Wethoudersverkiezingen

VRIJDAG 11 MAART 2022 Volgende week zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Wij burgers kiezen dan onze nieuwe raadsleden en ontslaan daardoor de oude raadsleden. Maar wie kiest en ontslaat de wethouders?

DAGELIJKS BESTUUR Volgens de Gemeentewet vormen wethouders samen met de burgemeester het dagelijks bestuur van een gemeente. Ze bereiden o.a. de beslissingen van de gemeenteraad voor en zorgen voor de uitvoering van de raadsbeslissingen. Elke wethouder heeft een eigen portefeuille: dat zijn de onderwerpen waarmee hij of zij zich bezighoudt. Welke onderwerpen dat zijn, kan per gemeente verschillen.  

TWEE Ook het aantal wethouders kan per gemeente verschillen. Wel moeten dat er minstens twee zijn. Het maximumaantal is afhankelijk van het aantal raadsleden en dat is op zijn beurt weer afhankelijk van het inwonertal. Er zijn echter nooit meer dan negen (fulltime) of elf (parttime) wethouders. Zo heeft Amsterdam er deze periode acht en Rotterdam tien, terwijl Baarle-Nassau – een Brabantse gemeente met 7000 inwoners – twee wethouders heeft.

DOOR RAAD GEKOZEN De regering benoemt de burgemeester en de burgers kiezen de raadsleden, en het zijn die raadsleden die op hun beurt de wethouders kiezen.  

RAADSMEERDERHEID Het is de nieuw gekozen raad die de wethouders kiest en benoemt. De raad besluit daartoe per meerderheid, dat wil zeggen dat kandidaat X is benoemd als de helft plus één van de stemmen van alle aanwezige raadsleden op X is uitgebracht. Weliswaar worden er eisen gesteld aan het quorum, maar het is niet nodig dat alle raadsleden aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.

COALITIE Tot wethouders worden vaak vooraanstaande leden van (de lokale afdeling van) een politieke partij benoemd, bijvoorbeeld de lijsttrekker. Een wethouder hoeft echter geen raadslid te zijn of te zijn geweest. In ons land komt het zelden voor dat één politieke partij de meerderheid heeft in de raad. Voor een raadsmeerderheid zijn daarom twee of meer partijen nodig. Daarom gaan de fracties in de raad meteen na de verkiezingen met elkaar onderhandelen om een coalitie tot stand te brengen waarin die fracties afspraken hebben gemaakt met elkaar, een coalitieakkoord dus. Dat is enigszins vergelijkbaar met een kabinetsformatie. De onderhandelingen kunnen enkele weken of zelfs vele maanden duren. Nadat zo’n coalitie is gevormd, worden de wethouders benoemd. Meestal zal elke coalitiepartij één of meer wethouders ‘leveren’. Hoeveel wethouders een partij levert en hoe de portefeuilles worden verdeeld, is deel van de onderhandelingen. Zoals gezegd wordt elke wethouder benoemd doordat minstens de helft plus één van de aanwezige raadsleden op haar of hem stemt.    

DUALISME De Gemeentewet verbiedt dat een wethouder ook raadslid is. Het raadslid – bijvoorbeeld de lijsttrekker –  dat tot wethouder wordt gekozen, moet dan ook uit de raad stappen.

RAADSPERIODE Een wethouder wordt benoemd voor de lopende raadsperiode. Dus tot aan de volgende raadsverkiezingen. Of eigenlijk tot nog iets langer. Want wethouders treden pas af nadat de nieuwe ploeg wethouders (die over vier jaar zal worden benoemd door de volgende raad) is benoemd. Dan moeten ze sowieso aftreden; wél zijn wethouders herbenoembaar.  

ONTSLAG NEMEN Een wethouder mag tussentijds opstappen. Uit onderzoek dat in opdracht van het onafhankelijk magazine Binnenlands Bestuur is uitgevoerd en in januari vorig jaar is gepubliceerd blijkt dat dit behoorlijk vaak gebeurt en dat gezondheid een belangrijke reden is om tussentijds op te stappen.

BURGEMEESTER De burgemeester is weliswaar voorzitter van het college van burgemeester en wethouders, maar niet de baas van de wethouders. Een wethouder is dus niet ondergeschikt aan de burgemeester en de burgemeester mag een wethouder evenmin tussentijds ontslaan.

ONTSLAGEN WORDEN Alleen de raad mag een wethouder tussentijds ontslaan. Zoals de Tweede Kamer een minister naar huis mag sturen als ze geen vertrouwen meer in hem heeft, zo mag de gemeenteraad een wethouder naar huis sturen vanwege een politieke vertrouwensbreuk met haar. De wethouder moet zich bij haar ontslag neerleggen. Wethouders hebben namelijk geen wettelijke ontslagbescherming: ze kunnen hun ontslag niet laten toetsen door de rechter.

265, and counting! De vorige gemeenteraadsverkiezingen waren in maart 2018. De meeste nieuwe wethouders zullen dus in de weken of maanden daarna zijn benoemd. Uit bovengenoemd onderzoek in opdracht van Binnenlands Bestuur blijkt dat tweeënhalf jaar later (december 2020) 265 wethouders vanwege een politieke vertrouwensbreuk zijn ontslagen of (dat ontslag niet wilden afwachten en om die reden) zelf ontslag hebben genomen. Dat is bijna 1 op de 5 wethouders! En het gebeurt overal in het land en bovendien zowel bij wethouders van lokale partijen als bij wethouders van landelijke partijen.

ONTSLAGVERBOD? Bij zulke grote aantallen werpt zich de vraag op of het niet beter zou zijn om tussentijds ontslag wegens politieke vertrouwensbreuk wettelijk te verbieden. Ik zou die vraag echter ontkennend willen beantwoorden, o.a. omdat de raad het belangrijkste orgaan is van de gemeente. Ik leid dat af uit de Grondwet, want daarin staat dat de raad aan het hoofd staat van de gemeente. Zo beschouwd is de raad belangrijker dan de wethouders en de burgemeester. Dan is het terecht dat de raad bevoegd is om een wethouder die hij zelf gekozen heeft ook weer tussentijds naar huis te sturen als het tot een vertrouwensbreuk komt. Dat er steeds meer fracties nodig zijn voor een coalitiemeerderheid en dat dit sneller kan leiden tot zo’n vertrouwensbreuk is geen argument om deze raadsbevoegdheid af te schaffen.

VLAANDEREN Onze Belgische zuiderburen hebben ervaring met een wettelijk verbod om wethouders tussentijds te ontslaan. Een wethouder heet in België ‘schepen’. Uit het Gemeentedecreet van Vlaanderen volgde dat de gemeenteraad een schepen niet tussentijds kon ontslaan. Echter, deze wet is in 2019 vervangen door het Decreet Lokaal Bestuur. De laatste wet geldt nog steeds en in deze wet heeft de raad de uitdrukkelijke bevoegdheid gekregen om een schepen tussentijds te ontslaan door een motie van wantrouwen. Het eerste jaar na de raadsverkiezingen en het laatste jaar vóór de volgende raadsverkiezingen uitgezonderd: dan is zo’n tussentijds ontslag dus nog steeds uitgesloten.

(Mr. Leon)

Reacties naar staatsrechtpraktijk@outlook.com

Volgend blog: vrijdag 1 april

Verkiezingen gemeenteraad in maart

VRIJDAG 28 JANUARI 2022 Over zes weken – op woensdag 17 maart – zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen. Hoe werkt uw stem door in de uitslag?

RAAD In elke gemeente is een (gemeente)raad, wethouders en een burgemeester. Zij besturen de gemeente. De raad vertegenwoordigt de hele gemeentelijke bevolking. Het aantal raadsleden is afhankelijk van het inwonertal. Het loopt uiteen van 9 tot 45.

