Provincie Zuid-Holland en bestemmingsplan Teylingen (uitbreiding sportpark Voorhout)

Vrijdag 2 februari 2018. In de vergadering van 17 januari is in de commissie Ruimte en Leefomgeving (1a) een verzoek van de gemeente Teylingen besproken voor een ontheffing van een provinciale verordening (1b). Teylingen is de fusiegemeente van Warmond, Sassenheim en Voorhout. De gemeente wil haar bestemmingsplan zo wijzigen dat een sportpark in Voorhout kan worden uitgebreid. Het uitgebreide sportpark komt te liggen in een gebied dat de provincie enkele jaren geleden heeft aangewezen als ”beschermd grasland in de Bollenstreek”. Het gebied heeft dus een zekere bescherming gekregen van de provincie.

Verordening ruimte 2014 Die provinciale aanwijzing is gebeurd in de Verordening ruimte 2014. Deze verordening wordt mogelijk gemaakt door de Wet ruimtelijke ordening (2). In de verordening staan regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen waarin de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied verandert (3). Een sportpark is een andere ruimtelijke ontwikkeling dan grasland. Bij het gemeentelijke uitbreidingsplan voor het sportpark gaat het dus om een andere ruimtelijke ontwikkeling in de zin van de verordening. Of een ruimtelijke ontwikkeling in een gebied volgens de verordening is toegestaan, hangt af van drie factoren: de soort ruimtelijke ontwikkeling, de beschermingscategorie en een belangenafweging.

Soorten ruimtelijke ontwikkeling Er zijn drie soorten ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied: inpassing, aanpassing en transformatie van een gebied (4). Inpassing is in principe altijd toegestaan; aanpassing is toegestaan voor een gebied met beschermingscategorie 2 maar is niet toegestaan voor een gebied met beschermingscategorie 1; transformatie is alleen toegestaan als een gebied onder geen enkele beschermingcategorie valt (5). Beschermingscategorie 1 geeft dus de hoogste bescherming.

Beschermingscategorie Wat volgens de verordening is toegestaan, verschilt dus naar gelang de bescherming die de provincie aan het gebied geeft. Er zijn twee soorten provinciale bescherming: beschermingscategorie 1 en beschermingscategorie 2. Aanwijzing als ”Beschermd grasland in de Bollenstreek” valt onder beschermingscategorie 1. Onder die beschermingscategorie vallen bijvoorbeeld ook gebieden die de provincie aanwijst als NatuurNetwerk Nederland of als Kasteelbiotoop. Onder beschermingscategorie 2 vallen bijvoorbeeld gebieden die de provincie aanwijst als Groene buffer of als Belangrijk weidevogelgebied. Of een gebied onder een beschermingscategorie valt en zo ja onder welke, staat op een van de kaarten die bij de verordening horen (6).

Belangenafweging De uitbreiding van het sportpark in de gemeente Teylingen betreft een gebied dat de provincie heeft aangewezen als ”Beschermd grasland in de Bollenstreek”, dus als beschermingscategorie 1. De ontwikkeling waarbij grasland wordt veranderd in sportpark wordt gezien als aanpassing, ook al gaat het om verandering van grasland in een voetbalveld met natuurgras! Dat is dus niet toegestaan, tenzij de provincie bereid is om een ontheffing te verlenen. Ontheffing wordt verleend voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen (7). Dit is de derde factor: de belangenafweging.

Beslissing van GS Gedeputeerde staten zijn bevoegd om over zo’n ontheffingsverzoek een besluit te nemen. Gedeputeerde staten, dus niet provinciale staten (8a). Zij hebben die bevoegdheid gekregen in de Wet ruimtelijke ordening (8b). Ze hebben op 19 december beslist om de gevraagde ontheffing te verlenen. Het was echter geen definitief besluit; en ze konden de gemeente nog niet formeel van hun beslissing op de hoogte stellen.

Protocolafspraken Ze waren namelijk verplicht om eerst de bespreking van het ontheffingsverzoek in de commissie Ruimte en Leefomgeving af te wachten. Die verplichting staat niet in de Wet ruimtelijke ordening en evenmin in een andere wet. Zij vloeit voort uit de ”Protocolafspraken met betrekking tot de Wro bevoegdheden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten” (9). Ingevolge deze afspraken tussen PS en GS mogen gedeputeerde staten pas na bespreking van het ontheffingsverzoek in de commissie een definitief besluit nemen. Het is niet zo dat elk ontheffingsverzoek eerst in de commissie moet worden besproken. Echter, als minstens twee commissieleden van verschillende politieke partijen vragen om commissiebespreking, moet de commissiebespreking worden afgewacht voordat gedeputeerde staten een definitief besluit mogen nemen (10).

