Canada: Grondwet, Koninkrijk, Tweetalig en Federatie

Twee Grondwetten Canada heeft een geschreven Grondwet, of eigenlijk heeft het er twee: Constitution Act 1867 en de Constitution Act 1982.

Deel van een Koninkrijk Het land is deel van een koninkrijk, net als Nederland. Het maakt deel uit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, kortom de UK. Koningin Elisabeth II is dus ook staatshoofd van Canada. De koninklijke rechten zijn in de Grondwet omschreven en beperkt. Het is daarmee een constitutionele monarchie, net als Nederland. Artikel 9 van de Constitution Act 1867 luidt (gedeeltelijk): The Executive Government and Authority of and over Canada is hereby declared to continue and be vested in the Queen.

Tweetalig Het land is officieel tweetalig: Engels en Frans.Artikel 16 van de Constitution Act 1982 luidt (gedeeltelijk): English and French are the official languages of Canada and have equality of status and equal rights and privileges as to their use in all institutions of the Parliament and government of Canada.

Federatie Het land bestaat uit provinces (in het zuiden) en territories (in het noorden). Beide hebben een zekere mate van autonomie, maar alleen die van de provinces is in de Grondwet (1867) vastgelegd. Een deel van Canada is dus een federatie. Artikel 5 van de Constitution Act 1867 luidt (gedeeltelijk): Canada shall be divided into (..) Provinces, named (..). Artikel 92 luidt (gedeeltelijk): In each Province the Legislature may exclusively make Laws in relation to (..). Artikel 92A luidt (gedeeltelijk): In each province, the legislature may exclusively make laws in relation to (..).

”Ottawa vandaag” De centrale regering zetelt in Ottawa, dat ligt in de province Ontario. Ottawa is dus het Den Haag van Canada. De regeringszetel is in de Grondwet vastgelegd. Artikel 16 luidt (gedeeltelijk): Until the Queen otherwise directs, the Seat of Government of Canada shall be Ottawa.

 

 

Interrumperen vergeleken

DONDERDAG 6 JULI 2018. In deze bijdrage staat de interruptie in de (voltallige) vergadering van Provinciale Staten centraal, kort gezegd: het storen van een Statenlid in zijn rede/betoog door een ander Statenlid. Daarover is een regeling opgenomen in de reglementen van orde van Provinciale Staten. Ik vergelijk de regelingen van Zuid-Holland (1), Noord-Brabant (2) en Gelderland (3).

Politieke verhoudingen Noord-Brabant heeft 55 Statenleden: VVD (10), CDA (9), SP (9), PVV (7), D66 (6), PvdA (4), GroenLinks (4), Partij voor de Dieren (2), 50PLUS (2), ChristenUnie- SGP (1) en Lokaal Brabant (1). Ook Gelderland heeft 55 Statenleden: VVD (9), CDA (9), D66 (7), SP (6), PvdA (6), PVV (4), ChristenUnie (3), GroenLinks (3), Partij voor de Dieren (2), 50PLUS (1) en Groep Poortinga (1). Net als Zuid-Holland: VVD (10), PVV (7), D66 (7), CDA (6), SGP-ChristenUnie (6), PvdA (5), SP (5), GroenLinks (3), 50PLUS (2) en Partij voor de Dieren (2), Groep Ellen Verkoelen (1) en Groep Leefbaar Zuid-Holland (1).

Voltallige vergadering Aan de voltallige of plenaire vergadering van Provinciale Staten nemen in beginsel alle Statenleden deel. De vergadering wordt op grond van de Provinciewet in het openbaar gehouden (4). Meestal wordt er elke maand een dag vergaderd. De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten (5).

Reglement van orde Provinciale Staten stellen op grond van de Provinciewet een reglement van orde vast voor hun voltallige vergaderingen (6).

Recht of gunst? Zuid-Holland en Noord-Brabant omschrijven de interruptie expliciet als een gunst van de voorzitter; in Gelderland gebeurt dit niet, en zou men er ook een recht in kunnen lezen.

Inhoud? Zuid-Holland en Gelderland geven geen verdere omschrijving van een interruptie. Noord-Brabant doet dat wel: een interruptie bestaat uit (korte) opmerkingen of vragen zonder inleiding.

Aparte plek? Zuid-Holland en Gelderland schrijven voor dat interrupties (in beginsel) vanaf een aparte plek in de vergaderzaal gebeuren (de interruptiebalie). Noord-Brabant doet dat niet.