RAADSBESLUITEN Wat doet de raad zoal volgens de Gemeentewet? De raad controleert burgemeester en wethouders. En de raad neemt besluiten. Zo stelt de raad verordeningen vast, bijvoorbeeld de algemene plaatselijke verordening (APV) waarin verboden en geboden staan voor de burgers in de gemeente. Zo benoemt de raad de wethouders en stelt de begrotingen vast waar wethouders en burgemeester mee werken. De raad neemt besluiten door te stemmen; voor het nemen van een besluit is de absolute meerderheid van de stemmen voldoende, dat is de helft plus één van de aanwezige raadsleden.   

ELECTORAAT Elke meerderjarige inwoner van de gemeente mag stemmen volgens de Kieswet. Het maakt bijvoorbeeld niet uit hoe lang men al in de gemeente woont. Evenmin hoef je als kiezer de Nederlandse nationaliteit te hebben. Wie geen nationaliteit van een EU-land heeft, krijgt te maken met extra eisen.

LIJST De kiezer stemt op een kandidaat. Elke kandidaat staat op een (kandidaten)lijst. Zo’n kandidaat moet volgens de Gemeentewet net als een kiezer in die gemeente wonen en meerderjarig zijn. Meestal is zo’n lijst gemaakt door een politieke partij; dan staat de naam van die partij boven de lijst. Komende maandag 31 januari moeten alle kandidatenlijsten worden ingeleverd bij de gemeente.

ÉÉN KIESKRING Alle lijsten staan straks op het stembiljet. Het is niet zo dat er per wijk of per stadsdeel andere lijsten of kandidaten zijn. Overal in de gemeente staan dezelfde lijsten en kandidaten op het stembiljet: de hele gemeente vormt één kieskring. Natuurlijk kan een kiezer zijn stem op een wijkbewoner uitbrengen (dan moet wel bekend zijn in welke wijk de kandidaten wonen).    

INKLEUREN De kiezer stemt door op het stembiljet het wit stipje dat voor de kandidaat van zijn keuze staat rood te maken met een potlood dat hij van het stembureau heeft gekregen. Een kind kan de was doen.

RAADSZETEL Met inkleuring van dat stipje brengt de kiezer niet alleen een stem uit op een kandidaat, maar ook op de lijst waarop die kandidaat staat. Alle stemmen die op kandidaten van eenzelfde lijst zijn uitgebracht, worden namelijk bij elkaar opgeteld. Als dat er genoeg zijn voor één of meer zetels in de raad, dan heeft die lijst één of meer raadszetels gekregen. Ik laat hier verder onbesproken welke kandidaten op de lijst die zetels gaan bezetten.

EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING Een rekensom. Bij een gemeente met 25 raadsleden zijn er genoeg stemmen voor één zetel als 4% van alle stemmen op die lijst is uitgebracht. De berekening is als volgt: alle uitgebrachte stemmen is 100%; voor één raadszetel is een percentage van 100/25 van de stemmen voldoende. Voor twee zetels voldoet 8% van de uitgebrachte stemmen. Voor meer dan de helft van de zetels – 13 – voldoet 52%. In ons kiesstelsel is er dus evenredigheid tussen het aantal stemmen dat op een lijst is uitgebracht en het aantal zetels voor die lijst. Ik vind dat het best denkbare stelsel. Het komt niet vaak voor dat een lijst meer dan de helft van de stemmen krijgt, dus de absolute meerderheid. Daarom is een gemeentebestuur in ons land vrijwel altijd in handen van een coalitie van meerdere lijsten die alleen samen de absolute meerderheid in de raad vormen. 

FRANKRIJK Kan het ook anders? Jazeker, dat is bijvoorbeeld in Frankrijk het geval. Ook daar heeft elke gemeente een raad, wethouders en een burgemeester. Ook daar voldoet voor een raadsbesluit de absolute meerderheid van de stemmen. Ook daar vormt een gemeente één kieskring bij raadsverkiezingen en zijn haar inwoners het electoraat daarvoor. Maar daar is echter wél anders dat er geen evenredigheid bestaat tussen het aantal stemmen dat op een lijst is uitgebracht en het aantal raadszetels voor die lijst. Dat kan zo uitpakken dat een lijst waarop slechts 20% van de stemmen is uitgebracht 60% van de zetels krijgt! Een absolute meerderheid dus, zelfs een ruime absolute meerderheid. En dat bij diezelfde verkiezingen een andere lijst waarop 16% van de stemmen is uitgebracht – slechts 4% minder dus – nog geen 10% van de zetels krijgt.

WINNER TAKES ALL Voor gemeenten met meer dan duizend inwoners staat namelijk in de Franse kieswet dat (in de tweede ronde) de lijst waarop de meeste stemmen zijn uitgebracht sowieso de helft van de raadszetels krijgt. Sowieso. De helft van alle zetels is dus sowieso binnen voor de grootste; dit wordt prime majoritaire genoemd. En wat gebeurt er met de andere helft van de raadszetels? Die andere helft wordt wél evenredig verdeeld over de lijsten (ik laat de kiesdrempel onbesproken). Maar: hierbij deelt ook de lijst mee die de prime majoritaire heeft; en dat op een manier alsof ze nog helemaal geen zetels heeft gekregen. Als die lijst 20% van de stemmen heeft gekregen, dan krijgt ze dus ook 20% van de raadszetels uit de andere helft; bovenop de helft van alle raadszetels. In een Franse gemeente is er dus altijd één lijst die een ruime raadsmeerderheid heeft. Het gemeentebestuur kan in Frankrijk dus altijd op één lijst steunen en een coalitie van lijsten is daar dus niet nodig.

(Mr. Leon)

staatsrechtpraktijk@outlook.com

Volgend blog: vrijdag 18 februari 2022

Benoeming en ontslag van de waarnemend burgemeester

WOENSDAG 8 DECEMBER 2021 Elke gemeente heeft een burgemeester. Nederland telde begin dit jaar ongeveer 350 gemeenten. Ruim 100 hebben in de afgelopen twee jaar enige tijd een waarnemend burgemeester gehad, volgens Wikipedia. Vrijdag twee weken geleden deed een rechter voor het eerst uitspraak over een gedwongen ontslag van een waarnemend burgemeester. Dat was de Gelderse rechtbank en het betrof de waarnemend burgemeester van Scherpenzeel (Gelderland). Hoe gaat benoeming en ontslag van een waarnemend burgemeester in zijn werk? Zijn er verschillen met een ‘gewone’ burgemeester?

COMMISSARISBENOEMING De Gemeentewet is duidelijk over de benoeming van een waarnemend burgemeester. Hij wordt benoemd door de commissaris van de Koning. Volgens het Nederlands Genootschap van Burgemeesters – de officiële landelijke burgemeestersvereniging – gebeurt dat als een gemeente voor langere tijd zonder ‘gewone’ burgemeester zit, bijvoorbeeld voor de duur van het benoemingsproces van een nieuwe ‘gewone’ burgemeester, bij een voorgenomen herindeling van een gemeente of bij bestuurlijke problemen in een gemeente. De waarnemend burgemeester is iemand van buiten de gemeente, vaak iemand die in een andere gemeente burgemeester is geweest. Dat is handig, want hij of zij hoeft dan niet te worden ingewerkt. Zo’n waarnemend burgemeester heeft alle bevoegdheden van een ‘gewone’ burgemeester, inclusief het voorzitten van de gemeenteraad. In Scherpenzeel speelde o.a. een voorgenomen herindeling met buurgemeente Barneveld.

