Verkiezingsprogramma’s gemeente Heerlen

Donderdag 15 maart 2018. Tot aan de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart is er wekelijks een blog met citaten uit de verkiezingsprogramma’s die gaan over het besturen van de gemeente. Ik begin met een citaat van de partij met het hoogste nummer (over de betekenis van dat nummer, zie Morgen: geldigheid en nummering kandidatenlijsten gemeenteraadsverkiezingen). Sommige verkiezingsprogramma komen niet aan bod: ze zijn onvindbaar, ze zeggen niets of niets onderscheidend over het besturen van de gemeente of ik ben er vanwege de tijd niet meer aan toegekomen. Elke keer wordt één gemeente besproken.

Hekkensluiter is Heerlen. Het is met iets meer dan 85.000 inwoners veruit de grootste gemeente van de Oostelijke Mijnstreek. Morgen wordt de eerste (waarnemend) burgemeester met SP achtergrond van het land benoemd in Heerlen. Aan de raadsverkiezingen doen 12 partijen of lijsten mee.

Partij voor de Dieren (12): Bewoners krijgen een doorslaggevende stem bij besluiten over wat gedaan moet worden met leegstaande gebouwen of gemeenschappelijke gebouwen in hun buurt. Een gemeentelijke herindeling kan niet plaatsvinden zonder gemeentelijk referendum.

Het raadgevend referendum krijgt een plaats bij belangrijke besluiten. De aanmeldingsplicht voor kleine demonstraties wordt afgeschaft. Voor demonstraties naar aanleiding van actuele gebeurtenissen wordt de aanmeldtermijn verkort.

GroenLinks (10): Inwoners van Heerlen en Hoensbroek worden gestimuleerd om gebruik te maken van hun ”right to challenge”: manieren waarbij burgers de gemeente uitdagen en ruimte krijgen om initiatief te nemen of voorzieningen te organiseren of beheren.

D66 (7): Een gemeentelijke ombudsman of een Parkstad-ombudsman.

VVD (6): Het gemeentebestuur van Heerlen overlegt twee keer per jaar met het Aachens college.

SP (1): Daarom blijft de afschaffing van de forfaitaire onkostenvergoeding voor collegeleden gehandhaafd. Het bestaande beleid dat collegeleden geen gemeentelijke creditcard krijgen wordt gehandhaafd. Het zogenaamde netwerken mag nooit een alibi zijn voor niet-transparante of niet integere contacten.

Veel slechtere arbeidsvoorwaarden voor treinpersoneel buiten Frans parlement om

Jeudi le 15 mars 2018. De Franse regering wil ingrijpende veranderingen doorvoeren bij de nationale spoorwegen, de SNCF. Hierbij wil zij een weg volgen die het Franse parlement zoveel mogelijk buiten spel zet. Alle oppositiepartijen hebben daarop felle kritiek geuit (1). De ingrijpende veranderingen bestaan onder andere uit verslechtering van de arbeidsvoorwaarden voor nieuwe SNCF werknemers.

SNCF SNCF is een afkorting voor Société nationale des chemins de fers français.

Huidige arbeidsvoorwaarden Het overgrote deel van de machinisten, conducteurs en andere werknemers bij SNCF heeft in vergelijking met de marktsector veel gunstigere arbeidsvoorwaarden: op hun is het zogenaamde statut de cheminot van toepassing (2). Het betekent bijvoorbeeld dat ze heel moeilijk kunnen worden ontslaan: praktisch gesproken hebben ze net als ambtenaren in Frankrijk een contract voor het leven. Het betekent bijvoorbeeld ook dat machinisten en conducteurs al op hun 52e met pensioen mogen gaan.

Ordonnance Deze ingrijpende verandering gaat over een onderwerp dat eigenlijk door middel van een parlementaire wet zou moeten worden geregeld. Het zal echter worden geregeld door middel van een ordonnance. Een ordonnance is een regeringswet; het is geen parlementaire wet. De regering mag niet zomaar gebruik maken van de ordonnance. In elk geval moet ze twee wetsvoorstellen bij het parlement indienen en is nodig dat het parlement beide uiteindelijk aanneemt (3).

