Leraren en stakingsrecht

Dinsdag 12 december 2017. De leraren in het basisonderwijs staken vandaag voor meer salaris en minder werkdruk. Hun leerlingen hebben daardoor een extra dagje vrij. Helaas voor hen wordt sneeuwpret vandaag een stuk moeilijker dan gisteren. Terug naar de leraren. Werknemers mogen in Nederland staken. Het stakingsrecht is onder andere vastgelegd in het Europees Sociaal Handvest, afgekort tot ESH. Dat is een verdrag waaraan Nederland als lid van de Raad van Europa is gebonden. Andere leden van de Raad van Europa zijn de landen van de Europese Unie en verder bijvoorbeeld Rusland, Oekraïne, Turkije en Zwitserland. Het ESH is een verdrag. Het is dus geen Nederlandse wet. Toch past de rechtbank in Nederland het stakingsrecht uit het ESH zonder meer toe op zaken die aan haar worden voorgelegd. De rechtbank doet daarmee niet anders dan wat de Grondwet van haar eist in zo’n zaak.

Artikel 6 Europees Sociaal Handvest deel II luidt (gedeeltelijk):  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen erkennen de Overeenkomstsluitende Partijen het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.

Artikel 93 Grondwet luidt: Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt.

Hoge Raad 30 mei 1986 (Spoorwegstaking), rechtsoverweging 3.2 luidt (gedeeltelijk): Een en ander wettigt de bepaling van artikel 6 lid 4 ESH aan te merken als een bepaling die naar haar inhoud een ieder kan verbinden in de zin van artikel 93 Grondwet.

Staatsrecht en de sneeuw

Maandag 11 december 2017. Gisteren, vandaag en wellicht ook morgen valt er sneeuw. Sneeuw die blijft liggen en zorgt voor sneeuwpret, maar ook valpartijen, files en treinen die niet rijden. Tot 2007 stond in de meeste algemene plaatselijke verordeningen dat burgers de stoep voor hun woning sneeuwvrij moesten houden. Een algemene plaatselijke verordening (afgekort tot APV) is een regeling die de gemeenteraad heeft vastgesteld en die gaat over onderwerpen die volgens die gemeenteraad in het belang van de gemeente geregeld moeten worden. Wat in een APV  is geregeld, verschilt dus per gemeente.  Ik heb nog maar een enkele APV gevonden waarin sneeuwruimen is geregeld: die van de gemeente Tilburg. Wie zich er niet aan houdt, kan een boete krijgen of zelfs in hechtenis worden gesteld. De Gemeentewet en de Grondwet geven gemeenteraden de bevoegdheid om een APV te maken.

Artikel 21 algemene plaatselijke verordening Tilburg luidt: De hoofdbewoner of hoofdgebruiker, en bij gebreke van deze, de eigenaar van een binnen de bebouwde kom gelegen gebouw of grondstuk – een erf daaronder begrepen – is verplicht de sneeuw en het ijs weg te ruimen van het openbaar voetpad, gelegen langs het bij hem in gebruik zijnde of aan hem toebehorende gebouw of grondstuk, binnen twee dagen nadat die sneeuw en/of dat ijs zich op het voetpad bevinden, alsmede dat weggedeelte op voldoende en doelmatige wijze bestrooid te hebben en te houden met een middel, dat geschikt is voor een doelmatige bestrijding van gladheid.

Artikel 137 algemene plaatselijke verordening Tilburg luidt (gedeeltelijk): Overtreding van het bij deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 149 Gemeentewet luidt: De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. 

Artikel 124 lid 1 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Voor gemeenten wordt de bevoegdheid tot regeling inzake hun huishouding aan hun besturen overgelaten. 

Hoorzitting over locaties voor windturbines in Rotterdam e.o.

Vrijdag 8 december 2017. De commissie kan besluiten om een afzonderlijke hoorzitting over een onderwerp te houden (1), bijvoorbeeld omdat over dat onderwerp heel veel insprekers worden verwacht. De commissie Ruimte en Leefomgeving (R&L) heeft op 15 en 22 november een hoorzitting gehouden over locaties in de Rotterdamse regio waar plaatsing van windmolens mogelijk moet worden.

