Het Enschedése fatbikeverbod

VRIJDAG 25 JULI 2025 De gemeenteraad van Enschedé heeft twee weken geleden een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om in de Algemene Plaatselijke Verordening een fatbikeverbod voor de binnenstad op te nemen. De wethouder ziet hiervoor echter juridische obstakels. Wat zou een juridisch obstakel kunnen zijn?

APV Volgens de indiener van de motie is een fatbikeverbod in de Algemene Plaatselijke Verordening (vaak afgekort tot APV) juridisch wél mogelijk, omdat de APV over openbare orde en veiligheid gaat. In de motie wordt geconstateerd dat fatbikes leiden tot overlast en verkeersonveiligheid voor de voetgangers in de binnenstad.

RAADSOORDEEL Is het waar dat een gemeente regels mag geven over openbare orde en veiligheid? Het antwoord op die vraag wordt in de Gemeentewet gegeven. In artikel 149 van de gemeentewet staat: ‘De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.’ Als je alleen hierop zou afgaan, dan mag een gemeenteraad zonder meer een fatbikeverbod voor de binnenstad invoeren als dat volgens hem in het belang van de gemeente is. Uit de motie blijkt namelijk dat de gemeenteraad van Enschedé een fatbikeverbod in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

HUISHOUDING Er zijn echter meer artikelen in de Gemeentewet waaraan een gemeentelijke verordening moet voldoen, zoals artikel 108 van de Gemeentewet. In het eerste lid van dit artikel staat: ‘De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten.’ Een gemeentelijke verordening moet dus over de huishouding van de gemeente gaan. ‘Huishouding van de gemeente’ is natuurlijk best vaag. Wat voor grenzen stelt dit artikel aan de gemeentelijke verordening? Men onderscheidt drie grenzen van de huishouding van de gemeente: de bovengrens, de benedengrens en de zijgrens.

ZIJGRENS De zijgrens houdt in dat de gemeentelijke verordening beperkt moet zijn tot het grondgebied van de gemeente. Zo mag de gemeente Enschedé geen verordening maken die gaat over het grondgebied van de gemeente Almelo. Het fatbikeverbod gaat over de Enschedése binnenstad; het houdt zich dus aan de zijgrens.  

BENEDENGRENS De benedengrens houdt in dat een gemeentelijke verordening niet over gedragingen mag gaan die elk karakter van openbaarheid missen. Gedragingen waarbij openbare orde en veiligheid in het geding zijn, zullen meestal (zo niet altijd) enig karakter van openbaarheid hebben. In elk geval is hiervan sprake bij het Enschedése fatbikeverbod: volgens de motie leidt het toestaan van fatbikes in de binnenstad namelijk tot overlast en onveiligheid. Het gaat daar dus om gedragingen die (minstens) enig karakter van openbaarheid hebben.  

BOVENGRENS Tot zover geen juridische obstakels voor een fatbikeverbod in de Enschedése binnenstad. Er is echter nog een laatste grens waaraan een gemeentelijke verordening moet voldoen volgens artikel 108 van de Gemeentewet: de bovengrens. De bovengrens bestaat uit wetten en regels die de provincie en het Rijk hebben gemaakt. Een gemeentelijke verordening mag die wetten en regels niet doorkruisen.

WVW en RVV Wetten en regels van het Rijk die door het Enschedése fatbikeverbod zouden kunnen worden doorkruist zijn bijvoorbeeld de Wegenverkeerswet 1994 (meestal afgekort tot WVW 1994) en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Het fatbikeverbod doorkruist deze wetten als het in strijd is met wetsbepalingen uit de WVW 1994 of uit het RVV 1990. Ook in artikel 2a van de WVW 1994 wordt dit nog eens uitdrukkelijk bepaald: ‘(…) gemeenten behouden hun bevoegdheid om bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet, voorzover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voorzover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.’ Het RVV 1990 bestaat uit ‘krachtens de WVW 1994 vastgestelde regels’.