Eerste wetsvoorstel (vooraf) Ten eerste heeft de regering voor wetgeving bij ordonnance de goedkeuring van het parlement nodig, zowel vooraf als achteraf (4). De regering dient een eerste wetsvoorstel in om die goedkeuring vooraf te verkrijgen. Dat wetsvoorstel heet projet de loi d” habilitation. In dat wetsvoorstel wordt duidelijk gemaakt waarover de ordonnance zal gaan en waarom niet voor een gewone wet wordt gekozen. Het parlement moet dat wetsvoorstel aannemen; pas dan is de parlementaire goedkeuring vooraf gegeven. Beide kamers – Assemblée nationale en Sénat – kunnen het wetsvoorstel amenderen, maar uiteindelijk moeten beide kamers dezelfde versie aannemen. Zo nodig wordt een werkgroep ingesteld die bestaat uit leden van beide Kamers. Die werkgroep heet Commission mixte paritaire. Als ook dat niet helpt, is uiteindelijk voldoende dat de Assemblée nationale het wetsvoorstel aanneemt. Een wet die op zo’n wijze wordt aangenomen, noemt men ”petite loi”. De partij van Emmanuel Macron – La République en Marche – heeft in de Assemblée nationale een ruime absolute meerderheid, maar in de senaat is het een van de kleinere fracties (met 21 van de 348 zetels). Aannemen van een petite loi is getalsmatig gezien dus geen enkel probleem.

Eerste wetsvoorstel SNCF (vooraf) Het wetsvoorstel dat de ingrijpende veranderingen bij de SNCF wil regelen met een ordonnance heet: le projet de loi pour un nouveau pacte ferroviaire. Dat is gisteren bij de Assemblée nationale ingediend (ingeschreven onder nummer 2018-764). Uit artikel 1 van het wetsvoorstel volgt dat (per ordonnance zal worden geregeld dat) het statut de cheminot voor nieuwe werknemers komt te vervallen, zodat de kosten van SNCF omlaag gaan. Lagere personeelskosten betekent hogere efficiency van SNCF. Hogere efficiency wordt voor SNCF van levensbelang, omdat uit onderzoek is gebleken dat die kosten nu relatief hoog zijn (5) en Europese richtlijnen binnenkort gaan eisen dat (ook) Frankrijk concurrentie op het spoor toelaat. De implementatietermijn voor deze richtlijnen verloopt eind 2018. Dat is kort dag, en dat is dan ook de motivering van de regering voor de keuze voor een ordonnance in plaats van een gewone wet (6).

Eerder voorbeeld (en behandeling) van zo’n eerste wetsvoorstel Ruim een half jaar geleden heeft dezelfde regering ook gebruik gemaakt van wetgeving per ordonnance: dat ging toen ook over arbeidsrecht, maar dan voor alle werknemers (niet beperkt tot SNCF werknemers). Het eerste wetsvoorstel heette hier: projet de loi d’habilitation à prendre par ordonnances les mesures pour le renforcement du dialogue social. Beide kamers hebben dat wetsvoorstel vervolgens (verschillend) geamendeerd. Een werkgroep (Commission mixte paritaire) bleek noodzakelijk maar ook voldoende om de verschillen eruit te halen. Uiteindelijk namen beide kamers dezelfde versie van het wetsvoorstel aan. Dat was voor de Assemblée nationale niet zo vreemd. Maar ook in de senaat werd het wetsvoorstel met een ruime meerderheid op 2 augustus 2017 aangenomen (7). Die meerderheid werd onder andere gevormd door de met stip grootste fractie in de Sénat: Les Républicains (met 146 van de 348 zetels). Deze fractie is een oppositiepartij. Of zij ook zal meewerken aan het eerste wetsvoorstel SNCF, is echter nog maar de vraag. Wellicht zal die wet uiteindelijk als ”petite loi” moeten worden aangenomen door alleen de Assemblée nationale.

Tweede wetsvoorstel (achteraf) Ten tweede moet de regering na verloop van tijd een tweede wetsvoorstel indienen (8): projet de loi de ratification of projet de non-caducité. Door het aannemen van dit tweede wetsvoorstel bekrachtigt het parlement de inmiddels uitgevaardigde ordonnances. Aanneming van dit wetsvoorstel is alleen mogelijk als het uitdrukkelijk gebeurt. Indiening van het tweede wetsvoorstel moet gebeuren voor een bepaalde datum; die datum moet zijn genoemd in de wet waarmee het eerste wetsvoorstel is aangenomen. Als het wetsvoorstel te laat wordt ingediend, vervallen de ordonnances van rechtswege! Datzelfde geldt als het parlement het tweede wetsvoorstel uiteindelijk niet aanneemt.