In plaats van inspreken bij commissievergadering

Na een hoorzitting mag niemand meer bij de commissievergadering waarop dat onderwerp is geagendeerd inspreken (2), zoals voorzitter Marischa Kip (CDA) ook meedeelde aan het begin van de hoorzitting. Een hoorzitting komt namelijk in plaats van het inspreken bij een commissievergadering.

Een burger of een organisatie mag bij een commissievergadering het woord voeren zolang het maar gaat over een onderwerp dat op de agenda staat (3) en gebeurt op het juiste moment (4). Natuurlijk moet hij dat vooraf kenbaar maken, bij de commissiegriffier (5) en mag hij pas het woord nemen nadat de voorzitter hem het woord heeft gegeven (6). Per inspreker is de spreektijd maximaal 5 minuten en voor alle insprekers gezamenlijk niet meer dan een half uur (7).

Hoorzitting over voorstel gedeputeerde staten

Het dagelijks bestuur van de provincie (gedeputeerde staten) heeft in het voorjaar een voorstel gedaan voor 17 locaties voor windmolens. Daarop hebben bijna 400 burgers, organisaties en enkele gemeenten zienswijzen ingediend. Verwacht mocht worden dat velen hun zienswijze in de commissie mondeling wilden toelichten, zodat er veel meer dan een half uur vergadertijd mee zou zijn gemoeid. Daarom is besloten tot het houden van een afzonderlijke hoorzitting. Hoorzittingen zijn openbaar (8) .

Gedeputeerde mag er niet bij zijn

Bij een hoorzitting zijn commissieleden van verschillende fracties aanwezig. Bijna alle fracties waren aanwezig bij de hoorzitting over de windmolenlocaties. De verantwoordelijke gedeputeerde was niet aanwezig: een hoorzitting is geen commissievergadering en daarom is een gedeputeerde zonder uitnodiging daarbij niet welkom (9).

Bijna 70 insprekers

Gelukkig wilden niet alle 400 inspreken op de hoorzitting! Bijna 70 van hen gelukkig wel. Dat heeft geleid tot twee hoorzittingen, op 15 en 22 november. Zij duurden samen bijna 17 uur, inclusief welverdiende pauzes. De commissie heeft vooraf de spreektijd per inspreker vastgesteld (10). De voorzitter mag een inspreker bij langer spreken afkappen (11).

Vragen voor bijna de helft van hen

Een commissielid kan een inspreker vragen stellen (12). Dat gebeurde bij ongeveer de helft van de insprekers. Nadrukkelijk is het niet de bedoeling dat commissieleden met insprekers of met elkaar in debat treden (13). De grens hiertussen is niet altijd even scherp te trekken.

Na de hoorzitting

De commissie heeft op 29 november vergaderd over het voorstel van gedeputeerde staten. Uiteraard was de verantwoordelijke gedeputeerde daarbij wel aanwezig. De commissie moet de besluitvorming van provinciale staten voorbereiden (14), bijvoorbeeld door te adviseren over het voorstel van gedeputeerde staten. Ik moet eerlijkheidshalve bekennen dat ik niet weet wat de uitkomst was van de commissievergadering. Provinciale staten zullen in de vergadering van 20 december een besluit nemen, althans het staat voor dan op de agenda.

Juridische noten

1: artikel 86 lid 1 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland (hieronder afgekort tot RvO)

2: artikel 86 lid 1 RvO

3: artikel 79 lid 1 RvO

4: artikel 79 lid 4 RvO

5: artikel 79 lid 4 RvO

6: artikel 77 lid 3 RvO

7: artikel 79 lid 5 RvO

8: artikel 86 lid 4 RvO

9: artikel 80 lid 5 juncto artikel 21 lid 2 Provinciewet

10: artikel 86 lid 5 RvO

11: artikel 86 lid 6 RvO

12: artikel 86 lid 2 RvO

13: artikel 86 lid 2 RvO

14: artikel 80 lid 1 Provinciewet

Mag minister wethouder naar huis sturen?

