VRIJDAG 10 JUNI 2022 Op universiteiten en hogescholen zijn de tentamenperioden in volle gang of zojuist afgerond. Het komt voor dat een of meer studenten zich daarbij aan fraude schuldig maakt. De meeste instellingen in het hoger onderwijs – zo niet allemaal – hebben de mogelijkheid gecreëerd om niet alleen de tentamenuitslag van de frauderende student maar ook die van de andere studenten die hetzelfde tentamen aflegden ongeldig te verklaren. Is gebruik van zo’n optie eigenlijk geoorloofd?
WHW Op alle universiteiten en hogescholen in Nederland is in beginsel de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) toepasselijk, zowel op openbare universiteiten (zoals Universiteit Leiden) als op bijzondere universiteiten (zoals Tilburg University). Een voorbeeld van een hogeschool is Hogeschool InHolland.
TENTAMENUITSLAG Elke universiteit of hogeschool moet onderwijs- en examenregelingen vaststellen. Elke opleiding of groep van opleidingen van een instelling heeft dan een (eigen) regeling. Daarin moeten de geldende procedures en rechten en plichten staan met betrekking tot het onderwijs en de examens, zoals of een tentamen mondeling of schriftelijk wordt afgenomen en wat de termijn is waarbinnen de uitslag van een tentamen bekend moet worden gemaakt.
EXAMENCOMMISSIE In die onderwijs- en examenregeling wordt ook de examencommissies genoemd. Elke (groep van) opleiding(en) van een universiteit of hogeschool heeft een (eigen) examencommissie. Een examencommissie heeft wettelijke taken en bevoegdheden. Zij moet bijvoorbeeld de kwaliteit van tentamens en examens borgen, inclusief de kwaliteit van hun organisatie en de procedures daaromheen. Voor de kwaliteitsborging van tentamens en examens moet de examencommissie uitvoeringsregels vaststellen, inclusief op te leggen maatregelen.
TENTAMENUITSLAG ONGELDIG (1) In de uitvoeringsregels van de examencommissie van de Leidse rechtenfaculteit staat o.a. dat deze examencommissie de tentamenuitslag van een frauderende student ongeldig kan verklaren. Zo’n zelfde maatregel is vastgesteld door bijvoorbeeld de examencommissie van de Tilburg School of Economics and Management (TiSEM) en zo’n zelfde maatregel staat bijvoorbeeld in het onderwijs- en examenreglement voor de bacheloropleiding Bouwkunde van Hogeschool Inholland. Aannemelijk is dat zulke (uitvoerings)regels op vrijwel alle instellingen voorkomen.
TENTAMENUITSLAG ONGELDIG (2) In deze (uitvoerings)regels staat ook de maatregel dat de examencommissie bij fraude de tentamenuitslag van álle studenten ongeldig kan verklaren. Dat wil zeggen: óók van de studenten waarvan niet kan worden vastgesteld of ze bij het tentamen gefraudeerd hebben. Het is een maatregel die weliswaar niet als straf is bedoeld, maar zij heeft voor die andere studenten wél (erg) nadelige gevolgen. Zij zullen het tentamen moeten overdoen. In de wet waarin de taken en bevoegdheden van de examencommissie staan – de WHW – wordt deze maatregel niet expliciet genoemd. Zijn (uitvoerings-)regels waarin zo’n maatregel staat dan geoorloofd? Ik denk van wel. In de wet staat immers dat de examencommissie de kwaliteit van tentamens moet borgen. Ter borging van die kwaliteit kán ongeldigverklaring van tentamenuitslagen van alle studenten een noodzakelijke en geschikte maatregel zijn. Bovendien schrijven onderwijsrechtdeskundigen dat datgene wat de WHW niet of slechts globaal regelt in de optiek van de wetgever automatisch toevalt aan de vrije bevoegdheid van de instellingen (prof. P.J.J. Zoontjens, 1999).
BELASTEND EN VRIJ Zo’n maatregel is een belastende maatregel, want zij heeft voor de studenten nadelige gevolgen. De examencommissie is trouwens volgens bovengenoemde drie (uitvoerings)regels niet verplicht om bij fraude zo’n maatregel op te leggen. Zij ‘kan’ dan zo’n maatregel opleggen; het is dus een vrije bevoegdheid. De commissie heeft hier m.a.w. beslissingsruimte. Kan het gebruik van deze optie wettelijk ongeoorloofd zijn?
