het voorschot op) de uitkering per 1 januari jl. te korten met 60%, dat betekent wekelijks 2,6 miljoen Euro minder uitkering voor Utrecht. Het is een tijdelijke maatregel, maar het ministerie kan niet aangeven hoe lang hij duurt. Trouwens, als alles weer in orde komt, kan Utrecht de volledige uitkering alsnog tegemoet zien.

Geen shutdown De lagere uitkering betekent voor Utrecht minder inkomsten. In de krant staat dat Utrecht dankzij haar financiële reserves voorlopig al haar begrote uitgaven kan blijven doen, zoals uitbetaling van salarissen en openstelling van openbare parken en diensten. Dat is een groot verschil met de situatie in de VS: de shutdown aldaar. De shutdown in de VS is het gevolg van begrotingsperikelen: de federale begroting is daar niet op tijd vastgesteld. In Utrecht is niet de vaststelling van de begroting overdue maar de vaststelling van de jaarrekening. Als het in Utrecht de begroting 2019 was geweest die niet op tijd was vastgesteld – dat wil zeggen vóór 1 januari – dan zou Utrecht – net als de federale overheid in de VS – geen uitgaven mógen doen.

Wel (weer) shutdown De vaststelling van de federale begroting in de VS is onder andere problematisch vanwege de muur die President Trump wil bouwen aan de Mexicaanse grens, om de migranten uit Midden- en Zuid-Amerika tegen te houden. Daarvoor is een begrotingspost nodig. Vaststelling van de begroting is niet mogelijk zonder medewerking van het Huis van Afgevaardigden. Dat Huis heeft sinds begin januari een meerderheid van Democrats. Zij zien die muur niet zitten, en weigeren daarom hun medewerking. President Trump wil de muur echter niet uit zijn ingediende begroting halen. Eind januari is een ”bestand” gesloten tussen Huis en President, waarmee de shutdown tijdelijk is opgeheven. Dat bestand loopt morgen trouwens alweer af!

BRONNEN:

”Jaarrekening”

Artikel 201 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

Artikel 202 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de provincie.

Artikel 203 luidt: Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van gedeputeerde staten ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

”Accountant”

Artikel 201 Provinciewet luidt: Lid 1. Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Lid 2. Gedeputeerde staten voegen daarbij de verslagen, bedoeld in artikel 217a, tweede lid. Lid 3. Provinciale staten leggen de in het eerste en tweede lid, alsmede de in artikel 217, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is op de in artikel 19, tweede lid bedoelde wijze, voor een ieder ter inzage en stellen ze algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Provinciale staten beraadslagen over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 217 luidt (gedeeltelijk): Lid 2. Provinciale staten wijzen een of meer accountants aan (..) belast met de controle van de in artikel 201 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. Lid 3. De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of: a. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en de samenstelling van het vermogen; b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Lid 4. Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over: a. de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en b. onrechtmatigheden in de jaarrekening. Lid 5. De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan provinciale staten en een afschrift daarvan aan gedeputeerde staten.

”60%”

Artikel 17b Financiële-verhoudingswet luidt (gedeeltelijk): Lid 3. Onze Ministers kunnen de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, aan de betreffende provincie of gemeente geheel of gedeeltelijk opschorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken indien: a. gedeputeerde staten nalaten de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zenden binnen de in dat artikellid genoemde termijn, dan wel, als uitstel is verleend, binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend, of b. de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, na het verstrijken van de voorgeschreven termijn, niet is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het derde lid van dat artikel. Lid 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet terstond mededeling aan het desbetreffende bestuursorgaan van een besluit als bedoeld in het derde lid, met vermelding van de mate waarin en de periode waarvoor de betalingen ten hoogste geschorst worden. De betalingen worden hervat in de week nadat de informatie is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het derde lid van artikel 17a.

Artikel 17a lid 1 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten zenden de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van: a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet en b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet.

Artikel 15 eerste lid luidt: Onze Ministers doen betalingen uit de fondsen aan de provincies en de gemeenten, zo nodig vooruitlopend op de vaststelling van de uitkeringen over het uitkeringsjaar.

”Geen shutdown”

Artikel 193 Provinciewet luidt: Lid 1. Voor alle taken en activiteiten brengen provinciale staten jaarlijks op de begroting de bedragen die zij daarvoor beschikbaar stellen, alsmede de financiële middelen die zij naar verwachting kunnen aanwenden. Lid 2. Provinciale staten zien erop toe dat de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Hiervan kunnen zij afwijken indien aannemelijk is dat het structureel en reëel evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht. Lid 3. Behoudens het bepaalde in de artikelen 212 en 213 kunnen ten laste van de provincie slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht. Lid 4. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

Artikel 195 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

Artikel 196 luidt (gedeeltelijk): Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

CDA-congres en de regeling van het kinderpardon

DINSDAG 12 FEBRUARI 2019 Het CDA heeft afgelopen zaterdag haar partijcongres – ledenvergadering – gehouden in de Amsterdamse Kromhouthal. Op de agenda stond onder andere de regeling van het kinderpardon. CDA is een regeringspartij met 19 zetels in de Tweede Kamer. Wat is er besloten?

Pardon De regeling van het kinderpardon is een regeling waardoor iemand in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als hij of zijn ouders op of voor zijn 13e asiel hebben aangevraagd en daarna ons land niet meer hebben verlaten. In de afgelopen jaren hebben maar weinig asielzoekers daadwerkelijk zo’n verblijfsvergunning gekregen. De IND heeft hun aanvraag veelal geweigerd, omdat ouders zich na de asielprocedure enige tijd aan het toezicht van de overheid hebben onttrokken of niet genoeg hebben meegewerkt aan vertrek uit Nederland.

Congres Elk partijlid mag volgens de CDA-statuten het partijcongres bezoeken en er zijn stem uitbrengen; ieder heeft één stem. Dit lidmaatschap staat open voor iedereen vanaf 14 jaar (!) die de Nederlandse nationaliteit bezit. Ik weet niet hoeveel leden het congres van afgelopen zaterdag hebben bezocht, maar voor geldige besluitvorming voldoet de aanwezigheid van 75 leden. Een besluit wordt genomen met een gewone meerderheid van stemmen, dus de helft plus één.

Resoluties Het congres van afgelopen zaterdag heeft zich onder andere gebogen over resoluties. Die resoluties gaan bijvoorbeeld over de proeftijd in het arbeidsrecht, studieschuld, AOW, asbest, energietransitie en over de regeling van het kinderpardon. 25 leden mogen gezamenlijk een resolutie voorleggen aan het partijcongres, die het vervolgens bespreekt en ten slotte over besluit om hem al dan niet aan te nemen. Niet alleen (25) leden maar ook elke provinciale of gemeentelijke afdeling mag een resolutie voorleggen. Ook het jongeren- en het vrouwennetwerk van de partij mogen dat doen, tenzij het bestuur bezwaar maakt. Afgelopen zaterdag zijn er 17 resoluties voorgelegd. Elke resolutie wordt samen met een preadvies van het partijbestuur voorgelegd; dat preadvies kan luiden overnemen, gewijzigd overnemen of niet overnemen.

Geworteld 4 van die 17 resoluties zijn ingediend door individuele leden. Dat is ook het geval met de twee resoluties over de regeling van het kinderpardon. De ene heet Oplossing voor in Nederland gewortelde kinderen; deze is ingediend door ruim 100 individuele leden plus enkele provinciale en gemeentelijke afdelingen en het vrouwennetwerk. De andere Snelle oplossing voor met uitzetting bedreigde gewortelde kinderen is ingediend door ongeveer 30 individuele leden. Het preadvies luidt voor beide overnemen.

Tweede Kamer Uit de krant heb ik begrepen dat de eerstgenoemde resolutie is aangenomen, per acclamatie. Ik beperk me nu in deze bijdrage tot deze resolutie. In Oplossing voor in Nederland gewortelde kinderen worden twee oproepen gedaan aan de eigen Tweede Kamerfractie. Ten eerste: de regeling moet voor bestaande gevallen aanzienlijk worden versoepeld; gevallen waarin de vergunning is geweigerd moeten worden heroverwogen. Die regeling is opgenomen in de Vreemdelingencirculaire, dat is een beleidsregel. Ten tweede: de oproep dat in 2019 nieuwe, uitvoerbare wetgeving wordt uitgewerkt waardoor toekomstige verblijfsrechtelijke procedures voor gezinnen met kinderen binnen vijf jaar worden afgerond. Met andere woorden: ervoor zorgen dat dit jaar een wet met zekere inhoud tot stand komt.

Statuten Het partijcongres mag op grond van de statuten het politieke beleid van de Tweede Kamerfractie bespreken en toetsen, en het mag ook resoluties aannemen over vraagstukken van politiek beleid.