LOCOBURGEMEESTER Als de ‘gewone’ burgemeester slechts afwezig of verhinderd is, bijvoorbeeld vanwege een vakantie, dienstreis of (kortdurende) ziekte, wordt hij vervangen door een locoburgemeester. Het is het college van burgemeester en wethouders dat de locoburgemeester aanwijst, meestal een van de eigen wethouders. Die persoon is dan wethouder én burgemeester. Een ‘gewone’ burgemeester mag niet ook wethouder zijn. Anders dan een ‘gewone’ burgemeester mag een locoburgemeester niet de gemeenteraad voorzitten.

KROONBENOEMING Een ‘gewone’ burgemeester wordt benoemd bij koninklijk besluit. Het is een Kroonbenoeming. Al bijna twee eeuwen staat het zo in de Gemeentewet. Zo’n Kroonbenoeming is een schriftelijk besluit dat is ondertekend door de Koning en de minister van Binnenlandse Zaken. Een ‘gewone’ burgemeester wordt benoemd voor zes jaar; daarna is herbenoeming mogelijk.

KLEINE GEMEENTEN De minister beslist zelfstandig over benoeming van burgemeesters van kleine gemeenten, dat wil zeggen gemeenten met minder dan 50.000 inwoners. Bij grotere gemeenten is het een beslissing van de ministerraad. Zo staat het in het Reglement van orde voor de ministerraad. Scherpenzeel is een gemeente met 10.000 inwoners, en daarover kan de minister dus zelfstandig beslissen.

MAXIMALE INVLOED GEMEENTERAAD De gemeenteraad benoemt de burgemeester dus niet, noch de ‘gewone’ burgemeester noch de waarnemend burgemeester. Volgens de Gemeentewet kan de gemeenteraad wel invloed uitoefenen op wie er wordt benoemd tot ‘gewone’ burgemeester. De gemeenteraad kan namelijk de minister iemand aanbevelen. En de minister moet die aanbeveling in beginsel overnemen. In zijn bijdrage aan het boek ‘Burgemeester’ uit 2014 spreekt professor J.W.M. Engels zelfs van een ‘vrijwel maximale invloed van de gemeenteraad’.

KROONONTSLAG Een ‘gewone’ burgemeester wordt niet alleen benoemd maar ook (gedwongen) ontslagen door de regering. Als er sprake is van een verstoorde verhouding tussen een ‘gewone’ burgemeester en de gemeenteraad, mag de raad een aanbeveling doen aan de minister. En de minister moet die aanbeveling in beginsel overnemen. In Scherpenzeel had een minderheid in de gemeenteraad (de oppositie) geen vertrouwen meer in de burgemeester, de meerderheid (de raadsleden die het college van burgemeester en wethouders steunen) had dat vertrouwen wél, zo stelde de Gelderse rechtbank vast. Verder is het zo dat de commissaris van de Koning voorstander was van de herindeling van Scherpenzeel en Barneveld, terwijl de raadsmeerderheid van Scherpenzeel daartegen was. Echter: de ontslagen burgemeester van Scherpenzeel was geen ‘gewone’ burgemeester, hij was waarnemend burgemeester. Hoe is het ontslag van een waarnemer geregeld?

COMMISSARISONTSLAG Het (gedwongen) ontslag van een waarnemend burgemeester is niet zo duidelijk geregeld, in de Gemeentewet. Volgens de (directeur van de) landelijke burgemeestersvereniging was het ook de eerste keer dat een waarnemend burgemeester überhaupt gedwongen ontslagen wordt. De Gelderse rechter legde de Gemeentewet zo uit dat het de commissaris van de Koning (voortaan: commissaris) is die de burgemeester mag ontslaan. Professor G. Boogaard betwijfelt dit, zo blijkt uit een bericht van 14 oktober op de website van het tijdschrift Binnenlands Bestuur. Ik kan me wél vinden in de uitleg van de Gelderse rechter. In die uitleg heeft de gemeenteraad net zo weinig invloed op diens ontslag als op diens benoeming. In beide gevallen hoeft de commissaris de gemeenteraad namelijk alleen maar vooraf te horen. En zelfs dat is wettelijk niet altijd nodig. De Gelderse rechter stelde vast dat de gemeenteraad vooraf is gehoord.

VERSCHILLEN Benoeming en ontslag verlopen bij een ‘gewone’ burgemeester dus heel anders dan bij een waarnemend burgemeester. Als het om waarnemend burgemeesters gaat, beslist de commissaris en heeft gemeenteraad nauwelijks invloed. Als het om ‘gewone’ burgemeesters gaat, beslist de regering en heeft de gemeenteraad een grote invloed. In Scherpenzeel was de meerderheid van de gemeenteraad tegen het ontslag van hun waarnemend burgemeester.

INTERPELLATIE Zijn ontslag is tevergeefs bij de rechtbank aangevochten, tenminste in dit proces. Zijn er nog andere manieren, buiten de rechter om, om het ontslag aan te vechten? Een manier is dat de regering het ontslagbesluit vernietigt. De regering kan elk besluit van een commissaris vernietigen, en dus ook dit ontslagbesluit van deze commissaris. Ik geloof niet dat dit is gebeurd of nog gaat gebeuren. De regering maakt namelijk zelden gebruik van deze bevoegdheid. Een andere manier is dat een lid van Provinciale Staten van Gelderland er vragen over stelt aan de commissaris. De Staten kunnen zelfs besluiten om een interpellatie te houden. Op 12 oktober jl. hebben de Gelderse Staten een urenlang interpellatiedebat gehouden over de herindeling van Scherpenzeel en Barneveld. Volgens een bericht van 14 oktober op de website van Binnenlands Bestuur blijkt uit dat debat dat een meerderheid van Provinciale Staten niet wenst dat de commissaris zijn besluit herziet om de waarnemend burgemeester te ontslaan. Aan de gemeenteraad van Scherpenzeel hoeft de commissaris zich in elk geval niet te verantwoorden, noch volgens de Gemeentewet, noch volgens de Provinciewet.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 7 januari 2022!

Terrasje pakken

DONDERDAG 29 APRIL 2021 Gisteren zijn de buitenterrassen van cafés en restaurants eindelijk weer opengesteld, al is het dan alleen in de middag en onder allerlei strikte coronavoorwaarden. Voor velen iets waarnaar lang is uitgezien. Vrijwel iedereen pakt wel eens een terrasje: om af te spreken met vrienden of voor werk, om een boek of krant te lezen of om gewoon zomaar te zitten onder het genot van een kopje koffie, colaatje, biertje of iets sterkers. Maar is er ook iets staatsrechtelijk te zeggen over buitenterrassen?

OPENSTELLING van de buitenterrassen volgt uit een wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. Deze ministeriële regeling is sinds eind vorig jaar de landelijke opvolger van de regionale noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s (die golden vanaf maart vorig jaar). Tot gisteren stond in artikel 4.4 van de ministeriële regeling dat een café of restaurant, inclusief bijbehorend terras, niet voor publiek mag worden opengesteld, de afhaalfunctie uitgezonderd. Sinds gisteren staat in dit artikel dat buitenterrassen in de middag mogen worden opengesteld.

PLAATSEN Cafés, restaurants en hun terrassen zijn publieke plaatsen. Los van corona staan (stonden) publieke plaatsen open voor het publiek, al is het verblijf aan een doel gebonden en kan het zijn dat men zich voor binnenkomst moet melden of een toegangsprijs moet betalen. In deze tijd van corona zijn sommige publieke plaatsen voor publiek opengesteld gebleven, zoals dat het geval is met supermarkten, (week)markten en apotheken. Maar andere publieke plaatsen moesten of moeten dicht blijven, zoals dat het geval is met musea, theaters, cafés en restaurants. Al mogen dan die laatste twee sinds gisteren hun buitenterrassen weer openen. Publieke plaatsen moeten worden onderscheiden van besloten plaatsen en openbare plaatsen.