Lengte? Zuid-Holland schrijft voor dat de interruptie kort is. Noord-Brabant schrijft voor dat de interruptie bestaat uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding en dat op een vraag hooguit één korte vervolgvraag wordt gesteld. Het reglement van Gelderland bevat daarover geen regeling.

Maximum aantal? In Gelderland en Noord-Brabant roept de voorzitter bij herhaalde interrupties van een spreker degene die interrumpeert tot de orde. Wie geen gevolg geeft aan die oproep, kan over het aanhangige onderwerp het woord in die vergadering worden ontnomen. Het reglement van Zuid-Holland bevat daarover geen regeling.

Verbod? Noord-Brabant en Gelderland schrijven dat de voorzitter na de eerste interruptie verdere interrupties bij de (geïnterrumpeerde) spreker mag verbieden. Het reglement van Zuid-Holland bevat daarover geen regeling.

NOTEN

Noot 1:Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 21 Interrupties

1. De spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter hem aan het opvolgen van dit reglement moet herinneren, of hem wil verzoeken met spreken op te houden in verband met het verstrijken van de gestelde maximumduur van de spreektijd.

2. De voorzitter kan de leden de gelegenheid geven tot het plaatsen van korte interrupties.

3. In afwijking van het bepaalde in artikel 18, worden interrupties geplaatst via de daarvoor bestemde microfoons op de interruptiebalie, tenzij de voorzitter interrupties vanaf een andere plaats toestaat.

Artikel 18 Spreekplaats

De leden voeren het woord vanaf het spreekgestoelte, behoudens toestemming van de voorzitter om dit vanaf een andere plaats te doen.

Artikel 23 Aantal malen van spreken

1. De beraadslaging geschiedt in twee termijnen.

2. Een spreker mag in een spreektermijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde voorstel, interrupties, voorstellen van orde, woordvoeringen over persoonlijke feiten en verzoeken als bedoeld in artikel 29 daaronder niet begrepen.

3. De voorzitter kan afwijking toestaan van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

4. In bijzondere omstandigheden kan de voorzitter toestaan dat de inbreng in eerste termijn van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten niet mondeling, doch schriftelijk plaatsvindt.

5. Het tweede lid van dit artikel is niet van toepassing op de indiener van een voorstel, een amendement of een motie, of op het lid van Gedeputeerde Staten dat met de verdediging van een voorstel van het college belast is.

Noot 2:Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels voor Provinciale Staten (Reglement van orde Provinciale Staten Noord-Brabant 2017)

Artikel 23 Volgorde sprekers

1. De voorzitter verleent het woord aan Statenleden op volgorde van fractiegrootte, te beginnen met de grootste fractie.

2. Een spreker richt het woord tot de voorzitter.

3. De spreekvolgorde kan worden doorbroken wanneer een Statenlid het woord vraagt over:

a. een persoonlijk feit, nadat een aanduiding van dat feit is gegeven;

b. de orde van de vergadering.

4.De beoordeling of sprake is van een persoonlijk feit, is voorbehouden aan de voorzitter.

5. De voorzitter kan interrupties toelaten.

6. Interrupties dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding.

7. Op een vraag als bedoeld in het vorige lid, kan maximaal één korte vervolgvraag worden gesteld.

8. De voorzitter of Provinciale Staten kunnen de griffier uitnodigen in de vergadering het woord te voeren.

Artikel 25 Handhaving vergaderorde, schorsing

1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

a. de voorzitter het nodig acht hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b. een Statenlid hem interrumpeert.

2. De voorzitter kan in een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

3. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, zijn plicht tot geheimhouding schendt, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.

4. Indien de spreker geen gevolg geeft aan de oproep, bedoeld in het vorige lid, kan de voorzitter hem gedurende de desbetreffende vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontnemen.

5. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Noot 3:Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017.

Artikel 24. Handhaving van de orde

1. Een spreker wordt in zijn betoog niet gestoord, tenzij:

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

b. een lid hem interrumpeert via de daartoe bestemde microfoons. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker zich op een beledigende of onbetamelijke wijze uitdrukt, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, over het betreffende onderwerp het woord ontzeggen.

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen. Wanneer na de heropening van de vergadering de orde opnieuw wordt verstoord, kan hij de vergadering sluiten.

Noot 4: Artikel 23 lid 1 Provinciewet: De vergadering van provinciale staten wordt in het openbaar gehouden.