Grondwet Maar zou deze statutaire bevoegdheid in strijd kunnen komen met de Grondwet? In de resolutie wordt de Tweede Kamerfractie opgeroepen om (zich in te spannen) een nieuwe wet met een zekere inhoud tot stand te brengen. Hoe verhoudt zich deze oproep tot het lastverbod van Kamerleden? Kamerleden moeten volgens de Grondwet namelijk stemmen zonder last! Kamerleden moeten hun stem dus in elk geval uitbrengen zonder opdracht van het partijbestuur of de ledenvergadering/partijcongres. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor het uitbrengen van hun stem, maar voor al hun werkzaamheden in de Kamer, inclusief de indiening van wetsvoorstellen en de mondelinge of schriftelijk bijdrage die aan wetsvoorstellen wordt geleverd. De (leden van de) Tweede Kamerfractie zijn dus niet juridisch gebonden aan de oproep uit de resolutie om een wet met zekere inhoud tot stand te brengen. Echter, de Grondwet laat eenieder vrij – zeker ook het partijcongres – om bij Kamerleden zo’n oproep te doen. Bovendien: Kamerleden mogen er natuurlijk wel gevolg aan geven.

Staatssecretaris Resoluties moeten geruime tijd voor de dag van het partijcongres worden ingediend bij het partijbestuur. De Tweede Kamerfractie moet daarom al in januari op de hoogte zijn geweest van de resolutie. De fractie heeft al in de loop van januari binnen de coalitie aangedrongen op aanzienlijke versoepeling van de regeling van het kinderpardon op bestaande gevallen; ze heeft dus niet de stemming van afgelopen zaterdag afgewacht. Eind januari heeft dit ertoe geleid dat de staatssecretaris de regeling van het kinderpardon in de Vreemdelingencirculaire heeft herzien. Tot zover de eerste oproep. Ik weet niet of er in verband met de tweede oproep (bij de fractie) plannen zijn om stappen te maken.

BRONNEN:

pardon

De oude regeling van het kinderpardon in de Vreemdelingencirculaire (tot 29 januari):

https://wetten.overheid.nl/BWBR0012289/2019-01-01/#Circulaire.divisieB9_Circulaire.divisie6

Vindplaatsen Statuten en Huishoudelijk Reglement (2018) van het CDA:

https://d2vry01uvf8h31.cloudfront.net/CDA/Documenten/2018/Diverse/CDA%20Statuten%20%26%20Huishoudelijk%20Reglement%20%282018%29.pdf

”Congres”

Zie achtereenvolgens de artikelen 33, 7, 102 van de CDA-statuten en artikel 22 van het Huishoudelijk Reglement en de artikelen 5, 104 en 103 van weer de statuten.

”Resoluties”

Zie artikel 23 Huishoudelijk Reglement van het CDA.

”Statuten”

Artikel 34 van de CDA-statuten

”Grondwet”

Artikel 67 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De (Kamer)leden stemmen zonder last.

”Staatssecretaris”

De nieuwe regeling van het kinderpardon in de Vreemdelingencirculaire (vanaf 29 januari):

https://ind.nl/over-ind/Paginas/Alles-over-de-Regeling-langdurig-verblijvende-kinderen.aspx

Politiewapens

VRIJDAG 8 FEBRUARI 2019 De burgemeester van Amsterdam heeft besloten om de buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) geen wapenstok en pepperspray te geven. De boa’s zijn geen politieambtenaren. Vooral vanwege de problemen in de binnenstad hadden de boa’s om deze wapens gevraagd. Wel komen er in de Amsterdamse binnenstad meer politieambtenaren voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Er komt dus meer blauw op straat. Die politieambtenaren hebben wel een wapenstok en pepperspray bij zich. Welke wapens hebben politieambtenaren zoal bij zich?

Pepperspray De politieambtenaar draagt altijd een korte wapenstok, pepperspray, een pistool en handboeien bij zich. De wapenstok wordt gummiknuppel genoemd; sinds enige tijd heeft de politie uitschuifbare wapenstokken. Pepperspray is een spray met een sterk prikkelende stof; hij wordt meegenomen in een spuitbus. Een politieambtenaar heeft ook altijd een nazorgset bij zich, voor het geval hij iemand heeft bespoten met pepperspray. Zijn pistool is semiautomatisch. De korpschef (de landelijke baas van de politie) kan daaraan een lange wapenstok, tiewraps (soort handboeien), (beschermings)schild en helm toevoegen. Handboeien en schild zijn wettelijk gezien trouwens geen wapens maar uitrusting.

Bovendien heeft de Mobiele eenheid ook altijd een lange wapenstok bij zich, een granaatwerper en een waterkanon. De granaatwerper is een geweer dat wordt gebruikt om traangasgranaten af te schieten. Het waterkanon heet officieel waterwerper.

Arrestatieteams hebben naast traangasgranaten ook altijd andere granaten bij zich, namelijk rookgranaten en lawaaigranaten. Het team draagt naast de gummiknuppel ook het stroomstootwapen, de elektrische wapenstok. Wat de vuurwapens betreft, wordt niet alleen een handwapen (pistool) gedragen maar ook schoudervuurwapens en repeteervuurwapens. Ook heeft het team de beschikking over explosieven.

Wapengebruik Natuurlijk betekent het dragen van een wapen niet dat de politieambtenaar het onder alle omstandigheden mag gebruiken. Wapengebruik mag alleen als dat redelijk is en een ander middel om het beoogde doel te bereiken niet mogelijk is.

Marechaussees zijn onder andere de politieambtenaren op Schiphol en (op andere plaatsen) aan de grens. De Marechaussees kunnen beschikken over alle wapens waarover de politieambtenaar kan beschikken. Ze kunnen echter over veel meer wapens beschikken, zoals stiletto’s, katapulten, alle soorten vuurwapens, degens en sabels en niet te vergeten kruisbogen en harpoenen.

BRONNEN:

”Vrijdag 8 februari 2019”

Artikel 2 Politiewet: Ambtenaren van politie in de zin van deze wet zijn:

a. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

b. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

c. vrijwillige ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

d. ambtenaren van de rijksrecherche die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche.

Artikel 3 luidt: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

”Pepperspray”

Artikel 22 Politiewet 2012: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de bewapening, de uitrusting en de kleding van de ambtenaren van politie.

Artikel 1 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. ambtenaar: de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012, met de rang hoger dan die van surveillant van politie

b. pistool: semi-automatisch pistool, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

g. pepperspray: spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC);

Artikel 2 luidt:

Lid 1. De bewapening van de ambtenaar bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:

a. een korte wapenstok;

b. pepperspray;

c. het pistool.

Lid 2. De korpschef kan bepalen dat de bewapening van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede bestaat uit een lange wapenstok.

Lid 3. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:

a. handboeien;

b. een koppel;

c. een veiligheidsvest;

d. nazorgmiddelen bij het gebruik van pepperspray.

Lid 4. Indien de korpschef dit noodzakelijk acht, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust met tie-wraps.

Lid 5. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, kan mede bestaan uit:

a. een tactisch vest;

b. een kogelwerende helm;

c. een gasmasker;

d. een schild.

Artikel 14 luidt: Onverminderd de artikelen 2 tot en met 13 kan Onze Minister aan door hem aangewezen ambtenaren andere dan de in dit besluit genoemde wapens en munitie toekennen.

”Mobiele eenheid”

Artikel 26 van het Besluit beheer politie luidt (gedeeltelijk): De regionale eenheden beschikken ieder over een organisatie van mobiele eenheden ten behoeve van (..)

Artikel 11 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: De bewapening van de ambtenaar die behoort tot de mobiele eenheid, bedoeld in artikel 26 van het Besluit beheer politie, kan tijdens de uitoefening van de dienst mede bestaan uit:

a. een lange wapenstok;

b. de granaatwerper en CS-traangasgranaten;

c. een waterwerper.

Artikel 1 luidt: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: e. granaatwerper: een granaatwerper, kaliber 40 mm;

”Arrestatieteams”

Artikel 11, onder a, van het Besluit beheer politie luidt (gedeeltelijk): De Dienst speciale interventies heeft in ieder geval tot taak: a. het in stand houden van aanhoudings- en ondersteuningsteams die, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen,

Artikel 1 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: c. semi-automatisch schoudervuurwapen: semi-automatisch schoudervuurwapen, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter; d. automatisch schoudervuurwapen: automatisch schoudervuurwapen, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

f. repeteervuurwapen: een repeteervuurwapen, kaliber 12; h. aanhoudings- en ondersteuningsteam: een aanhoudings- en ondersteuningsteam als bedoeld in artikel 11, onder a, van het Besluit beheer politie

Artikel 13 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningsteam, kan tijdens de uitoefening van de dienst mede bestaan uit:

a. rook- en lawaaigranaten;

b. een elektrische wapenstok;

c. de granaatwerper en CS-traangasgranaten;

d. het semi-automatisch schoudervuurwapen;

e. het automatisch schoudervuurwapen;

f. het repeteervuurwapen;

g. het stroomstootwapen.

Lid 2. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat mede uit explosieven.

”Wapengebruik”

Artikel 7 Politiewet luidt (gedeeltelijk): De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld of vrijheidsbeperkende middelen te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.

Dit is verder uitgewerkt in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (een KB).