Partij voor de Dieren De fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks hebben gevraagd om het ontheffingsverzoek van Teylingen in de commissie te bespreken. Dat is vervolgens gebeurd in de commissievergadering van 17 januari. Er is toen ongeveer een half uur over gesproken (11). Commissievoorzitter Metin Çelik concludeerde dat de meerderheid geen tegenstander is van ontheffing. Gedeputeerde staten kunnen nu dus definitief besluiten om de gemeente Teylingen ontheffing te verlenen. Zij hadden dat ook kunnen doen als de commissiemeerderheid wél tegenstander was geweest. Gedeputeerde staten zijn namelijk niet gebonden aan dit commissiestandpunt, althans niet juridisch.

NOTEN

1a: zie over commissies in het algemeen Commissies

1b: zie agendapunt 5d

2: artikel 4.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening

3: artikel 2.2.1 Verordening ruimte 2014

4: artikel 2.2.1 lid 1 Verordening ruimte 2014

5: artikel 2.2.1 lid 2 Verordening ruimte 2014

6: Kaart 7

7: artikel 3.2 lid 1 Verordening ruimte 2014

8a: zie over gedeputeerde staten en provinciale staten in het algemeen Gedeputeerde staten en Provinciale staten

8b: artikel 4.1a lid 1 Wet ruimtelijke ordening

9: Besluit van 9 juli 2014

10: deel 3 uit de Protocolafspraken met betrekking tot de Wro bevoegdheden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van 9 juli 2014

11: niet als agendapunt 5d maar als agendapunt 5a

Mandaat en de Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen

Donderdag 1 februari. Voortaan kunnen gedeputeerde particulieren voor vergoeding van aardbevingsschade in onder andere Groningen terecht bij de overheid. Half maart komt er namelijk een Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen. Dat is geregeld in het Besluit mijnbouwschade Groningen dat gisteren is genomen. Het is een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De commissieleden worden benoemd door een andere minister: de minister van Rechtsbescherming. Hij kan hen ook weer ontslaan. De commissie neemt een besluit over de vergoeding van de aardbevingsschade of mijnbouwschade. De commissie neemt dat besluit namens de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het is namelijk de minister die de wettelijke bevoegdheid heeft om dit soort besluiten te nemen. De minister heeft de commissie mandaat verleend om dat voortaan namens hem te doen. Het mandaat zorgt er weliswaar voor dat de commissie het besluit feitelijk neemt, maar in juridische zin blijft het de minister die het besluit neemt. Dat heeft de nodige consequenties: op grond van de Algemene wet bestuursrecht mag de minister de commissie instructies geven, ook in individuele zaken. Dat is ook het geval wanneer de commissie onafhankelijk is van de minister. In de toelichting op het Besluit mijnbouwschade Groningen staat echter dat uitdrukkelijk is geregeld dat de commissie geen instructie zal ontvangen op individuele zaken. Ik weet niet waar dat is geregeld, maar in de toelichting doet de minister in elk geval een uitdrukkelijke toezegging.

Artikel 3 Besluit mijnbouwschade Groningen luidt: Er is een Tijdelijke commissie mijnbouwschade Groningen, die bestaat uit twee deelcommissies:de deelcommissie mijnbouwschade, en de deelcommissie bezwaar. De deelcommissie mijnbouwschade heeft tot taak te besluiten op aanvragen tot vergoeding van schade en de overlastvergoeding als bedoeld in bijlage 2, met overeenkomstige toepassing van het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. De deelcommissie bezwaar heeft tot taak het nemen van beslissingen op bezwaar tegen besluiten als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4 Besluit luidt (gedeeltelijk): De voorzitter en de andere leden worden, na consultatie , door de Minister voor Rechtsbescherming benoemd voor een termijn van twee jaar. De voorzitter en de andere leden kunnen door de Minister voor Rechtsbescherming worden geschorst en ontslagen.

Artikel 10:1 Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

Artikel 10:3 van deze wet luidt (gedeeltelijk): Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen.