OPENBARE PLAATSEN zijn plaatsen die voor het publiek openstaan. Verblijf aldaar is niet aan een bepaald doel gebonden, en men hoeft zich voor binnenkomst niet te melden of een toegangsprijs te betalen. Openbare plaatsen zijn bijvoorbeeld (openbare) stoepen, pleinen en parken. In het algemeen waren (en zijn) openbare plaatsen ook in tijden van corona voor publiek opengesteld, te drukke winkelstraten en stadsparken (soms) uitgezonderd.

BESLOTEN PLAATSEN staan niet open voor het publiek. Ze staan alleen open voor bepaalde doelgroepen. Voorbeelden zijn kantoren (werknemers), scholen (leerlingen), woningen en kerken (en andere gebedshuizen). Kantoren, woningen en gebedshuizen zijn niet gesloten, al gelden er wel allerlei coronabeperkingen.

TERRASVERGUNNING Veel (horeca)terrassen bevinden zich op een (openbare) stoep of plein of in een (openbaar) park. Zo’n stoep, plein of park is dus eigenlijk een openbare plaats, maar als terras is het een publieke plaats geworden. De cafébaas mag niet zomaar een terras maken van een deel van stoep, plein of park dat in de buurt ligt. Hij kan daarvoor een gemeentelijke vergunning nodig hebben: de terrasvergunning. De burgemeester gaat (vaak) over het al dan niet verlenen van deze vergunning.

APV Die terrasvergunningsplicht kan zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente. Daarin staan dan ook weigeringsgronden. Een APV kan niet zonder medewerking van de gemeenteraad worden vastgesteld.

TERRASBELASTING Gemeenten mogen ook belasting heffen voor een terras. Zo mag er een (precario)belasting worden ingevoerd voor voorwerpen die particulieren op of in (openbare) stoep, plein of park hebben aangebracht. Voorwerpen zoals stoelen, tafeltjes, windschermen en bloembakken. Hoe hoog die belasting is, kan o.a. afhankelijk zijn van (terras)oppervlak en locatie. Een terrasbelasting mag net als een terrasvergunningsplicht alleen met medewerking van de gemeenteraad worden ingevoerd.

(Mr. Leon)

Volgend blog: 13 mei

De GGD

DINSDAG 16 FEBRUARI 2021 De GGD is sinds de coronatijd veel in het nieuws, bijvoorbeeld in verband met testen en vaccineren. Wat is eigenlijk de GGD?

GGD is niet pas opgericht in de coronatijd maar bestaat al jarenlang. De letters staan voor Gemeentelijke gezondheidsdienst.

GEZONDHEIDSDIENST De GGD is dus een gezondheidsdienst die publieke gezondheidszorg verleent, dat wil zeggen maatregelen die de gezondheid voor de bevolking of specifieke groepen daaruit beschermen en bevorderen, inclusief het voorkomen en vroegtijdig opsporen van ziekten. Ze heeft bijvoorbeeld zorgtaken op het gebied van jeugdgezondheid en ouderengezondheid en houdt zich bezig met de bestrijding van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Dit zijn slechts enkele voorbeelden: het takenpakket is veel ruimer.

GEEN CURATIEVE ZORG De gezondheidsdiensten van de GGD bestaan vooral uit preventie, voorlichting en onderzoek. Curatieve zorg valt daar niet onder. Dat is de zorg die bijvoorbeeld ziekenhuizen en verpleeghuizen, huisartsen, tandartsen en apotheken aan hun patiënten verlenen.

GEMEENTELIJK Elke gemeente in ons land heeft een gemeentelijke gezondheidsdienst. Er is dus niet één GGD, maar er zijn veel GGD’s. Daarmee is trouwens niet gezegd dat elke gemeente een eigen gezondheidsdienst heeft. Integendeel: geen enkele gemeente heeft een eigen gezondheidsdienst. Elke GGD is namelijk een samenwerking van verschillende gemeenten. Zo werken in GGD Haaglanden 9 gemeenten met elkaar samen, 15 in GGD Rotterdam-Rijnmond en in die van Gelderland-Midden en zelfs 21 in die van Brabant-Zuidoost. In sommige GGD’s werken alle gemeenten van een provincie met elkaar samen; dat is bijvoorbeeld het geval in Groningen, Zeeland en Utrecht. Ons land telt vijfentwintig GGD’s.

SAMENWERKENDE GEMEENTEN Gemeenten werken niet alleen voor gezondheidsdiensten met elkaar samen. Dat gebeurt ook op veel andere beleidsterreinen, zoals bijvoorbeeld milieu, inkoop, ICT, energie en jeugd- en gezinshulp. Gemeenten mogen in het algemeen zelf bepalen in welke vorm ze met elkaar samenwerken. Zo kunnen ze net als particulieren kiezen voor een vereniging of vennootschap. Ze kunnen er ook voor kiezen om een openbaar lichaam op te richten; particulieren kunnen dit laatste niet. Soms moeten gemeenten kiezen voor een openbaar lichaam als samenwerkingsvorm. Dat is het geval met de GGD: de GGD mag geen vereniging of vennootschap zijn, het moet een openbaar lichaam zijn.

OPENBAAR LICHAAM Er zijn in ons land heel veel openbare lichamen. Zo is elk van de 350 Nederlandse gemeenten een openbaar lichaam, net als de provincies. De meeste openbare lichamen zijn typisch overheid. Er zijn echter uitzonderingen: zo is ook de Nederlandse Orde van Advocaten een openbaar lichaam.

BESTUUR Een openbaar lichaam kan net als een vereniging en een particulier zelfstandig deelnemen aan de maatschappij. Om dat te doen heeft ze een bestuur nodig. Een gemeentebestuur bestaat uit gemeenteraad, burgemeester en college (van burgemeester en wethouders). Dat is zo geregeld in de Gemeentewet. De inwoners kiezen de gemeenteraad; de gemeenteraad kiest de wethouders en – tot op zekere hoogte – de burgemeester.

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Een GGD bestaat uit algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter. In het algemeen bestuur van een GGD zitten wethouders en burgemeesters. Ze zijn gekozen door en uit de colleges van de deelnemende gemeenten. Dit algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter en de andere leden van het dagelijks bestuur. Dat is zo geregeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een GGD is een openbaar lichaam én een gemeenschappelijke regeling; een gemeente is alleen een openbaar lichaam.

GGD REGIO UTRECHT Ter illustratie een voorbeeld. In de GGD (regio) Utrecht werken alle (26) gemeenten van de provincie Utrecht met elkaar samen. Dat gebeurt op basis van een overeenkomst. Het algemeen bestuur bestaat in deze GGD helemaal uit wethouders. Elk van de 26 colleges (van burgemeester en wethouders) heeft er uit zijn midden één aangewezen, meestal de wethouder voor Volksgezondheid.

VERANTWOORDING Kan die wethouder gewoon zijn gang gaan? De wethouder moet in elk geval aan zijn college en aan de gemeenteraad verantwoording afleggen voor wat hij in het algemeen bestuur doet of nalaat. Vragen van individuele raadsleden moet hij beantwoorden. Het college kan hem zo nodig ontslaan uit het algemeen bestuur; de gemeenteraad kan dat niet.

ONGELIJKE KAPPEN Elke Utrechtse gemeente heeft dus een wethouder in het algemeen bestuur, maar dit betekent niet dat bij het nemen van besluiten elke wethouder een gelijke stem heeft. Toch hebben de wethouders van de (negen) kleinste gemeenten nog altijd ieder één stem, terwijl de Utrechtse wethouder in zijn eentje ‘slechts’ goed is voor negen stemmen. Er zijn in totaal 68 stemmen uit te brengen; er is dan dus een gewone meerderheid vóór bij 35 stemmen.

