Uitbrengen stem in provinciale staten

VRIJDAG 31 AUGUSTUS 2018. In deze bijdrage staat het uitbrengen van de stem in de (voltallige) vergadering van Provinciale Staten centraal. Daarover is een regeling opgenomen in de reglementen van orde van Provinciale Staten. Ik vergelijk de regelingen van Zuid-Holland (1), Overijssel (2) en Gelderland (3). Een volledige vergelijking was niet het doel.

Provinciale Staten Provinciale Staten is als het ware het parlement van een provincie. Het aantal volksvertegenwoordigers kan per provincie verschillen. Gelderland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 11 fracties. Ook Zuid-Holland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 12 fracties. Overijssel heeft 47 Statenleden, verdeeld over 11 fracties.

Voltallige vergadering Aan de voltallige of plenaire vergadering van Provinciale Staten nemen in beginsel alle Statenleden deel. De vergadering wordt op grond van de Provinciewet in het openbaar gehouden (4). Meestal wordt er elke maand een dag vergaderd. De commissaris van de Koning is voorzitter van Provinciale Staten (5).

Reglement van orde Provinciale Staten stellen op grond van de Provinciewet een reglement van orde vast voor hun plenaire vergaderingen (6).

Besluit Provinciale Staten kunnen op grond van de Provinciewet een voorstel met en zonder stemming aannemen. In beide gevallen is er sprake van een besluit. Een stemming is nodig als een Statenlid daar om vraagt (7). In de praktijk worden de meeste voorstellen in stemming gebracht.

Stemming Voor een geldige stemming is op grond van de Provinciewet nodig dat meer dan de helft van het aantal Statenleden aanwezig is (8). Voor het aannemen van het voorstel is bovendien nodig dat meer dan de helft van de aanwezigen vóór stemt (9). Elk Statenlid heeft één stem.

Wat stemmen Een aanwezig Statenlid moet op grond van de Provinciewet vóór of tegen het voorstel stemmen (10). Ik laat stemonthouding hier buiten beschouwing.

Hoe stemmen (1) Onbesproken laat ik hier het digitaal stemmen. Een niet-digitale stem wordt in de regel uitgebracht door handopsteken (Zuid-Holland) of door zitten en opstaan (Overijssel en Gelderland).

Hoe stemmen (2) Een enkel Statenlid of de voorzitter mag op grond van de Provinciewet stemming bij hoofdelijke oproeping verlangen of te wel hoofdelijke stemming. In dat geval moeten alle aanwezige Statenleden volgens de wet hun stem mondeling uitbrengen (10). Deze wettelijke regel wordt in de provinciale reglementen als volgt uitgewerkt: om de beurt brengt iemand zijn stem uit door de woorden ”voor” of ”tegen” uit te spreken, zonder enige bijvoeging (Zuid-Holland en Overijssel) of toevoeging (Gelderland).

Waar stemmen Een Statenlid moet zijn stem uitbrengen vanaf zijn vaste plek in de vergaderzaal (Overijssel), maar in Zuid-Holland en Gelderland is dit ongeregeld.

Vergissing Wie zich vergist bij de hoofdelijke stemming, mag dit herstellen tot het eerstvolgende Statenlid zijn stem heeft uitgebracht (alle provincies). Wie zich vergist bij een gewone stemming, krijgt meer hersteltijd: hij mag herstellen totdat de voorzitter de uitslag heeft meegedeeld (Zuid-Holland) of bekendgemaakt (Overijssel); in Gelderland is hiervoor niets geregeld. Ik neem aan dat hij zijn stem op verbale wijze herstelt in plaats van opnieuw zijn hand opsteken of gaan zitten of staan.

Niet behandeld Voor het stemmen over personen gelden gedeeltelijk afwijkende regels. Die zijn niet besproken.

BRONNEN

Noot 1: Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland (2017), artikelen 40 en 41:

Artikel 40 Stemming bij handopsteken en Hoofdelijke stemming Zuid-Holland. Lid 1. Stemmen geschiedt bij handopsteken. Lid 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, vindt hoofdelijke stemming plaats wanneer: a. één van de leden dat verlangt; b. de uitslag van een stemming bij hand opsteken naar het oordeel van de voorzitter of van één van de leden niet duidelijk is en de uitslag van die stemming nog niet is vastgesteld. Voor iedere hoofdelijke stemming bepaalt de voorzitter door trekking van een nummer bij welke naam van de presentielijst de stemming zal beginnen. De stemming geschiedt vervolgens overeenkomstig de volgorde van de op de presentielijst vermelde namen van de leden, ongeacht of deze de presentielijst hebben getekend. Lid 3. Bij hoofdelijke stemming brengt ieder lid zijn stem uit met het woord “voor” of het woord “tegen” zonder enige bijvoeging

Artikel 41 Vergissing bij het uitbrengen van de stem Zuid-Holland. Lid 1. Indien een lid zich tijdens een stemming met handopsteken bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen totdat de voorzitter de uitslag heeft medegedeeld. Lid 2. Indien een lid zich tijdens een hoofdelijke stemming bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd, dan wel indien hij als laatste stemt, voordat de voorzitter de uitslag heeft medegedeeld. Lid 3. Bemerkt een lid diens vergissing eerst later, dan kan hij na afloop van de stemming aantekening vragen, dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen wijziging.