WETHOUDER Ik denk dat de juridische obstakels die de Enschedése wethouder ziet in een fatbikeverbod voor de binnenstad te maken hebben met de bovengrens, dus met de eventuele strijd met bepalingen uit de WVW 1994 en/of met bepalingen uit het RVV 1990. Heeft de wethouder gelijk en is het Enschedése fatbikeverbod daadwerkelijk in strijd met bepalingen uit de WVW 1994 en/of met bepalingen uit het RVV 1990? In beide wetten ben ik geen bepaling tegengekomen waarmee een fatbikeverbod uitdrukkelijk in strijd is. Natuurlijk hoeft strijd met WVW of RVV niet expliciet te zijn. Strijd kan er ook impliciet zijn. De vraag of een fatbikeverbod in strijd is met WVW of RVV kan te zijner tijd aan de rechter worden voorgelegd, maar de regering kan er ook nu al toe besluiten om een bepaling aan het RVV 1990 toe te voegen waarin expliciet staat dat een gemeentelijk fatbikeverbod wel of juist niet is toegestaan.    

BRONNEN Naast bovengenoemde wetsbepalingen en documenten zijn geraadpleegd het dagblad NRC van 10 juli jl. en het boek A.D. Belinfante en J.L. de Reede, Beginselen van het Nederlandse staatsrecht, Wolters Kluwer: 2020, bladzijde 332 e.v.

Mr. Leon

Volgend blog verschijnt op vrijdag 15 augustus!

Nieuwe bondskanselier in Duitsland

VRIJDAG 7 MAART 2025 Na de parlementsverkiezingen in Duitsland van anderhalve week geleden wordt er nu druk onderhandeld over de vorming van een meerderheidscoalitie die bestaat uit de christendemocratische CDU/CSU en de sociaaldemocratische SPD. Uiteindelijk moeten die onderhandelingen leiden tot een nieuwe Duitse regering. Wie benoemt in Duitsland de nieuwe regeringsleider?

NEDERLAND In ons land is het zo dat de minister-president wordt benoemd door een gezamenlijk besluit van de koning en degene die tot minister-president zal worden benoemd, zie artikelen 47 en 48 van de Nederlandse grondwet.

BUNDESKANZLER Regeringsleider in Duitsland is de bondskanselier (Bundeskanzler). Dat is nu Olaf Scholz. Duitsland heeft geen koning, want het is een republiek en dus geen monarchie. Wie benoemt dan bij onze oosterburen de bondskanselier?

BUNDESPRÄSIDENT Daar moeten daar dus anderen bij betrokken zijn. Wel is het ook daar een gezamenlijk besluit. In de eerste plaats is betrokken de bondspresident. De bondspresident (Bundespräsident) is net als onze koning het staatshoofd. Anders dan onze koning is hij/zij gekozen. Tot nu toe is het trouwens altijd een man geweest die bondspresident was, terwijl Angela Merkel van verschillende regeringen bondskanselier is geweest. De bondspresident wordt niet rechtstreeks door de bevolking gekozen maar door een (speciaal daarvoor samengestelde) volksvertegenwoordiging, zie artikel 54 van de Duitse Grondwet. De huidige bondspresident is Frank-Walter Steinmeier.

BUNDESTAG De benoeming van de bondskanselier is een gezamenlijk besluit van bondspresident én bondsdag. De bondsdag (Bundestag) is vergelijkbaar met onze Tweede Kamer en wordt net als onze Tweede Kamer rechtstreeks verkozen, zie artikel 38 van de Duitse Grondwet. De Duitse grondwet heet trouwens Grundgesetz. De bondsdag bestaat nu nog uit 633 leden. Over enkele weken (als de oude kamer is ontbonden en de nieuwe kamer geïnstalleerd) bestaat de bondsdag uit 630 leden.

316 Hoe gaat de benoeming van een bondskanselier in zijn werk? De bondspresident doet een voordracht en daarover stemt de bondsdag. Als dan meer dan de helft van alle bondsdagleden de voordracht steunt, wordt de voorgedragene de nieuwe bondskanselier, zie artikel 63 leden 1 en 2 Grundgesetz. Als straks de nieuwe bondskanselier wordt gekozen, is de betekenis van meer dan de helft van alle bondsdagleden hier dat er minstens 316 bondsdagleden de voordracht steunen. SPD en CDU/CSU hebben samen 328 bondsdagleden. Als tijdens de stemming niet alle bondsdagleden aanwezig zijn, dan is de betekenis van 316 dat er meer dan alleen maar de absolute meerderheid van de aanwezige bondsdagleden nodig is.