”Marechaussees”

Artikel 4 van de Politiewet 2012luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Aan de Koninklijke marechaussee, die onder het beheer van Onze Minister van Defensie staat, zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, de volgende politietaken opgedragen:

c. de uitvoering van de politietaak op de luchthaven Schiphol en op de andere door Onze Minister en Onze Minister van Defensie aangewezen luchtvaartterreinen, alsmede de beveiliging van de burgerluchtvaart;

f. de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, waaronder begrepen de bediening van de daartoe door Onze Minister voor Immigratie en Asiel aangewezen doorlaatposten en het, voor zover in dat verband noodzakelijk, uitvoeren van de politietaak op en nabij deze doorlaatposten, alsmede het verlenen van medewerking bij de aanhouding of voorgeleiding van een verdachte of veroordeelde;

Artikel 17 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt (gedeeltelijk): De bewapening van (..) de Koninklijke marechaussee bestaat uit:

a. de wapens, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 14;

b. andere wapens van de categorieën I, II, III en IV en munitie van de categorieën II en III, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

Artikel 2 van de Wet wapens en munitie luidt (gedeeltelijk): Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.

Categorie I

1°. stiletto’s, valmessen en vlindermessen;

2°. andere opvouwbare messen (..)

3°. boksbeugels, ploertendoders, wurgstokken, werpsterren, vilmessen, ballistische messen en geluiddempers voor vuurwapens;

4°. blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;

5°. pijlen en pijlpunten bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die zijn voorzien van snijdende delen met de kennelijke bedoeling daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken;

6°. katapulten;

7°. andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.

Categorie II

1°. vuurwapens die niet onder een van de andere categorieën vallen;

2°. vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren;

3°. vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel dat de aanvalskracht wordt verhoogd;

4°. vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;

5°. voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische hulpmiddelen;

6°. voorwerpen, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen en van vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen, bestemd voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of traanverwekkende stof;

7°. voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, met uitzondering van explosieven voor civiel gebruik indien met betrekking tot deze explosieven erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik.

Categorie III

1°. vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen voor zover zij niet vallen onder categorie II sub 2°, 3° of 6°;

2°. toestellen voor beroepsdoeleinden die geschikt zijn om projectielen af te schieten;

3°. werpmessen;

4°. alarm- en startpistolen en -revolvers, met uitzondering van alarm- en startpistolen die:

a. geen loop of een kennelijk verkorte, geheel gevulde loop hebben;

b. zodanig zijn ingericht dat zij uitsluitend knalpatronen van een kaliber niet groter dan 6 mm kunnen bevatten; en

c. waarvan de ligplaats van de patronen en de gasuitlaat loodrecht staan op de loop of op de lengterichting van het wapen.

Categorie IV

1°. blanke wapens waarvan het lemmet meer dan een snijkant heeft, voor zover zij niet vallen onder categorie I;

2°. degens, zwaarden, sabels en bajonetten;

3°. wapenstokken;

4°. lucht-, gas- en veerdrukwapens, behoudens zulke door Onze Minister overeenkomstig categorie I, sub 7°, aangewezen die zodanig gelijken op een vuurwapen dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn;

5°. kruisbogen en harpoenen;

6°. bij regeling van Onze Minister aangewezen voorwerpen die geschikt zijn om daarmee personen ernstig lichamelijk letsel toe te brengen;

7°. Voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën vallen.

Krokodillen in Queensland

DONDERDAG 7 FEBRUARI 2019 In Australië is er de laatste tijd zoveel regen gevallen dat de straten blank staan en de autoriteiten waarschuwen om kinderen daarin niet te laten spelen omdat er ook krokodillen in zwemmen. Dit noodweer doet zich vooral in het noordoosten voor, in Queensland. Hoe verhoudt Queensland zich tot Australië?

Commonwealth Australië heet officieel Commonwealth of Australia. Het is een koninkrijk; koningin is Elizabeth II van Groot-Brittannië. Het bestaat uit deelstaten (states) en territories. New South Wales, Tasmania en Queensland zijn enkele van de deelstaten.

States Australië is een federatie. Zowel Australië als elke deelstaat heeft een eigen regering en parlement met wetgevende bevoegdheden. In de grondwet zijn de onderwerpen opgesomd waarvoor de nationale wetgever wetten mag maken; voor de andere onderwerpen is de deelstaat bevoegd. De nationale wetgever gaat bijvoorbeeld over defensie, vreemdelingenbeleid en buitenlandse zaken.

Parlement Queensland Niet alleen Australië heeft een grondwet, maar ook de deelstaten. In de grondwet van Queensland staat dat haar parlement bestaat uit 93 leden en dat voor de verkiezingen een districtenstelsel geldt: elk district stuurt één parlementariër. De bevolking van het kiesdistrict stemt op één van de kandidaat volksvertegenwoordigers.

Executive government De regering van Queensland bestaat uit de Premier en 17 Ministers, plus enkele Assistant Ministers. In de grondwet staat een maximum van 19 Ministers. Zij zijn collectively responsible jegens het parlement. De koningin wordt vertegenwoordigd door de governor of Queensland.

BRONNEN:

https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/
https://www.legislation.gov.au/

”States”

Artikel 51 The Constitution luidt (gedeeltelijk): The Parliament shall, subject to this Constitution, have power12 to make laws for the peace, order, and good government of the Commonwealth with respect to: vi the naval and military defence of the Commonwealth and of the several States, and the control of the forces to execute and maintain the laws of the Commonwealth; xix naturalization and aliens xxvii immigration and emigration; xxix external affairs;

”Parlement Queensland”

Artikel 106 van The Constitution luidt: The Constitution of each State of the Commonwealth shall, subject to this Constitution, continue as at the establishment of the Commonwealth, or as at the admission or establishment of the State, as the case may be, until altered in accordance with the Constitution of the State.

Artikel 11 Constitution of Queensland luidt: The Legislative Assembly is to consist of 93 members.

Artikel 12 luidt: The State is to be divided into the same number of electoral districts as there are members of the Legislative Assembly.

Artikel 13 luidt: Each member of the Legislative Assembly is to represent 1 of the electoral districts.

Artikel 14 luidt (gedeeltelijk): The Parliament under an Act may—(a) vary the number of members to be elected to the Legislative Assembly; and (b) vary the electoral districts of the State that are to be represented in the Legislative Assembly; and (c) establish new and other electoral districts; and (d) ..

Dat is echter niet gebeurd:

Artikel 34 Electoral Act Q ueensland luidt: There are 93 electoral districts for the State.

”Executive governement”

Artikel 42 Constitution of Queensland luidt: There must be a Cabinet consisting of the Premier and a number of other Ministers appointed under section 43. (2) The Cabinet is collectively responsible to the Parliament.

Artikel 43 luidt (gedeeltelijk): The maximum number of Ministers at any time is 19.

Artikel 29 luidt: There must be a Governor of Queensland. The Governor must be appointed by commission under the Royal Sign Manual.

Artikel 28 luidt: In this part Royal Sign Manual means the signature or royal hand of the Sovereign.

Is scholierenstaking voor beter klimaatbeleid geoorloofd?

DINSDAG 5 FEBRUARI 2019 Aanstaande donderdag is de eerste (landelijke) scholierenstaking voor het klimaat in Nederland. Veel leerlingen uit het voortgezet onderwijs (VWO, HAVO, MAVO, VMBO) gaan overmorgen niet naar school. Ze kunnen op het Malieveld in Den Haag demonstreren voor een beter klimaatbeleid. In België zijn afgelopen maand al verschillende scholierenstakingen geweest. Wat zegt de wet over schoolverzuim, als dat gebeurt om te betogen voor een beter klimaatbeleid van de overheid?

Leerplicht Scholieren hebben een wettelijke leerplicht. Dat houdt in dat leerlingen van bijvoorbeeld middelbare scholen geen enkele les of praktijktijd mogen verzuimen. Naleving van deze wettelijke verplichting is de verantwoordelijkheid van scholier én ouders.

Straf Schoolverzuim is een strafbaar feit. De leerling hangt een taakstraf of geldboete boven het hoofd terwijl de ouders zelfs een gevangenisstraf kan worden opgelegd.

100.000 De schooldirecteur moet het melden bij het ministerie als een leerling binnen vier weken 16 uur verzuimt. Hij of zij riskeert een boete die kan oplopen tot 100.000 euro per jaar, als die meldplicht niet wordt nagekomen.

Dwang De politie mag een verzuimende scholier die zich op een voor het publiek toegankelijke plaats bevindt onder dwang terug naar school brengen. Het Malieveld in Den Haag is zo’n plaats.

Goede redenen Uiteraard geldt de wettelijke leerplicht niet altijd. Er zijn omstandigheden waaronder schoolverzuim is toegestaan. In die gevallen plegen scholier en zijn ouders geen strafbare feiten. Zo’n geval doet zich bijvoorbeeld voor als de leerling ziek is of als de school een dag dicht is in verband met een studiedag voor de docenten. De leerlingen zijn dan vrijgesteld van hun leerplicht. Uiteraard moet de school er wel fatsoenlijk van op de hoogte worden gebracht als een leerling ziek is.