Tweede wetsvoorstel SNCF (achteraf) Zover is het natuurlijk nog niet. In het gisteren indiende eerste wetsvoorstel SNCF is in artikel 8 echter wel een (uiterste) datum genoemd, namelijk 3 maanden na publicatie van de ordonnance. Het tweede wetsvoorstel in mijn bovengenoemde eerdere voorbeeld is trouwens op tijd ingediend en door beide kamers aangenomen.

Strike naleving Aan naleving van onder andere deze twee voorwaarden wordt strikt de hand gehouden. Parlementariërs kunnen zo nodig de hulp inroepen van de Conseil constitutionnel om de naleving af te dwingen (over de conseil constitutionnel in het algemeen: zie mijn eerdere blog hyperlink).

NOTEN

1: dagblad Le Monde 1 maart 2018

2: dagblad Le Monde 28 februari 2018

3: artikel 38 Constitution

4: artikel 45 Constitution

5: Rapport Spinetta van 15 februari 2018, geschreven in opdracht van de regering

6: zie de exposé des motifs in het Projet de loi pour un nouveau pacte ferrovaire

7: officieel verslag van de senaatsvergadering

8: artikel 45 Constitution

Het is verboden om PET-flesjes zomaar weg te gooien in de openbare ruimte

Dinsdag 13 maart 2018. Staatssecretaris Stientje van Veldhoven is voorlopig niet van plan om statiegeld in te voeren voor kleine plastic flesjes (zogenaamde PET-flesjes). Niet iedereen gooit de lege flesjes in de daarvoor bestemde afvalbakken en daardoor bestaat een belangrijk deel van het zwerfafval in de openbare ruimte uit deze flesjes. Zwerfafval is slecht voor het milieu. Het is verboden is om de flesjes zomaar ergens weg te gooien in de openbare ruimte. In welke wetten staat dat verbod? In de Wet milieubeheer die overal in Nederland geldt staat dat niemand handelingen mag verrichten waarvan hij kan vermoeden dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan. In de gemeente Rotterdam is in de gemeentelijke afvalstoffenverordening een expliciet verbod opgenomen om straatafval zoals verpakkingsmateriaal van zeer beperkte omvang en gewicht zomaar in de openbare ruimte achter te laten.

Artikel 1.1 Wet milieubeheer luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

Artikel 1.1a Wet milieubeheer luidt (gedeeltelijk): Een ieder neemt voldoende zorg voor het milieu in acht. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Artikel 15 Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 luidt (gedeeltelijk): Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 1 Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 luidt (gedeeltelijk): straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

Is betalen met contant geld een wettelijk recht?

Maandag 12 maart 2018. Steeds meer ondernemingen eisen van hun klanten dat ze pinnen (in plaats van contant afrekenen): denk aan winkels, horeca en openbaar vervoer. Inmiddels zijn er ook steeds meer gemeenten die ”pin only” eisen. Mag ”pin only” eigenlijk wel worden geëist? Onze euromunten en eurobiljetten zijn toch wettig betaalmiddel op grond van een Verordening van de Raad van Ministers van de Europese Unie uit 1998. En ter voldoening van een verbintenis die een klant tegenover de onderneming (of gemeente) heeft, hoeft hij op grond van het Burgerlijk Wetboek slechts met gangbaar geld te betalen. Aannemelijk is toch dat een wettig betaalmiddel gangbaar is. Het antwoord op de vraag wat de betekenis is van wettig betaalmiddel in de zin van bovengenoemde verordening is, kan uiteindelijk alleen door het Hof van Justitie van de Europese Unie worden gegeven. Die heeft zich er nog niet over uitgesproken, aldus het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. Dat is een overleg waaraan onder andere De Nederlandsche Bank, Koninklijke Horeca Nederland en MKB-Nederland deelnemen. Volgens dit MOB is pin only door gemeenten in principe (wel) onredelijk bezwarend voor het publiek. De woorden onredelijk bezwarend zijn dezelfde als in de wettelijke regeling van de algemene voorwaarden in het Burgerlijk Wetboek: onredelijk bezwarende bedingen zijn daarin vernietigbaar.