DAGELIJKS BESTUUR Nu is het ook weer niet zo dat stemgewicht in het algemeen bestuur de machtsverhouding in het bestuur van de GGD bepaalt. Het algemeen bestuur van de GGD Regio Utrecht vergadert namelijk niet wekelijks, het hoeft dat maar twee keer per jaar te doen. Daarom is er ook nog een voorzitter en een dagelijks bestuur. Zes dagelijkse bestuurders worden uit en door het algemeen bestuur gekozen; dat zijn dus ook wethouder. Dat gebeurt met een gewone meerderheid van stemmen. Het resultaat moet wel zijn dat er een geografische spreiding is van die dagelijkse bestuurders. Elke dagelijkse bestuurder heeft één stem.

VOORZITTER En de zevende dagelijkse bestuurder, de voorzitter, is altijd de Utrechtse wethouder!

DIRECTEUR Die voorzitter moet worden onderscheiden van de directeur publieke gezondheid. De directeur heeft de leiding over de gezondheidsdienst en is secretaris in de besturen. Hij is geen wethouder. Hij wordt weliswaar door het algemeen bestuur benoemd, maar – en dat is tevens een wettelijke eis – wel altijd in overeenstemming met het bestuur van de Utrechtse veiligheidsregio. Dat bestuur bestaat alleen uit de burgemeesters.

(Mr. Leon)

Utrecht en de JA/JA-sticker

VRIJDAG 6 MAART 2020 Om papier en inkt te besparen wil de gemeente Utrecht dat huis-aan-huisbladen voortaan alleen bezorgd worden op adressen die een JA/JA-sticker op de brievenbus hebben. Dat heeft Utrecht zo geregeld in gemeentelijke verordeningen die daar sinds 1 januari gelden. Stadskrant Utrecht is zo’n huis-aan-huisblad. Sinds tientallen jaren valt het wekelijks in elke brievenbus, behalve in die met een NEE/NEE-sticker erop. De uitgeverij is vanwege deze nieuwe regelgeving naar de rechter gestapt. De rechter heeft vorige week uitspraak gedaan. Wat is er in de domstad aan vooraf gegaan en hoe oordeelt de rechter over het gebeurde?

STICKERS De eerste JA op de JA/JA-sticker betekent dat de bewoner ongeadresseerd reclamedrukwerk wil ontvangen. De tweede JA betekent dat hij huis-aan-huisbladen wil ontvangen. Er zijn ook NEE/JA-stickers en NEE/NEE-stickers in omloop. JA/NEE-stickers bestaan daarentegen weer niet. Normaliter betekent een brievenbus zonder sticker hetzelfde als een met JA/JA-sticker. Normaliter, want in Utrecht is sinds 1 januari geregeld dat een brievenbus zonder sticker de betekenis heeft van een met NEE/NEE-sticker.

DELICT Wie ondanks een NEE/NEE-sticker toch ongeadresseerd reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen ontvangt, kan – waar hij ook woont in ons land, want ze zijn er in elke gemeente – een klacht indienen bij het bedrijf dat ze verspreidt en naar de Reclame Code Commissie stappen als die klacht niet naar tevredenheid wordt afgehandeld. Voor wie een NEE/JA- sticker heeft, geldt dit alleen voor reclamedrukwerk. In Utrecht is sinds 1 januari geregeld dat het bezorgen van reclamedrukwerk of huis-aan-huisbladen op adressen die dit niet willen zelfs verboden is. Wie het verbod schendt, pleegt zelfs een strafbaar feit, een zogenaamde economisch delict. Niet alleen de uitgeverij die het blad verspreidt is strafbaar, maar ook de jongeman die het bezorgt. Een brievenbus zonder sticker geldt als hier een brievenbus met NEE/NEE-sticker.

MOTIE Hoe is het allemaal begonnen in Utrecht? Met de motie Opt-in systeem ongeadresseerd drukwerk, ingediend in de vorige raadsperiode (juni 2016). Indieners waren fractieleden van Partij voor de Dieren, GroenLinks en ChristenUnie. De motie is aangenomen met steun van PvdA, D66 en Student & Starter. Tegenstemmers waren CDA, Stadsbelang Utrecht, SP en VVD.

AMENDEMENT Ter uitvoering van de motie heeft het college van B&W vorig jaar een voorstel gedaan om de gemeentelijke Afvalstoffenverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) te wijzigen.  De VVD diende een amendement in om deze wijziging alleen te laten gelden voor ongeadresseerd reclamedrukwerk, en dus niet te laten gelden voor huis-aan-huisbladen zoals de Stadskrant Utrecht. De wethouder ging daar niet in mee, en ontraadde zelfs het amendement. Uiteindelijk werd het amendement alleen door VVD, PVV en Stadsbelang Utrecht gesteund. Weliswaar waren CDA en PvdA bezorgd dat de JA/JA-sticker te moeilijk verkrijgbaar is voor bewoners die het huis-aan-huisblad willen ontvangen. Daarom drongen zij er bij de wethouder op aan dat de gemeente zorgt voor een actieve verspreiding van de JA/JA-stickers, bijvoorbeeld huis aan huis. De wethouder ging daar niet in mee. Toch stemden beide fracties tegen het amendement: net als de wethouder vreesden zij dat het amendement zou leiden tot de komst van grote reclamemagazines die dan doorgaan voor huis-aan-huisbladen. Ten slotte heeft de gemeenteraad het collegevoorstel tot wijziging van de gemeentelijke verordeningen aangenomen. Tegen stemden alleen VVD, PVV en Stadsbelang Utrecht.

NIEUWS Niemand in de gemeentepolitiek heeft trouwens beweerd dat Stadskrant Utrecht een groot reclamemagazine is. De rechter overweegt dat dit huis-aan-huisblad naast een hoeveelheid advertenties “zo’n 36% aan redactionele inhoud” bevat, met andere woorden nieuws en informatie bevat. Als ik het 20 pagina’s tellende nummer van vorige week (26 februari) doorblader, dan wordt er over maatschappelijke en politieke onderwerpen gesproken in artikelen die koppen hebben als Meer criminaliteit op Smaragdplein, Rookvrije speelplek, Ja-Ja-sticker in Utrecht, Oplossing afhandeling Utrechts Centrum voor de Kunsten, Lichte daling ongevallen, Gevarieerder aanbod zou winkelcentrum goed doen,  Nul-op-de-meter: 97% dreven Overvecht stemt voor, Derde van zorginstellingen verduurzaamd, De kerk wordt een stadsklooster, Stem op beste idee voor fietspad, Guerrilla Gardeners, Gesprek over financiën, Wonen en energie hand in hand, Digitale voordeur staat open, Sporten kost niet veel, Nieuwe locatie festival en Record aantal inschrijvingen Canal Pride. Blijkbaar voorziet het blad ook in kritische analyse van wat er speelt in de Utrechtse politiek en samenleving.

