Dwanglicentie dure geneesmiddelen

Vrijdag 10 november 2017. Een farmaceutisch bedrijf dat een geneesmiddel ontwikkelt, vraagt daarop patent of octrooi aan bij de overheid. Het bedrijf krijgt door patent of octrooi een wettelijk monopolie: alleen hij mag het geneesmiddel maken en verkopen. De wet verbiedt dat andere bedrijven hetzelfde geneesmiddel of een vergelijkbaar geneesmiddel maken en verkopen. De Rijksoctrooiwet biedt daarvoor de regeling. Dankzij die positie kan het patenthoudende bedrijf een zeer hoge prijs vragen voor het geneesmiddel.  In de praktijk gebeurt dat ook. De kloof tussen gemaakte kosten en in rekening gebrachte prijs kan erg groot zijn.  Uiteindelijk wordt die prijs betaald door de belastingbetalers, zorgverzekerden en patiënten. De patenthouder kan een ander bedrijf vrijwillig een licentie geven voor het maken en verkopen van het geneesmiddel, maar zo’n licentie wordt uiteraard ook slechts tegen een hoge prijs gegeven. Ook de vrijwillige licentie is in de Rijksoctrooiwet geregeld (heet daarin verhuur van werkwijze). Een belangrijk adviesorgaan heeft het kabinet nu geadviseerd dat de overheid een dwanglicentie gaat afgeven, als het farmaceutische bedrijf voor een geneesmiddel een prijs in rekening brengt die zo hoog is dat het onaanvaardbaar is. De Rijksoctrooiwet maakt  dwanglicentie mogelijk als dat in het algemeen belang is. Een dwanglicentie geeft een ander bedrijf het recht om het gepatenteerde geneesmiddel tegen de wens van de patenthouder te maken en te verkopen. Dat andere bedrijf zal het geneesmiddel dan verkopen tegen een veel lagere prijs. Dat scheelt in de portemonnee van belastingbetaler, zorgverzekerde en patiënt. De patenthouder blijft niet met lege handen staan: hij krijgt voor zo’n dwanglicentie een redelijke vergoeding.

Artikel 53 lid 1 Rijksoctrooiwet (gedeeltelijk): Een octrooi geeft de octrooihouder het uitsluitend recht:

  • a. het geoctrooieerde voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te vervaardigen of te verkopen;

  • b. de geoctrooieerde werkwijze te verhuren.

Artikel 57 lid 1 Rijksoctrooiwet (gedeeltelijk): Onze Minister kan, indien het algemeen belang dit naar zijn oordeel vordert, onder een octrooi een licentie van een door hem nauwkeurig omschreven inhoud aan een door hem aangewezen persoon verlenen. Alvorens zijn beschikking te geven onderzoekt Onze Minister, tenzij de te dezen vereiste spoed zich daartegen verzet, of de octrooihouder bereid is de licentie onder redelijke voorwaarden vrijwillig te verlenen. Hij stelt daartoe de octrooihouder in de gelegenheid schriftelijk en, zo deze dit verzoekt, ook mondeling van zijn gevoelen te doen blijken.

Artikel 57 lid 5 Rijksoctrooiwet (gedeeltelijk): Op vordering van de meest gerede partij bepaalt de rechter bij gebreke van overeenstemming de vergoeding, die de verkrijger van de licentie aan de octrooihouder dient te betalen.

Politieambtenaar met hoofddoek?

Donderdag 9 november 2017. Geüniformeerde politieambtenaar (buitengewoon opsporingsambtenaar) wil haar werk graag doen met hoofddoek, omdat ze moslima is. Van haar werkgever mag dat niet, omdat ze daarmee minder gezag en neutraliteit uitstraalt en in strijd handelt met de gedragscode lifestyle-neutraliteit. Volgens de politieambtenaar maakt werkgever onderscheid op grond van godsdienst zoals bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling. Ze heeft het College voor de Rechten van de Mens om een oordeel gevraagd. Dat oordeel wordt volgende week gegeven. Wat staat er in al deze regelingen?

Bladzijde 3 gedragscode lifestyle-neutraliteit luidt (gedeeltelijk): Vanwege de bijzondere positie van de Nederlandse politie dient door politieambtenaren in contacten met het publiek in ieder geval afstand te worden genomen van de volgende uitingen: zichtbare uitingen van (levens)overtuiging, religie, politieke overtuiging, geaardheid, beweging, vereniging of andere vormen van lifestyle, die afbreuk doen aan de gezagsuitstraling, neutraliteit en veiligheid van de politiefunctie. In de officiële toelichting wordt hieraan toegevoegd: Hieronder worden verstaan uitingen die hieraan uitdrukking dienen of verondersteld worden te geven zoals een kruisje, een hoofddoekje, een keppeltje, een hierop gerichte baard, insignes, speldjes, herkenningstekens en dergelijk.