Artikel 10:6 lid 1 van deze wet luidt: De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

Artikel 10:7 van deze wet luidt: De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Artikel 4 Besluit luidt (gedeeltelijk): De voorzitter en leden van de Commissie zijn onafhankelijk en bij hun benoeming wordt aandacht besteed aan de eventuele betrokkenheid van leden bij de aardbevingsproblematiek in Groningen.

Bladzijde 10 in de Toelichting op het Besluit mijnbouwschade Groningen luidt (gedeeltelijk): Gegeven de aard van het in dit besluit neergelegde beleid is het de Minister van Economische Zaken en Klimaat die bevoegd bestuursorgaan is. Op grond dit besluit zijn bevoegdheden op basis van mandaat, machtiging of volmacht toegedeeld aan de Commissie. Niet tegenstaande de mandaatverhouding werkt de Commissie zelfstandig, in die zin dat uitdrukkelijk is geregeld dat de Commissie geen instructie ontvangt op individuele zaken.

Grondwettelijk hof in Frankrijk: de Conseil constitutionnel

Woensdag 31 januari 2018 Frankrijk heeft sinds 1958 een grondwettelijk hof (Conseil constitutionnel). Dat is de rechter die toetst aan de Grondwet (Constitution) en aan bijvoorbeeld de Kieswet (Code électoral).

Nederland heeft geen grondwettelijk hof. Geen enkele rechter in ons land mag parlementaire wetten toetsen aan de Grondwet. De Nederlandse rechter mag wel andere wetten, zoals gemeentelijke verordeningen, toetsen aan de grondrechten in de Grondwet (1).

Gekozen leden De Conseil constitutionnel bestaat uit gekozen en niet gekozen leden. Er zijn negen gekozen leden. Een lid wordt gekozen voor negen jaar; hij kan tussentijds niet worden ontslaan. Driejaarlijks worden drie van hen vervangen. De voorzitters van de senaat en de Assembleé nationale kiezen ieder drie leden, net als de president van Frankrijk (2). Zij maken hun keuze in alle vrijheid; echter, een specifieke commissie uit senaat en uit Assemblée nationale kan de keuze van haar eigen Kamervoorzitter overrulen (3). De keuze van de president van Frankrijk kan door beide commissies worden overruled.

Politieke benoemingen De keuze valt vaak op personen die politiek verwant zijn aan de ambtsdrager die de keuze maakt. Zo heeft François Hollande tijdens zijn presidentschap de oud-premiers Laurent Fabius en Lionel Jospin gekozen, alle drie (destijds) lid van de Parti socialiste.

Niet-gekozen leden De Conseil constitutionnel bestaat verder uit de oud-presidenten van Frankrijk zolang als zij er deel van willen uitmaken (4). Velen kiezen daar voor langere of kortere tijd voor. Zo hebben Jacques Chirac en Nicolas Sarcozy er enkele jaren deel van uitgemaakt. Giscard d’Estaing is momenteel de enige oud-president.

Afschaffing niet-gekozen leden Sinds tien jaar worden er voorstellen gedaan om het lidmaatschap van oud-presidenten af te schaffen, maar tot nu toe zonder resultaat. Ook Emmanuel Macron wil dat afschaffen. Daarvoor is een wijziging van de Grondwet nodig; het ziet ernaar uit dat daarvoor in de loop van dit jaar voorstellen worden ingediend. In Frankrijk kan één parlement de Grondwet wijzigen (5).

Anders dan in Nederland is dus niet nodig dat er verkiezingen worden gehouden en dat ook het nieuwe parlement met de voorgestelde Grondwetswijziging instemt (6).

Ongeldig verklaren verkiezingen De Conseil constitutionnel waakt over de gang van zaken bij de presidentsverkiezingen (7), de Kamerverkiezingen (8) en de referenda (9). Op 16 november van het afgelopen jaar heeft zij de verkiezingen voor de Assemblée nationale van juni 2017 in het eerste kiesdistrict van Val-d’Oise ongeldig verklaard, omdat ze in strijd met de Kieswet waren verlopen (10). Die toetsing is gebeurd op verzoek van de verliezende kandidaten. Er moesten nieuwe verkiezingen worden gehouden. Dat is afgelopen zondag gebeurd. Net als in juni vorig jaar heeft geen kandidaat de absolute meerderheid gehaald (11), zodat ook nu een tweede verkiezingsronde nodig is. Die wordt aanstaande zondag gehouden. Val-d’Oise ligt in Ile-de-France (regio rond Parijs).