Artikel 10 van de Verordening van de Raad van Ministers van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (974/98) luidt (gedeeltelijk): Vanaf 1 januari 2002 brengen de ECB en de centrale banken van de deelnemende lidstaten in euro luidende bankbiljetten in omloop. (Deze bankbiljetten) zijn bankbiljetten die in alle betrokken lidstaten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben. Vanaf 1 januari 2002 geven de deelnemende lidstaten in euro of in cent luidende muntstukken uit. (Deze muntstukken hebben) in alle betrokken lidstaten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel. Behalve de uitgevende autoriteit en personen die specifiek in de nationale wetgeving van de uitgevende lidstaat zijn aangewezen, is geen enkele partij verplicht voor betaling meer dan vijftig muntstukken te aanvaarden.

Artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek, boek 6 luidt: Het geld dat ter voldoening van de verbintenis wordt betaald, moet op het tijdstip van de betaling gangbaar zijn in het land in welks geld de betaling geschiedt.

Brief van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) van 20 december 2017 aan VNG, Bijlage 2 uit 2015 luidt (gedeeltelijk): Het weigeren van contante betaling in situaties waarin men voor een soortgelijk(e) product/dienst praktisch gesproken niet bij een andere aanbieder terecht kan die wel contant geld accepteert, acht het MOB in principe onredelijk bezwarend voor het publiek. Verder gaat het MOB er vanuit dat toonbankinstellingen in juridische zin vrij zijn zelf te bepalen welke betalingswijzen zij accepteren (mits dit vooraf duidelijk is bekend gemaakt; tevens moet worden aangetekend dat rechtspraak schaars is en dat de uiteindelijke bevoegdheid uit te leggen wat het wil zeggen dat contant geld ‘wettig betaalmiddel’ is, bij het Europese Hof van Justitie berust).

Artikel 233 van het Burgerlijk Wetboek, boek 6 luidt (gedeeltelijk): Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.

(Categorale) aanwijzing toezichthouders DCMR Milieudienst Rijnmond

Vrijdag 9 maart 2018. Krimpen aan den IJssel is een gemeente met ongeveer 30.000 inwoners in de Zuid-Hollandse Krimpenerwaard. Het college van burgemeester en wethouders van deze gemeente mag toezichthouders aanwijzen. Toezichthouders zijn ambtenaren die toezicht houden op de naleving van een of meer bepaalde wetten, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming. In deze wetten wordt de bevoegdheid tot aanwijzing van toezichthouders gegeven aan het college van burgemeester en wethouders (1).

Toezicht houden De bevoegdheden van de toezichthouder zijn onder andere geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Hij of zij mag elke plaats betreden (uitgezonderd woningen) en daarbij zo nodig politiebijstand inschakelen (2); hij mag kopieën maken van zakelijke administraties en ze om die reden zo nodig meenemen (3); hij mag ook monsters van zaken nemen (4). Een ieder is verplicht om hem op zijn verzoek medewerking te verlenen (5).

Mandaat Burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel hebben de bevoegdheid om de toezichthouders aan te wijzen eind 2017 gemandateerd aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Dat is gebeurd in een schriftelijk besluit: het Mandaatbesluit gemeente Krimpen aan den IJssel voor de DCMR Milieudienst Rijnmond (6). Ik noem het hieronder soms Mandaatbesluit. DCMR Milieudienst Rijnmond (hieronder: DCMR) is een samenwerkingsverband van de provincie Zuid-Holland en 15 Zuid-Hollandse gemeenten, waaronder Rotterdam, Brielle, Schiedam en Krimpen aan den IJssel. Mandaat is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Het is de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (7). De directeur van DCMR is dus bevoegd om in naam van het (bestuursorgaan) college van burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel het besluit te nemen om een toezichthouder aan te wijzen voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer. Zijn besluit geldt dan als een besluit van het college van burgemeester en wethouders (8). Dat blijkt ook uit de verplichte wijze van ondertekening van dat besluit zoals dat in het Mandaatbesluit is geregeld: ”Het college van burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel. Namens deze: de directeur van DCMR Milieudienst Rijnmond” (9).

Ondermandaat? Mag de directeur van DCMR een andere medewerker van DCMR de bevoegdheid geven om het besluit namens het college van burgemeester en wethouders te nemen? Met andere woorden: mag de directeur ondermandaat verlenen aan die medewerker (al dan niet leidinggevende)? Ook dat is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht: ja, dat mag, indien en voor zover het college van burgemeester en wethouders dat heeft toegestaan (10). Wordt het toegestaan in het Mandaatbesluit? Nee, niet voor de aanwijzing van toezichthouders. Alleen de directeur mag dus die toezichthouders aanwijzen.