Noot 5: Artikel 9 Provinciewet: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Noot 6: Artikel 16 Provinciewet: Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Openbare ruimte, architecten en de gemeente

WOENSDAG 4 JULI 2018. Gemeenten die hun gebouwen en/of openbare ruimte willen vernieuwen, nemen daarvoor een architect of andere deskundige in de arm die een bouwkundig ontwerp maakt. Dit ontwerp is een werk in de zin van de Auteurswet; de architect (of andere deskundige) is een maker in de zin van deze wet. Hij heeft op grond van deze wet auteursrecht op zijn ontwerp. Dit is onder andere het recht om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van zijn werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of naam of aan zijn waarde in deze hoedanigheid. Hij kan dit recht niet hebben overgedragen, bijvoorbeeld aan zijn opdrachtgever de gemeente. Hij kan dus altijd een beroep blijven doen op dit recht. Reikt dit recht nu zover dat hij zich ook kan verzetten tegen bouwsels en voorwerpen die in de buurt staan van plekken die met zijn ontwerp opnieuw zijn ingericht? Ik krijg signalen dat dan inderdaad een beroep wordt gedaan op dit recht.

Artikel 10 lid 1 van de Auteurswet luidt (gedeeltelijk): Onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst verstaat deze wet: 8°. ontwerpen, schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de aardrijkskunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen; en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welken vorm het ook tot uitdrukking zij gebracht.

Artikel 25 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten: d. het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid. Lid 3 Van het recht, in het eerste lid, onder a genoemd kan afstand worden gedaan. Van de rechten onder b en c genoemd kan afstand worden gedaan voor zover het wijzigingen in het werk of in de benaming daarvan betreft.

GroenLinks en haar afdelingen bij de gemeenteraadsverkiezingen

DINSDAG 3 JULI 2018. In de krant staat een groot artikel over GroenLinks. Over de gunstige verkiezingsresultaten bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen (van 354 zetels naar 527). En over de deelname aan colleges van burgemeester en wethouders: inmiddels staat de meter al op 99 colleges. Terwijl landelijke partijleider Jesse Klaver bij de verkiezingen ging voor 100 (was 55). En nog niet alle colleges zijn gevormd.

Wat zeggen de statuten van GroenLinks over de relatie tussen de landelijke partij en lokale afdeling (zonder volledig te willen zijn)? De lokale afdeling stelt het verkiezingsprogramma en de kandidatenlijst vast voor de gemeenteraadsverkiezingen, zie artikel 23 Statuten. Het zijn de afdelingsleden die deze besluiten nemen, door er in een vergadering of in een referendum over te stemmen. Het verkiezingsprogramma kan alleen in de ledenvergadering worden vastgesteld, zie artikel 24 Statuten. Een lid van GroenLinks is automatisch lid van de afdeling waar hij woont. Iedereen vanaf 16 jaar kan lid worden. Stemrecht heeft men pas drie maanden na inschrijving als lid, zie artikel 3 Statuten. Elk afdelingslid heeft na die drie maanden stemrecht, zie het Burgerlijk Wetboek.

Statuten van GroenLinks (notarieel vastgesteld op 19 januari 2017): https://groenlinks.nl/sites/groenlinks.nl/files/STATUTEN%20GROENLINKS%202017.pdf

Artikel 38 lid 1 Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek luidt: Behoudens het in het volgende artikel bepaalde, hebben alle leden die niet geschorst zijn, toegang tot de algemene vergadering en hebben daar ieder één stem; een geschorst lid heeft toegang tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en is bevoegd daarover het woord te voeren. De statuten kunnen aan bepaalde leden meer dan één stem toekennen.

Voorstel nieuw kiesstelsel in Franse parlement

VENDREDI, LE 29 JUIN 2018. Ik heb in mijn vorige drie bijdragen geschreven over de wetsvoorstellen voor een réforme institutionnelle (1). Die wetsvoorstellen werden begin juni voor het eerst besproken in de Franse Tweede Kamer, Assemblée nationale. Ik ga in deze en de komende bijdragen in op wat daarover in het parlement wordt gezegd en in het bijzonder wat daarin wordt gezegd over de voorgestelde wijziging van het kiesstelsel (2).