Noot 2: Reglement van Orde voor Provinciale Staten van Overijssel 2011 (2015), artikelen 52 en 53:

Artikel 52. Stemmingen over zaken. Lid 1. De voorzitter kondigt een te houden stemming duidelijk aan. De leden stemmen van de hen op grond van artikel 36 toegewezen zitplaats. Lid 5. Tenzij de voorzitter of één van de leden stemming bij hoofdelijke oproeping vraagt, geschiedt stemming over zaken digitaal. Indien niet digitaal, geschieden stemmingen door zitten en opstaan. Lid 6. Heeft een statenlid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend maakt. Bemerkt het statenlid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

Artikel 53. Stemming bij hoofdelijke oproeping. Lid 1. De statenleden brengen hun stem uit na hoofdelijke oproeping door de voorzitter in volgorde van de presentielijst, te beginnen met het lid van wie de naam door de voorzitter bij loting wordt aangewezen. Lid 3. De statenleden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging. Lid 4. Heeft een statenlid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende statenlid gestemd heeft. Bemerkt het statenlid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

Noot 3: Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017, artikel 26:

Artikel 26. Besluitvorming. Lid 4. Tenzij de voorzitter of een lid om hoofdelijke stemming vraagt, stemmen Provinciale Staten bij zitten en opstaan. Lid 7. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter de leden van de Provinciale Staten bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming vindt plaats naar volgorde van de presentielijst, te beginnen met een door de voorzitter te trekken nummer, dat blijft gelden voor de gehele vergadering. Lid 8. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging. Lid 9. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt verzoeken om in de besluitenlijst op te nemen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit laatste geen verandering.

Noot 4: Artikel 23 lid 1 Provinciewet: De vergadering van provinciale staten wordt in het openbaar gehouden.

Noot 5: Artikel 9 Provinciewet: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Noot 6: Artikel 16 Provinciewet: Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Noot 7: Artikel 32 Provinciewet luidt gedeeltelijk: Lid 3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

Noot 8: Artikel 29 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

Noot 9: Artikel 30 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

Noot 10: Artikel 32 provinciewet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling. Lid 2. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen. Lid 3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

Heemraden en hoogheemraden

WOENSDAG 29 AUGUSTUS 2018 Over ruim een half jaar zijn er weer verkiezingen voor de waterschappen (maart 2019). Waterschappen worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Wekelijks schrijf ik hierover een bijdrage. De bijdrage van deze week gaat over het dagelijks bestuur.

Dagelijks Bestuur Het dagelijks bestuur bestaat uit de dijkgraaf en enkele andere leden. De dijkgraaf is de voorzitter; hij is enigszins vergelijkbaar met de burgemeester in de gemeente. De andere leden zijn enigszins vergelijkbaar met wethouders. Het Dagelijks Bestuur (met hoofdletters) is de naam die de Waterschapswet eraan geeft. De wet laat uitdrukkelijk toe dat de provincie in haar reglement een andere naam voorschrijft.

Algemeen bestuur Het algemeen bestuur is enigszins vergelijkbaar met de gemeenteraad. Het bestaat niet alleen uit vertegenwoordigers van de mensen die in het waterschap wonen (de ingezetenen), maar ook uit vertegenwoordigers van de bezitters van in het waterschap gelegen landbouwgronden en natuurterreinen en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in het waterschap. Er zitten dus vier categorieën vertegenwoordigers in het algemeen bestuur.

Provinciaal reglement De provincie maakt een reglement voor haar waterschappen. In deze bijdrage komt het (Zuid-Hollandse) Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland en het (grotendeels Gelderse) Reglement voor waterschap Rivierenland ter sprake.

Heemraden en hoogheemraden In beide reglementen krijgen de andere leden van het dagelijks bestuur een andere naam, namelijk heemraden (Rivierenland) en hoogheemraden (Delfland). Met andere leden bedoel ik: dagelijkse bestuurders met uitzondering van de dijkgraaf.

Grootte Het algemeen bestuur van het waterschap bepaalt uit hoeveel andere leden het dagelijks bestuur bestaat. De provincie mag in haar reglement een minimum- en een maximumaantal voorschrijven. In de reglementen voor Delfland en Rivierenland is (alleen) een maximumaantal voorgeschreven van respectievelijk vijf en zes andere leden. In beide waterschappen is gekozen voor vijf andere leden van het algemeen bestuur; in Rivierenland is dus niet voor het maximumaantal gegaan.

Wie benoemt Het algemeen bestuur benoemt de andere leden. Niet de dijkgraaf, want die wordt door de regering benoemd.

Wie mag benoemd worden Daarover geeft de Waterschapswet een regel. Het algemeen bestuur mag namelijk alleen dagelijkse bestuurders benoemen die lid zijn van het algemeen bestuur. Zij mogen dus alleen uit hun midden dagelijkse bestuurders benoemen. Dat is een verschil met de gemeente: een wethouder hoeft bij zijn benoeming geen raadslid te zijn. Bovendien: een wethouder die bij zijn benoeming toch raadslid is, verliest dat raadslidmaatschap, terwijl een dagelijkse bestuurder van het waterschap lid blijft van het algemeen bestuur. De provincie kan een waterschap ontheffing geven van de regel dat een dagelijks bestuurder lid van het algemeen bestuur moet zijn, mits het provinciaal reglement een bepaling van die strekking bevat. Zo’n bepaling komt inderdaad voor in de reglementen Delfland en Rivierenland. Er is evenwel geen ontheffing verleend door de provincie, want alle (hoog)heemraden zijn lid van het algemeen bestuur.

Wie moet benoemd worden Ook daarover geeft de Waterschapswet een regel. Minstens één vertegenwoordiger van de niet-ingezetenen in het algemeen bestuur moet namelijk benoemd worden tot dagelijks bestuurder. In Delfland is dat de vertegenwoordiger van het bedrijfsleven; in Rivierenland de vertegenwoordiger van de landbouwgrondbezitters.

Ontslag Het algemeen bestuur mag een of meer dagelijkse bestuurders ontslaan, als deze niet langer het vertrouwen hebben van het algemeen bestuur. De gemeenteraad mag om dezelfde reden een of meer wethouders ontslaan.

BRONNEN

Artikel 10 Waterschapswet luidt: Lid 1. Het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter, onverminderd hetgeen het reglement bepaalt over de benaming van die onderscheidene bestuursorganen. Lid 2. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

Artikel 12 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte

Artikel 2 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot regeling van (de) samenstelling van hun bestuur en tot de verdere reglementering van waterschappen behoort aan provinciale staten. De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.