Categorale aanwijzing De DCMR heeft in juli 2017 besloten om alle ambtenaren die werken bij de afdeling Inspectie en Handhaving van de DCMR aan te wijzen als toezichthouder op de naleving van onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming (11). Dat geldt meteen voor ambtenaren die er al werkten in juli 2017 maar gaat ook gelden voor andere ambtenaren zodra zij bij die afdeling komen werken. Dat besluit is genomen door de (plaatsvervangend) directeur van DCMR. Een categorale aanwijzing lijkt me juridisch geen probleem; ook de omstandigheid dat de plaatsvervangend directeur het aanwijzingsbesluit neemt, lijkt me dat niet.

Juridisch probleem? Waar ik wel een juridisch probleem zie, is in de tijd. Het categorale aanwijzingsbesluit van de (plaatsvervangend) directeur DCMR is op 4 juli 2017 genomen. Het toen geldende Mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders is op 19 december 2017 ingetrokken; het college heeft toen namelijk het nieuwe Mandaatbesluit genomen en daarin alle oude Mandaatbesluiten ingetrokken (12). De categorale aanwijzing van de (plaatsvervangend) directeur DCMR moet zijn gebaseerd op een (geldig) mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders. Dat is niet het geval met de ambtenaren die na 19 december zijn gaan werken bij de afdeling Inspectie en Handhaving van de DCMR. De categorale aanwijzing is voor deze ambtenaren namelijk gebaseerd op het oude Mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders, en dat gold toen niet meer. De (plaatsvervangend) directeur moet alle ambtenaren van na 19 december individueel aanwijzen als toezichthouder, en zo snel mogelijk een nieuw categoraal aanwijzingsbesluit nemen op basis van het nieuwe Mandaatbesluit.

NOTEN

1: artikel 5.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), artikel 5.1 en 5.10 Wabo juncto 18.1a Wet milieubeheer, artikel 5.1 en 5.10 Wabo juncto artikel 95 Wet bodembescherming

2: artikel 5.15 Algemene wet bestuursrecht

3: artikel 5.17 Algemene wet bestuursrecht

4: artikel 5.18 Algemene wet bestuursrecht

5: artikel 5.20 Algemene wet bestuursrecht

6: voluit: het Mandaat- en machtigingsbesluit gemeente Krimpen aan den IJssel voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017, zie met name artikel 1

7: artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht

8: artikel 10:2 Algemene wet bestuursrecht

9: artikel 6 Mandaat- en machtigingsbesluit gemeente Krimpen aan den IJssel voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017; zie ook artikel 10.10 Algemene wet bestuursrecht

10: artikel 10:9 Algemene wet bestuursrecht

11: Categoraal aanwijzingsbesluit toezichthouders DCMR Milieudienst Rijnmond juli 2017, 4 juli 2017

12: artikel 7 Mandaat- en machtigingsbesluit gemeente Krimpen aan den IJssel voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017.

Verkiezingsprogramma’s in de Friese gemeente Harlingen

Donderdag 8 maart 2018. Tot aan de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart is er wekelijks een blog met citaten uit de verkiezingsprogramma’s die gaan over het besturen van de gemeente. Ik begin met een citaat van de partij met het hoogste nummer (over de betekenis van dat nummer, zie mijn eerdere bijdrage Morgen: geldigheid en nummering kandidatenlijsten gemeenteraadsverkiezingen). Sommige verkiezingsprogramma komen niet aan bod: ze zijn onvindbaar, ze zeggen niets of niets onderscheidend over het besturen van de gemeente of ik ben er vanwege de tijd niet meer aan toegekomen. Elke keer wordt één gemeente besproken.

Vandaag is Harlingen aan de beurt, een van de plaatsen in de provincie Friesland die de Elfstedentocht aandoet. In de gemeente wonen bijna 15.000 inwoners. In Harlingen doen 9 partijen of lijsten mee.

ChristenUnie (9): De ChristenUnie stimuleert dat inwoners zichzelf organiseren in bijvoorbeeld coöperaties en daarmee verantwoordelijkheden op zich nemen op het gebied van duurzaamheid, zorg, lokale economie of wijkbeheer.