Kiesstelsel In het geldende kiesstelsel worden alle 577 volksvertegenwoordigers in de Assemblée nationale gekozen in evenzoveel kiesdistricten; de kandidaat die de meeste stemmen vergaart in een district, wordt de nieuwe député. Kortom: een districtenstelsel in combinatie met een meerderheidsstelsel. In de wetsvoorstellen van de regering blijft 85% van de députés op deze manier gekozen worden. Echter, 15% wordt op een andere manier gekozen; zij worden gekozen door middel van evenredige vertegenwoordiging. De politieke partijen stellen nationale lijsten op van kandidaten. Alle Franse kiezers brengen hun stem uit op één van deze lijsten. De kiezer kan geen voorkeursstem uitbrengen. Tegelijkertijd wordt het totale aantal volksvertegenwoordigers in de Assemblée nationale teruggebracht tot 404. In de voorstellen van de regering heeft de kiezer straks dus twee stemmen: een stem voor een districtskandidaat en een stem voor een nationale lijst.

Commissie Parlementaire bespreking van de regeringsvoorstellen heeft zich tot nu toe beperkt tot de commissie. Dat is la Commission des lois institutionelles, de la législation et de l’administration générale de la République. De eerste commissiebespreking vond plaats op 6 juni. Later deze maand volgden (en volgen) vervolgbesprekingen in deze commissie. Een officieel verslag is er alleen nog van 6 juni; zo’n verslag heet compte rendu. Daarom zal ik me vandaag tot dit verslag beperken (3).

Fracties/groupes De volksvertegenwoordigers in de Assemblée nationale zijn net als die in de Nederlandse Tweede Kamer verdeeld over fracties (groupes). Er zijn zeven (officiële) fracties voor de 577 volksvertegenwoordigers. Regeringspartij en presidentspartij La République En Marche telt er 310, een ruime absolute meerderheid dus. De tweede partij is Les Républicains, een oppositiepartij met 102 volksvertegenwoordigers. In de Franse Eerste Kamer (Sénat) liggen de verhoudingen totaal anders. Hierin is Les Républicains met minstens 128 van de 348 zetels met stip de grootste partij, terwijl de regeringspartijen een kleine minderheid vormen.

Les Républicains Deze fractie in de Assemblée nationale lijkt geen voorstander van de voorgestelde wijziging van het kiesstelsel. De woordvoerder zegt namelijk dat daardoor affaiblit l’Assemblée nationale en daarmee restreint, les libertés des Français. De voorstellen zijn profondément contraire à la nature même de l’Assemblée nationale, omdat de volksvertegenwoordigers niet meer ont tous subi la même épreuve du suffrage universel direct. Bovendien leidt het kiezen van députés via een stem op nationale lijsten tot en rien un progrès du pluralisme. Het leidt daarentegen tot l’introduction artificielle d’un contingent de battus élus dévitalisée et globalement soumise à l’Élysée. Het Elysée, daarmee wordt de president van Frankrijk bedoeld. Het antwoord van de minister is kort en krachtig: Je pense qu’il s’agit d’une richesse et non d’un handicap.

NOTEN

1: zie mijn eerdere bijdragen Het amendementsrecht van het Franse parlement: deel I en Wetsvoorstel verlaging aantal leden Franse parlement en Wetsvoorstel nieuw kiesstelsel Assemblée nationale Frankrijk

2: zie mijn eerdere bijdrage Wetsvoorstel nieuw kiesstelsel Assemblée nationale Frankrijk

3: la Commission des lois institutionelles, de la législation et de l’administration générale de la République, Compte rendu no 82, 6 juni 2018.

Nieuwe politieke partij: Volt Nederland

WOENSDAG 27 JUNI 2018. In de krant lees ik dat afgelopen zaterdag in Utrecht Volt Nederland is opgericht. Volt Nederland is een politieke partij. De partij is verbonden met een Luxemburgse organisatie: Volt Europa. Volt Europa is op grond van haar statuten een vereniging zonder winstoogmerk: een Association sans but lucratif (A.S.B.L.). De A.S.B.L is geregeld in een Luxemburgse wet: Loi du 21 avril 1928 sur les associations sans but lucratif et les établissement d’utilité publique. De statutaire zetel van Volt Europa is Luxemburg. Volt Europa streeft volgens haar statuten onder andere naar de realisatie van een pro-Europese politiek. Verenigingen en andere organisaties (in een lidstaat van de Europese Unie) kunnen na toestemming lid worden van Volt Europa. In elke lidstaat kan er in beginsel maar één zo’n Member Association zijn. Zo’n organisatie mag en moet zich dan noemen Volt plus de naam van die lidstaat, bijvoorbeeld Volt Nederland. Member Associations moeten aan zekere eisen voldoen. Zij moeten zich bijvoorbeeld houden aan instructies van Volt Europa. Hun interne structuur en besluitvorming moet democratisch zijn. Zij mogen niet ondergeschikt zijn aan een andere politieke partij. Wie als individu lid wordt van (bijvoorbeeld) Volt Nederland, is automatisch lid van Volt Europa. Een individueel lid moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben of er al zes maanden wonen. Men mag niet tegelijkertijd lid zijn van een andere politieke partij. Men kan ervoor kiezen om alleen lid te zijn van Volt Europa, maar dat gaat niet zonder meer. Een lid heeft de eerste drie maanden geen stemrecht in de nationale partij of in Volt Europa. De voertaal binnen Volt Europa is Engels.