Artikel 8 Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland (2015) luidt: Het bestuur van het hoogheemraadschap bestaat uit een Algemeen Bestuur, aangeduid onder de benaming van Verenigde Vergadering, een Dagelijks Bestuur, aangeduid onder de benaming dijkgraaf en hoogheemraden en een voorzitter, aangeduid onder de benaming dijkgraaf.

Artikel 5 Reglement voor waterschap Rivierenland luidt (gedeeltelijk): De leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de dijkgraaf, worden aangeduid als heemraden.

Artikel 40 Waterschapswet luidt: Lid 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden, waarvan ten minste één lid een vertegenwoordiger is van een van de categorieën van belanghebbenden bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c of d. Lid 2. Bij reglement kan worden bepaald welk aantal leden het dagelijks bestuur ten minste en ten hoogste telt.

Artikel 10 Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland (2015)luidt: Lid 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en ten hoogste vijf andere leden. Lid 2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid van de Waterschapswet.

Artikel 9 Reglement voor waterschap Rivierenland luidt: Het college van dijkgraaf en heemraden bestaat uit de dijkgraaf en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat ten hoogste zes bedraagt.

Artikel 10 lid 1 Reglement voor waterschap Rivierenland luidt: Gedeputeerde Staten van Gelderland kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de wet.

Artikel 41 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, worden door het algemeen bestuur benoemd. Lid 2. De benoeming vindt plaats uit de leden van het algemeen bestuur. Lid 3. Gedeputeerde staten kunnen, indien het reglement dat bepaalt, ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid. Lid 5. Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

Subsidie voor wetenschappelijke bureaus

DINSDAG 28 AUGUSTUS 2018 De krant van vandaag bericht dat politieke partij 50PLUS de samenwerking met haar eigen wetenschappelijk bureau heeft opgezegd, omdat het partijbestuur de overheidssubsidie voor het bureau anders wil besteden dan het bureau zelf wil en bovendien geen inzage krijgt in de financiën van het bureau, aldus het partijbestuur. Veel politieke partijen hebben zo’n wetenschappelijk bureau. De VVD heeft bijvoorbeeld de Teldersstichting en de PvdA heeft de Wiarda Beckman Stichting.

Wet In de Wet financiering politieke partijen is ook de subsidie aan wetenschappelijke bureaus geregeld. Zo’n bureau wordt daarin politiek-wetenschappelijk instituut genoemd.

Overheidssubsidie De jaarlijkse subsidie voor politiek-wetenschappelijke activiteiten bedraagt € 125.314 plus een bedrag van € 12.881 per Tweede Kamer zetel. 50PLUS heeft met vier Kamerzetels dus een subsidie van ongeveer € 175.000.

Stichting Die overheidssubsidie krijgt een partij niet zomaar. Ik noem hier drie van de voorwaarden. In de eerste plaats moet het wetenschappelijk bureau een rechtspersoon zijn. Vaak en misschien zelfs wel altijd is dat de stichting, zoals hierboven al bleek uit de twee voorbeelden. Dat is ook het geval bij 50PLUS. Die heet namelijk voluit: Stichting Wetenschappelijk Bureau 50PLUS.

Overeenkomst In de tweede plaats mag een politieke partij maar één wetenschappelijk bureau hebben en mag dat bureau slechts voor één politiek partij werkzaam zijn.

Subsidieontvanger In de derde plaats moet de subsidie terecht komen bij het wetenschappelijk instituut. Weliswaar krijgt (het bestuur van) de politieke partij de subsidie uit handen van de overheid, maar die subsidie moet vervolgens aan het wetenschappelijk bureau worden overgedragen.

BRONNEN

Artikel 7 lid 2 onder d van de Wet financiering politieke partijen luidt (gedeeltelijk): De subsidie wordt verstrekt voor uitgaven die direct samenhangen met politiek-wetenschappelijke activiteiten.

Artikel 8 lid 1 onder b luidt: De subsidie bedraagt ten hoogste de som van de volgende bedragen: indien de politieke partij op de peildatum een politiek-wetenschappelijk instituut heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 2, een basisbedrag van € 125.314 en een bedrag van € 12.881 per kamerzetel van de politieke partij.

Artikel 2 luidt: Lid 1. Een politieke partij kan één politiek-wetenschappelijk instituut aanwijzen als neveninstelling. Een politiek-wetenschappelijk instituut kan slechts door één politieke partij zijn aangewezen en het instituut dient schriftelijk met de aanwijzing in te stemmen. De partij stelt Onze Minister schriftelijk in kennis van de aanwijzing en van de instemming van het instituut. Lid 2. Om een politiek-wetenschappelijk instituut als neveninstelling aan te wijzen is vereist dat het instituut een rechtspersoon is die uitsluitend of in hoofdzaak politiek-wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van de politieke partij verricht.

Artikel 9 luidt (gedeeltelijk): De subsidie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, wordt slechts verstrekt voor die uitgaven van het aangewezen politiek-wetenschappelijk instituut, die zijn gericht op politiek-wetenschappelijke activiteiten met als voorwaarde dat de politieke partij ten minste het ten behoeve van het politiek-wetenschappelijk instituut verstrekte bedrag betaalt aan het politiek-wetenschappelijk instituut.

Actie tegen afgraving bos voor bruinkool in Duitsland

MAANDAG 27 AUGUSTUS 2018 Vanmorgen stond in de krant een groot artikel over actievoerders die proberen te voorkomen dat een bos ergens tussen Keulen en Aken – het Hambacher Forst – steeds verder wordt opgeofferd voor bruinkoolwinning. Bruinkool is een delfstof die wordt gewonnen door afgraving aan de oppervlakte (dagbouw). Uit het artikel volgt dat zowel regering en parlement in Berlijn als Noordrijn-Westfalen gaat over deze bruinkoolwinning.

Bondsstaat Duitsland is een bondsstaat (Bundesstaat). De Duitse bondsstaat bestaat uit bond en deelstaten.

Bond Er is één bond (Bund). De bond heeft in Berlijn haar regering en parlement. De bondsregering wordt al weer enige tijd geleid door Angela Merkel.