Oppositie Wetten kunnen voor hun inwerkingtreding worden voorgelegd aan de Conseil constitutionnel die ze dan zal toetsen aan de grondwettelijke grondrechten; alleen de president, een Kamervoorzitter of 60 Kamerleden kunnen wetten voorleggen (12). Wetten die de grondwettelijke toetsing niet doorstaan, treden niet in werking (13). Een oppositiepartij als Les Républicains in de Assemblée nationale is met bijna honderd Kamerleden groot genoeg om elke wet voor te leggen. De meeste wetten doorstaan zo’n grondwettelijke toetsing. Zo hebben ongeveer zeventig Kamerleden – merendeels Les Républicains – eind 2017 La loi pour la confiance dans la politique voorgelegd. Volgens deze wet mogen Kamerleden hun vaste levenspartner of hun familieleden niet meer als medewerker met salaris aanstellen. Emmanuel Macron heeft deze wet in zijn verkiezingscampagne aangekondigd, mede naar aanleiding van de gebeurtenissen rondom andere kandidaat François Fillon. Volgens de zeventig Kamerleden was de wet onverenigbaar met het gelijkheidsbeginsel, de contracteervrijheid, de huwelijksvrijheid en de privacy. De Conseil constitutionnel was het daarmee niet eens (14). Sommige wetten moeten altijd voor hun inwerkingtreding aan de Conseil constitutionnel worden voorgelegd ter grondwettelijke toetsing (15).

Burger Ook de rechtzoekende burger kan een grondwettelijke toets voorleggen, maar wel slechts indirect. Dat kan namelijk alleen gebeuren in het kader van een rechtszaak waarin hij partij is: een geschil met de overheid, een strafzaak of een civiele zaak. Als hij namelijk in zo’n rechtszaak stelt dat een toepasselijke wetsbepaling strijdig is met de grondrechten in de Grondwet, dan kunnen de hoogste rechters (Conseil d’État en Cour de cassation) de Conseil constitutionnel vragen om die wetsbepaling te toetsen (16). Wetsbepalingen die deze toets niet doorstaan, gelden niet meer (17). Een voorbeeld is een beslissing van 24 januari 2017 (18). Een mevrouw is verdachte in een strafzaak omdat zij met een veroordeelde gevangene heeft gecommuniceerd op een wijze die in strijd was met het gevangenisreglement. Dat gevangenisreglement is gebaseerd op artikel 434-35 Wetboek van Strafrecht (Code pénal). Daarin staat onder andere dat strafbaar is ”communiquer par tout moyen avec une personne détenue, en dehors des cas autorisés par les règlements”. De Conseil constitutionnel besliste dat artikel 434-35 ongrondwettig is, omdat de delictsomschrijving te vaag is en daarmee in strijd met artikel 34 van de Grondwet en artikel 8 van de Declaration des droits de l’homme et du citoyen uit 1789 (waaraan in dit kader dus ook wordt getoetst).

NOTEN

1: artikel 120 Grondwet

2: artikel 56 Constitution (1958)

3: artikel 56 juncto artikel 13 laatste alinea Constitution

4: artikel 56 Constitution

5: artikel 89 Constitution

6: artikel 137 Grondwet

7: artikel 58 Constitution

8: artikel 59 Constitution

9 artikel 60 Constitution

10: Conseil constitutionnel 2017-4999, AN, 16 november 2017

11 : Le Figaro 30 januari 2018

12: artikel 61 Constitution

13: artikel 62 Constitution

14: Conseil constitutionnel 2017-752, DC, 8 september 2017

15: namelijk les lois organiques: artikel 61 Constitution

16: artikel 61 Constitution

17: artikel 62 Constitution

18: Conseil constitutionnel 2016-608, QPC, 24 januari 2017

Airbnb en de gemeentelijke regulering beperkt door wettelijke privacyregels

Maandag 29 januari 2018. In populaire steden leidt de vakantieverhuur van woonhuizen via Airbnb tot overlast. Knelpunt bij de gemeentelijke aanpak daarvan is de privacywetgeving. Airbnb beroept zich namelijk op wettelijke privacyregels om geen verhuurdata met de overheden te hoeven delen. Afgelopen zaterdag stond in de krant dat de Amsterdamse wethouder een oproep heeft gedaan om die privacyregels te wijzigen. In Nederland staan de privacyregels in de Wet bescherming persoonsgegevens. In de zin van deze wet zijn verhuurdata persoonsgegevens en het delen van (verhuur)data met de overheid een vorm van verwerking van persoonsgegevens. Het College bescherming persoonsgegevens houdt toezicht op de juiste verwerking van persoonsgegevens in Nederland. De Wet bescherming persoonsgegevens is gebaseerd op Europese privacyregelgeving, namelijk de Europese privacyrichtlijn uit 1995. Daarom is de oproep van de Amsterdamse wethouder gericht tot de Europese Commissie en maakt deel uit van een gezamenlijke oproep met zeven andere wethouders in Europese steden, zoals Barcelona, Parijs en Wenen.