Andere goede redenen Het hangt dus van de verzuimreden af of schoolverzuim geoorloofd is. Demonstreren voor een beter klimaatbeleid is geen reden die in de wet wordt genoemd, tenminste het is niet één van de redenen die de wet heel duidelijk noemt. In de wet staat namelijk ook een restcategorie voor vrijstelling: andere gewichtige omstandigheden.

Zoals Wat zijn andere gewichtige omstandigheden? Enkele jaren geleden heeft de minister van Onderwijs uitgelegd wat dat voor hem zijn, en daarmee ook wat dat zijn voor de ambtenaren op het ministerie. Daarin wordt bijvoorbeeld heel duidelijk uitgelegd dat bij de bruiloft van een oudere broer of zus, bij de koperen bruilof van de ouders (of gouden bruiloft van de grootouders) en bij een verhuizing sprake is van zo’n andere gewichtige omstandigheid voor verlof, en dus van geoorloofd verzuim. Verlof om te gaan demonstreren – al dan niet voor een beter klimaatbeleid – staat er echter niet in.

Wil Gelukkig zijn dit voor de minister slechts voorbeelden van gevallen waarin schoolverzuim is geoorloofd is. Hij zegt namelijk dat verlof bovendien is geoorloofd als er volgens de schooldirecteur sprake is van gewichtige omstandigheden, tenzij er sprake is van omstandigheden die niet buiten de wil of invloedssfeer van de ouders of leerling zijn gelegen. Een directeur mag dus alleen verlof geven voor omstandigheden die buiten de wil of invloedssfeer van ouders of leerling liggen. Vindt de scholierenstaking voor een beter klimaatbeleid niet juist plaats omdát de leerling dit wil? Hoe dan ook: misschien legt de minister de wet niet goed uit. De uitleg van de rechter gaat hier boven die van de minister!

Grondrecht In elk geval moet het verlof worden aangevraagd. De directeur mag aan het geven van verlof voorwaarden stellen. Zou de directeur als voorwaarde mogen stellen dat de leerling erbij moet zijn op het Malieveld? Het is zo dat demonstreren (betogen) een recht is van eenieder, ook van minderjarigen. Het is zelfs een grondrecht, een mensenrecht dus. Een mensenrecht is een recht, nimmer een plicht: het houdt ook het recht in om niet te demonstreren. Oké, de leerling vraagt verlof aan om te demonstreren. Hij wil dus sowieso gaan demonstreren. Toch legt zo’n voorwaarde van de directeur iets op wat de leerling niet sowieso al zou doen, want is zijn schoolstaking/schoolverzuim van aanstaande donderdag op zichzelf niet al een vorm van demonstreren voor een beter klimaatbeleid? Ik zou zeggen: van wel. Zou de directeur mogen eisen dat een leerling (ook) gaat demonstreren op het Malieveld? Ik zou zeggen: van niet.

BRONNEN:

”Leerplicht”

Artikel 2 van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Lid 2. De in het eerste lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor zover de daarin bedoelde personen kunnen aantonen dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen worden geacht. Lid 3. De jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, is verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet de school waaraan hij als leerling staat ingeschreven, geregeld te bezoeken, onverminderd het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 4 luidt (gedeeltelijk): Het schoolbezoek vindt geregeld plaats, zolang geen les of praktijktijd wordt verzuimd.

Artikel 4c luidt: Lid 1. De jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling staat ingeschreven op grond van artikel 4a, eerste lid, is verplicht het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 58a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden. Lid 2. De jongere voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, om de school of instelling na inschrijving geregeld te bezoeken, zolang hij geen les of praktijktijd verzuimt anders dan op een van de gronden, bedoeld in artikel 11.

Artikel 1 luidt (gedeeltelijk): Deze wet verstaat onder:

b. “school”: 1. een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of dagschool voor voortgezet onderwijs, dan wel een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs; 2. een ingevolge artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs aangewezen bijzondere dagschool voor voortgezet onderwijs

d. “hoofd”: 1. hij die met de leiding van de school is belast; 2. hij die met de leiding van de instelling is belast; e. “de ambtenaar”: de ambtenaar, bedoeld in artikel 16;

h. meldingsregister relatief verzuim: meldingsregister relatief verzuim als bedoeld in artikel 24h van de Wet op het onderwijstoezicht;

”Straf”

Artikel 26 van de Leerplichtwet 1969 luidt: Strafbedreiging verantwoordelijke personen. Lid 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen die de in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a opgelegde verplichtingen niet nakomen, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie. Lid 2. De leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is, die de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomt, wordt gestraft met een hoofdstraf als genoemd in artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de geldboete een geldboete van de tweede categorie is.

Artikel 28 luidt: De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 77h, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafrecht luidt: De hoofdstraffen zijn: b. in geval van overtreding: taakstraf of geldboete.

”100.000”

Artikel 21a van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Indien een ingeschreven leerling van een school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 1 en 2, zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken in totaal zestien uren les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan Onze minister, zo mogelijk onder opgave van de reden die naar zijn oordeel ten grondslag ligt aan het verzuim

Artikel 27 luidt (gedeeltelijk): Onze minister dan wel, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 1 000 euro per overtreding, met een maximum van 100 000 euro per schooljaar, opleggen aan het hoofd dat: b. niet voldoet aan een der verplichtingen, opgelegd in de artikelen 18, 21 en 21a.

”Dwang”

Artikel 24 van de Leerplichtwet 1969 luidt: Ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, zijn bevoegd een jongere die zij onder schooltijd op een voor het publiek toegankelijke plaats aantreffen, te brengen naar het hoofd van de school waarop de jongere als leerling staat ingeschreven. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

”Goede redenen”

Artikel 11 van de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien

a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst;

b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden;

c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd;

d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;

e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;

f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan;

Artikel 13 luidt: Een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging kan slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven.

Artikel 13b luidt: Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere, wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging wordt gedaan door middel van kennisgeving aan het hoofd door de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, tenzij de leerplichtige jongere of de jongere die kwalificatieplichtig is niet meer woonachtig is bij deze personen, in welk geval de kennisgeving wordt gedaan door de jongere zelf.

”Andere goede redenen”

Artikel 11 van de Leerplichtwet 1969 luidt: De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien g. de jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken.

”Zoals”

Artikel 2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden (…) In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode: Voor verhuizing: maximaal 1 schooldag; voor het bijwonen van het huwelijk van bloed- of aanverwant tot en met de 3e graad: in Nederland maximaal 2 schooldagen indien er ver gereisd moet worden, anders maximaal 1 dag, in het buitenland maximaal 5 schooldagen. Soort bewijs: trouwkaart (indien twijfelachtig kopie trouwakte); bij 25, 40 of 50 jarig ambtsjubileum en het 12 ½, 25, 40, 50 en 60 jarig huwelijksjubileum van ouder(s)/verzorger(s) of grootouders: maximaal 1 schooldag;

”Wil”

Artikel 2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden. Op grond van artikel 11, onderdeel g, en artikel 14 van de Leerplichtwet zijn in bepaalde situaties bijzondere vormen van verlof toegestaan voor maximaal tien dagen per schooljaar. Het gaat hier om zogenaamde ‘andere gewichtige omstandigheden’. Dit zijn omstandigheden die niet eerder in de limitatieve opsomming van artikel 11 van de Leerplichtwet zijn genoemd en die veelal buiten de wil of invloedsfeer van de ouders of leerling zijn gelegen. Het hoofd van de school of instelling kan verlof verlenen voor afwezigheid als gevolg van een dergelijke andere gewichtige omstandigheid. In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode: (…) voor andere naar het oordeel van het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.

”Grondrecht”

Artikel 2 van de Beleidsregel uitleg ‘specifieke aard van het beroep’ en ‘andere gewichtige omstandigheden’ bedoeld in de Leerplichtwet 1969 luidt (gedeeltelijk): Andere gewichtige omstandigheden. In de hierna te noemen gevallen kan, zolang het totaal aan een jongere te verlenen verlof het aantal van 10 verlofdagen in een schooljaar niet te boven gaat, verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode: (…) voor andere naar het oordeel van het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 dagen.

Daarbij geldt het volgende:

. Verlofaanvragen dienen schriftelijk en binnen een redelijke termijn bij het hoofd van de school/instelling te worden ingediend. Indien de aanvraag niet binnen een redelijke termijn is ingediend, moet door de aanvrager worden beargumenteerd waarom dit niet is gebeurd;

. er kunnen voorwaarden gesteld worden aan het toekennen van verlof, bijvoorbeeld het achteraf tonen van bepaalde bescheiden;

. de toestemming of afwijzing moet schriftelijk worden vastgelegd en in geval van afwijzing goed worden gemotiveerd door het hoofd van de school/instelling;

Artikel 9 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

De Europese verkiezingen zijn niet overal op zondag en de kiezer is niet per se meerderjarig

VRIJDAG 1 FEBRUARI 2019 Over enkele maanden – eind mei – zijn er Europese verkiezingen. Het Europees Parlement heeft vorige week vrijdag een nieuwe website gelanceerd die per lidstaat praktische uitleg geeft over het uitbrengen van je stem voor de Europese verkiezingen. Die verkiezingen worden gehouden in 28 landen. De uitleg op de website gebeurt in de eigen taal van het land. Hieronder volgt een vergelijking van Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, België, Ierland, Luxemburg en Malta. Alleen in deze landen is Engels, Duits, Frans of Nederlands een eigen taal.