CBE De gedupeerde student die zich niet wil neerleggen bij de beslissing van zijn examencommissie, kan dat voorleggen aan het College van Beroep voor de examens (CBE) van zijn instelling. Elke universiteit of hogeschool heeft een eigen CBE. Het CBE kan de beslissing van de examencommissie overrulen en heeft daarbij dezelfde beslissingsruimte als de examencommissie.
BELANGENAFWEGING Beslissingsruimte betekent hier echter absoluut niet dat de ruimte om te beslissen onbegrensd is. Die ruimte wordt namelijk o.a. begrensd door de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 3:4 lid 1 van deze wet staat dat een (zorgvuldige) belangenafweging aan een besluit ten grondslag moet liggen. Dat wil zeggen dat de examencommissie/CBE de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen tegen elkaar moet afwegen. Welke belangen zijn dat hier?
BELANG KWALITEIT Zo’n belang is natuurlijk kwaliteitsborging van tentamens, want dat is een wettelijke taak van de examencommissie. Aannemelijk is dat deze kwaliteitsborging niet slechts over de inhoud van het tentamen gaat, maar ook dat het tentamen is afgelegd zonder fraude. Het is natuurlijk ook in het belang van studenten dat niet de indruk ontstaat dat zij hun tentamenuitslag op frauduleuze wijze zouden kunnen hebben gehaald. Dat is een collectief studentenbelang.
BELANG STUDENT Daarvan moet het individuele belang van een student worden onderscheiden. Dat is het belang om een tentamenuitslag te behouden (vooropgesteld dat dit een voldoende is!). Ook dit belang is hier rechtstreeks betrokken. Dat volgt o.a. uit de memorie van toelichting bij de wijziging van de WHW in 2010. Hierin staat bijvoorbeeld dat het bij de positie van de student niet alleen gaat om collectieve belangen maar ook om zijn individuele belangen (pagina 3).
CBHO Wie zich niet bij de beslissing van examencommissie en CBE wil neerleggen, kan nog naar het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs stappen (CBHO). Dit CBHO maakt geen deel uit van de universiteit of hogeschool. Het is een onafhankelijke bestuursrechter die in Den Haag is gevestigd. Hoe heeft dit CBHO geoordeeld over beslissingen om bij fraude de tentamenuitslagen van studenten ongeldig te verklaren bij wie noch de afwezigheid noch de aanwezigheid van fraude kon worden vastgesteld? In de afgelopen vijf jaren heeft het CBHO vele honderden oordelen gegeven waarvan er enkele tientallen gingen over fraude, maar een oordeel over deze kwestie ben ik helaas niet tegengekomen.
EVENREDIG Hoe moet de examencommissie deze belangen tegen elkaar afwegen? Dat staat in artikel 3:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is het evenredigheidsbeginsel verwoord en dat is als volgt gedaan: De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Ongeldig verklaring van de tentamenuitslag van de student die niet gefraudeerd heeft is een nadelig gevolg van het besluit van de examencommissie. De student zal zijn tentamen moeten overdoen. Dat is weliswaar niet zo ingrijpend als inbreuk op een mensenrecht zoals bij bijvoorbeeld woningsluiting wél het geval is, maar het blijft een nadelig gevolg. Dit nadelige gevolg mag niet onevenredig zijn in verhouding tot wat nodig is om de kwaliteit van het tentamen te borgen.
COMPENSATIE? Het evenredigheidsbeginsel zal er niet zo snel toe leiden dat de ongeldig verklaring ongeoorloofd is en moet worden teruggedraaid. Het kan volgens mij echter ook weer niet zo zijn dat de studenten die er toch ook niets aan kunnen doen dat sommige medestudenten frauderen zonder meer van hun voldoendes worden beroofd. Als dat wél zo zou zijn, waaruit blijkt dan dat hun individuele belangen zijn meegewogen door de examencommissie? En als daarvan niet blijkt: is dan geen sprake van willekeur? Daarom meen ik dat hun ‘pijn’ in elk geval verminderd zou moeten worden. Anders is er geen evenwichtige belangenafweging. Dat kan door hun nadeel op een of andere manier te compenseren. Zo’n compensatie kan bijvoorbeeld gebeuren in de vorm van een extra tentamenkans. Kwaliteitsborging van tentamens zal daaronder niet te lijden hebben.
(Mr. Leon)
Volgende bijdrage aan dit blog: 8 juli
Reacties? staatsrechtpraktijk@outlook.com