Donderdag 7 december 2017. Uit een recent integriteitsonderzoek blijkt dat een wethouder ergens in het land een groot risico vormt voor de gemeente.  De (meerderheid binnen de) gemeenteraad heeft de wethouder twee maanden geleden benoemd. De wethouder ziet in het rapport geen aanleiding om op te stappen en hij hoeft dat van (de meerderheid binnen) de gemeenteraad ook niet te doen. De oppositie binnen de gemeenteraad heeft de minister van Binnenlandse Zaken nu gevraagd om de wethouder weg te sturen.  Mag de minister dat doen? Misschien, misschien ook niet. Zij kan ten eerste de regering vragen om het benoemingsbesluit van de gemeenteraad op grond van de Grondwet te vernietigen wegens strijd met het algemeen belang. Die vernietiging gebeurt dan in de vorm van een koninklijk besluit. Vernietiging moet op zo’n manier gebeuren dat de gemeenteraad hem niet vervolgens opnieuw kan benoemen als wethouder. In de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Bovendien zijn hierin termijnen genoemd; ik vraag me af of die termijnen hier wel zijn gevolgd. De minister kan ten tweede het parlement vragen om op grond van de Grondwet in een aparte wet te regelen dat de wethouder wordt ontslagen en dat de gemeenteraad haar taken grovelijk heeft verwaarloosd doordat zij hem niet zelf heeft ontslaan.

Artikel 132 lid 4 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Vernietiging van besluiten kan alleen geschieden bij koninklijk besluit wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 278a lid 3 en 4 (gedeeltelijk) luidt: In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat ter zake van het vernietigde besluit geen nieuw besluit wordt genomen. In het koninklijk besluit kan het gemeentebestuur een aanwijzing worden gegeven over de uitvoering van het koninklijk besluit.

Artikel 268 lid 1 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Een besluit van het gemeentebestuur kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.

Artikel 273 lid 1 Gemeentewet luidt: Indien een besluit naar het oordeel van de burgemeester voor vernietiging in aanmerking komt, doet hij daarvan binnen twee dagen nadat het te zijner kennis is gekomen, door tussenkomst van gedeputeerde staten, mededeling aan Onze Minister wie het aangaat. Hij geeft hiervan tegelijkertijd kennis aan het orgaan dat het besluit nam, en zo nodig aan het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast. 

Artikel 273a lid 1 Gemeentewet luidt: Indien een besluit van de raad of het college naar het oordeel van gedeputeerde staten of indien een besluit van de burgemeester naar het oordeel van de commissaris van de Koning voor vernietiging in aanmerking komt, doen zij daarvan binnen tien dagen nadat het te hunner kennis is gekomen, mededeling aan Onze Minister wie het aangaat. Zij geven hiervan tegelijkertijd kennis aan het orgaan dat het besluit nam, en zo nodig aan het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast en aan de geadresseerde van het besluit.

Artikel 132 lid 5 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Bij de wet kunnen voorzieningen worden getroffen voor het geval het bestuur van een provincie of een gemeente zijn taken grovelijk verwaarloost. 

Ster reclame

Dinsdag 5 december 2017. Minister Slob heeft gezegd dat hij de Publieke Omroep met 62 miljoen euro zal korten. Dat is het bedrag waarmee de Ster-inkomsten zijn afgenomen. Een directeur van de Publieke Omroep stuurt een ingezonden brief  naar de krant: hij vindt deze korting onredelijk. Wat wordt bedoeld met de Ster-inkomsten? In de Mediawet staat dat daarmee wordt bedoeld inkomsten uit reclame van derden dat op een van de publieke zenders wordt uitgezonden. Publieke zenders voor televisie zijn NPO 1, 2 en 3. Alleen de Stichting Etherreclame (afgekort tot Ster) mag die reclame verzorgen. De minister benoemt het stichtingsbestuur van de Ster. Uiteraard zijn die derden (denk bijvoorbeeld aan een smartphone producent) bereid om daarvoor een prijs te betalen. Dat zijn de Ster-inkomsten, want de prijs wordt betaald aan de Ster. De Ster draagt deze inkomsten na aftrek van kosten af aan het ministerie van Cultuur. De minister stelt in zijn jaarlijkse begroting budget beschikbaar voor de publieke omroep. De minister heeft nu gezegd dat hij het budget verlaagt met de tegenvallende reclame-inkomsten. De publieke omroep heeft naast reclame-inkomsten ook inkomsten uit sponsoring.  Zie over publieke omroep ook blog van 28 november.