Länder En er zijn 16 deelstaten (Länder).

Noordrijn-Westfalen Een van die 16 is Noordrijn-Westfalen (Nordrhein-Westfalen). Aken, Bonn, Duisburg, Keulen en Wuppertal maken deel uit van deze deelstaat. Dit Land grenst aan Nederlands Limburg, Gelderland en Overijssel. Er wonen bijna 18 miljoen mensen. Dat zijn er meer dan in Nederland!

Düsseldorf Noordrijn-Westfalen heeft een eigen regering en parlement (Landtag), beide gezeteld in Düsseldorf.

Grundgesetz Duitsland is een bondsstaat. Dat betekent dat zowel de bond als de deelstaten eigen bevoegdheden hebben. Die bevoegdheden – zoals het maken van wetten (Gesetzgebung) – zijn dus verdeeld over bond en deelstaten. Dat is gebeurd in de Duitse grondwet (Grundgesetz).

Bergbau Over wetgeving voor mijnbouw en dagbouw van delfstoffen staat in de Grondwet onder andere dat de bond daarover wetten mag maken en dat de deelstaten dat slechts mogen indien en voor zover de bond daarover geen wetten heeft gemaakt.

Federatie Duitsland is een bondsstaat of te wel een federatie. Nederland is dat niet. Nederland is een eenheidsstaat. De Nederlandse Grondwet heeft de provincies (zoals Limburg, Gelderland en Overijssel) geen eigen bevoegdheden gegeven.

NOTEN

Artikel 20 lid 1 Grundgesetz luidt: Die Bundesrepublik Deutschland ist ein demokratischer und sozialer Bundesstaat.

Artikel 70 lid 1 Grundgesetz luidt: Die Länder haben das Recht der Gesetzgebung, soweit dieses Grundgesetz nicht dem Bunde Gesetzgebungsbefugnisse verleiht.

Artikel 72 luidt (gedeeltelijk): Im Bereich der konkurrierenden Gesetzgebung haben die Länder die Befugnis zur Gesetzgebung, solange und soweit der Bund von seiner Gesetzgebungszuständigkeit nicht durch Gesetz Gebrauch gemacht hat.

Artikel 74 luidt (gedeeltelijk): Die konkurrierende Gesetzgebung erstreckt sich auf folgende Gebiete: (…) das Recht der Wirtschaft (Bergbau) (..).

Motie van wantrouwen in Franse Benalla affaire

VENDREDI LE 24 AOUT 2018 In een (Nederlandse) krant stond gisteren een paginagroot artikel over de affaire Benalla. Benalla was de persoonlijke veiligheidsadviseur van de Franse president Macron. Half juli werd publiekelijk bekend werd dat hij (Benalla!) op 1 mei enkele betogers hardhandig tegen de grond had gewerkt en dat president en regering daarop niet adequaat hebben gereageerd. Benalla’s daden zijn (ook) in Frankrijk misdrijven. Voor de president was dat geen reden om hem te ontslaan. Voor de regering was dat geen reden om politie en justitie in te schakelen. Voor oppositiefractie Les Républicains was dat laatste een van de redenen om een motie van wantrouwen in te dienen. Dat gebeurde op 26 juli in de Franse Tweede Kamer.

Assemblée nationale Het Franse parlement bestaat net als het Nederlandse uit twee kamers. De Franse kamer die het meest op onze Tweede Kamer lijkt, heet Assemblée nationale. Deze kamer heeft 577 leden. De coalitiepartijen hebben in deze kamer een comfortabele meerderheid. Alleen al de partij van president Macron – La République En Marche – heeft er 310 Kamerleden! Les Républicains is met 99 leden de grootste oppositiefractie.

Président en gouvernement De president is voorzitter van de ministerraad en heeft de Premier en de andere ministers benoemd. Echter: de president maakt geen deel uit van de regering, le gouvernement. De huidige Premier is Édouard Philippe.

Motion de censure Zo heet een motie van wantrouwen in Frankrijk. De motie is gericht tot de regering, dus niet (ook) tot de president. Als de motie wordt aangenomen, dan moet de hele regering zijn ontslag aanbieden. Het ontslag wordt aangeboden aan de president.

Constitution De motie van wantrouwen is geregeld in de artikelen 49 en 50 van de Grondwet, la Constitution. Moties van wantrouwen komen in vier vormen voor. Ik beperk me hier tot de motion de censure spontanée. Deze is geregeld in de tweede alinea van artikel 49. In deze vorm heeft de Assemblée nationale het initiatief genomen. Als we in Nederland spreken van een motie van wantrouwen, bedoelen we eigenlijk alleen de motie van wantrouwen waartoe de Tweede Kamer het initiatief heeft genomen. De Nederlandse motie van wantrouwen is niet Grondwettelijk geregeld.

Motion de censure spontanée Indiening daarvan is alleen mogelijk als minstens 58 leden van de Assemblée nationale de motie ondertekenen. De motie van Les Républicains was ondertekend door 91 Kamerleden. Het ondertekenen ervan heeft gevolgen voor het individuele Kamerlid: hij kan slechts drie van zulke moties ondertekenen per parlementair jaar.

Le vote De stemming is pas 48 uur na indiening mogelijk. Over de op 26 juli ingediende motie heeft de Assemblée nationale op 31 juli gestemd. Voor het aannemen van zo’n motie moet de meerderheid van de leden van de Assemblée nationale vóór hebben gestemd. Dat zijn er 289. De motie van Les Républicains kreeg slechts 143 vóór stemmers. De motie is dus niet aangenomen. De regering Édouard Philippe hoefde haar ontslag niet aan te bieden.

NOTEN

Onderstaande wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution Version consolidée au 8 mars 2018 https://www.legifrance.gouv.fr/Droit-francais/Constitution.

Article 8 Constitution luidt (gedeeltelijk): Le Président de la République nomme le Premier Ministre. Sur la proposition du Premier ministre, il nomme les autres membres du Gouvernement et met fin à leurs fonctions.