Rechtstreeks De wijze waarop er wordt gestemd hoeft namelijk niet in alle landen dezelfde te zijn. Die kan tot op zekere hoogte per land verschillen. In een Europese regeling staat wat overal hetzelfde moet zijn en wat dat niet hoeft te zijn. Voor de Europese verkiezingen moet in elk land het stelsel van evenredige vertegenwoordiging gelden. Dat is het stelsel dat hier in Nederland voor alle verkiezingen geldt. Verder dient in elk land te gelden dat de Europese verkiezingen rechtstreeks, algemeen, vrij en geheim zijn. Bovendien mag elke kiezer slechts één keer zijn stem uitbrengen.

16 jaar Tot zover de overeenkomsten. Er zijn er meer, maar die blijven hier buiten beschouwing. Wat ten eerste verschilt, is de leeftijd waarop gestemd mag worden. In de meeste landen is dat 18 jaar, maar in Oostenrijk en Malta is dat 16 jaar.

Kiesdistrict Alleen België en Ierland hebben meerdere kiesdistricten; in de andere landen is het hele land één kiesdistrict.

Voorkeursstemmen kunnen in de meeste landen worden uitgebracht, behalve in Duitsland en Frankrijk.

Drempel Praktisch heeft alleen Frankrijk een kiesdrempel (van 5%).

Dag In elk land mag er slechts één verkiezingsdag zijn. Die dag moet zijn donderdag 23 mei, vrijdag de 24e, zaterdag de 25e of zondag 26 mei (2019). De meeste landen kiezen net als Nederland voor zondag 26 mei. Nederland kiest echter voor de donderdag, Ierland voor vrijdag de 24e en Malta zaterdag de 25e. (Bijgewerkt 05.02.19)

Aantal Het Europees Parlement telt straks 705 leden. Daarvan zijn er 29 in Nederland gekozen. 96 in Duitsland, 79 in Frankrijk, 21 in België, 19 in Oostenrijk en in Ierland, en 6 in zowel Malta als Luxemburg.

Groot-Brittannië doet vanwege de Brexit op 29 maart niet mee aan de Europese verkiezingen. Uiteraard staat de Brexit vaak op de agenda van het Europees Parlement. Zo heeft een parlementaire commissie afgelopen dinsdag besloten dat Britse burgers na de Brexit geen visum nodig hebben om de EU korte tijd te bezoeken, zie over dit soort visums https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=627 . Dit besluit moet wel nog worden bekrachtigd door het hele parlement en de Raad van Ministers. De parlementaire commissie heeft er trouwens een voorwaarde aan verbonden: Groot-Brittannië moet hetzelfde toestaan aan burgers van de Europese Unie.

BRONNEN:

De website van het Europees Parlement die vorige week vrijdag is gelanceerd:

https://www.europese-verkiezingen.eu/

Artikel 1 van de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen luidt (gedeeltelijk): In alle lidstaten worden de leden van het Europees Parlement volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging, hetzij volgens het lijstenstelsel, hetzij volgens het stelsel van één overdraagbare stem, gekozen. De leden van het Europees Parlement worden gekozen door middel van rechtstreekse, algemene, vrije en geheime verkiezingen

Artikel 9 luidt: Bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement in het Europees Parlement mag niemand meer dan eenmaal zijn stem uitbrengen

Artikel 8 luidt: Behoudens de bepalingen van deze akte gelden voor de verkiezingsprocedure in elke lidstaat de nationale bepalingen. Die nationale bepalingen, die eventueel rekening kunnen houden met de eigenheden van de lidstaten, mogen echter over het geheel genomen geen afbreuk doen aan het beginsel van evenredige vertegenwoordiging

Artikel 1 luidt (gedeeltelijk): De lidstaten kunnen het uitbrengen van voorkeurstemmen toestaan, overeenkomstig de bepalingen die zij vastleggen.

Artikel 2 luidt: Afhankelijk van de specifieke nationale kenmerken kunnen de lidstaten kiesdistricten voor de verkiezing van het Europees Parlement instellen of voorzien in andere kiesindelingen, evenwel zonder dat over het geheel genomen afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van evenredige vertegenwoordiging.

Artikel 3 luidt: De lidstaten kunnen bepalen dat er een minimumdrempel voor de verdeling van de zetels wordt vastgesteld. Die drempel mag niet hoger dan 5 % van de op nationaal niveau uitgebrachte stemmen zijn.

Artikel 10 luidt (gedeeltelijk): De verkiezingen voor het Europees Parlement vinden plaats op de door elke Lid-Staat vastgestelde datum en uren, die voor alle Lid-Staten gelegen moet zijn binnen een zelfde periode die aanvangt op donderdagochtend en afloopt op de daaropvolgende zondag.

De gerechtsdeurwaarder

DONDERDAG 31 JANUARI 2019 Uit krantenberichten in de afgelopen weken blijkt dat het niet goed gaat met (gerechts)deurwaarders in ons land. Ondanks toename van de schuldenaren. De voorzitter van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders zegt in een interview dat dit vooral komt door de verhoogde griffierechten. Wat is de rechtspositie van de deurwaarder en wat mag en moet hij zoal doen?

Beslag De deurwaarder overhandigt de dagvaarding aan iemand die door een ander is gedagvaard om voor de rechtbank te verschijnen. De deurwaarder legt beslag op zaken van de schuldenaar als die zijn schuld niet op tijd betaalt. Als de huur voor een woning niet op tijd is betaald, kan de deurwaarder (soms) tot ontruiming overgaan. Hij doet dit achtereenvolgens in opdracht van de eisende partij, de schuldeiser en de verhuurder.

Ambtenaar De deurwaarder is een ambtenaar. Hij wordt benoemd per koninklijk besluit. Het gebruik van de gerechtsdeurwaarderstitel is wettelijk beschermd. Wat zijn taken zijn, is vastgelegd in de wet.

Nederlander De deurwaarder moet onder andere de opleiding tot deurwaarder hebben gevolgd en de Nederlandse nationaliteit hebben of de nationaliteit van een ander land van de EU.

Eed Hij heeft ook een eed of belofte afgelegd, waarin hij bijvoorbeeld getrouwheid aan de Koning en de Grondwet zweert of belooft.

Mag of Moet De deurwaarder werkt in opdracht. Zonder opdrachtgever doet hij (of zij) niets. Hij mag overal in Nederland opdrachten uitvoeren. Hij moet alle opdrachten uitvoeren in zijn arrondissement. Het arrondissement is het deel van Nederland waarin zijn vestigingsplaats is gelegen. Bij benoeming wordt hem een vestigingsplaats toegewezen. De omvang van het arrondissement verschilt per arrondissement. Soms valt het samen met een provincie, zoals het arrondissement Gelderland. Soms valt het samen met meer dan één provincie, zoals het arrondissement Noord-Nederland, dat de drie noordelijke provincies omvat. Maar soms omvat het slechts een deel van een provincie, zoals het arrondissement Den Haag. Als zijn arrondissement meer dan één provincie omvat, moet hij alleen de opdrachten uitvoeren in de provincie van zijn vestigingsplaats.

Dreverhaven De deurwaarder mag geen opdrachten uitvoeren voor zichzelf en zijn familie. Hij mag evenmin opdrachten uitvoeren tégen hen. Hij mag bijvoorbeeld geen beslag leggen op zaken van zichzelf of zijn familie. Dat alles geldt ook voor kinderen waarvan hij niet de juridische vader is maar wel de biologische verwekker. In de Nederlandse speelfilm Karakter uit 1997 van Mike van Diem (naar een boek van Ferdinand Bordewijk uit 1928) legt de Rotterdamse deurwaarder Dreverhaven beslag op boeken van Johan Katadreuffe, het door hem verwekte kind dat woont bij zijn moeder. Bovendien is het beslag het gevolg van een schuld die Katadreuffe eigenlijk aan Dreverhaven zélf heeft, dat wil zeggen hij heeft geld geleend van de bank waarvan Dreverhaven eigenaar is. Anno 2019 had Dreverhaven dat beslag niet mogen leggen.

Rechtshulp De deurwaarder is ook aan allerlei gedragsregels gebonden die niet in de wet staan, bijvoorbeeld regels die de Koninklijke Organisatie van Gerechtsdeurwaarders heeft opgesteld, een organisatie waarvan elke deurwaarder lid moet zijn. Zo´n regel is bijvoorbeeld dat hij schuldenaren er soms op moet wijzen dat ze gefinancierde rechtshulp kunnen inroepen.