Artikel 1 sub a van de Wet bescherming persoonsgegevens luidt: persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

Artikel 1 sub b van deze wet luidt: verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.

Artikel 51 van deze wet luidt (gedeeltelijk): Er is een College bescherming persoonsgegevens dat tot taak heeft toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde.

Considerans boven de Wet bescherming persoonsgegevens luidt (gedeeltelijk): Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 november 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) te implementeren.

Tussentijdse opvolging van Zuid-Hollands statenlid dat met voorkeursstem is gekozen

Vrijdag 26 januari 2018 In de Zuid-Hollandse provinciale staten bestaat de fractie van D66 uit 7 personen. Eind deze maand neemt Said Kasmi afscheid: hij is lijsttrekker geworden voor de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam. Een statenlid mag tussentijds ontslag nemen; op een ontslagname kan niet worden teruggekomen (1).

Voorkeursstem Bij de provinciale verkiezingen van 2015 worden de bovenste zeven kandidaten op de (officiële) kandidatenlijst van D66 tot statenlid gekozen. Enkele van hen worden gekozen met voorkeursstem. Een kandidaat met voorkeursstem, wordt altijd eerder statenlid dan een kandidaat zonder voorkeursstem, ongeacht hun plaatsen op de lijst. Dat is wettelijk zo geregeld (2) . Voorbeeld: de kandidaat met voorkeursstem die op plaats 25 staat, kan statenlid worden, terwijl de kanidaat op plaats 3 zonder voorkeursstem dat niet kan worden. Een kandidaat kan met voorkeursstem gekozen worden als meer mensen op hem stemmen dan ¼ van de kiesdeler (3). In 2015 is de kiesdeler voor Zuid-Holland 5.482 stemmen (4). Wie dus meer dan 5.482 stemmen kreeg, werd eerder statenlid dan de hoger geplaatste kandidaten op de lijst die dit aantal stemmen niet hadden gekregen.

Voorkeursstem niet nodig Van de eerste zeven kandidaten op de D66-lijst, zijn in 2015 vijf met voorkeursstem gekozen. Kasmi is een van hen: op hem hebben 8.110 mensen gestemd. Dat zijn er zelfs 2.500 meer dan nodig om met voorkeursstem te worden gekozen (5). D66 heeft zeven zetels gekregen en de vijf kandidaten die met voorkeursstem zijn gekozen staan bij de bovenste zeven: zij zouden dus allemaal ook zonder voorkeursstem zijn gekozen (6). Geen van de andere 41 kandidaten zijn met voorkeursstem gekozen (7).

Tussentijdse opvolging Het is wettelijk geregeld wie een statenlid opvolgt dat tussentijds vertrekt. In principe moet hij worden opgevolgd door de hoogste kandidaat op de kandidatenlijst die nog geen statenlid is (8). Als die kandidaat niet wil, moet de eerstvolgende op de lijst worden gevraagd, enzovoort (9). De hoogst genoteerde persoon op de lijst van D66 is de nummer 8: Ton van Rijnberk. Hij gaat Kasmi dan ook opvolgen en in de provinciale staten vergadering van 31 januari worden beëdigd (agendapunt 1c).

Tussentijdse opvolging 2016 De fractie van D66 is al eerder gewijzigd: eind 2016 heeft lijsttrekker Geertjan Wenneker afscheid genomen. Zijn opvolger was de nummer 9 op de lijst: Juliet van Oudenhoven-Rijskamp. Van Rijnberk heeft een hogere plek op de lijst. Dus zal hem destijds als eerste zijn gevraagd om de vacature te vervullen.