Artikel 2.91 lid 1 en 2 Mediawet luidt: In het media-aanbod van de publieke mediadiensten mogen reclame- en telewinkelboodschappen die zijn aangeboden door derden worden opgenomen. Reclame- en telewinkelboodschappen, inclusief omlijsting daarvan, in het media-aanbod van de landelijke publieke mediadienst worden uitsluitend verzorgd door de Ster.

Artikel 2.99 Mediawet luidt (gedeeltelijk): De Stichting Etherreclame heeft tot taak het verzorgen van media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst dat bestaat uit reclame- en telewinkelboodschappen die zijn aangeboden door derden, inclusief omlijsting daarvan.

Artikel 2.100 lid 1 Mediawet luidt: Het bestuur van de Ster bestaat uit vijf leden die door Onze Minister worden benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 2.105 lid 3 Mediawet luidt: De inkomsten die de Ster verwerft uit de verzorging van reclame- en telewinkelboodschappen voor de landelijke publieke mediadienst stelt zij na aftrek van de door Onze Minister goedgekeurde uitgaven ter beschikking van Onze Minister.

Artikel 2.106 lid 1 Mediawet luidt: Media-aanbod van de publieke mediadiensten wordt niet gesponsord.

Artikel 2.106 lid 2 Mediawet luidt: Het eerste lid is niet van toepassing op media-aanbod: a. van culturele aard; b. van educatieve aard; c. bestaande uit het verslag of de weergave van een of meer sportevenementen of sportwedstrijden; en d. bestaande uit het verslag of de weergave van evenementen ten behoeve van ideële doelen.

Tijdelijk nieuwe burgemeester Amsterdam

Maandag 4 december 2017. Amsterdam heeft vanaf vandaag een waarnemend burgemeester, Jozias van Aartsen (was burgemeester van Den Haag). Half september is burgemeester Eberhard van der Laan met ziekteverlof gegaan (en korte tijd daarna overleden). Wie heeft Van Aartsen benoemd? En hoe is in de afgelopen maanden voorzien in de vervulling van de burgemeesterstaken?

Op grond van de Gemeentewet is het de commissaris van de Koning van Noord-Holland die Van Aartsen tot waarnemend burgemeester heeft benoemd. Een burgemeester heeft taken binnen het college van burgemeester en wethouders en hij is voorzitter van de gemeenteraad.

In de Gemeentewet is ook geregeld hoe in de afgelopen maanden in de vervulling van de burgemeesterstaken moest worden voorzien. Wat de taken binnen het college betreft neemt een wethouder zijn taken over. Welke wethouder dat is, beslissen de wethouders samen. Zij kozen voor wethouder Kajsa Ollongren (totdat zij eind oktober minister in Rutte III werd).

Wat de taken binnen de gemeenteraad betreft, neemt een raadslid zijn taken over. In beginsel is dat het langstzittende raadslid, maar de gemeenteraad kan ook een ander raadslid kiezen. In Amsterdam is dat laatste gebeurt en werd Emre Ünver (PvdA) gekozen.

Artikel 78 lid 1 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Indien de commissaris van de Koning het in het belang van de gemeente nodig oordeelt, voorziet hij in afwijking van artikel 77 in de waarneming.

Artikel 77 lid 1 Gemeentewet luidt: Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt in dat geval waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.

De commissies van de provincie Zuid-Holland

Vrijdag 1 december 2017. Provinciale staten kunnen statencommissies instellen die besluitvorming van provinciale staten kunnen voorbereiden en die met gedeputeerde staten of de commissaris kunnen overleggen (1). In Zuid-Holland zijn vier statencommissies ingesteld: Bestuur en Middelen (BenM), Duurzame Ontwikkeling (geen officiële afkorting), Ruimte en Leefomgeving (RenL) en Verkeer en Milieu (VenM).

Bij de samenstelling van een statencommissie moeten provinciale staten, voor zover het de benoeming betreft van leden van provinciale staten, zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen (2). In Zuid-Holland zijn alle statenleden automatisch lid van elke statencommissie (3).

Een vergadering gaat pas door als minstens 28 statenleden zijn vertegenwoordigd (4). Een fractie is met hooguit drie statenleden aanwezig in een vergadering (5). Slechts een van hen voert het woord over een onderwerp (6). Dat gebeurt pas nadat de commissievoorzitter spreker het woord heeft gegeven (7). Een onderwerp wordt in beginsel in twee termijnen behandeld (8). De woordvoerder voert in elke termijn slechts een keer het woord (9).