VRIJHEID VAN MENINGSUITING De rechter – het gerechtshof in Arnhem – heeft uitspraak gedaan. Het oordeelde in kort geding dat de wijzigingen van de Utrechtse Afvalstoffenverordening en APV in strijd zijn met het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden. Ze strijden met name met de daarin geregelde vrijheid van meningsuiting. Mening betekent in dit verdrag inlichtingen of denkbeelden. Dat is meer dan wat er in het dagelijks taalgebruik onder wordt verstaan. Bovendien betekent meningsuiting in dit verdrag niet alleen het verstrekken van een mening, maar ook het ontvangen van een mening en het niet (willen) uiten van een mening. Hier is Stadskrant Utrecht de verstrekker en zijn haar lezers de ontvangers. De overheid mag zich niet mengen in deze meningsuiting, tenzij dat gerechtvaardigd is. Het gemeentelijk verbod om huis-aan-huisbladen zoals Stadskrant Utrecht te bezorgen op adressen zonder JA/JA-sticker is zo’n inmenging. Maar is het misschien een gerechtvaardigde inmenging? Dat blijkt niet het geval. De rechter geeft hiervoor verschillende redenen. Ik noem hier dat Stadskrant Utrecht zonder papieren versie en zonder advertenties niet levensvatbaar is, en dat lezers er moeite voor moeten doen om een JA/JA-sticker te krijgen. Voor de lezer komt daar nog bij dat die sticker op zijn brievenbus een meningsuiting is die hij misschien niet zou willen uiten, bijvoorbeeld omdat het tot (onprettige) reacties van derden kan leiden. Stadskrant Utrecht heeft dit geding dus gewonnen.

(Mr. Leon)

Complexe jeugdzorg en de jeugdregio

VRIJDAG 24 JANUARI 2020 Uitgebreid was deze week in het nieuws dat instellingen voor complexe jeugdzorg het al een tijdje financieel moeilijk hebben. Sommige locaties hebben hun deuren al moeten sluiten, zoals de locatie Hoenderloo van instelling Pluryn. Met alle gevolgen van dien voor de jonge mensen die er verbleven en behandeld werden. Afgelopen woensdag heeft de vaste Tweede Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport er enkele uren over vergaderd. Hoe denkt de regering dit op te gaan lossen?

GEMEENTEN zijn verantwoordelijk voor jeugdzorg. Jeugdzorg omvat alle maatschappelijke voorzieningen voor jeugdigen. Complexe jeugdzorg is er een van. Gemeentelijke verantwoordelijkheid is er voor alle jeugdzorg. De jongeren die in Hoenderloo verbleven, kregen complexe jeugdzorg door een gespecialiseerde instelling. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat een jongere de jeugdzorg kan krijgen die hij nodig heeft. De gemeente waarin de jongere woont moet daarvoor zorgen.

DECENTRALISATIE Gemeenten zijn nog niet zolang verantwoordelijk voor jeugdzorg zoals complexe jeugdzorg. Dat is pas sinds 2015 het geval, toen de Jeugdwet tot stand kwam. Tot die tijd was vooral het Rijk verantwoordelijk voor jeugdzorg. De ommekeer in 2015 maakte deel uit van de decentralisatie in het sociaal domein. Wat de complexe jeugdzorg betreft, maken gemeenten sindsdien afspraken met gespecialiseerde jeugdzorginstellingen. Dat zijn bijvoorbeeld afspraken over tarieven voor een behandeling en verblijf. Volgens de instellingen zijn die vaak te laag; gemeenten zeggen niet nog meer te kunnen bieden.

COLLEGE VAN B&W Zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders hebben wettelijke taken en verantwoordelijkheden gekregen op het gebied van jeugdzorg. Zo is het college er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor geworden dat een jongere de zorg kan krijgen die hij of zij nodig heeft. Het is de taak van de raad om daarvoor een richtinggevend plan te maken. Raden en colleges hoeven deze taken niet in hun eentje uit te voeren. Ze mogen samenwerken met andere gemeenten, en dat is de afgelopen jaren ook gebeurd in zogenaamde jeugdregio’s. Colleges moesten zelfs samenwerken als dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van hun taken aangewezen was.

MINISTER van Volksgezondheid – Hugo de Jonge (CDA) – komt gemeenten inmiddels financieel tegemoet met enkele extra honderden miljoenen; ook de specialistische instellingen voor complexe jeugdzorg kunnen hiervan profiteren. Maar meer geld lost volgens de minister niet alle problemen op, ook niet in de complexe jeugdzorg. Daarvoor is tevens nodig dat gemeenten meer en beter met elkaar gaan samenwerken dan tot nu toe het geval is geweest. Tot nu toe mochten gemeenten namelijk zelf beslissen met welke andere gemeenten wordt samengewerkt en over welke taken uit de jeugdzorg met elkaar wordt samengewerkt. Veel gemeenten werken volgens de minister op te weinig taken samen en bovendien met te weinig andere gemeenten. Daar komt nog bij dat gemeenten uit zo’n jeugdregio kunnen stappen. Voor de complexe jeugdzorg zijn eigenlijk extra grote jeugdregio’s nodig. Ministerieel ingrijpen en dwingen tot andere samenwerking stuit echter op juridische bezwaren, die te maken hebben met het belang van lokale autonomie.

VASTE JEUGDREGIO’S De eerste stap om die bezwaren weg te nemen is in maart vorig jaar gezet met een wijziging van de Jeugdwet. Sindsdien mag de regering colleges van burgemeester en wethouders die niet goed samenwerken dwingen om dat beter te doen. Daarover – en dat is de tweede stap – moet dan wel eerst met die gemeenten inhoudelijk worden overlegd. Dat overleg is al enige tijd gaande, zo begrijp ik. De minister wil inmiddels ook nog verdergaande stappen gaan zetten. Hij wil de jeugdregio’s in de Jeugdwet gaan vastleggen. En ook wettelijk vastleggen welke taken een gemeente zelf moet uitvoeren, welke taken door samenwerking in een jeugdregio moeten worden uitgevoerd en welke taken door samenwerking op bovenregionale schaal moeten worden uitgevoerd (zoals complexe zorg?).  

(Mr. Leon)

Parttime wethouders en gedeputeerden

DONDERDAG 28 NOVEMBER 2019 In de Volkskrant van afgelopen maandag stond een groot artikel over een gedeputeerde in de provincie Flevoland en twee wethouders in de gemeenten Veldhoven en Krimpenerwaard die gedeeltelijk wachtgeld kunnen ontvangen omdat ze voor hun werkzaamheden parttime beloond worden. Het krantenbericht gaat er vooral over of ze al dan niet recht op wachtgeld hebben. Mij gaat het hier om iets anders. In het artikel komen twee redenen ter sprake voor de aanwezigheid van parttimers in de dagelijkse besturen van gemeenten en provincies. Ten eerste: de wethouder of gedeputeerde wil om persoonlijke redenen niet fulltime werken. Ten tweede: de volksvertegenwoordigers van gemeente of provincie, dat zijn gemeenteraad respectievelijk provinciale staten, stellen te weinig geld beschikbaar om al hun dagelijkse bestuurders fulltime te belonen. Er had ook nog een derde reden kunnen zijn, en daarover gaat deze bijdrage.

DE WET Die derde reden hangt net als de tweede reden samen met de versplintering in de politiek, de veelheid aan partijen met volksvertegenwoordigers. Daardoor zijn voor het smeden van een meerderheidscoalitie veel partijen nodig, en elke coalitiepartij wil een eigen wethouder hebben (of gedeputeerde). De derde reden staat echter in de wet. Zowel in de Provinciewet als in de Gemeentewet staan namelijk maxima voor het aantal wethouders of gedeputeerden. Het aantal wethouders in het college van burgemeester en wethouders en het aantal gedeputeerden in gedeputeerde staten mag dit wettelijk maximum niet overschrijden. In beide wetten worden twee maxima genoemd: een maximum als er alleen maar fulltimers zijn en een maximum als er ook parttimers zijn. Het laatste maximum is hoger.