GroenLinks (8): Steeds meer gemeenten hebben een ombudsman of –vrouw. Hij of zij is onafhankelijk, brengt klachten over de lokale overheid in bij het gemeentebestuur en zorgt dat dat de indiener binnen een redelijke termijn een antwoord of reactie krijgt. GroenLinks pleit voor de invoering van deze persoon binnen deze raadsperiode.

D66 (5): Bij ieder project/voorstel dient de gemeente te onderbouwen waarom er voor welke vorm van burgerparticipatie is gekozen.

VVD (4): De VVD Harlingen wil een Right tot Challenge. Steeds meer mensen nemen zelf het initiatief voor het gezamenlijk oplossen van maatschappelijke vraagstukken in hun leefomgeving. Dit gaat verder dan het gebruikelijke vrijwilligerswerk. De vormen zijn talrijk: beheer van openbaar groen, opruimen van zwerfafval, buurtpreventieteams, maar ook het gezamenlijk inkopen van energie of het zelfstandig leiden van een zorgboerderij.

Harlinger Belang (2): De burger is mondiger geworden en wil bij de besluitvorming betrokken worden. Hiertoe wil Harlinger Belang referenda behouden, inspraakmogelijkheden uitbreiden en experimenteren met nieuwe vormen van burgerparticipatie. Wij vinden dat mensen met speciale kennis en ervaring meer actief moeten worden ingezet bij de gemeentelijke plannen en projecten.

PvdA (1): De PvdA wil in alle situaties gebruik maken van kennis en daarbij behorende wensen van omwonenden. De wijkschouwen leveren daarvoor veel informatie op. Wij willen in het geval van de directe leefomgeving dat de gemeente burgers maximaal laten participeren.

Referendumcommissie, sleepnet-wet en subsidies

Dinsdag 6 maart 2018. Op 21 maart zijn er niet alleen gemeenteraadsverkiezingen maar is er ook het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017), ook wel sleepnet-wet genoemd. Er is op grond van de Wet raadgevend referendum een referendumcommissie die subsidies verstrekt aan voorstanders, tegenstanders en neutralen van de sleepnet-wet, in totaal maximaal 2 miljoen euro. De referendumcommissie bestaat uit vijf leden die door de minister zijn benoemd. De benoemde leden zijn oud-politici, wetenschappers of advocaten. De referendumcommissie heeft de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 vastgesteld en daarin het wettelijk maximum van 2 miljoen euro overgenomen. Subsidie wordt op aanvraag verstrekt. Aanvragers kunnen op grond van de subsidieregeling natuurlijke personen (mensen van vlees en bloed) zijn, mits meerderjarig en in Nederland wonend. Aanvragers kunnen ook rechtspersonen zijn, mits hier te lande gevestigd. Per natuurlijke persoon kan op grond van de subsidieregeling maximaal 5.000 euro worden verstrekt. Er is aan 26 natuurlijke personen subsidie verstrekt, tussen de 3.400 euro en de 5.000 euro. Per rechtspersoon kan maximaal 50.000 euro worden verstrekt. Niet alle kosten zijn subsidiabel: zo is het werk van een (aanvragende) natuurlijk persoon niet subsidiabel.

Artikel 87 van de Wet raadgevend referendum luidt (gedeeltelijk): Er is een referendumcommissie. De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaren. De leden kunnen worden herbenoemd. Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het derde lid niet eerder dan vier weken nadat het voornemen daartoe in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, aan de beide kamers der Staten-Generaal is meegedeeld.

Artikel 90 van de Wet raadgevend referendum luidt (gedeeltelijk): Daarnaast verstrekt de referendumcommissie subsidies ten behoeve van maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat in Nederland over de aan het referendum onderworpen wet te bevorderen. De referendumcommissie stelt ter uitvoering van (deze) taak een regeling vast. In deze regeling wordt in ieder geval een subsidieplafond vastgesteld. Het subsidieplafond bedraagt ten hoogste 2 miljoen euro per referendum.

Artikel 5 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Voor de subsidieverstrekking geldt een subsidieplafond van 2 miljoen euro.

Artikel 3 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend door een natuurlijke, meerderjarige, persoon die in Nederland woont en een rechtspersoon die in Nederland is gevestigd ….

Artikel 4 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Als de aanvrager een natuurlijke persoon is, bedraagt de subsidie ten hoogste 5000 euro. Als de aanvrager een rechtspersoon is, bedraagt de subsidie tenminste 5000 euro en ten hoogste 50000 euro.