Article 9 luidt: Le Président de la République préside le conseil des ministres.

Article 20 luidt: Le Gouvernement détermine et conduit la politique de la Nation. Il dispose de l’administration et de la force armée. Il est responsable devant le Parlement dans les conditions et suivant les procédures prévues aux articles 49 et 50.

Article 50 luidt (gedeeltelijk): Lorsque l’Assemblée nationale adopte une motion de censure le Premier ministre doit remettre au Président de la République la démission du Gouvernement.

Article 49 luidt (2e alinea door mij onderstreept): Le Premier ministre, après délibération du Conseil des ministres, engage devant l’Assemblée nationale la responsabilité du Gouvernement sur son programme ou éventuellement sur une déclaration de politique générale. 

L’Assemblée nationale met en cause la responsabilité du Gouvernement par le vote d’une motion de censure. Une telle motion n’est recevable que si elle est signée par un dixième au moins des membres de l’Assemblée nationale. Le vote ne peut avoir lieu que quarante-huit heures après son dépôt. Seuls sont recensés les votes favorables à la motion de censure qui ne peut être adoptée qu’à la majorité des membres composant l’Assemblée. Sauf dans le cas prévu à l’alinéa ci-dessous, un député ne peut être signataire de plus de trois motions de censure au cours d’une même session ordinaire et de plus d’une au cours d’une même session extraordinaire

Le Premier ministre peut, après délibération du Conseil des ministres, engager la responsabilité du Gouvernement devant l’Assemblée nationale sur le vote d’un projet de loi de finances ou de financement de la sécurité sociale. Dans ce cas, ce projet est considéré comme adopté, sauf si une motion de censure, déposée dans les vingt-quatre heures qui suivent, est votée dans les conditions prévues à l’alinéa précédent. Le Premier ministre peut, en outre, recourir à cette procédure pour un autre projet ou une proposition de loi par session.  

Le Premier ministre a la faculté de demander au Sénat l’approbation d’une déclaration de politique générale. 

Zetelverdeling in algemeen bestuur van waterschap

WOENSDAG 22 AUGUSTUS 2018 Over ruim een half jaar zijn er weer verkiezingen voor de waterschappen (maart 2019). Waterschappen worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Wekelijks is er een nieuwe bijdrage in de categorie Waterschapsverkiezingen 2019. Mijn bijdrage van deze week gaat over de vraag die ik vorige week opwierp maar niet beantwoordde: de verdeling in het algemeen bestuur van de zetels over de (vertegenwoordigers van) ingezetenen, bedrijfsleven, landbouwgronden en natuurterreinen

Algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat niet alleen uit vertegenwoordigers van de mensen die in het waterschap wonen (de ingezetenen), maar ook uit vertegenwoordigers van de bezitters van in het waterschap gelegen landbouwgronden en natuurterreinen en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in het waterschap. Er zitten dus vier categorieën vertegenwoordigers in het algemeen bestuur. De positie van het algemeen bestuur in het waterschap is enigszins vergelijkbaar met die van de gemeenteraad in de gemeente.

Provinciaal reglement De provincie maakt een reglement voor haar waterschappen. Daarin moet bijvoorbeeld geregeld zijn uit hoeveel leden het algemeen bestuur bestaat en hoe die zetels zijn verdeeld over de vier categorieën.

Waterschapswet (1) De provincie heeft daarin geen totale vrijheid. In de Waterschapswet zijn namelijk grenzen gesteld aan die vrijheid. In de eerste plaats moet volgens deze wet het aantal leden van het algemeen bestuur liggen tussen 18 en 30. Dus niet lager zijn dan 18 en niet hoger dan 30. Bovendien moeten de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van de bezitters van landbouwgronden en natuurterreinen gezamenlijk 7, 8 of 9 zetels krijgen. De overige zetels zijn voor de vertegenwoordigers van de ingezetenen.

Ingezetenen altijd meerderheid Met andere woorden: bij 30 leden zijn er minstens 21 zetels voor de ingezetenen en minstens 7 voor de andere categorieën gezamenlijk. Bij 19 leden zijn er minstens 10 zetels voor de ingezetenen en minstens 7 voor de andere categorieën gezamenlijk. Voor 18 leden geeft de wet een bijzondere regeling: dan zijn er minstens 10 zetels voor de ingezetenen en 7 of 8 voor de andere categorieën gezamenlijk. De ingezetenen hebben dus altijd de meerderheid van de zetels in handen!

Waterschapswet (2) In de tweede plaats stelt de Waterschapswet een grens aan de provinciale vrijheid om de 7, 8 of 9 zetels te verdelen over de categorieën bedrijfsleven en bezitters van landbouwgronden en natuurterreinen. De provincie moet bij die verdeling namelijk aard en omvang van het belang dat een categorie heeft bij de uitoefening van de waterschapstaken in aanmerking nemen. Deze grens is niet erg concreet.

Hoogheemraadschap Delfland: Zuid-Holland tussen Nieuwe Waterweg en Wassenaar/Zoetermeer/Berkel en Rodenrijs. Het algemeen bestuur heet hier Verenigde Vergadering. Het bestaat uit 30 leden; dat is dus het wettelijk maximaal aantal. De ingezetenen hebben hier 21 zetels en de andere categorieën 9; dat zijn dus respectievelijk de wettelijke minimum- en maximumaantallen. Die 9 zetels zijn als volgt verdeeld: bedrijfsleven en bezitters van landbouwgronden elk 4 en de bezitters van natuurterreinen heeft er 1.

Waterschap Rivierenland: land van Maas en Waal (en Nederrijn en Lek). Het waterschap ligt in vier provincies. Ook in dit waterschap bestaat het algemeen bestuur uit 30 leden. De ingezetenen hebben hier 22 zetels en de andere categorieën 8; dat is dus respectievelijk meer dan het wettelijk minimum- en minder dan het wettelijk maximumaantal. Die 8 zetels zijn als volgt verdeeld: bezitters van landbouwgronden 4, bedrijfsleven 3 en bezitters van natuurterreinen 1.