Voor de Luxemburgse Loi du 21 avril 1928 sur les associations sans but lucratif et les établissements d’utilité publique, zie met name artikel 1 dat is te raadplegen via: http://data.legilux.public.lu/eli/etat/leg/loi/1928/04/21/n2/jo.

Voor de statuten van Volt Europa, zie met name de preambule en de artikelen 1.1, 2.1, 3.2, 6.4, 6.5, 6.7, 6.8, 6.10, 6.15 die zijn te raadplegen via: https://d3n8a8pro7vhmx.cloudfront.net/volt/pages/75/attachments/original/1529522483/Volt-Statute-of-Volt-Europa.pdf?1529522483

Klimaatakkoord, Sectortafels en democratie

DINSDAG 26 JUNI 2018. In het regeerakkoord van 2017 is een Klimaatakkoord aangekondigd om de uitstoot van broeikasgassen met 49% te beperken in 2030. Het kabinet heeft op 23 februari 2018 de kabinetsinzet voor een (nationaal) Klimaatakkoord bekendgemaakt. Die inzet bestaat bijvoorbeeld uit de instelling van vijf sectortafels: industrie, gebouwde omgeving, mobiliteit, elektriciteit, landbouw en landgebruik. En uit de benoeming van de sectortafel voorzitters. Vervolgens zijn anderen per sectortafel begonnen met het voeren van besprekingen over de inhoud van het Klimaatakkoord.

Wie zijn die anderen? Die anderen zijn bedrijfsleven, maatschappelijke partijen en mede overheden. In de sectortafel gebouwde omgeving zijn dat volgens de bekendmaking van 23 februari onder andere de vereniging van woningcorporaties (Aedes), de vereniging van bouw- en infrabedrijven (Bouwend Nederland), Vereniging Eigen Huis, de Woonbond, de energiebedrijven, FNV, natuur- en milieuorganisaties, een beleggersvereniging, de belangenorganisatie voor installatiebedrijven UNETO-VNI, Interprovinciaal Overleg (IPO), Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Wie heeft hen gekozen? Volgens de bekendmaking van 23 februari heeft de voorzitter van de sectortafel de deelnemers van zijn tafel gekozen, in afstemming met de verantwoordelijke ministers.

Welke rol hebben kabinet en parlement bij de inhoud van het Klimaatakkoord? Volgens een Kamerbrief (een brief van minister Wiebes aan de Tweede Kamer) van dezelfde dag hebben de verantwoordelijke ministers ”kaders” opgesteld voor de uitkomsten van de besprekingen aan de sectortafels, waaronder kostenefficiëntie, concreetheid, volledigheid, toekomstgerichtheid en doorrekenbaarheid. Daarnaast hebben die ministers per sectortafel ”beoogde resultaten” opgesteld. Voor gebouwde omgeving zijn dat bijvoorbeeld dat Nederland in 2050 aardgasvrij is en dat voor het einde van het huidige kabinet 30.000 tot 50.000 woning aardgasvrij (ready) zijn gemaakt. In de Kamerbrief staat ook dat de verantwoordelijke ministers aan het parlement verantwoording zullen afleggen over hun rol als regisseur van het akkoord en over hun rol als één van de partijen in het akkoord.

Bekendmaking 23 februari 2018: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/02/23/kabinet-geeft-startschot-voor-klimaatakkoord

Onder de tabel met samenstelling sectortafels staat: De voorzitters van de sectortafels hebben, in afstemming met de verantwoordelijk bewindspersonen, de sectortafels samengesteld op basis van de criteria zoals geformuleerd in de TK-brief van 23 februari jl. Aan de tafels nemen partijen deel die een concrete bijdrage leveren aan de transitie binnen de sector, kennis over de sector inbrengen en met mandaat afspraken kunnen maken.