MERZ In de praktijk vraagt de bondspresident aan de fracties die een nieuwe coalitie hebben gevormd – waarschijnlijk zijn dat straks dus de fracties van CDU/CSU en SPD – welke kandidaat zij in gedachten hebben. Dat wordt dan de kandidaat die de bondspresident vervolgens voordraagt. Voor CDU/CSU en SPD zal dat de lijsttrekker en coalitieonderhandelaar van CDU zijn: Friedrich Merz.

GROKO Zoals gezegd bestaat de nieuwe waarschijnlijke coalitie uit 328 bondsdagleden. Dat zijn er slechts twaalf meer dan 316, wat neerkomt op 52% van alle bondsdagleden. Toch spreekt men in Duitsland bij deze coalitie van een GroKo, wat staat voor een Grosse Koalition. Zulke coalities hebben bredere steun gekend, zoals Merkel I (73%) in de jaren nul, Merkel III (80%) in de jaren tien en Kiesinger (90%) in de jaren zestig van de vorige eeuw. 

NIEUWE VERKIEZINGEN Wat als de door de bondspresident voorgedragen kandidaat toch onvoldoende steun krijgt van de bondsdag, bijvoorbeeld omdat te veel leden van coalitiefracties van mening zijn veranderd en de kandidaat niet langer willen steunen? Dan mag de bondsdag een andere persoon kiezen. Dat moet dan wel op korte termijn gebeuren. In eerste instantie wordt geprobeerd om die andere persoon met steun van minstens 316 bondsdagleden te kiezen. Maar als dat niet blijkt te lukken, is het in tweede instantie mogelijk om iemand te kiezen met de steun van de meerderheid van de aanwezige bondsdagleden; dat kunnen er minder dan 316 zijn, namelijk als bij de stemming niet alle leden aanwezig zijn. In dat laatste geval kan de bondspresident echter besluiten dat de aldus gekozen kandidaat toch geen bondskanselier wordt en dat er nieuwe parlementsverkiezingen moeten worden gehouden, zie artikel 62 leden 2, 3 en 4 Grundgesetz. De kans daarop is evenwel erg klein, gelet op de politieke situatie in Duitsland en in de rest van de wereld.

BRONNEN Naast bovengenoemde grondwetsartikelen zijn geraadpleegd Wikipedia (Bundestag; Kabinett Merkel I, Kabinett Merkel III, Kabinett Kiesinger) en P.P.T. Bovend’Eert en M.C. Burkens: De bondsrepubliek Duitsland, in: Het staatsrecht van 7 Europese landen, Wolters Kluwer: 2018.

Mr. Leon

Volgende bijdrage op vrijdag 21 maart 2025.

België heeft een nieuwe regering

VRIJDAG 7 FEBRUARI 2025 Afgelopen maandag is de nieuwe regering van België beëdigd. Die bestaat uit vijftien ministers. De minister-president – in België Eerste Minister geheten – is Bart de Wever. Wie ging over hun benoeming?

KONING+EEN MINISTER Volgens de Belgische Grondwet is het de Koning die een minister benoemt, zie artikel 96. Zo’n schriftelijk besluit van de koning kan echter volgens de Grondwet alleen gevolg hebben wanneer een zittende minister dat heeft medeondertekend, zie artikel 106. Eerst is De Wever tot Eerste Minister benoemd en daarna zijn de andere ministers benoemd. Aannemelijk is dat het besluit om De Wever te benoemen is medeondertekend door de zittende (demissionaire) Eerste Minister Alexander de Croo. Aannemelijk is ook dat de besluiten om de veertien andere ministers te benoemen zijn medeondertekend door De Wever, die toen inmiddels de zittende (missionaire) Eerste Minister was. 

KONING+EEN ANDER Ook in Nederland worden volgens de Nederlandse Grondwet de minister-president en de overige ministers bij koninklijk besluit benoemd, zie artikel 43, en is voor zo’n besluit medeondertekening nodig. Medeondertekening van de benoeming van de minister-president moet volgens die Grondwet gebeuren door de beoogde minister-president, zie artikel 48, en dus niet door de zittende minister-president of door een andere zittende minister. Afgelopen zomer was het dus Dick Schoof die (als ambteloos burger) medeondertekende. Hij was toen nog geen minister, want hij maakte geen deel uit van het demissionaire kabinet Rutte IV! Voor de benoemingsbesluiten van de andere ministers is volgens de Grondwet ook in Nederland medeondertekening door een zittende minister nodig; dat moet dan zelfs de zittende minister-president zijn. Afgelopen zomer was dat de inmiddels benoemde minister-president Schoof, zie weer artikel 48.    