Artikel 12 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

Artikel 2 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot regeling van (de) samenstelling van hun bestuur en tot de verdere reglementering van waterschappen behoort aan provinciale staten. De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.

Artikel 13 luidt: Lid 1. Het algemeen bestuur bestaat uit een bij reglement vastgesteld aantal leden van ten minste achttien en ten hoogste dertig leden. Lid 2. Voor de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van elk van de in artikel 12 bedoelde categorieën wordt in aanmerking genomen de aard en de omvang van het belang of de belangen die de categorie heeft bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 3. Het totaal aantal vertegenwoordigers van de in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c en d, bedoelde categorieën bedraagt ten minste zeven en ten hoogste negen, met dien verstande dat het totaal aantal ten hoogste acht is, indien het algemeen bestuur uit achttien leden bestaat.

Artikel 8 Reglement van Bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland (2015) luidt (gedeeltelijk): Het bestuur van het hoogheemraadschap bestaat uit een Algemeen Bestuur, aangeduid onder de benaming van Verenigde Vergadering.

Artikel 9 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 30 leden. Van deze leden vertegenwoordigen:

  • a. eenentwintig leden de categorie ingezetenen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter a van de Waterschapswet; 
  • b. vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter b van de Waterschapswet;
  • c. één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter c van de Waterschapswet;
  • d. vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder de letter d van de Waterschapswet.

Artikel 6 Reglement voor waterschap Rivierenland luidt: Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden. Hiervan vertegenwoordigen:

  • a. tweeëntwintig leden de categorie ingezetenen;
  • b. vier leden de categorie ongebouwd;
  • c. één lid de categorie natuurterreinen;
  • d. drie leden de categorie bedrijven.

Ongeplande raadsvergadering

DINSDAG 21 AUGUSTUS 2018 De gemeenteraad van de Zuid-Hollandse gemeente Westland is tijdens het reces bijeengeroepen voor een spoedvergadering. Voor de gemeenteraadsleden kwam die vergadering als een verrassing. In de krant staat dat het tot veel gemopper leidde onder de raadsleden omdat ze hun vakantie in allerijl moesten afbreken. De ingelaste raadsvergadering bleek nodig om een tweede grote huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten in Maasdijk te voorkomen, ook wel ”Polenhotel” genoemd. Maasdijk is een van de kernen van de gemeente Westland.

Wie gaat eigenlijk over de bijeenroeping van een ongeplande raadsvergadering?

Burgemeester De burgemeester mag de gemeenteraad bijeenroepen voor een ongeplande vergadering als zo’n vergadering volgens haar nodig is.

Voorzitter gemeenteraad De burgemeester is dan ook de voorzitter van de gemeenteraad.

Schriftelijk Oproeping tot de vergadering moet schriftelijk gebeuren.

Acht raadsleden Een ongeplande raadsvergadering wordt ook bijeengeroepen als een vijfde van de raadsleden daarom vraagt en bij hun verzoek aangeeft wat daarvoor hun redenen zijn. De gemeenteraad van Westland telt 39 leden. Voldoende is dus als 8 raadsleden een verzoek doen. De Westlandse spoedvergadering is door de burgemeester bijeengeroepen.

Artikel 9 Gemeentewet luidt: De burgemeester is voorzitter van de raad.

Artikel 17 luidt (gedeeltelijk): Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 19 luidt (gedeeltelijk): De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis.

Vergiet? Vergeet het dan maar!

MAANDAG 20 AUGUSTUS 2018 De rechter heeft vorige week een uitspraak gedaan over wat (in elk geval) geen godsdienst is. Die rechter was de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij moest zich hierover uitspreken omdat de gemeente Nijmegen niet akkoord ging met de pasfoto die een inwoonster wilde gebruiken voor haar nieuwe identiteitskaart en rijbewijs. Op die pasfoto droeg zij een vergiet (!), en dat was volgens de gemeente in strijd met de regels die gelden voor pasfoto’s op identiteitskaarten en rijbewijzen. Volgens de inwoonster dwong haar godsdienst – het pastafarisme – tot het dragen van een vergiet. Om godsdienstige redenen zijn namelijk uitzonderingen mogelijk op deze regelgeving.

Mensenrecht Wie zich ter rechtvaardiging voor zijn gedragingen beroept op zijn godsdienst, doet een beroep op een mensenrecht.

Grondwet In de Nederlandse Grondwet staan enkele mensenrechten, zoals het discriminatieverbod, de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid. Wie zich ter rechtvaardiging voor zijn gedragingen beroept op zijn godsdienst, doet een beroep op de godsdienstvrijheid.

Godsdienstvrijheid De godsdienstvrijheid staat in artikel 6 van de Grondwet. Dat is – kort geformuleerd – de vrijheid voor eenieder om zijn godsdienst, individueel of samen met anderen, vrij te belijden.

Godsdienst? Volgens de rechter is het pastafarisme geen godsdienst, omdat het pastafarisme vooral satirische en parodiërende kritiek uit op andere godsdiensten, zoals het Christendom.

Vrijheid van meningsuiting? De rechter geeft aan dat genoemde satire en parodie wel meningsuiting zijn en waarschijnlijk onder een ander mensenrecht vallen, namelijk de vrijheid van meningsuiting. Daar heeft de inwoonster van Nijmegen in deze zaak echter niets aan, want de regels voor pasfoto’s maken daarvoor geen uitzonderingen.

Artikel 1 Grondwet luidt: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Artikel 6 luidt: Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018:

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=96247

Rechtsoverweging 9.4.