Artikel 10 van de Subsidieregeling raadgevend referendum 2017 luidt (gedeeltelijk): Indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, zijn de kosten van eigen werkzaamheden van de aanvrager niet subsidiabel.

Discriminatie door uitzendbureaus

Maandag 5 maart 2018. Uit een onderzoek blijkt dat intercedenten van uitzendbureau Randstad op verzoek van de opdrachtgever rekening houden met (beweerde) vervelende ervaringen met Marokkanen, Surinamers of Turken. Dat mag niet, want dat is het maken van direct onderscheid bij arbeidsbemiddeling, en dat is verboden discriminatie op grond van de Algemene wet gelijke behandeling. Van direct onderscheid in de zin van deze wet is bijvoorbeeld sprake als kandidaat-uitzendkrachten verschillend worden behandeld vanwege hun ras of nationaliteit. Uitzendbureaus mogen op grond van deze wet evenmin onderscheid maken vanwege de godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, geslacht, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat van de kandidaat-uitzendkrachten. Ook leeftijdsdiscriminatie is verboden, maar op grond van een andere wet: Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid. Het uitzendbureau gaat nu een antidiscriminatiecursus geven voor haar medewerkers; daarin komt onder andere (herkenning van) leeftijdsdiscriminatie aan bod.

Artikel 5 van de Algemene wet gelijke behandeling luidt (gedeeltelijk): Onderscheid is verboden bij arbeidsbemiddeling.

Artikel 1 van deze wet luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe. Direct onderscheid: indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.

Artikel 1 van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid luidt (gedeeltelijk): In deze wet wordt verstaan onder onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe. Direct onderscheid: indien een persoon op grond van leeftijd op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld.

Artikel 2 van deze wet luidt (gedeeltelijk): Onderscheid is verboden bij de arbeidsbemiddeling.

Provinciale Staten van Zuid-Holland maakt halve ton vrij voor vangen zwerfkatten

Vrijdag 2 maart 2018. In de vergadering van Provinciale Staten van Zuid-Holland (1a) van 21 februari 2018 is een amendement ingediend om 50.000 euro te reserveren voor het vangen, neutraliseren (onvruchtbaar maken) en weer uitzetten van verwilderde katten en zwerfkatten. Doel is bescherming van de weidevogels.

Amendement en motie Een amendement is volgens het Reglement van Orde van Provinciale Staten een voorstel tot wijziging van een ontwerpbesluit dat naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen (1b). Het amendement voor het vangen, neutraliseren en weer uitzetten van verwilderde katten en zwerfkatten (Amendement 603) wijzigt het ontwerpbesluit Uitvoering Motie 725 Miljoenen voor Winst en Weidevogels. Dit ontwerpbesluit van gedeputeerde staten (1c) is genomen naar aanleiding van de Motie Miljoenen voor Winst en Weidevogels (Motie 725). Deze motie is op 28 juni 2017 ingediend door CDA Statenlid Paul Rijken en mede ondertekend door 6 andere fracties. Provinciale Staten hebben de motie op diezelfde dag aangenomen, met alleen de stem van PVV tegen. Volgens het Reglement van Orde is een motie een verklaring over een onderwerp waarmee een opdracht of oordeel wordt uitgesproken (2); in Motie 725 gaat het over beide. In deze motie wordt namelijk geoordeeld dat Provinciale Staten (onder voorwaarden) bereid zijn om extra middelen vanuit de bestaande groenbudgetten beschikbaar te stellen voor weidevogels en wordt gedeputeerde staten opdracht gegeven om daartoe concrete voorstellen te doen. In Uitvoering Motie 725 nemen gedeputeerde staten een ontwerpbesluit dat in principe 3,1 miljoen euro vanuit de bestaande groenbudgetten beschikbaar stelt voor weidevogels. In Amendement 603 wordt voorgesteld om dit zo te wijzigen dat 50.000 euro daarvan specifiek beschikbaar komt voor het vangen, neutraliseren en weer uitzetten van verwilderde katten en zwerfkatten. Iets minder dan 2% van het budget dus.