Kamerbrief van 23 februari 2018 (32813 no 163):

p 2 Dat alles stelt eisen aan de manier waarop we aan dit Klimaatakkoord beginnen. Zo moeten we de kosten van de transitie hanteerbaar houden, iedere partij blijven aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid, tegelijkertijd een scherp oog houden voor het internationale speelveld en voor ongewenste verplaatsingseffecten, en consequent denken in samenhang tussen sectoren. Alleen dan kunnen we slagen. Het kabinet heeft de kaders hiertoe in deze brief uitgewerkt. Hieronder stelt het kabinet een aantal kaders voor, om de kans op een kwantitatief bevredigende en tegelijkertijd maatschappelijk geaccepteerde uitkomst maximaal te maken. 1.Sturen op één centraal doel 2.Kostenefficiëntie moet leidend zijn bij keuzes ( p 4) 3.Het Regeerakkoord is uitgangspunt (p 4) 4.Maatregelpakketten zijn toekomstgericht (p 5) 5.Afspraken zijn concreet en volledig (p 5) 6.Integrale aanpak is nodig (p 6) 7.Het akkoord dient het publieke belang (p 6) 8.Afspraken zijn doorrekenbaar (p 7)

Dezelfde Kamerbrief p 9 Betrokkenheid parlement:

Het kabinet streeft naar een Klimaatakkoord dat breed maatschappelijk en politiek draagvlak geniet. Dat draagvlak is onontbeerlijk om de ambitieuze opgave voor 2030 en daarna te realiseren. Het kabinet zal daarbij zowel over de rol als regisseur van het akkoord, alsook over de rol als één van de partijen in het akkoord, verantwoording aan uw Kamer afleggen. Immers, het doel dat met het Klimaatakkoord moet worden gerealiseerd is een politieke doelstelling van het kabinet en de wijze waarop overheidsinstrumenten en -middelen zullen worden ingezet moet aan een democratische toets onderworpen worden. Daarom bespreek ik graag binnenkort de inzet van het kabinet voor het Klimaatakkoord met u, zal ik uw Kamer vervolgens in de zomer over afspraken op hoofdlijnen informeren en voor eind 2018 over de programma’s van het akkoord.

Dezelfde Kamerbrief p 10 Bijlage kabinetsinzet per sector:

Gebouwde omgeving. Beoogde resultaten. Afspraken om 30.000–50.000 woningen aardgasvrij of aardgasvrij ready te maken voor het einde van de kabinetsperiode .Afspraken om tijdige opschaling en kostenreductie te realiseren bij het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. Afspraken over de benodigde infrastructuur om de warmtetransitie in de gebouwde omgeving te ondersteunen. Afspraken over de invulling van de regionale en de gemeentelijke regierol om richting 2050 te komen tot een aardgasvrije gebouwde omgeving.

Inspreekrecht in Zuid-Holland en Gelderland vergeleken

VRIJDAG 22 JUNI 2018. In deze bijdrage staat het inspreken bij een Statencommissie centraal: de mogelijkheid van burgers en andere toehoorders om het woord te voeren op een vergadering van een Statencommissie. Daarover is een regeling opgenomen in het reglement van orde van provinciale staten. Ik vergelijk de regelingen van Zuid-Holland en Gelderland.

Politieke verhoudingen Gelderland heeft 55 Statenleden: VVD (9), CDA (9), D66 (7), SP (6), PvdA (6), PVV (4), ChristenUnie (3), GroenLinks (3), Partij voor de Dieren (2), 50PLUS (1) en Groep Poortinga (1). Ook Zuid-Holland heeft er 55: VVD (10), PVV (7), D66 (7), CDA (6), SGP-ChristenUnie (6), PvdA (5), SP (5), GroenLinks (3), , 50PLUS (2) en Partij voor de Dieren (2), Groep Ellen Verkoelen (1) en Groep Leefbaar Zuid-Holland (1).

Statencommissies. Statencommissies worden op grond van de Provinciewet ingesteld door provinciale staten. Zij bereiden de besluitvorming van provinciale staten voor. Voorzitter is altijd een Statenlid; ook de meeste commissieleden zijn Statenleden; gedeputeerden en commissaris mogen geen lid zijn (1). Meestal wordt er eens per maand vergaderd. Voorbeeld van een Zuid-Hollandse Statencommissie is Verkeer en Milieu. Voorbeeld van een Gelderse Statencommissie is Ruimtelijke Ordening, Landelijk Gebied en Wonen.