GEDEPUTEERDEN IN DE PROVINCIE Een provinciebestuur mag maximaal zeven gedeputeerden hebben, als er alleen fulltimers zijn. Maximaal negen, als er ook parttimers zijn. Daarbij maakt het niet uit hoe groot de provincie is en hoeveel Statenleden er zijn. Zowel kleine als grote provincies moeten zich aan deze maxima houden. Flevoland is een kleine provincie, want heeft maar zo’n 400.000 inwoners. De coalitie bestaat hier uit zes partijen: VVD, CDA, D66, PvdA, GroenLinks en ChristenUnie. Elke coalitiepartij heeft een eigen gedeputeerde. Met deze zes gedeputeerden blijft Flevoland dus onder het wettelijk maximum. Wettelijk gezien hadden ze alle zes fulltimers kunnen zijn.

WETHOUDERS IN DE GEMEENTE Het maximumaantal wethouders is wél afhankelijk van de grootte van de gemeente. Het is namelijk afhankelijk van het aantal gemeenteraadsleden, en dat hangt op zijn beurt weer af van het inwonertal. Het maximumaantal is 1/5 van het aantal raadsleden in de gemeente. Tenminste als er alleen fulltime wethouders zijn. Als er ook parttimers zijn, is het maximumaantal ¼. Gemeenten met vijf duizend inwoners hebben slechts elf raadsleden. Zij mogen maximaal twee wethouders hebben, want dat is afgerond 1/5 van elf. Er moet altijd worden ”afgerond tot het dichtstbijgelegen gehele getal”. Mét parttimers is het maximum voor deze gemeenten drie wethouders, want ¼ van elf is ”afgerond tot het dichtstbijgelegen gehele getal” drie. Eén wethouder meer dus. Een voorbeeld is het Utrechtse Renswoude, met drie wethouders. De grootste gemeenten zijn gemeenten met meer dan 200.000 inwoners en zij hebben daardoor 45 raadsleden. In hun college van burgemeester en wethouders mogen hooguit negen wethouders zitting hebben. Als er ook parttimers zijn, mogen dat er hooguit elf zijn, want ¼ van 45 is afgerond elf. Twee wethouders meer dus. Rotterdam heeft zo’n 640.000 inwoners en tien wethouders. Minstens één ervan moet dus parttimer zijn.

KRIMPENERWAARD is een Zuid-Hollandse gemeente met ongeveer 56.000 inwoners en de gemeenteraad bestaat daarom uit 31 leden. Er zijn elf fracties in de raad en vijf daarvan vormen de coalitie. Krimpenerwaard mag zes fulltime wethouders hebben. Het college van B&W bestaat uit zes wethouders. Vanuit de Gemeentewet gezien hadden ze allen fulltimer mogen zijn.

VELDHOVEN is een gemeente in Noord-Brabant met (nu) iets meer dan 45.000 inwoners. In het jaar voorafgaand aan de laatste gemeenteraadsverkiezingen waren dat er iets minder dan 45.000. Daarom heeft Veldhoven 27 gemeenteraadsleden. De gemeenteraad bestaat uit negen fracties en drie daarvan vormen de coalitie. Veldhoven mag dus hooguit vijf fulltime wethouders hebben. Het college van B&W bestaat uit vijf wethouders. Vanuit de Gemeentewet gezien hadden ze allen fulltimer mogen zijn.

SCHIERMONNIKOOG De kleinste gemeente van ons land is Schiermonnikoog, met nog geen duizend inwoners. Gemeenten met minder dan drieduizend inwoners hebben negen raadsleden. Het waddeneiland heeft dus negen raadsleden. Er mogen dan maximaal twee fulltime wethouders zijn. Ook mét parttimers mogen het er niet meer zijn, want afgerond is ¼ van negen nog steeds twee. Had het eiland ook voor één wethouder mogen opteren? Nee. De wet eist namelijk minimaal twee wethouders, hoe klein of groot een gemeente ook is.

MINISTERS Anders dan het aantal wethouders en gedeputeerden is het aantal ministers in de regering niet wettelijk gemaximeerd.

(Mr. Leon)

APV

DONDERDAG 5 SEPTEMBER 2019 Elke gemeente heeft een Algemene Plaatselijke Verordening (APV), vroeger Algemene Politie Verordening geheten. Deze verordening is een wet die gemaakt is door de gemeenteraad. Zoals elke wet van enige omvang bestaat de APV uit bepalingen die over hoofdstukken zijn verdeeld. De APV-bepalingen houden verboden en geboden in voor burgers en bedrijven. De rechter kan bij overtreding veroordelen tot een geldboete of hechtenis (soort van gevangenisstraf). Een gemeente is tot op zekere hoogte vrij in wat ze verbiedt of gebiedt. Toch zijn veel verboden en geboden in bijna alle APV’s hetzelfde. Bijna alle APV’s hebben het hoofdstuk maatregelen tegen overlast en baldadigheid. Ook voor dit hoofdstuk geldt dat de meeste ge- en verboden in zo’n beetje elke APV voorkomen. Maar er zijn ge- en verboden die slechts in een of enkele APV’s voorkomen. Van die laatste hieronder een selectie.

BLAFFEN Het Overijsselse Hengelo eist van hondenbezitters dat geblaf niet leidt tot hinder voor omwonenden of omgeving. Het Gelderse Nijkerk lijkt de lat iets minder hoog te leggen, want hier hoeft de hondenbezitter slechts aanhoudend geblaf en gejank te voorkomen als dat tot hinder voor de omgeving leidt. Het Limburgse Brunssum legt de lat juist iets hoger en wil dat geen enkel huisdier geluidhinder veroorzaakt.

PLASSEN Groningen, Breda en Middelburg verbieden mensen het doen van een buiten plas. Middelburg verbiedt dit ook buiten de bebouwde kom. Groningen en Middelburg verbieden het alleen op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn. Het Bredase verbod is er ook op plaatsen die niet voor het publiek toegankelijk zijn (maar die wel zichtbaar zijn vanaf plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn).

VLOEKEN Het Gelderse Elburg verbiedt het vloeken in het openbaar, althans voor de vloek waarbij Gods naam wordt gebruikt.

VECHTEN Het Zeeuwse Sluis verbiedt vechten op of aan de weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats. Ook het Brabantse Bergeijk, Bladel en Eersel verbieden vechten in het openbaar. Deurne verbiedt bovendien om iemand in het openbaar lastig te vallen.

CAVIA’S Het Gelderse Oude IJsselstreek bindt het begraven in eigen tuin van katten, kanaries, konijnen, cavia’s, schildpadjes, honden en dergelijke aan regels. Er zijn bijvoorbeeld regels voor diepte (minstens 75 cm), gewicht (hooguit 10 kg) en aantal (hooguit twee). Andere dieren mogen helemaal niet in eigen tuin worden begraven.

PLANTEN Het Friese Ferwerderadeel gebiedt mensen om de berenklauw uit hun tuin te verwijderen, als de gemeente dat verlangt.

GLASWERK Het Zuid-Hollandse Capelle aan den IJssel verbiedt om op een speelweide of speelplaats glas bij je hebben, bijvoorbeeld een glas om uit te drinken. Het Limburgse Heerlen verbiedt glazen drinkgerei op elke openbare plaats.

LACHGAS Boxmeer en Oosterhout in Noord-Brabant verbieden de consumptie van lachgas in het openbaar, althans als daardoor hinder ontstaat.

SPELEN Het Overijsselse Kampen en het Zeeuwse Middelburg verbieden kaartspelen (en andere spelletjes) op of aan de openbare weg, althans als er om geld wordt gespeeld.

MASKERS Het Brabantse Dongen verbiedt mensen om in het openbaar een masker te dragen. Zou dit verbod ook tijdens carnaval worden gehandhaafd?

ZOEKEN Het Groningse Westerwolde schrijft de amateurarcheoloog voor gebruik van een metaaldetector een gemeentelijke vergunning voor.