Artikel 1 lid 1 Algemene wet gelijke behandeling luidt: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe;

  • b. direct onderscheid: indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat;

  • c. indirect onderscheid: indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat in vergelijking met andere personen bijzonder treft.

Artikel 5 lid 1  van die wet luidt (gedeeltelijk):  Onderscheid is verboden bij:

    • a. de aanbieding van een betrekking en de behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking;
    • c. het aangaan en het beëindigen van een arbeidsverhouding;

    • d. het aanstellen tot ambtenaar en het beëindigen van het dienstverband van een ambtenaar;

    • e. arbeidsvoorwaarden;

    • h. arbeidsomstandigheden.

Artikel 10 lid 1 Wet College voor de rechten van de mens luidt (gedeeltelijk): Het College kan op schriftelijk verzoek onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling en zijn oordeel daaromtrent kenbaar maken.

Hoorzitting Tweede Kamer

Maandag 6 november 2017. In de Tweede Kamer willen oppositiepartijen GroenLinks, SP en PvdA een hoorzitting houden over de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting. Verdere details zijn onbekend. Op grond van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal kan een Kamercommissie besluiten tot het houden van hoorzittingen. Een van de Kamercommissies is de Vaste commissie voor financiën. Het zijn de leden van de commissie die tot een hoorzitting besluiten. Besluiten worden genomen bij meerderheid van de aanwezige commissieleden. De leden van GroenLinks, SP en PvdA vormen slechts een (kleine) minderheid in de Vaste commissie voor financiën, namelijk 5 van de 25 leden. Commissievoorzitter is VVD’er.

Artikel 27 sub d RvO TK luidt: Voor een goede vervulling van haar taken is een commissie in ieder geval bevoegd tot het houden van hoorzittingen.

Artikel 36 lid 1 RvO TK luidt: Besluiten worden alleen door de leden van de commissie genomen, met dien verstande dat bij ontstentenis of afwezigheid van een lid zijn plaatsvervanger zijn bevoegdheden uitoefent.

Regeringsverklaring

Vrijdag 3 november 2017. In de afgelopen dagen presenteerde premier Rutte het nieuwe kabinet aan de Kamer en gaf hij een toelichting op het regeerakkoord. Deze regeringsverklaring vloeit voort uit de ministeriële verantwoordelijkheid die in de Grondwet is vastgelegd. Vervolgens vond er een debat plaats tussen Kamer en premier, waarin zowel de ministerskeuze als het regeerakkoord aan de orde kwamen. Zo was Geert Wilders (PVV) kritisch over de dubbele nationaliteit van sommige ministers en waren Jesse Klaver (GroenLinks), Emile Roemer (SP) en Lodewijk Asscher (PvdA) kritisch over de afschaffing van de dividendbelasting. Het debat had kunnen leiden tot het aanvaarden van een motie van wantrouwen, maar dat is niet gebeurd. De coalitiepartijen VVD, D66, CDA en CU zijn (nog) niet kritisch. In zo’n motie van wantrouwen spreekt een Kamermeerderheid uit dat het onvoldoende vertrouwen heeft in het kabinet. Een kabinet kan niet functioneren zonder het vertrouwen van de Kamermeerderheid, niet alleen bij aanvang van haar werkzaamheden maar gedurende de hele ”rit”. Deze zogenaamde vertrouwensregel is niet in de Grondwet terug te vinden. Het is een van de weinige voorbeelden van ongeschreven staatsrecht in ons land. Wat de regels van ongeschreven staatsrecht zijn, is terug te vinden in boeken over staatsrecht.

Artikel 42 lid 2 Grondwet: De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

             : vertrouwensregel.

Honden en wetten

Donderdag 2 november 2017. Rotterdamse wethouder wil dat in de gemeentelijke verordening wordt geregeld dat alle Rottweilers, Pitbull achtige honden en de andere zogenaamde hoog-risicohonden altijd een muilkorf moeten dragen als zij verblijven of lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander.  Op dit moment is dat nog onmogelijk, omdat landelijke regelgeving zich daartegen verzet. Ik vermoed dat de landelijke regelgeving waarvan hier sprake is het Besluit houders van dieren is. In de Gemeentewet staat dat een gemeentelijke verordening niet in strijd mag zijn met hogere regelgeving. Een gemeentelijke verordening staat onderaan in deze hiërachie.  Het Besluit houders van dieren is een door de regering uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur, en dus een hogere regeling.