Commissievoorzitters

Commissievoorzitter moet statenlid zijn (10). In Zuid-Holland benoemen provinciale staten de commissievoorzitters (11). Benoemd werden statenleden van VVD, CDA, Pvda en D66. Slechts een van de vier is dus van een oppositiepartij (PvdA).

De commissievoorzitter mag ter vergadering ook zelf het woord voeren over een onderwerp (12).

Gedeputeerden

De commissie mag een gedeputeerde uitnodigen om ter vergadering aanwezig te zijn (13). In Zuid-Holland gebeurt dat door vermelding van diens naam bij een agendapunt (14). Hij of zij moet dan komen of een andere gedeputeerde in de plaats sturen (15). Een gedeputeerde mag ook zonder uitnodiging aanwezig zijn en het woord voeren (16), uiteraard pas nadat de commissievoorzitter hem of haar het woord heeft verleend (17).

Publiek

De vergadering van een commissie is openbaar (18), zodat publiek aanwezig mag zijn op de daarvoor aangewezen plaatsen (19). Er wordt eens per maand in het Provinciehuis in Den Haag vergaderd, terwijl de vergadering ook thuis op internet via webcast is te volgen.

1: artikel 80 lid 1 Provinciewet

2: artikel 80 lid 3 Provinciewet

3: artikel 64 lid 1 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland

4: artikel 73 lid 1 van het Reglement van Orde

5: artikel 64 lid 2 van het Reglement van Orde

6: artikel 64 lid 4 van het Reglement van Orde

7: artikel 77 lid 3 van het Reglement van Orde

8: artikel 78 lid 1van het Reglement van Orde

9: artikel 78 lid 3 van het Reglement van Orde

10: artikel 80 lid 4 Provinciewet

11: artikel 69 lid 2 van het Reglement van Orde

12: artikel 80 lid 5 juncto artikel 21 lid 1 Provinciewet

13: artikel 80 lid 5 juncto artikel 21 lid 3 Provinciewet

14: artikel 66 lid 2 Reglement van Orde

15: artikel 66 lid 3 Reglement van Orde

16: artikel 80 lid 5 juncto artikel 21 lid 2 Provinciewet

17: artikel 77 lid 3 Reglement van Orde

18: artikel 80 lid 5 juncto artikel 23 lid1 Provinciewet

19: artikel 80c lid 1 Reglement van Orde

Prime majoritaire en het weren van kleine partijen bij gemeenteraadsverkiezingen

Vrijdag 30 november 2017. In Frankrijk stemt men bij gemeenteraadsverkiezingen op lijsten. Op een lijst kunnen de kandidaten staan van een enkele politieke partij of van verschillende politieke partijen die meestal wel aan elkaar verwant zijn. Bijvoorbeeld een gezamenlijke lijst van enkele gematigd linkse partijen of een gezamenlijke lijst van enkele gematigd rechtse partijen. De lijst die de meeste stemmen krijgt van de kiezers wordt altijd fors beloond. In gemeenten met meer dan 1000 inwoners bestaat die beloning uit de helft van de gemeenteraadszetels! Deze premie heet prime majoritaire. De andere helft van de raadszetels wordt naar evenredigheid verdeeld over alle lijsten die meededen aan de verkiezingen. Alle lijsten, dat is inclusief de lijst die de premie ontving. Die lijst beschikt daardoor automatisch over een riante meerderheid in de gemeenteraad. Zelfs als de kiezers niet in meerderheid op haar hebben gestemd, beschikken de partijen op die lijst over een riante meerderheid. Dat is zo geregeld in de Franse Kieswet, de Code électoral (1: zie hieronder). In Nederland is er geen premie voor de lijst met de meeste stemmen: elke lijst krijgt het zetelaantal dat evenredig is aan het aantal stemmen dat op die lijst is uitgebracht (2). Frankrijk kiest voor zo’n prime majoritaire omdat men vreest dat gemeenten anders onbestuurbaar worden.