LANTAARNPALEN Het Noord-Hollandse Diemen verbiedt het vastmaken van fietsen aan bomen of lantaarnpalen die op of aan de weg staan.

VISSEN OP ZONDAG? De vrijheid van de gemeenteraad om in de APV ge- en verboden te stellen is niet onbeperkt. Er zijn grenzen aan de strafbare feiten die de raad in het leven kan roepen. Als een ge- of verbod daaroverheen gaat, is het niet verbindend en heeft de overtredende burger niets strafbaar gedaan. Zo stond in de jaren twintig van de vorige eeuw in de APV van de gemeente Wilnis (tegenwoordig deel van het Utrechtse De Ronde Venen) het verbod om op zondagen te vissen met hengel. Het was zelfs verboden als anderen dat niet konden zien vanaf een openbare plaats. Dit verbod ging de rechter te ver. De meneer die wegens het vissen op zondag voor de rechter was gedaagd, werd daarom ontslagen van alle rechtsvervolging. Wat hij had gedaan, was namelijk geen strafbaar feit.

Amsterdam en straatnamen: hebben de watergeuzen toch nog verloren!

DINSDAG 5 MAART 2019 In het Amsterdamse IJburg is een nieuwe woonwijk bijna opgeleverd, maar over de namen die de nieuwe straten gaan krijgen, is nog geen besluit genomen. De officiële straatnamencommissie heeft al enige tijd geleden geadviseerd om de straten te vernoemen naar hoofdrolspelers van de Slag op de Zuiderzee, het tegenwoordige IJsselmeer. Bij deze slag in het najaar van 1573 stonden de watergeuzen en de Spaanse Vloot tegenover elkaar. Alva’s Spanjaarden verloren, mede dankzij de heldendaden van Cornelis Dirkszoon en Jan Haring. De burgemeester wil het advies niet overnemen – geen Jan Haringstraat dus – omdat witte mannen minder moeten gaan domineren in de wereld van straatnamen. Hoe is de bevoegdheid geregeld voor het geven van officiële straatnamen?

Raad Het geven van namen aan straten en wegen in de gemeente is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

College De gemeenteraad mag die bevoegdheid overdragen aan het college van burgemeester en wethouders. Dan is de bevoegdheid gedelegeerd aan het college. Wat de gevolgen van delegatie zijn, is in de wet geregeld. Het gaat hier om de Algemene wet bestuursrecht. Daarin staat bijvoorbeeld dat de verkrijger – de delegataris: hier het college – de bevoegdheid onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. Degene die overdraagt – de delegans: hier de gemeenteraad – mag die bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen. De delegans mag wel beleidsregels geven over hoe de delegataris de verkregen bevoegdheid moet uitoefenen. Delegatie mag alleen als een wet dit expliciet toelaat. De Gemeentewet laat delegatie van de straatnaamgeving expliciet toe.

Amsterdams college In Amsterdam heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om straten van een naam te voorzien daadwerkelijk overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Dat is al jaren geleden gebeurd.

Mannen De Amsterdamse gemeenteraad mag dus beleidsregels geven over hoe het college zijn verkregen bevoegdheid moet uitoefenen. Afgelopen donderdag heeft het college in de raad gezegd dat het heeft beslist om het advies van de straatnamencommissie niet over te nemen, omdat de politiek al in 2016 heeft besloten dat straatnamen minder het domein moeten zijn van witte mannen. Ik heb het besluit uit 2016 niet gevonden, maar wellicht dat het hier gaat om een beleidsregel van de gemeenteraad. Het college is gebonden aan zo’n beleidsregel en hoeft zijn beslissing niet verder te motiveren als die conform de beleidsregel is.

Burgemeester In de krant staat dat het de burgemeester was die in de raadsvergadering het woord voerde over de straatnaamgeving. Daaruit kan worden afgeleid dat zij portefeuillehouder is voor straatnaamgeving. Dat betekent dat zij het is die binnen het college over de straatnaamgeving gaat. Maar het betekent niet dat het college die bevoegdheid aan haar heeft overgedragen/gedelegeerd: de bevoegdheid kan haar slechts zijn gemandateerd. Collegebevoegdheden mogen namelijk niet worden gedelegeerd aan een wethouder of burgemeester. Mandatering of machtiging van de burgemeester door het college is uitdrukkelijk wél toegestaan, namelijk in de Gemeentewet. Anders dan de delegataris bij delegatie oefent een mandataris (gemachtigde) de bevoegdheid uit namens en onder verantwoordelijkheid van de mandans/volmachtgever. Hier doet de gemachtigde burgemeester dat dus namens en onder verantwoordelijkheid van het college.

Raadsleden Over de namen die zij aan de straten geeft moet de burgemeester zich bij de gemeenteraad verantwoorden en vragen beantwoorden van een raadslid.

Amsterdam De wet maakt de gemeenteraad trouwens niet alleen bevoegd om namen te geven aan nieuwe straten of om bestaande straatnamen te wijzigen, maar ook om de naam van de gemeente te wijzigen. Er zijn geen aanwijzingen dat de Amsterdamse raad dat in gedachten heeft.

BRONNEN:

”Raad”

Artikel 1 van de Wet Besluit basisregistraties adressen en gebouwen (Wet BAG) luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: j. openbare ruimte: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen; n. woonplaats: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): De gemeenteraad deelt het grondgebied van de gemeente in een of meer woonplaatsen in, stelt de openbare ruimten vast en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

”College”

Artikel 156 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan aan het college en aan een door hem ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 10:13 van de Algemene wet bestuursrecht luidt: Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Artikel 10:15 luidt: Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.

Artikel 10:16 luidt: Het bestuursorgaan kan ter zake van de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid uitsluitend beleidsregels geven. Degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd, verschaft het bestuursorgaan op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 10:17 luidt: Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.

De delegatieartikelen uit de Algemene wet bestuursrecht zijn niet rechtstreeks van toepassing maar zijn van overeenkomstige toepassing: Artikel 10:21 luidt (gedeeltelijk): (Bovenstaande artikelen zijn) van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het verrichten van andere handelingen dan besluiten overdraagt aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Uit de Algemene Toelichting op de Verordening basisinformatie 2018 van de gemeente Amsterdam: (..) het vaststellen van een openbare ruimte of het toekennen van een naam daaraan, zijn geen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (..) De openbare ruimte omvat (..) straten, dijken en wegen.

”Amsterdams college”

Verordening de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent basisinformatie 2018 (in voorafgaande verordening was praktisch hetzelfde geregeld). Artikel 1 luidt (gedeeltelijk): In deze verordening en de hierop gebaseerde regels wordt verstaan onder: g. naambord: bord met een of meer door de gemeenteraad of het college toegekende namen aan een woonplaats, stadsdeel, wijk, buurt of openbare ruimte; j. openbare ruimte: buitenruimte als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet BAG. Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het college: b. stelt de openbare ruimten vast, kent namen daaraan toe en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen. Lid 2. Voordat het college een naam toekent aan een een openbare ruimte als bedoeld in het eerste lid, onder b, vraagt het advies aan de Commissie naamgeving openbare ruimten. Lid 3. Onder vaststellen, indelen en toekennen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

”Mannen”

Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht luidt (gedeeltelijk): Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een door hem gedelegeerde bevoegdheid.

Artikel 4:82 luidt: Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel.

Artikel 4:84 luidt: Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

”Burgemeester”

Artikel 168 Gemeentewet luidt: Het college kan een of meer leden van het college machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet. Een krachtens machtiging uitgeoefende bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het college uitgeoefend. Het college kan te dien aanzien alle aanwijzingen geven die het nodig acht.

”Raadsleden”

Artikel 155 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen.

Artikel 169 luidt: Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

”Amsterdam”

Artikel 158 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan de naam van de gemeente wijzigen.