Gezien het vorenstaande kan het pastafarisme naar de huidige stand van zaken niet als een godsdienst in de zin van artikel 9 van het EVRM en artikel 6 van de Grondwet worden aangemerkt. De Afdeling erkent het grote belang om in vrijheid satirische kritiek te kunnen uiten op religieuze dogma’s, instituties en religies. Dergelijke kritiek, ook al heeft zij betrekking op godsdienst, is daarmee zelf nog niet aan te merken als een godsdienst welke door genoemde grondrechten bestreken wordt. Evenals is overwogen in de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 februari 2017, ECLI:NL:RBOR:2017:762, is de Afdeling van oordeel dat het satirische element in het pastafarisme – niet alleen naar de vorm maar ook naar de inhoud van de uitgedragen visie – niet enkel een bijkomend aspect vormt, maar zodanig overheerst dat niet voldaan wordt aan de in de jurisprudentie van het EHRM geformuleerde randvoorwaarden om als godsdienst of levensovertuiging te gelden. In het bijzonder ontbreekt het daarin aan de vereiste ernst (‘seriousness’) en samenhang (‘cohesion’). Kenmerkend zijn in dit verband de eerder genoemde parodiërende geschriften. Kenmerkend voor het gebrek aan samenhang is bijvoorbeeld de relatie die in Hendersons brief gelegd wordt tussen de vermindering van het aantal piraten sinds het jaar 1800 en de opwarming van de aarde. Op dergelijke satire en parodie is de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet van toepassing, zoals ook het Oberlandesgericht Brandenburg overweegt in zijn uitspraak van 2 augustus 2017, ECLI:DE:OLGBB:2017:0802:4U84.16.00. Daarvoor is veeleer de vrijheid van meningsuiting relevant.

Wie schrijft die blijft!

VRIJDAG 17 AUGUSTUS 2018. In deze bijdrage staan de notulen en besluitenlijst in de (voltallige) vergadering van Provinciale Staten centraal. Daarover is een regeling opgenomen in de reglementen van orde van Provinciale Staten. Ik vergelijk de regelingen van Zuid-Holland (1), Limburg (2) en Gelderland (3). Een volledige vergelijking was niet het doel.

Provinciale Staten Gelderland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 11 fracties. Ook Zuid-Holland heeft 55 Statenleden, verdeeld over 12 fracties. Limburg heeft 47 Statenleden, ook verdeeld over 12 fracties. In Limburg wordt Provinciale Staten het Limburgs Parlement genoemd.

Voltallige vergadering Aan de voltallige of plenaire vergadering van Provinciale Staten nemen in beginsel alle Statenleden deel. De vergadering wordt op grond van de Provinciewet in het openbaar gehouden (4). Meestal wordt er elke maand een dag vergaderd. De commissaris van de Koning is voorzitter van Provinciale Staten (5).

Reglement van orde Provinciale Staten stellen op grond van de Provinciewet een reglement van orde vast voor hun voltallige vergaderingen (6).

Notulen verplichting? In Zuid-Holland en Limburg moeten notulen worden gemaakt van de vergaderingen. In Gelderland bestaat die verplichting niet.

Weergave Die notulen bevatten de woordelijke weergave van het gesprokene (Limburg) of van al hetgeen tijdens de vergadering is uitgesproken (Zuid-Holland). Daartussen lijkt mij weinig verschil. In Limburg moeten ook de namen van allen die tijdens de vergadering het woord voerden worden vermeld.

Stemmingen In Limburg moet de namen van de voor- en tegenstemmers alleen bij hoofdelijke stemming in de notulen worden vermeld. Ook in Zuid-Holland moet hun naam dan worden vermeld in de notulen. Bovendien bestaat in deze provincie bij een stemming met handopsteking de verplichting om de naam van de tegenstemmers te vermelden: dan moeten alle voor- of tegenstemmers worden vermeld die in de minderheid waren bij die stemming. In de regel wordt hier met handopsteking gestemd! Ook bestaat in deze provincie de verplichting om altijd een tegenstemmer te vermelden die daar expliciet om vraagt, ongeacht of hij bij de stemming tot de minderheid hoorde. Ook eventuele stemverklaringen moeten in Zuid-Holland in de notulen worden vermeld.

Besluiten Zowel in Zuid-Holland als in Limburg moeten de besluiten die zijn genomen in de notulen worden vermeld. In Gelderland – waar geen verplichting bestaat om notulen te maken – moet een besluitenlijst worden gemaakt. Besluitenlijsten moeten ook in Zuid-Holland en Limburg worden gemaakt.

Vaststellen notulen De notulen worden in Limburg en Zuid-Holland vastgesteld in een volgende vergadering van Provinciale Staten.

Vaststellen besluiten Vaststelling van de genomen besluiten gebeurt door de vaststelling van de notulen. De besluitenlijsten die in Limburg en Zuid-Holland worden gemaakt, worden niet vastgesteld in Provinciale Staten. In het reglement van orde wordt expliciet bepaald dat aan besluitenlijsten geen rechten kunnen worden ontleend. De Gelderse besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten vastgesteld.

NOTEN

Noot 1: Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland, artikelen 44, 46, 48, 42 en 40. Artikel 44 luidt (gedeeltelijk):

De notulen vermelden:

D. De door de vergadering genomen besluiten;

E. De uitslag van de stemmingen, onder vermelding van:

de namen van de fracties, groepen en/of leden die aantekening hebben verzocht dat zij geacht wensen te worden tegen het voorstel te hebben gestemd;

de door de fracties, groepen en/of leden uitgesproken stemverklaringen;

de namen van de leden die bij hoofdelijke stemming voor, dan wel tegen hebben gestemd;

de namen van fracties, groepen en/of leden die bij stemming met handopsteking de minderheid van de stemmen vormden;

F.

Een woordelijke weergave van al hetgeen tijdens de vergadering is uitgesproken.

Artikel 46 Vaststelling notulen

De notulen worden door de zorg van de Statengriffier opgemaakt en aan de leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten gezonden. Provinciale Staten stellen in een volgende vergadering de notulen vast.

Artikel 48 luidt (gedeeltelijk):

Lid 2.

De besluitenlijst vermeldt een overzicht van de beslissingen die Provinciale Staten op grond van de vastgestelde agenda van de Statenvergadering hebben genomen (..). Lid 4. Aan de besluitenlijst van Provinciale Staten kunnen geen rechten worden ontleend.