Reglement van orde Provinciale Staten stellen op grond van de Provinciewet een reglement van orde vast voor de vergaderingen van onder andere de Statencommissies (2).

De overeenkomsten In zowel de Zuid-Hollandse als de Gelderse regeling is het inspreken een recht. In beide regelingen is er geen recht om in te spreken over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen. Elke inspreker krijgt 5 minuten, tenzij er meer dan zes sprekers zijn; in dat geval is de totale spreektijd nooit langer dan een half uur en daartoe wordt de individuele spreektijd evenredig ingekort (3).

De grote verschillen In Zuid-Holland is er alleen inspreekrecht over agendapunten; in Gelderland is er ook inspreekrecht over andere onderwerpen, mits ze tot het werkterrein van de Statencommissie behoren. In Zuid-Holland is er ook geen inspreekrecht over regeling van werkzaamheden, vaststelling van besluiten en verslagen en onderwerpen die achter gesloten deuren worden behandeld; in Gelderland is dat er wel. In Zuid-Holland beslist de voorzitter van de Statencommissie over het moment van inspreken; in Gelderland beslist de inspreker daar zelf over, tenminste als hij wil inspreken over een agendapunt (3).

De kleine verschillen In zowel Zuid-Holland als Gelderland is er geen inspreekrecht over besluiten waartegen een gerechtelijke procedure loopt. In Zuid-Holland ook niet over besluiten waartegen een gerechtelijke procedure heeft gelopen en waartegen bezwaar loopt of heeft gelopen. In zowel Zuid-Holland als Gelderland is er geen inspreekrecht over een gedraging waarover nog een officiële klacht kan worden ingediend; in Gelderland evenmin als zo’n klacht ooit kon worden ingediend (3).

Conclusie Gelderland heeft volgens het reglement van orde per saldo een ruimer inspreekrecht in vergaderingen van Statencommissies dan Zuid-Holland.

NOTEN

1: Artikel 80 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten kunnen statencommissies instellen die besluitvorming van provinciale staten kunnen voorbereiden en met gedeputeerde staten of de commissaris kunnen overleggen. Zij regelen daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop de leden van provinciale staten inzage hebben in stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang. De commissaris en de gedeputeerden zijn geen lid van een statencommissie. Bij de samenstelling van een statencommissie zorgen provinciale staten, voor zover het de benoeming betreft van leden van provinciale staten, voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen. Een lid van provinciale staten is voorzitter van een statencommissie. Zie ook De commissies van de provincie Zuid-Holland

2:Artikel 16 Provinciewet luidt: Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

3: Gelderland Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2017. Hoofdstuk 8 De statencommissies. Artikel 52. Spreekrecht burgers. Lid 1. In iedere vergadering hebben burgers het recht de commissie toe te spreken. Lid 2. Een burger die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk om 12.00 uur op de maandag onmiddellijk voorafgaand aan de vergadering bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, contactgegevens en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren. Lid 3. Een burger kan niet het woord voeren over: a. een besluit van het provinciebestuur waartegen een gerechtelijke procedure loopt; b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen; c. een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend; d. onderwerpen die niet tot het werkterrein van de commissie behoren. Lid 4. De spreektijd bedraagt voor alle sprekers tezamen maximaal dertig minuten. Lid 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De commissievoorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De commissievoorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd. Lid 6. Indien een burger het woord wil voeren over een geagendeerd onderwerp, kan hij dit naar eigen keuze doen bij de aanvang van de vergadering of op het moment van behandeling van het onderwerp. Lid 7. De spreker voert het woord nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. De commissievoorzitter of een lid kan een voorstel doen voor de behandeling van de door een burger geleverde inbreng.

Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten van Zuid-Holland, e.a. (2017) Titel III Commissies uit Provinciale Staten. Artikel 79 Spreekrecht voor derden. Lid 1. De commissievoorzitter stelt toehoorders bij een vergadering van een Statencommissie op hun verzoek in de gelegenheid A tijdens de vergadering het woord te voeren over een onderwerp dat op de agenda staat. Lid 2. Spreekrecht als bedoeld in het eerste lid wordt niet verleend ten behoeve van: a. een besluit van het Provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan; b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen; c. een gedraging waarover een klacht als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden ingediend; d. de volgende (eventueel) op de agenda geplaatste agendapunten: regeling van werkzaamheden; de vaststelling van besluitenlijsten en verslagen en dergelijke, voor zover niet betrekking hebbend op een weergave van wat door of namens de inspreker zelf is gezegd. e. onderwerpen die door de commissie achter gesloten deuren worden behandeld. Lid 3. Toehoorders die tijdens een commissievergadering het woord willen voeren, dienen daartoe uiterlijk achtenveertig uur voor aanvang van de desbetreffende vergadering een verzoek in te dienen bij de commissiegriffier van de Statencommissie, zulks onder vermelding van het agendapunt waarover men het woord wenst te voeren. Lid 4. Indien men het woord wenst te voeren over een onderwerp dat minder dan achtenveertig uur voor aanvang van een vergadering op de agenda van die vergadering is geplaatst, dient het in het derde lid bedoelde verzoek te worden gedaan terstond nadat men van de agendering van het betreffende agendapunt kennis heeft gekregen, doch uiterlijk op het moment waarop de vergadering wordt geopend. Lid 4 (?). Degene die het woord wenst te voeren krijgt daartoe de gelegenheid in de vergadering op voorstel van de voorzitter: a. tijdens de procedurevergadering; b. bij aanvang van alle bespreekpunten; of c. bij aanvang van het bespreekpunt waarover men het woord wil voeren. Lid 5 (?). Voor elk van de toehoorders die in de gelegenheid worden gesteld het woord te voeren, geldt een spreektijd van ten hoogste 5 minuten per agendapunt, met dien verstande dat de totale spreektijd voor toehoorders per vergadering niet meer dan 30 minuten bedraagt. Indien er meer toehoorders het woord wensen te voeren dan de maximale spreektijden toestaan, wordt de maximale spreektijd evenredig over de sprekers verdeeld. Lid 5 (?). De commissievoorzitter kan in bijzondere gevallen afwijking van het bepaalde in dit artikel toestaan.

Wetenschappelijke instituten politieke partijen

DINSDAG 19 JUNI 2018. In de krant staat een artikel over de afnemende invloed die de wetenschappelijke bureaus van politieke partijen hebben binnen hun partij, zoals die van CDA en PvdA. Wat staat er in de statuten van coalitiepartij CDA en oppositiepartij PvdA over hun ”denktanks”? Het wetenschappelijk bureau van de PvdA is de Wiarda Beckman Stichting. Statuten en reglement van deze stichting moeten de goedkeuring hebben van het partijbestuur. Het wetenschappelijk instituut van het CDA moet een rechtspersoon zijn (bijvoorbeeld een stichting). De voorzitter wordt benoemd door het partijcongres (met een voordracht door het instituut). De partij zorgt voor de financiële ondersteuning van het instituut.

PvdA Statuten 2017 zie: www.pvda.nl/bibliotheek/publicaties/statuten-en-reglementen

en in het bijzonder:

Artikel 19 lid 2.

Artikel 19 lid 5.

CDA Statuten zie: https://www.cda.nl/afdelingennet/bestuurszaken/reglementen-en-procedures/

en in het bijzonder:

Artikel 50 lid 1.

Artikel 52 lid 1.

Artikel 56.

Artikel 55.

Sociaal rechercheurs in de Participatiewet

MAANDAG 18 JUNI 2018. In de krant van afgelopen zaterdag staat een lang artikel over de opsporing van (vermoede) bijstandsfraude, zoals een bijstandsgerechtigde die samenwoont maar daarover de gemeente niet heeft ingelicht. Gemeentelijke sociale diensten zetten daarbij tal van middelen in, zoals huiszoekingen, buurtonderzoeken en verhoren, maar ook bijvoorbeeld auto-achtervolgingen, gluuroperaties en verborgen camera’s. Bij de inzet van die middelen spelen sociaal rechercheurs een belangrijke rol. De rechten en plichten van mensen met een bijstandsuitkering zijn geregeld in de Participatiewet en de daarop gebaseerde regelingen. Wat is er in de Participatiewet geregeld over deze sociaal rechercheurs? Daarin (of in een daarop gebaseerde regeling) is alleen geregeld dat het college van burgemeester en wethouders de ambtenaren aanwijst die zijn belast met het toezicht op de naleving van deze wet. Sociaal rechercheurs zijn dus gemeentelijke ambtenaren.

Artikel 76a van de Participatiewet luidt: Met het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.