PARLEMENT Nou is het natuurlijk niet zo dat de Belgische koning Filip en de demissionaire Eerste Minister De Croo met zijn tweetjes hebben bepaald wie de nieuwe Eerste Minister van België wordt. Er is namelijk ook nog het parlement, en in België geldt het parlementair stelsel. Dat betekent dat de Kamer van volksvertegenwoordigers de regering naar huis kan sturen door een motie van wantrouwen aan te nemen, zie artikel 96. In een kabinetsformatie wordt er daarom naar gestreefd dat de beoogde nieuwe regering kan steunen op een parlementaire meerderheid, in elk geval bij aanvang.   

DE WEVER Dat is met de regering-De Wever gelukt: deze regering steunt op een coalitie van vijf partijen die tezamen beschikken over 81 van de 150 zetels. Weliswaar vijf partijen en zelfs dan nog geen ruime meerderheid, maar in elk geval geen minderheidsregering. Die vijf partijen zijn de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) van Bart de Wever, Vooruit, Christen-Democratisch en Vlaams (cd&v), Mouvement Réformateur (MR) en Les Engagés. Het kabinet-Schoof in Nederland – ook in Nederland geldt een parlementair stelsel – is een coalitie van vier partijen die tezamen 88 van de 150 zetels bezitten. Minister-president Dick Schoof is partijloos.

VIJFTIEN De regering-De Wever bestaat dus uit 15 ministers. In de Belgische Grondwet is geregeld hoeveel ministers er maximaal mogen zijn: dat zijn er 15, zie artikel 99. De huidige regering heeft dus het maximumaantal. Hier bovenop mogen ook staatssecretarissen worden benoemd, zie artikel 104, maar de huidige regering heeft geen staatssecretarissen. In de Nederlandse Grondwet staat geen maximumaantal voor ministers. Het kabinet-Schoof bestaat uit 16 ministers en nog eens 13 staatssecretarissen.

VLAANDEREN Dit blog gaat over de federale regering van België. België heeft ook nog andere regeringen, bijvoorbeeld de regeringen van de gewesten. Zo is er de regering van het Vlaamse gewest (Vlaanderen) en de regering van het Waalse gewest (Wallonië), zie artikelen 121 en 139 van de Grondwet. De Vlaamse regering wordt geleid door Matthias Diependaele, een partijgenoot van De Wever. De functienaam van de Vlaamse regeringsleider is trouwens niet Eerste Minister maar minister-president.   

BRONNEN Naast de grondwetten van België en Nederland is geraadpleegd de bijdrage van P. Popelier in het boek Het staatsrecht van zeven Europese landen, Wolters Kluwer: 2018, de website monarchie.be (eedaflegging van de federale regering) en Wikipedia (regering De Wever, kabinet Schoof).

Mr. Leon

Volgende bijdrage op vrijdag 21 februari!

Gemeentelijk vuurwerkverbod

DONDERDAG 9 JANUARI 2025 In een klein aantal gemeenten in ons land gold tijdens de jaarwisseling in de hele gemeente een verbod voor consumenten om (legaal) vuurwerk af te steken. Waarin was dit lokale vuurwerkverbod geregeld?

APV Dit verbod gold bijvoorbeeld in Amsterdam, Eindhoven, Nijmegen en Utrecht. In deze gemeenten was dit verbod opgenomen in de algemene plaatselijke verordening. Elke gemeente heeft een algemene plaatselijke verordening. Die verordening wordt vaak afgekort tot APV.

VERBODEN In een APV staan vooral verboden (en in mindere mate geboden) die gelden voor burgers en bedrijven in het openbaar. De verboden gaan over de meest uiteenlopende onderwerpen. Elke gemeente bepaalt zelf welke onderwerpen dat zijn. In de APV van Amsterdam zijn bijvoorbeeld verboden opgenomen over samenscholen, bezit van messen, gebruik van drugs, prostitutie, hinderlijk gedrag, evenementen, straatmuziek, horecaterrassen, aanplakken (al dan niet van reclame), barbecueën en wildplassen, en bijvoorbeeld een aanlijngebod voor honden.