NOTEN

1: artikel X 1 Kieswet

2: artikel P 15 Kieswet

3: artikel P 15 Kieswet

4: Proces-verbaal van de verkiezingsuitslag van provinciale staten, vastgesteld door Centraal Stembureau in Zuid-Holland op 23 maart 2015

5: Proces-verbaal 23 maart 2015

6: artikel P 15 Kieswet

7: Proces-verbaal 23 maart 2015

8: artikel W 1 Kieswet

9: artikel W 2 Kieswet

De wolf, de Wet natuurbescherming en het Operationeel Draaiboek Wolf

Donderdag 25 januari 2018. In een krantencolumn wordt bericht over wolf Naya. Deze wolvin met een Duits zendertje doet nu België aan, maar zij heeft in december door het oosten en zuiden van ons land gezworven. De wolf (Canis lupus) is in Nederland een beschermde diersoort op grond van de Wet natuurbescherming en de verwijzing naar de Habitatrichtlijn. De gedeputeerde staten van de provincies moeten zorgen voor de terugkeer van wolven in ons land. Ook dat is geregeld in de Wet natuurbescherming. Gedeputeerde staten zijn de dagelijkse besturen van de provincies. De vereniging van provincies (het IPO) heeft daarom een Operationeel Draaiboek Wolf laten opstellen. Daarin staat welke instantie wat moet doen als er zich af en toe een zwervende wolf in ons land bevindt. Dat is de zogenaamde fase 1 van de wolf in Nederland. Het draaiboek is inclusief twaalf protocols, zoals voor Wolfsspoor en Aangereden Wolf.

Artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. Het is verboden (deze) dieren opzettelijk te verstoren. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van (deze) dieren te beschadigen of te vernielen.

Bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn (dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd) luidt (gedeeltelijk): a) DIERSOORTEN GEWERVELDE DIEREN ZOOGDIEREN CARNIVORA Canis lupus (uitgezonderd de Spaanse populaties ten noorden van de Duero en de Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad)

Artikel 1.12 Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten van de provincies dragen, ieder in hun provincie, tezamen zorg voor het behoud of het herstel van een gunstige staat van instandhouding van de van nature in Nederland in het wild voorkomende soorten dieren en planten, genoemd in de bijlage IV bij de Habitatrichtlijn, en van de in Nederland voorkomende typen natuurlijke habitats, genoemd in bijlage I bij de Habitatrichtlijn en habitats van soorten, genoemd in de bijlage IV bij de Habitatrichtlijn.

Operationeel Draaiboek Wolf Fase 1 (versie januari 2015)

International Film Festival Rotterdam en wettelijke regels voor subsidie

Dinsdag 23 januari 2018. Het IFFR gaat morgen van start. Het International Film Festival Rotterdam gaat dan voor de 48e keer van start, als ik het goed zie. Het filmfestival vertoont onafhankelijke filmkunst uit de hele wereld. Daarvoor ontvangt het subsidie van onder andere het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Hier gaat het vooral om cultuur. De Grondwet eist dat de overheid voorwaarden schept voor culturele ontplooiing van de burgers; het scheppen van voorwaarden kan door middel van subsidies. De algemene regels die voor subsidie gelden, zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht, zoals de regel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Dat is voor de subsidie van het ministerie van Cultuur de rijksbegroting. De rijksbegroting wordt ingevolge de Grondwet namelijk bij de wet vastgesteld: dat wil (hier) zeggen door regering en parlement gezamenlijk vastgesteld. In hoofdstuk 8 van de rijksbegrotingswet is de begroting van het ministerie van OCW opgenomen. De subsidieverstrekking aan IFFR is daarop gebaseerd.

Artikel 22 van de Grondwet luidt: De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding

Artikel 4:21 lid 1 Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 4:23 lid 1 luidt: Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

Artikel 105 lid 1 Grondwet luidt: De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt bij de wet vastgesteld.

34 775 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018. Nr. 1 VOORSTEL VAN WET. 19 september 2017