Geweld Voor het leggen van beslag mag de deurwaarder elke plaats betreden. Als hij beslag gaat leggen op de zaken die een schuldenaar in zijn woning heeft, dan mag hij ook die woning binnengaan. Ook als de schuldenaar dat weigert of niet thuis is. In diet laatste twee gevallen moet de deurwaarder de hulp inroepen van de politie en kan hij vervolgens de woning zo nodig met geweld binnengaan.

Pensioen Deurwaarders moeten uiterlijk op hun zeventigste van hun welverdiende pensioen gaan genieten.

BRONNEN:

Beslag”

Artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De gerechtsdeurwaarder is in het bijzonder belast met: a. het doen van dagvaardingen en andere betekeningen, behorende tot de rechtsingang of de instructie van gedingen; b. het doen van gerechtelijke aanzeggingen, bekendmakingen, protesten en verdere exploten; c. ontruimingen, beslagen, executoriale verkopingen, gijzelingen en andere handelingen, behorende tot of vereist voor de uitvoering van executoriale titels dan wel voor de bewaring van rechten; d. het doen van protesten van non-acceptatie of non-betaling van wissels, orderbiljetten en dergelijke en het opmaken van een akte van interventie aan de voet van het protest; e. het ambtelijk toezicht bij vrijwillige openbare verkopingen van roerende lichamelijke zaken bij opbod, bij opbod en afslag, of bij afslag. Lid 4. De hoofdstukken 3 en 4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op ambtshandelingen en de weigering deze te verrichten.

Ambtenaar”

Artikel 2 Gerechtsdeurwaarderswet luidt (gedeeltelijk): De gerechtsdeurwaarder is een openbaar ambtenaar belast met de taken die bij of krachtens de wet, al dan niet bij uitsluiting van ieder ander, aan deurwaarders onderscheidenlijk gerechtsdeurwaarders zijn opgedragen of voorbehouden.

Artikel 4 luidt (gedeeltelijk): Een gerechtsdeurwaarder wordt benoemd bij koninklijk besluit. In het besluit wordt de plaats van vestiging aangegeven. Hij mag zijn werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder eerst aanvangen nadat hij is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister. Tot het voeren van de titel van gerechtsdeurwaarder is uitsluitend bevoegd degene die als zodanig is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister en die niet geschorst of ontslagen is.

Nederlander”

Artikel 5 Gerechtsdeurwaarderswet luidt (gedeeltelijk): Tot gerechtsdeurwaarder is slechts benoembaar degene die: a. de Nederlandse nationaliteit bezit of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat; b. met goed gevolg een door Onze Minister erkende opleiding ter voorbereiding op het beroep van gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen.

Eed”

Artikel 9 Gerechtsdeurwaarderswet luidt (gedeeltelijk): De gerechtsdeurwaarder legt binnen twee maanden na de dagtekening van zijn benoeming ter openbare terechtzitting voor de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van vestiging is gelegen de navolgende eed of belofte af:

«Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning en de Grondwet.»

«Ik zweer (beloof), dat ik mij zal gedragen naar de wetten en voorschriften op mijn ambt van toepassing en dat ik mijn taak eerlijk en nauwgezet zal uitvoeren.»

«Voorts zweer (verklaar) ik, dat ik, om tot gerechtsdeurwaarder te worden benoemd, direct of indirect aan niemand, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige giften of gaven beloofd of afgegeven heb, noch beloven of afgeven zal».

Mag of Moet”

Artikel 3 Deurwaarderswet luidt (gedeeltelijk): De gerechtsdeurwaarder is bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland.

Artikel 4 luidt (gedeeltelijk): Een gerechtsdeurwaarder wordt benoemd bij koninklijk besluit. In het besluit wordt de plaats van vestiging aangegeven.

Artikel 11 luidt: De gerechtsdeurwaarder is te allen tijde verplicht in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen dan wel, indien het arrondissement meer dan één provincie omvat, in het deel van het arrondissement dat is gelegen in de provincie waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht, tenzij: a. met het oog op zijn persoonlijke omstandigheden dit redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd, of b. de verzoeker niet bereid is het krachtens deze wet door de gerechtsdeurwaarder aan hem gevraagde voorschot voor het verrichten van ambtshandelingen te voldoen.

Artikel 5a Wet op de rechterlijke indeling luidt: Het arrondissement Gelderland omvat het grondgebied van de provincie Gelderland.

Artikel 9 luidt: Het arrondissement Noord-Nederland omvat het grondgebied van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen.

Artikel 5 luidt: Het arrondissement Den Haag omvat het grondgebied van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Delft, Gouda, ’s-Gravenhage, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Krimpenerwaard, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Lisse, Midden-Delfland, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Teylingen, Voorschoten, Waddinxveen, Wassenaar, Westland, Zoetermeer, Zoeterwoude en Zuidplas.

Karakter”

Artikel 3 Gerechtsdeurwaarderswet luidt (gedeeltelijk): De gerechtsdeurwaarder is bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland. De gerechtsdeurwaarder is niet bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen ten behoeve van of gericht tegen: a. zichzelf, zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont; b. zijn bloed- of aanverwanten, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad; Lid 4. Ambtshandelingen, verricht in strijd met het tweede of derde lid, zijn nietig.

Artikel 3 Burgerlijk Wetboek (Eerste Boek) luidt (gedeeltelijk): De graad van bloedverwantschap wordt bepaald door het getal der geboorten, die de bloedverwantschap hebben veroorzaakt. Hierbij telt een erkenning, een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap of een adoptie als een geboorte.

Rechtshulp”

Artikel 13 Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders luidt: Indien de gerechtsdeurwaarder goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, wijst hij deze cliënt op de mogelijkheid daartoe

Geweld”

Artikel 444 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering luidt: De deurwaarder heeft ter inbeslagneming toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Indien de deuren gesloten zijn, of de opening daarvan geweigerd wordt, gelijk mede indien geweigerd wordt enige kamer of stuk huisraad te openen, alsmede wanneer bij niet-tegenwoordigheid van de geëxecuteerde er niemand gevonden wordt om hem te vertegenwoordigen, zal de deurwaarder zich vervoegen bij de burgemeester der gemeente in wiens tegenwoordigheid de opening van de deuren en van het huisraad zal worden gedaan voor zover dat redelijkerwijs nodig is. De burgemeester kan zich doen vertegenwoordigen door een ambtenaar van politie die tevens hulpofficier van justitie is. Van de tegenwoordigheid van deze ambtenaar en van hetgeen in zijn bijzijn, uit kracht van dit en de volgende drie artikelen, is verricht, zal melding gemaakt worden in het proces-verbaal van beslag. Bij het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner zijn de artikelen 10 en 11, tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden op het proces-verbaal van beslag van overeenkomstige toepassing. Deze artikelen gelden eveneens in het geval dat na het binnentreden geen beslag wordt gelegd.

Pensioen”

Artikel 52 Gerechtsdeurwaarderswet luidt (gedeeltelijk): De gerechtsdeurwaarder is met ingang van de eerstvolgende maand na het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar van rechtswege ontslagen.

IPO, wolvenplan en de provincie

DINSDAG 29 JANUARI 2019 Afgelopen donderdag is het Interprovinciaal wolvenplan vastgesteld. Dat gaat over de wettelijke bescherming die de wolf in Nederland geniet, over de schade die hij kan aanrichten (aan reeën en schapen, aan honden) en de vergoeding en/of preventie van die schade, over de bedreiging die de wolf voor de mens vormt en over de (onwenselijke) kruising tussen wolf en hond (hybridisatie). Wie heeft dit wolvenplan gemaakt?

Beschermen Het zijn de provincies die wettelijk verantwoordelijk zijn voor behoud en herstel van de in het wild levende wolf in ons land, de Canis lupus. Deze diersoort geniet een wettelijke bescherming: hij mag daarom niet gedood of verstoord worden. De provincie mag van dit verbod soms vrijstelling of ontheffing verlenen.

Provincie Elke provincie is daarvoor in eigen gebied verantwoordelijk. Het Interprovinciaal wolvenplan richt zich echter op het hele land. De keuze voor een landelijk plan heeft ermee te maken dat het leefgebied zich meestal niet beperkt tot het gebied van één provincie.

IPO Het Interprovinciaal wolvenplan is vastgesteld door het IPO: IPO is de afkorting voor Interprovinciaal Overleg. Het IPO wil beleidscoördinatie en gemeenschappelijke standpuntbepaling/besluitvorming tussen de provincies stimuleren. Het wolvenplan is daarvan een voorbeeld: het wil richting geven aan gezamenlijke beleidsuitvoering van provinciale taken rondom de wolf en de afzonderlijke provincies de basis bieden om beleid formeel te verankeren in verordeningen of beleidsregels.

Zangvereniging Het IPO is een vereniging volgens het Burgerlijk Wetboek, zoals ook de voetbalvereniging en de zangvereniging privaatrechtelijke verenigingen zijn. Het IPO is geen gemeenschappelijke regeling, want dat is publiekrechtelijk.