ARTIKELEN De Amsterdamse APV is verdeeld in zeven hoofdstukken en sommige hoofdstukken bestaan weer uit paragrafen. In elk hoofdstuk en paragraaf staan artikelen. Deze artikelen bevatten de verboden en geboden. De Nijmeegse APV is verdeeld in zes hoofdstukken en die weer in afdelingen, met daarin de artikelen. Datzelfde geldt ook voor de APV’s van Eindhoven en Utrecht.       

AMSTERDAM In de Amsterdamse APV staat het verbod voor consumenten om vuurwerk af te steken in hoofdstuk 5. De naam van dit hoofdstuk is Milieu, en het verbod staat in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. De naam van deze paragraaf is Vuurwerk en explosieven. Artikel 5.3 luidt: Het is verboden vuurwerk, anders dan bedrijfsmatig, tot ontbranding te brengen. Met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk

NIJMEGEN In de Nijmeegse APV staat het verbod in hoofdstuk 2 (‘Openbare orde en veiligheid; volksgezondheid en milieu’), en wel in afdeling 10 (‘Consumentenvuurwerk’). Artikel 2:73 luidt: Het is verboden om consumentenvuurwerk tot ontbranding te brengen. Onder consumentenvuurwerk wordt in dit artikel verstaan vuurwerk van categorie F2 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

EINDHOVEN Ook in de Eindhovense APV staat het verbod in hoofdstuk 2 met deze naam. Het verbod staat nu echter in afdeling 12 (‘Consumentenvuurwerk’). Ook hier is het trouwens artikel 2:73, dat dit keer luidt: Het is verboden om tussen 31 december 18:00 uur en 1 januari 02:00 uur van het daaropvolgende jaar consumentenvuurwerk met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk, tot ontbranding te brengen.

UTRECHT Ook in de Utrechtse APV staat het verbod in hoofdstuk 2 (‘Openbare orde’), en wel in afdeling 11 (‘Vuurwerk’). Artikel 2:44 luidt: Het is verboden om consumentenvuurwerk tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar tot ontbranding te brengen, met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk.

AFSTEEKVERBOD Hoewel de formulering in deze vier APV’s niet helemaal hetzelfde is, komt de strekking ervan in al deze gemeenten op hetzelfde neer: een afsteekverbod voor consumenten tijdens de jaarwisseling, met uitzondering van het afsteken van fop- en schertsvuurwerk.

VUURWERKBESLUIT Hoe is het afsteken eigenlijk geregeld vóór 31 december 18.00 uur en ná 02.00 uur op 1 januari? Mag het dan wél soms? Nee, dan mag het nergens in ons land, want dan geldt er een landelijk verbod. Dit landelijk verbod geldt namelijk op alle dagen en tijdstippen, maar de tijd tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur is hierin uitdrukkelijk uitgezonderd. Het landelijk verbod is opgenomen in het Vuurwerkbesluit, en wel in artikel 2.3.6. Het Vuurwerkbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur en dat betekent dat het door de regering is vastgesteld. 

BOVENGRENS Als de regering het in een landelijke regeling uitdrukkelijk niet verbiedt dat consumenten tijdens de jaarwisseling vuurwerk afsteken, mag een gemeente dat dan vervolgens wel gaan verbieden in een APV? Ja dat mag. Dat mag, zolang zo’n lokaal verbod niet in strijd is met de landelijke regeling, zie artikel 121 van de Gemeentewet. Is het lokale vuurwerkverbod in de artikelen 5.3, 2.73 en 2.44 van de APV’s van Amsterdam, Nijmegen, Eindhoven en Utrecht in strijd met het Vuurwerkbesluit? Uit rechterlijke uitspraken van enkele jaren geleden kan worden afgeleid dat APV-artikelen met deze strekking niet in strijd zijn met het Vuurwerkbesluit, zie hierover een uitspraak van de Raad van State van 14 december 2016 en een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2020. En daarom is een lokaal afsteekverbod voor consumenten in deze gemeenten ook tijdens de jaarwisseling een geldig verbod.  

Mr. Leon

Volgend blog op vrijdag 24 januari!