Artikel 2:59 lid 1 algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Rotterdam luidt op dit moment: Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

Artikel 121 Gemeentewet luidt: De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn.

Artikel 1.6 lid 1 en 2 Besluit houders van dieren luidt: De bewegingsvrijheid van een dier wordt niet op zodanige wijze beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht. Een dier wordt voldoende ruimte gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften.

Sint Maarten en Nederland

Woensdag 1 november 2017.  Nederland helpt de Caribische eilanden Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius bij hun wederopbouw na de verwoestende gevolgen van orkaan Irma in september. Sint Maarten is het bovenwindse eiland dat veruit het meest is getroffen. De Nederlandse regering heeft de verdere hulpverlening aan Sint Maarten afhankelijk gesteld van voorwaarden die betrekking hebben op het staatsbestel. Aan die voorwaarden wordt volgens de regering van Sint Maarten  voldaan; volgens de (nieuwe) Nederlandse regering echter niet.

Waarom geen voorwaarden gesteld aan Saba en Sint Eustatius? Omdat deze twee eilanden al deel uitmaken van het staatsbestel van Nederland (zij zijn namelijk Nederlandse gemeenten), terwijl Sint Maarten geen deel uitmaakt van het Nederlandse staatsbestel maar een eigen staatsbestel heeft (met bijvoorbeeld eigen regering,  parlement en grondwet). Sint Maarten maakt wel deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Nederland moet dan ook wel hulp en bijstand verlenen. Dat alles is in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden geregeld.

Artikel 1 Statuut: Het Koninkrijk omvat de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Bonaire, Sint Eustatius en Saba maken elk deel uit van het staatsbestel van Nederland.

Artikel 36 Statuut: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten verlenen elkander hulp en bijstand.

Artikel 42 lid 1 Statuut: In het Koninkrijk vindt de staatsinrichting van Nederland regeling in de Grondwet, die van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in de Staatsregelingen van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten. 

Fracties van SP, GL en PvdA gaan samenwerken

Dinsdag 31 oktober 2017. In de Tweede Kamer gaan de fracties van SP, GroenLinks en PvdA met elkaar samenwerken. Zo presenteren zij onder andere een gezamenlijk alternatief regeerakkoord. Meer dan samenwerking is niet de bedoeling: een fusie tussen de fracties ligt niet in het verschiet. Wat zegt het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over fracties, samenwerking en fusies?

Artikel 11 lid 1 luidt: De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde lijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

Artikel 11 lid 4 luidt: Andere fracties dan die bedoeld in het eerste lid kunnen gedurende een zitting niet worden gevormd, tenzij door samenvoeging van twee of meer van die fracties (..).

Referendumuitslag en politici

Maandag 30 oktober 2017. De krant van vandaag staat vol over referenda: in buitenland (Spanje/Catalonië) én in binnenland. In binnenland komt het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten eraan. Sommige politici hebben al op voorhand aangegeven dat zij de uitslag hiervan sowieso negeren. Andere politici zijn het met dit standpunt uitdrukkelijk niet eens. Wat zegt de wet?

Het referendum is geregeld in de Wet raadgevend referendum.

Artikel 11 luidt: Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet.

Artikel 3 luidt: De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing, indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt en de opkomst bij het referendum ten minste dertig procent van het totale aantal kiesgerechtigden bedraagt.

Er moet dus een wetsvoorstel worden ingediend dat in Tweede en Eerste Kamer wordt behandeld. Kamerleden mogen zich daarbij uitspreken tot óf intrekking van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten óf invoering van die wet, in het laatste geval inclusief de datum van inwerkingtreding. Parlementaire behandeling is dus hoe dan ook noodzakelijk. De uitkomst van die behandeling is evenwel (nog) ongewis.

Senaatsverkiezingen in Frankrijk: tegenvaller voor Emmanuel Macron

12 oktober 2017 Op 24 september waren er niet alleen verkiezingen in Duitsland (Bundestag) maar ook in Frankrijk. In Frankrijk betrof het de helft van de senaat. Het werd de eerste tegenvaller voor de partij van Emmanuel Macron, La république en marche (LREM). Steun voor zijn grondwetsherzieningsplannen is daardoor ingewikkelder geworden.