Twaalf ledenHet IPO is een vereniging volgens het Burgerlijk Wetboek die aan dezelfde wettelijke eisen moet voldoen als al die andere verenigingen die bij de notaris zijn opgericht. Het IPO zal dus onder anderen leden moeten hebben, een algemene vergadering (de ledenvergadering), een bestuur en statuten. IPO-leden kunnen volgens de statuten alleen maar Nederlandse provincies zijn. Het IPO is dus een vereniging van (en voor) de provincies. Elk van de twaalf provincies is er lid van. Het IPO heeft dus twaalf leden.

Stem Iedere provincie kiest twee personen die namens haar de lidmaatschapsrechten uitoefenen, in de algemene vergadering (ledenvergadering). Elke provincie – groot of klein – heeft dus evenveel vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers worden gekozen door Provinciale Staten. Vertegenwoordigers moeten zelf ook Statenleden zijn. De algemene vergadering neemt allerlei besluiten. Besluiten worden genomen doordat de vertegenwoordigers hun stem uitbrengen. Elke vertegenwoordiger heeft één stem. Elke provincie – groot of klein – heeft dus evenveel stemmen. Een gewone meerderheid van stemmen is in principe genoeg voor het nemen van een besluit.

Voordracht De algemene vergadering besluit er onder andere over wie in het bestuur van het IPO zitten. Dat bestuur bestaat uit dertien personen. Bestuursleden moeten gedeputeerde of commissaris zijn. Het college van Gedeputeerde Staten van iedere provincie mag voor één bestuurder een voordracht doen. Als de algemene vergadering al die voordrachten overneemt, heeft elke provincie dus haar eigen bestuurslid. De algemene vergadering kan zo’n voordracht alleen weigeren, maar dat kan alleen met minstens twee derden van de uitgebrachte stemmen; bovendien geldt een quorumeis. Het gaat hier dus om bindende voordrachten. Het huidige bestuur is politiek als volgt samengesteld: CDA (4), VVD (3), PvdA (3), D66 (2) en SP (1).

Wolvenplan Het Interprovinciaal wolvenplan is een besluit van het bestuur van het IPO. Het bestuur neemt besluiten met een gewone meerderheid van stemmen. Elk bestuurslid heeft één stem. Het bestuurslid van een grote provincie brengt dus evenveel stemmen uit als het bestuurslid van een kleine provincie. Wat elke bestuurder stemt, is niet openbaar.

Gebonden? Is een provincie juridisch gebonden aan bestuursbesluiten? In de statuten staat dat de provincies in beginsel juridisch gebonden zijn aan cao-afspraken die het bestuur met de vakbonden maakt. Het wolvenplan bevat dit soort afspraken natuurlijk niet. In de statuten staat ook dat de algemene vergadering kan besluiten dat de provincies ook door andere bestuursbesluiten worden gebonden, tenminste voor zover het gaat om privaatrechtelijke rechtshandelingen. Het wolvenplan lijkt niet te gaan over privaatrechtelijke rechtshandelingen. Besluiten van de algemene vergadering zijn trouwens – voor zover ik weet – niet openbaar. Conclusie: provincies zijn juridisch niet op grond van de statuten gebonden aan het Interprovinciaal wolvenplan. Provincies kunnen jegens het IPO alleen verplichtingen hebben als dit uit de statuten volgt.

Ten slotte ”Een wolf is een roofdier, geen knuffel, die met respect behandeld moet worden, maar vormt niet op voorhand een bedreiging voor mensen. Menselijke activiteiten in het buitengebied als wandelen, trimmen, mountainbiken, paardrijden, jagen, vissen, kamperen enzovoort zijn in een wolventerritorium gewoon mogelijk.” Gelukkig maar!

Bronnen:

”Beschermen” en ”Provincie”

Artikel 3.5 Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. Lid 2. Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. Lid 4. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.

Artikel 3.8 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 (…), ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 (..), ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden: a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing; b. zij is nodig (..); c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Bijlage IV onderdeel a van de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn) luidt (gedeeltelijk):

DIER- EN PLANTESOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG DIE STRIKT MOETEN WORDEN BESCHERMD

a) DIERSOORTEN

GEWERVELDE DIEREN

ZOOGDIEREN

CARNIVORA

Canidae

Canis lupus (uitgezonderd de Spaanse populaties ten noorden van de Duero en de Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad)

”IPO”

Artikel 3 Statuten van het IPO :Statuten december 2017 van het IPO: https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Vereniging”

Artikel 1 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

Artikel 40 Wet gemeenschappelijke regelingen luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van twee of meer provincies kunnen afzonderlijk of tezamen, ieder voor zover zij voor de eigen provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die provincies.

”Twaalf leden”

Artikel 5 van de IPO-statuten: 

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

Artikel 27 van het Burgerlijk Wetboek (Tweede Boek) luidt gedeeltelijk: Wordt een vereniging opgericht bij een notariële akte, dan moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen. De akte bevat de statuten van de vereniging. De statuten houden in: a. de naam van de vereniging en de gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft; b. het doel van de vereniging; c. de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben, of de wijze waarop zodanige verplichtingen kunnen worden opgelegd; d. de wijze van bijeenroeping van de algemene vergadering; e. de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders; f. de bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld.

”Stem”

Artikelen 5, 18 en 20 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Voordracht”

Artikel 10 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Wolvenplan”

Artikelen 14 en 20 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Gebonden?”

Artikel 9 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

Artikel 27 van het Burgerlijk Wetboek (Tweede Boek) luidt gedeeltelijk: Wordt een vereniging opgericht bij een notariële akte, dan moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen. De akte bevat de statuten van de vereniging. De statuten houden in: c. de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben, of de wijze waarop zodanige verplichtingen kunnen worden opgelegd.

Demonstratievrijheid van Franse Gele hesjes wordt beperkt

VENDREDI LE 25 JANVIER 2019 Op tal van zaterdagen in de afgelopen maanden zijn er in Frankrijk demonstraties geweest van de gele hesjes, les gilets jaunes. Die protesten van mensen die een geel hesje dragen ging op veel plaatsen gepaard met vernielingen, brandstichtingen en geweld tegenover de politie. De Franse Tweede Kamer – Assemblée nationale – heeft deze week een wetsvoorstel in behandeling genomen dat de vrijheid om te betogen (demonstreren) beperkt. Deze bijdrage is op 28 januari aangepast.

Doel van het wetsvoorstel is om gewelddadigheden bij demonstraties te voorkomen en de daders te straffen, prévenir les violences lors des manifestations et à sanctionner leurs auteurs. Diverse maatregelen worden voorgesteld. Bijvoorbeeld om de demonstranten te omringen met politie zodanig dat ze (de demonstranten) geen vernielingen kunnen aanrichten.

Deelnameverbod Een andere maatregel – en alleen daarover gaat mijn verdere bijdrage – die wordt voorgesteld is het opleggen van een verbod aan een of meer mensen om aan een demonstratie deel te gaan nemen, interdire de prendre part à une manifestation. Het is de prefect van het departement waar zal worden gedemonstreerd die dit verbod kan opleggen, want hij is de vertegenwoordiger van de Staat aldaar; en in Parijs is het de politieprefect. Hij mag dit verbod opleggen aan iedereen van wie er een redelijk vermoeden bestaat dat zijn gedrag een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, à toute personne à l’égard de laquelle il existe des raisons sérieuses de penser que son comportement constitue une menace d’une particulière gravité pour l’ordre public. De prefect kan het deelnameverbod combineren met een meldplicht.

Contacten Tenminste, als iemand die daarvan wordt verdacht zich  al eens schuldig heeft gemaakt aan bepaalde strafbare feiten of als zoiemand die daarvan wordt verdacht in contact staat met anderen die aanzetten tot of gelegenheid geven tot (of daadwerkelijk plegen van) bepaalde strafbare feiten, et qui appartient à un groupe ou entre en relation de manière régulière avec des individus incitant, facilitant ou participant à la commission de ces mêmes faits.

Welke strafbare feiten Bij die strafbare feiten gaat het dan niet alleen om het bij demonstraties plegen van gewelddadigheden tegen personen, om vernielingen en om vandalisme, des infractions mentionnées aux articles 222-7 à 222-13, 222-14-2, 322-1 à 322-3, 322-6 à 322-10 (..) du code pénal. De prefect mag namelijk ook een verbod opleggen aan mensen mensen van wie wordt vermoed dat hun gedrag een ernstige bedreiging voor de openbare orde is en die contacten onderhouden met anderen die niet anders misdoen dan aanzetten tot of gelegenheid geven tot het zonder vergunning organiseren van een demonstratie, et des infractions mentionnées aux articles 431-9 (..) du code pénal. De burgemeester – le maire – gaat over de vergunningverlening. Dat verbod mag de prefect ook opleggen aan mensen van wie wordt vermoed dat hun gedrag een ernstige bedreiging voor de openbare orde is en die contacten onderhouden met anderen die aanzetten of gelegenheid geven tot een (legale) demonstratie waar een deelnemer een wapen bij zich draagt, et des infractions mentionnées aux articles (..) 431-10 du code pénal.