Amendement en agenda Een amendement kan worden ingediend over elk voorstel dat aan de orde is en aan de leden van Provinciale Staten is bekendgemaakt (3a). Ontwerpbesluit Uitvoering Motie 725 is een voorstel dat aan de orde en bekendgemaakt was, want het stond als bespreekstuk op de agenda van Provinciale Staten van 21 februari 2018 (agendapunt 2a) (3b). Daarover kon dus een amendement worden ingediend.

Amendement is een recht Elk individueel Statenlid mag een amendement indienen (3c). Amendement 603 is ingediend door een Statenlid van de Partij voor de Dieren. Een amendement moet schriftelijk worden ingediend en kan mede worden ondertekend door Statenleden die het ondersteunen (4a). Amendement 603 is mede ondertekend door fractieleden van PvdA, SP en GroenLinks. De eerste ondertekenaar wordt aangemerkt als indiener van het amendement (4b). Dat is hier Carla van Viegen van de Partij voor de Dieren.

Geen stemming maar overname Over Amendement 603 is niet gestemd. Dat was niet nodig, omdat het amendement is overgenomen, nadat het op verzoek van gedeputeerde Han Weber enigszins werd gewijzigd. Die wijziging van het amendement bestond eruit dat Zwerfkattenopvang Nederland er niet meer in wordt vermeld. Een amendement geldt als overgenomen als gedeputeerde staten te kennen geven zich met de inhoud ervan te kunnen verenigen en geen enkel aanwezig Statenlid zich tegen het overnemen van het amendement verzet (5). Ik heb gedeputeerde Weber duidelijk horen zeggen dat hij het amendement wil overnemen, maar ik heb de voorzitter niet horen vragen of dan wel constateren dat geen enkel aanwezig Statenlid zich tegen overneming verzet. Dat laatste is ook niet per se nodig: de voorzitter hoeft zich er alleen maar van te overtuigen dat dit verzet ontbreekt.

NOTEN

1a: zie over provinciale staten mijn eerdere blog Provinciale staten

1b: artikel 1 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland (hieronder afgekort tot RvO)

1c: zie over gedeputeerde staten mijn eerdere blog Gedeputeerde staten

2: artikel 1 RvO

3a: artikel 55 RvO

3b: zie over de agenda van Provinciale Staten mijn eerdere blog De agenda van provinciale staten van Zuid-Holland

3c: artikel 55 RvO

4a: artikel 55 RvO

4b: artikel 55 RvO

5: artikel 58 RvO

Verkiezingsprogramma’s in Zutphen

Donderdag 1 maart 2018. Tot aan de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart is er wekelijks een blog met citaten uit de verkiezingsprogramma’s die gaan over het besturen van de gemeente. Ik begin met een citaat van de partij met het hoogste nummer (zie over de nummers mijn eerdere blog Morgen: geldigheid en nummering kandidatenlijsten gemeenteraadsverkiezingen. Sommige verkiezingsprogramma komen niet aan bod: ze zijn onvindbaar, ze zeggen niets of niets onderscheidend over het besturen van de gemeente of ik ben er vanwege de tijd niet meer aan toegekomen. Elke keer wordt één gemeente besproken.

Vandaag is de Zutphen in Gelderland aan de beurt, een gemeente met bijna 50.000 inwoners. In Zutphen doen 10 partijen of lijsten mee. Aan de nummers 1 en 2 ben ik niet meer toegekomen.

BewustZW (10): Er zijn veel lokale regels. In verordeningen, beleid en werkwijzen is het gemeentehuis vaak niet zichtbaar en wordt vaak als belemmerend ervaren in de samenwerking. BewustZW wil een onafhankelijke inwonerscommissie en ondernemerscommissie die regels en werkwijzen gaat doorlichten en de gemeenteraad gaat adviseren om belemmerende regels en werkwijzen te schrappen.

ChristenUnie (9): De ChristenUnie wil dat er voor het nieuwe college alleen wethouders kunnen worden aangedragen die de volledige steun van de raad genieten, en niet alleen die van hun eigen fractie.

Stadspartij Zutphen-Warnsveld (6): De gemeente introduceert de burgerbegroting waarbij inwoners meer invloed hebben op onze inkomsten en uitgaven.

GroenLinks (5): We willen dat iedereen gehoord kan worden: mondige burgers die makkelijk meepraten, maar ook inwoners voor wie praten wat minder vanzelfsprekend is.

D66 (3): D66 pleit voor een jaarlijks regionaal congres voor leerlingenraden van alle VO-scholen om actuele thema’s te bespreken.