Stichting e-Court en de zorgverzekeraars

Maandag 22 januari 2018. De meeste zorgverzekeraars maken gebruik van de stichting e-Court om achterstallige vorderingen op hun verzekeringnemers te innen zonder naar de rechter te stappen, zo stond afgelopen zaterdag in de krant. Achterstallige vorderingen zijn bijvoorbeeld niet-betaalde premies voor de aanvullende zorgverzekering. Mogen zorgverzekeraars zomaar gebruik maken van e-Court? Ja en nee: in de Grondwet staat weliswaar dat niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent, maar zorgverzekeraar en verzekeringnemer kunnen overeenkomen dat niet de rechter maar arbiters oordelen. Dat is zo geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Die overeenkomst kan in algemene voorwaarden staan (de kleine lettertjes). Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld bij Zilveren Kruis Achmea. Betekent dit nu dat de rechter geen enkele rol meer heeft? Nee, dat betekent het niet omdat het arbitraal vonnis op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet kan worden ten uitvoer gelegd zonder een rechterlijk vonnis dat het arbitraal vonnis bevestigt. De arbiters moeten er echter een behoorlijke puinhoop van hebben gemaakt, wil zo’n bevestigend rechterlijk vonnis uitblijven. Op de inschakeling van (de stichting) e-Court is nu veel kritiek gekomen, bijvoorbeeld van de Raad voor de Rechtspraak. Die kritiek heeft er niet zozeer betrekking op dat e-Court arbitrage is, maar dat de oordeelsvorming bij e-Court grotendeels aan robots wordt overgelaten.

Artikel 17 Grondwet luidt: Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.

Artikel 1020 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering luidt: Partijen kunnen bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen.

Artikel 1021 luidt (gedeeltelijk): De overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.

Artikel 9.6 polisvoorwaarden 2018 Zilveren Kruis Achmea luidt (gedeeltelijk): Staat er een bedrag open aan premie of andere kosten? Dan kan er een procedure gestart worden bij de geschillencommissie Stichting e-Court.

Artikel 1062 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: De tenuitvoerlegging in Nederland van een arbitraal vonnis kan eerst plaatsvinden nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van arbitrage is gelegen daartoe op verzoek van een der partijen verlof heeft verleend.

Artikel 1063 lid 1 luidt (gedeeltelijk): De voorzieningenrechter van de rechtbank kan de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis slechts weigeren, indien hem na een summierlijk onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat het vonnis zal worden vernietigd op een van de gronden genoemd in artikel 1065, eerste lid.

Artikel 1065 lid 1: Vernietiging kan slechts plaatsvinden op een of meer van de navolgende gronden: a. een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt; b. het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regelen samengesteld; c. het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden; d. het vonnis is niet overeenkomstig het in artikel 1057 bepaalde ondertekend of niet met redenen omkleed; e. het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, is in strijd met de openbare orde.

Regeling Projecten Zuid-Holland: provinciale staten meer betrokken bij uitgeven geld

Vrijdag 19 januari 2018. In de commissie Verkeer en Milieu van afgelopen woensdag staan op de agenda drie onderwerpen ter bespreking (1). Agendapunt 5a gaat over groot onderhoud en verbetering verkeersveiligheid van de N215. De N215 is een provinciale weg op Goeree-Overflakkee.

Regeling Projecten Zuid-Holland. In de toelichting bij het agendapunt wordt verwezen naar de Regeling Projecten Zuid-Holland. Dat is een provinciale regeling uit 2008. Provinciale staten (2) hebben de regeling vastgesteld in hun vergadering van 26 maart 2008. Statenleden Heemskerk (CDA) en Hillebrand (PvdA) hebben de regeling voorgesteld. Hun initiatiefvoorstel is in die vergadering unaniem aangenomen. CDA en PvdA waren destijds coalitiepartijen. De regeling is een belangrijke uitbreiding van de regeling die twee jaar eerder was gemaakt: de Regeling Grote Projecten.

Inhoud De Regeling Projecten Zuid-Holland bestaat uit twee hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is de al bestaande Regeling Grote projecten. Het tweede hoofdstuk is de uitbreiding; het gaat over projecten binnen het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI). De nieuwe regeling bestaat eigenlijk uit twee verschillende regelingen die in één document zijn samengebracht, zonder onderlinge afstemming. Het eerste hoofdstuk schept vooral extra informatieverplichtingen van gedeputeerde staten aan provinciale staten bij grote projecten; provinciale staten beslissen wat een groot project is. Het tweede hoofdstuk schept voor projecten binnen het MPI niet alleen extra informatieverplichtingen van gedeputeerde staten aan provinciale staten maar ook extra beslismomenten voor provinciale staten. Er zijn jaarlijks honderden MPI projecten. De extra beslismomenten en informatieverplichtingen gelden echter niet voor alle MPI projecten. Het hangt af van het budget dat met een project is gemoeid. Initiatiefnemer Marco Heemskerk zegt daarover in de statenvergadering van 26 maart 2008 het volgende: ”Wij hebben heel duidelijk een ondergrens aangesteld voor de projecten, waarover wij in de verschillende fases zouden moeten beslissen. Wij hebben die grens bij 10 miljoen euro neergelegd. Er komen dan 23 projecten van het huidige MPI in aanmerking daarvoor. Als wij kijken naar de projecten waarover gerapporteerd moet worden, dus vanaf 1 miljoen euro, dan betreft het 139 projecten. Dat is ongeveer 50% van het totale aantal projecten.”