Artikel 32 luidt (gedeeltelijk): Lid 2. De in de vergaderzaal aanwezige leden kunnen aantekening vragen, dat zij geacht wensen te worden tegen het voorstel dan wel onderdelen daarvan te hebben gestemd.

Artikel 40 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Stemmen geschiedt bij handopsteken. Lid 3. Bij hoofdelijke stemming brengt ieder lid zijn stem uit met het woord “voor” of het woord “tegen” zonder enige bijvoeging.

Noot 2: Reglement van orde voor Provinciale Staten van Limburg 2016 artikel 27. Artikel 27 luidt (gedeeltelijk):

Artikel 27 Lid 3. De notulen moeten tenminste inhouden: c. een woordelijke weergave van het gesprokene met vermelding van de namen van aanwezigen die het woord voerden; d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de Statenleden die voor of tegen stemden (..); g. de tekst van de genomen besluiten. Lid 4. De conceptnotulen van de voorgaande vergadering worden zo spoedig mogelijk digitaal gepubliceerd op de provinciale website. Lid 7. Vooruitlopend op de conceptnotulen wordt onder de zorg van de griffier een besluitenlijst opgesteld (..). Aan de besluitenlijst kunnen geen rechten ontleend worden. De door Provinciale Staten vastgestelde notulen bevatten de formele besluitvorming en de tijdens de vergadering gedane toezeggingen.

Noot 3: Rectificatie Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017, artikel 31. Artikel 31 luidt (gedeeltelijk):

Lid 1. Provinciale Staten stellen de besluitenlijst in de eerstvolgende vergadering vast.

Lid 2. De besluitenlijst bevat de besluiten die in de vergadering zijn genomen (..).

Noot 4: Artikel 23 lid 1 Provinciewet: De vergadering van provinciale staten wordt in het openbaar gehouden.

Noot 5: Artikel 9 Provinciewet: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Noot 6: Artikel 16 Provinciewet: Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Coöperwiek een gouden ei?

DONDERDAG 16 AUGUSTUS 2018 Bij Heibloem, een van de dorpskernen van de Limburgse gemeente Leudal, staan sinds enkele jaren windmolens. Een van die molens is de Coöperwiek. Zijn eigendom is in handen van 325 personen. De molen levert hen energie. En hij is bovendien winstgevend. Met die winst worden volgens een groot krantenartikel over deze molen gemeenschapsvoorzieningen gefinancierd en daardoor wordt weer de leegloop van het dorp tegengegaan.

Coöperatie Die 325 mensen zijn lid van Coöperatieve vereniging Zuidenwind. Een coöperatieve vereniging is een verouderde term voor coöperatie. (Coöperatieve vereniging) Zuidenwind is dus een coöperatie.

Vereniging? Een coöperatie lijkt juridisch heel veel op een vereniging. Beiden hebben bijvoorbeeld leden en die leden hebben dezelfde zeggenschapsrechten. Er zijn ook verschillen: een coöperatie moet in de statuten minstens bepalen dat ze in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden voorziet. In artikel 2 van de statuten van de Coöperatieve vereniging Zuidenwind staat als doel dat voor de leden op duurzame wijze energie wordt geproduceerd door bijvoorbeeld de exploitatie van een windturbine.

Leden Iedereen van 18 jaar en ouder kan volgens artikel 3 lid worden; 16- en 17-jarigen kunnen jeugdlid worden. Ook rechtspersonen (bijvoorbeeld stichtingen en BV’s) kunnen volgens dit artikel lid worden: het lijkt er echter op dat zij volgens artikel 16 geen stemrecht hebben, net als minderjarigen.

Bestuursleden De leden kiezen volgens artikel 11 de bestuursleden uit hun midden. Het zittende bestuur of tien leden kunnen echter een bindende voordracht doen. Ook een jeugdlid en een rechtspersoon kunnen bestuurslid worden.

Eigenaren Niet de 325 leden maar de Coöperatieve vereniging Zuidenwind is de (enige) eigenaar van de molen.

Schuldenaren Bij een coöperatie zijn volgens de wet de leden aansprakelijk voor tekorten: als de coöperatie haar schulden niet uit eigen middelen kan voldoen, moet zij uiteindelijk een beroep doen op de leden en die leden zullen dan moeten betalen. Zelfs oud-leden kunnen worden aangesproken.

U.A. Toch hoeven de leden van de Coöperatieve vereniging Zuidenwind daar niet voor te vrezen. Niet zozeer omdat de molen winstgevend is – want dat zou natuurlijk ooit kunnen veranderen – maar omdat aan de naam van hun coöperatie de letters U.A. zijn toegevoegd: Coöperatieve vereniging Zuidenwind U.A. Die twee letters staan hier volgens de wet voor uitsluiting van aansprakelijkheid. En dat betekent dat leden en oud-leden niet hoeven bij te dragen aan de tekorten.

Artikel 53 lid 1 van het Burgerlijke Wetboek (boek 2) luidt: De coöperatie is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. Zij moet zich blijkens de statuten ten doel stellen in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te hunnen behoeve uitoefent of doet uitoefenen.

Artikel 55 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Zij die bij de ontbinding leden waren, of minder dan een jaar te voren hebben opgehouden leden te zijn, zijn tegenover de rechtspersoon naar de in de statuten aangegeven maatstaf voor een tekort aansprakelijk;

Artikel 56 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij kan in afwijking van het in het vorige artikel bepaalde in haar statuten iedere verplichting van haar leden of oud-leden om in een tekort bij te dragen, uitsluiten. De leden kunnen hierop slechts een beroep doen, indien de rechtspersoon aan het slot van zijn naam in het eerste geval de letters U.A. (uitsluiting van aansprakelijkheid). Een rechtspersoon waarop de eerste zin niet is toegepast, plaatst de letters W.A. (wettelijke aansprakelijkheid) aan het slot van zijn naam.

Statuten Coöperatieve vereniging Zuidenwind:

https://www.zuidenwind.org/wp-content/uploads/2015/01/2017-12-11-Statuten-Zuidenwind.pdf