Kortom: het wetsvoorstel gaat best ver in het beperken van de vrijheid om te demonstreren. Wie ondanks zo’n verbod toch gaat demonstreren, riskeert een gevangenisstraf van een half jaar en een boete. De vrijheid om te protesteren en te betogen valt onder de vrijheid van meningsuiting, en daarmee onder de wettelijke en verdragsrechtelijke bescherming die deze vrijheid geniet. Het is dan ook niet zo vreemd dat zelfs in de fractie van regeringspartij La République En Marche (LREM) kritische geluiden hoorbaar zijn over dit wetsvoorstel, zoals blijkt uit dagblad Le Monde van afgelopen dinsdag.

Regering bepaalt agenda Kamer Het is de Franse regering die het wetsvoorstel op de agenda van de Franse Tweede Kamer heeft geplaatst. In Frankrijk gaat de regering namelijk over een deel van de Kameragenda. In zoverre mag de regering de wetsvoorstellen agenderen waarover de Kamer vervolgens moet debatteren en uiteindelijk stemmen.

Commissie Afgelopen woensdag is het wetsvoorstel over de beperking van de demonstratievrijheid voor het eerst behandeld in de vaste Kamercommissie, la commission des lois constitutionnelles, de la législation et de l’administration générale de la République.

Senaat Zowel de regering als het parlement mogen wetsvoorstellen indienen. Het wetsvoorstel over de beperking van de demonstratievrijheid is geen wetsvoorstel van de regering. Het is een parlementair voorstel – een initiatiefwetsvoorstel – en bovendien is het een initiatief van die andere Kamer in het Franse parlement, Le Sénat. De Franse senaat heeft namelijk – anders dan onze senaat – het recht van initiatief. Initiatiefwetsvoorstellen heten in Frankrijk propositions de loi, regeringswetsvoorstellen heten projets de loi. Het was oppositiepartij Les Républicains die het wetsvoorstel beperking demonstratievrijheid vorig jaar juni indiende. In oktober nam de Sénat het aan. Dat gebeurde trouwens zonder steun van regeringspartij LREM. Maar de LREM-fractie in de Sénat is klein, dit in tegenstelling tot die in de Assemblée nationale waar de fractie over een riante meerderheid beschikt. Vervolgens is het wetsvoorstel naar deze Franse Tweede Kamer gestuurd. Hier lag het een half jaartje op de planken, tot de regering het afgelopen week op de agenda van deze Kamer plaatste. Het parlementaire wetgevingsproces in Frankrijk hoeft dus niet per se van deze Kamer naar Sénat te lopen, maar kan ook – anders dan in ons land – andersom verlopen!

Gele hesjes De timing van agendering is niet zo heel vreemd: het nieuwe jaar heeft geen einde gemaakt aan de vernielingen en schermutselingen bij de demonstraties van de gele hesjes. Overigens: de procedure die het wetsvoorstel in de Sénat doorliep, was vóór hun eerste demonstraties plaatsvonden (dat was in de herfst van vorig jaar).

Assemblée nationale De Kamer mag het wetsvoorstel niet alleen aannemen of verwerpen maar ook amenderen. Dit amendementsrecht komt trouwens ook de Sénat toe, anders dan in Nederland waar de Eerste Kamer dit recht ontbeert. Als de Assemblée nationale het wetsvoorstel inderdaad geamendeerd aanneemt, zal het daarna weer terug worden gestuurd naar de Sénat. Immers, beide Kamers moeten dezelfde wettekst aannemen.

BRONNEN:

Onderstaande Franse wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution Version consolidée au 8 mars 2018 https://www.legifrance.gouv.fr/Droit-francais/Constitution. Code pénal Version consolidée 25 novembre 2018https://www.legifrance.gouv.fr/affichCode.do?cidTexte=LEGITEXT000006070719. Code de la sécurité intérieure   https://www.legifrance.gouv.fr/affichCode.do?cidTexte=LEGITEXT000025503132&dateTexte=20120618. Onderstaand wetsvoorstel is afkomstig van http://assemblee-nationale.fr/.

”Doel” en ”Deelnameverbod” en ”Contacten”

Artikel 2 van het voorstel PROPOSITION DE LOI visant à prévenir les violences lors des manifestations et à sanctionner leurs auteurs luidt (gedeeltelijk):

La section 1 du chapitre Ier du titre Ier du livre II du code de la sécurité intérieure est complétée par un article L. 211-4-1 ainsi rédigé:

« Art. L. 211-4-1. – Le représentant de l’État dans le département ou, à Paris, le préfet de police peut, par arrêté motivé, interdire de prendre part à une manifestation déclarée ou dont il a connaissance à toute personne à l’égard de laquelle il existe des raisons sérieuses de penser que son comportement constitue une menace d’une particulière gravité pour l’ordre public et qui soit s’est rendue coupable, à l’occasion d’une ou plusieurs manifestations sur la voie publique, des infractions mentionnées aux articles 222-7 à 222-13, 222-14-2, 322-1 à 322-3, 322-6 à 322-10 et 431-9 à 431-10 du code pénal, soit appartient à un groupe ou entre en relation de manière régulière avec des individus incitant, facilitant ou participant à la commission de ces mêmes faits.

« Le représentant de l’État dans le département ou, à Paris, le préfet de police peut imposer, par l’arrêté mentionné au premier alinéa du présent article, à la personne concernée par cette mesure de répondre, au moment de la manifestation, aux convocations de toute autorité ou de toute personne qualifiée qu’il désigne. Cette obligation doit être proportionnée au comportement de la personne.

« L’arrêté précise la manifestation concernée ainsi que l’étendue géographique de l’interdiction, qui doit être proportionnée aux circonstances et qui ne peut excéder les lieux de la manifestation et leurs abords immédiats ni inclure le domicile ou le lieu de travail de la personne intéressée. La durée de l’interdiction ne peut excéder celle de la manifestation concernée.

« L’arrêté est notifié à la personne concernée au plus tard quarante-huit heures avant son entrée en vigueur.

”Kortom”

Artikel 2 van het voorstel PROPOSITION DE LOI visant à prévenir les violences lors des manifestations et à sanctionner leurs auteurs luidt (gedeeltelijk): La section 1 du chapitre Ier du titre Ier du livre II du code de la sécurité intérieure est complétée par un article L. 211-4-1 ainsi rédigé:

« Le fait pour une personne de participer à une manifestation en méconnaissance de l’interdiction prévue au premier alinéa est puni de six mois d’emprisonnement et de 7 500 € d’amende.

« Le fait pour une personne de méconnaître l’obligation mentionnée au deuxième alinéa est puni de trois mois d’emprisonnement et de 3 750 € d’amende. »

Article 431-9 van de Code pénal luidt (gedeeltelijk): Est puni de six mois d’emprisonnement et de 7 500 euros d’amende le fait: 1° D’avoir organisé une manifestation sur la voie publique n’ayant pas fait l’objet d’une déclaration préalable dans les conditions fixées par la loi ;

Article 431-10 luidt: Le fait de participer à une manifestation ou à une réunion publique en étant porteur d’une arme est puni de trois ans d’emprisonnement et de 45 000 euros d’amende.

”Welke strafbare feiten”

Artikel L211-1 Code de la securite interieure luidt (gedeeltelijk): Sont soumis à l’obligation d’une déclaration préalable tous cortèges, défilés et rassemblements de personnes, et, d’une façon générale, toutes manifestations sur la voie publique.
Toutefois, sont dispensées de cette déclaration les sorties sur la voie publique conformes aux usages locaux.

Artikel L211-2 luidt: La déclaration est faite à la mairie de la commune ou aux mairies des différentes communes sur le territoire desquelles la manifestation doit avoir lieu, trois jours francs au moins et quinze jours francs au plus avant la date de la manifestation.

”Regering bepaalt agenda Kamer”

Artikel 48 van de Constitution luidt (gedeeltelijk): (..) l’ordre du jour est fixé par chaque assemblée. Deux semaines de séance sur quatre sont réservées par priorité, et dans l’ordre que le Gouvernement a fixé, à l’examen des textes et aux débats dont il demande l’inscription à l’ordre du jour.

”Commissie”

Artikel 43 Constitution luidt (gedeeltelijk): Les projets et propositions de loi sont envoyés pour examen à l’une des commissions permanentes dont le nombre est limité à huit dans chaque assemblée.

”Senaat”

Artikel 39 Constitution luidt (gedeeltelijk): L’initiative des lois appartient concurremment au Premier ministre et aux membres du Parlement.

Artikel 24 luidt (gedeeltelijk): Le Parlement vote la loi. Il contrôle l’action du Gouvernement. Il évalue les politiques publiques. Il comprend l’Assemblée nationale et le Sénat.

”Assemblée nationale”

Artikel 44 luidt (gedeeltelijk): Les membres du Parlement et le Gouvernement ont le droit d’amendement.

Artikel 45 luidt (gedeeltelijk): Tout projet ou proposition de loi est examiné successivement dans les deux Assemblées du Parlement en vue de l’adoption d’un texte identique.