Soort regeling. Het gaat hier om een regeling die alleen werking heeft voor gedeputeerde staten. De regeling heeft dus geen externe werking. Daardoor is het geen algemeen verbindend voorschrift. En dus hoeft het niet te worden gepubliceerd in het Provinciaal Blad (3). Dat is dan ook niet gedaan, en ik moest daarom even zoeken om de regeling te vinden.

Project N215 Groot onderhoud en verbetering verkeersveiligheid Goeree-Overflakkee Terug naar het heden. Op de agenda staat dit project. Het is een project binnen het MPI waarmee een bedrag van 23 miljoen euro is gemoeid. Dat is meer dan 10 miljoen euro en dus is er volgens de Regeling Projecten Zuid-Holland een extra beslismoment voor PS. Daarom vragen gedeputeerde staten aan provinciale staten om te besluiten dat er wordt gestart met de realisatiefase van dit project en dat hiervoor een uitvoeringskrediet van ongeveer 23 miljoen euro wordt vastgesteld. Het gevraagde besluit is een uitvoeringsbesluit. De vergadering van provinciale staten waarin dit wordt geagendeerd, is 31 januari aanstaande.

NOTEN

1: zie meer over commissies in het algemeen mijn eerdere blog Commissies  en zie meer over bespreekstukken mijn eerdere blog De agenda van provinciale staten van Zuid-Holland

2: zie meer over provinciale staten mijn eerdere blog Provinciale staten

3: artikel 136 Provinciewet. Zie meer over het Provinciaal Blad mijn eerdere blog  Nieuwe verordening precariobelasting Zuid-Holland geagendeerd

Ambassades

Donderdag 18 januari 2018. De ambassade van de Verenigde Staten wordt verplaatst van Den Haag naar Wassenaar. Wat is de juridische betekenis in Nederland van een ambassadeterrein en de gebouwen die erop staan? Dat is geregeld in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. Op grond van dat verdrag mogen de Nederlandse autoriteiten ambassadeterrein en gebouwen daarop niet betreden, ook niet als er een misdrijf is gepleegd. Bij Nederlandse autoriteiten gaat het bijvoorbeeld om Nederlandse rechters, politie, soldaten, gemeenteambtenaren (milieu en woningtoezicht!) of deurwaarders. Het maakt daarbij niet uit als de ambassade huurt van de Nederlandse overheid of een Nederlandse particulier. Evenmin mogen dit terrein, deze gebouwen en de meubels of andere roerende zaken aan onderzoek worden onderworpen. Betreding en onderzoek zijn alleen toegestaan met toestemming van de ambassadeur. Zelfs de privéwoning van de ambassadeur mag zonder diens toestemming niet worden betreden of onderzocht. Nederland is verplicht om privéwoning, ambassadeterrein en ambassadegebouwen proactief te beschermen.

Artikel 22 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer luidt: The premises of the mission shall be inviolable. The agents of the receiving State may not enter them, except with the consent of the head of the mission. The receiving State is under a special duty to take all appropriate steps to protect the premises of the mission against any intrusion or damage and to prevent any disturbance of the peace of the mission or impairment of its dignity, The premises of the mission, their furnishings and other property thereon and the means of transport of the mission shall be immune from search, requisition, attachment or execution.

Artikel 1 aanhef en onder i van het verdrag luidt: For the purpose of the present Convention, the following expressions shall have the meanings hereunder assigned to them: the “premises of the mission” are the buildings or parts of buildings and the land ancillary thereto, irrespective of ownership, used for the purposes of the mission including the residence of the head of the mission.

Artikel 30 lid 1 van het verdrag luidt: The private residence of a diplomatic agent shall enjoy the same inviolability and protection as the premises of the mission.

Artikel 1 aanhef en onder e van het verdrag luidt: For the purpose of the present Convention, the following expressions shall have the meanings hereunder assigned to them: a “diplomatic agent” is the head of the mission or a member of the diplomatic staff of the mission.