Nieuwkomer LREM heeft in juni een ruime meerderheid in de Assemblée nationale behaald, zeg maar de Tweede Kamer. Na dit succes hebben 29 senatoren afkomstig van andere partijen een eigen LREM fractie opgericht, in afwachting van de senaatsverkiezingen. Niemand in LREM voorspelde voor de senaat een absolute meerderheid. De senaat wordt namelijk niet door de burgers maar door (vooral) gemeenteraadsleden gekozen. LREM bestond nog niet ten tijde van de laatste raadsverkiezingen, terwijl oppositiepartij Les Républicains (LR) toen juist veel raadszetels won.

Fractieleider François Patriat voorspelde 60 senaatszetels. Het werden er 24, en uiteindelijk slechts 21 omdat drie senatoren inmiddels naar een andere fractie zijn overgestapt.

Voor een grondwetswijziging via de parlementaire weg is een meerderheid nodig in elk van beide kamers, plus 3/5 in de verenigde vergadering. De senaat bestaat uit 348 leden. Het overgrote deel van hen maakt nu deel uit van fracties die zich officieel tot oppositiepartij hebben verklaard. LR is met 144 leden met stip de grootste partij. De tweede partij is Parti socialiste met 78 leden, ook oppositiepartij. Natuurlijk is niet uitgesloten dat een oppositiepartij de grondwetswijziging steunt. Die kans is erg klein bij LR. Zonder steun van (een aantal) LR-senatoren zal het echter moeilijk worden. LR is een partij rechts van het midden, waaraan bekende namen zijn verbonden als Fillon, Sarkozy, Chirac en Juppé. De partij heeft altijd een rechtse vleugel en een centrumrechtse vleugel gehad. In de senaatsfractie domineert de rechtse vleugel; die wil Macron niet steunen. Fractiediscipline doet de rest. Toch kan het allemaal nog heel anders gaan lopen. Eind dit jaar wordt namelijk een nieuwe partijvoorzitter gekozen. De kandidaat van de rechtse vleugel, Laurent Wauquiez, lijkt het te gaan worden. In dat geval zal een deel van de centrumrechtse vleugel waarschijnlijk een nieuwe partij oprichten, waar de centrumrechtse senatoren zich bij aansluiten. Dan is de kans groot dat zij ook samen een eigen fractie gaan vormen en is de weg toch nog vrij gemaakt voor hun steun aan de grondwetsherziening. Journalisten zien in Wauquiez dan ook Macron’s grootste vriend.

Als de parlementaire weg toch niet lukt, kan Macron ook kiezen voor grondwetsherziening via referendum (artikel 11 Constitution). Alleen De Gaulle heeft dat in de jaren ’60 eerder geprobeerd. Macron wil deze weg uitdrukkelijk niet uitsluiten, omdat hij de herziening nog in 2018 wil realiseren. Hij wil niet wachten tot na de volgende senaatsverkiezingen, in september 2020. In maart van datzelfde jaar worden gemeenteraadsverkiezingen gehouden. LREM neemt daaraan deel.

Macron wil dat in de grondwet het aantal leden van de Assemblée nationale met 1/3 wordt teruggebracht. In de huidige Grondwet staat slechts een maximumaantal. Grondwetsherziening en instemming van de Senaat is daarom niet per sé nodig, maar wel duurzaam. Hij wil ook het kiesstelsel veranderen. Nu is er een meerderheidsstelsel: in elk van de 577 kiesdistricten wordt een Kamerlid gekozen. Dat is zeer nadelig voor kleinere partijen, zoals Front national (Le Pen) dat met 10 à 15% van de stemmen geen of hooguit een zetel behaalde in de afgelopen decennia. Daarom wil Macron ”une dose de proportionnelle” toevoegen. Wat hij daarmee precies bedoelt, is niet duidelijk. Een minister sprak over twee stemmen voor de burger, een op een kandidaat in het kiesdistrict en een op een landelijke lijst, waarbij de laatste stemmen 25% van de zetels vormen. De huidige Grondwet zegt niets over het kiesstelsel, zodat ook hiervoor geldt: grondwetsherziening is niet nodig, maar wel duurzaam. In Nederland is zowel het aantal Kamerleden als het kiesstelsel (van evenredige vertegenwoordiging) duurzaam vastgelegd, in de artikelen 51 en 53 Grondwet.