Verkiezingsrondes

Gemeenteraadsverkiezingen verlopen in een of twee rondes. Als een lijst in de eerste ronde meer dan de helft van de stemmen krijgt, is er slechts een ronde nodig. Anders volgt nog een tweede ronde. Bij een tweede ronde krijgt de lijst met de meeste stemmen de premie. Meerderheid van de stemmen is dan niet meer nodig. De andere helft van de raadszetels wordt – zoals gezegd – naar evenredigheid van de uitgebrachte stemmen over alle lijsten verdeeld, inclusief de lijst die de prime majoritaire kreeg.

Weren van kleine partijen

Als ik zeg verdeling over ”alle lijsten” is dat niet helemaal juist. Ten eerste: bij een tweede ronde alleen de lijsten die aan die tweede ronde hebben meegedaan en een lijst mag alleen aan de tweede ronde meedoen als hij in de eerste ronde minstens 10% van de stemmen heeft gekregen (3). Ten tweede: een lijst moet minstens 5% van de stemmen hebben gekregen. Een lijst die in de eerste en enige ronde of in de tweede ronde 4% van de stemmen heeft gekregen, krijgt dus geen enkele raadszetel. Een lijst die in de eerste ronde 8% van de stemmen heeft gekregen, krijgt zetels als er geen tweede ronde volgt. Maar hij krijgt geen enkele raadszetel als er wel een tweede ronde volgt. Heel soms kan zo’n lijst in gewijzigde samenstelling toch weer wel meedoen aan de tweede ronde (4).

Zittingsduur en omvang gemeenteraden

De laatste gemeenteraadsverkiezingen dateren uit (maart) 2014. Overal in Frankrijk werden toen raadsverkiezingen gehouden. De zittingsduur bedraagt zes jaar (5), zodat de volgende verkiezingen pas weer in 2020 zijn. In Nederland is dat vier jaar (6). De volgende verkiezingen zijn in 2018, ook in maart trouwens. Het aantal raadsleden in een gemeente is net als in Nederland afhankelijk van het aantal inwoners. Gemeenten tussen 100.000 en 150.000 inwoners hebben 55 raadsleden (7), dat is inclusief burgemeester (maire) en wethouders (adjoints). In Nederland heeft zo’n gemeente 39 raadsleden (8), maar dat is dan exclusief burgemeester en wethouders.

Orléans

Besançon en Orléans zijn gemeenten met 55 raadsleden. In Orléans heeft een lijst bij de eerste ronde in 2014 de meerderheid van de stemmen gekregen. Op deze lijst stonden de kandidaten van twee gematigd rechtse partijen. Met 53% van de stemmen kregen deze twee partijen 80% van de raadszetels, namelijk 44 zetels. De gezamenlijke lijst van twee gematigd linkse partijen kreeg met 23% van de stemmen 10% van de zetels, namelijk 6 zetels. Een derde lijst met 8% van de stemmen kreeg slechts 3% van de zetels, namelijk 2 zetels. Dat is ook weinig, maar als een tweede verkiezingsronde nodig was geweest, had deze lijst geen enkele raadszetel gehad. In Nederland zou de zetelverdeling niet 44, 6 en 2 zijn geweest maar 29, 12 en 4 (en bovendien nog zetels voor heel kleine partijen)!

Besançon

In het Oost-Franse Besançon haalde geen enkele lijst de meerderheid en was dus een twee ronde nodig. Twee lijsten hadden in de eerste ronde 7% en 6% van de stemmen gehaald. In Nederland zouden zij elk tussen de 3 en 4 raadszetels hebben gekregen. In Frankrijk kregen zij geen enkele raadszetel, want ze hadden te weinig stemmen gekregen om aan de tweede ronde te mogen meedoen. Van de lijsten die wel mochten meedoen in de tweede ronde haalde de gezamenlijke lijst van gematigd linkse partijen met 47% de meeste stemmen. Die partijen kregen daarmee 74% van de raadszetels, namelijk 41. De gezamenlijke lijst van gematigd rechtse partijen kreeg met 44% van de stemmen (slechts 3% minder stemmen) slechts 21% van de raadszetels, namelijk 12. In Nederland zou de zetelverdeling niet 41 en 12 maar 25 en 24 zijn geweest! Ook hier nog daarbovenop zetels voor heel kleine partijen.

De volgorde op de lijst bepaalt in Frankrijk welke kandidaat op de lijst een raadszetel krijgt. De kiezer kan dus geen voorkeursstem uitbrengen (9). In Nederland kan dat wel (10).

1 artikel L 262 Code électoral

2 artikel 129 lid 2 Grondwet juncto artikel P6 Kieswet

3 artikel L 264 Code électoral

4 artikel L 264 Code électoral

5 artikel L 227 Code électoral

6 artikel 129 Grondwet en artikel C4 Kieswet

7 artikel L225 Code électoral juncto artikel L2121-2 Code général des collectivités territoriales

8 artikel 8 Gemeentewet

9 artikel L 273-8 Code électoral

10 artikel P 15 Kieswet

Matchfixing nieuw strafbaar feit?

Woensdag 29 november 2017. Het Openbaar Ministerie (OM) onderzoekt of matchfixing in de voetbalwereld expliciet strafbaar gesteld zou moeten worden. Het OM heeft altijd gezegd dat de huidige wetgeving voldoende handvatten biedt om matchfixing aan te pakken. Als ik het goed begrijp, gebeurt dat door matchfixing verdachten bedrog in de zin van omkoping/corruptie ten laste te leggen. Dat is een in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld feit. Gedrag is pas strafbaar als het op democratische wijze van te voren tot strafbaar feit is verklaard, zoals dat het in het Wetboek van Strafrecht is opgenomen als strafbaar feit. Dit vereiste van rechtsstaat is zo geregeld in wetboek én in Grondwet.

Artikel 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht luidt: Hij die, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift, belofte of dienst aanneemt dan wel vraagt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 1 lid 1 Wetboek van Strafrecht luidt: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

Artikel 16 Grondwet luidt: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

NPO

Dinsdag 28 november 2017. Minister Slob wil dat NPO de tegenvallende inkomsten van de Ster-reclames zelf opvangt. Wat is de NPO? NPO is de afkorting voor de stichting Nederlandse Publieke Omroep. Deze stichting is geregeld in de Mediawet 2008. In deze wet is geregeld dat NPO sturing geeft aan de publieke omroeporganisaties. Publieke omroeporganisaties moeten een vergunning hebben van de minister. Er zijn er nu 11: NOS, VPRO, AVROTROS, HUMAN, EO, NTR, BNNVARA, KRONCRV, PowNed, MAX en – als jongste –  Wij Nederland (WNL).  Deze omroeporganisaties verzorgen voor een breed en divers publiek onder andere televisie- en/of radio-uitzendingen waarvan de inhoud in elk geval in overeenstemming moet zijn met publieke waarden, onafhankelijk van commerciële invloeden moet zijn en van hoge journalistieke kwaliteit moet zijn. De ontvangst van deze uitzendingen is gratis. Televisie-uitzendingen gaan via de zenders NPO1, 2 en 3.

Artikel 2.2 lid 1 van de Mediawet 2008 luidt: De Stichting Nederlandse Publieke Omroep is het sturings- en samenwerkingsorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk niveau, bedoeld in artikel 2.1.

Artikel 1.1 lid 1 luidt (gedeeltelijk):  In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder media-aanbod: één of meer elektronische producten met beeld- of geluidsinhoud die bestemd zijn voor afname door het algemene publiek of een deel daarvan.

Artikel 2.1 lid 1 sub a luidt: Er is een publieke mediaopdracht die bestaat uit het op landelijk, regionaal en lokaal niveau verzorgen van publieke mediadiensten door het aanbieden van media-aanbod dat tot doel heeft een breed en divers publiek te voorzien van informatie, cultuur en educatie, via alle beschikbare aanbodkanalen.

Artikel 2.1 lid 2 luidt (gedeeltelijk): Publieke mediadiensten zijn in overeenstemming met publieke waarden, waarbij zij voorzien in democratische, sociale en culturele behoeften van de Nederlandse samenleving. Zij verzorgen daartoe media-aanbod dat (onder andere) onafhankelijk is van commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden en dat voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen.

Artikel 2.1 lid 3 luidt (gedeeltelijk): Het programma-aanbod van de publieke mediadiensten wordt via omroepzenders verspreid naar alle huishoudens zonder dat zij voor de ontvangst andere kosten moeten betalen dan de kosten van aanschaf en gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst mogelijk maken.

Artikel 2.23 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Onze Minister kan eens in de vijf jaar aan ten hoogste zes omroeporganisaties erkenningen verlenen voor de verzorging van media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst.