Avondklok in drieën.

DINSDAG 23 FEBRUARI 2021 De avondklok: Drie rechterlijke uitspraken. Drie wetten. Drie ministers. En eigenlijk ook drie avondklokken. Alle goede dingen bestaan uit drieën, zegt men wel. Welke zijn dat bij de avondklok?

1e UITSPRAAK is gedaan in de rechtszaak die de Stichting Viruswaarheid tegen de Nederlandse Staat heeft aangespannen. Daarin eiste de stichting dat de avondklok buiten werking wordt gesteld. Op dinsdagochtend 16 februari – een week geleden – deed de rechtbank uitspraak: de Staat moest de avondklok buiten werking stellen. Diezelfde dag nog zodat de avondklok al in de nacht van dinsdag op woensdag buiten werking zou zijn.

2e UITSPRAAK is gedaan in het hoger beroep dat de Nederlandse Staat tegen de rechtbankuitspraak instelde. Gedaan op diezelfde dinsdag. De Staat eiste bij het gerechtshof vernietiging van de rechtbankuitspraak. Vaak leidt instelling van hoger beroep automatisch tot schorsing van de lagere rechtbankuitspraak voor zolang het gerechtshof nog geen uitspraak heeft gedaan. Dat zou hier dan betekenen dat de avondklok in elk geval voorlopig niet buiten werking hoefde te worden gesteld. Maar hier leidde de instelling van hoger beroep niet automatisch tot schorsing van de rechtbankuitspraak. Dat gebeurde niet, omdat de rechtbank uitspraak deed in een kort geding. Instelling van hoger beroep tegen een kortgedinguitspraak leidt niet automatisch tot schorsing van de uitspraak. In vaktermen: een kortgedinguitspraak is uitvoerbaar bij voorraad. Daarom heeft de Staat bij het gerechtshof niet alleen vernietiging van de rechtbankuitspraak geëist maar ook schorsing. Het gerechtshof deed nog diezelfde dag uitspraak. Daarin werd de eis toegewezen: de avondklok hoeft voorlopig niet buiten werking te worden gesteld, namelijk totdat datzelfde gerechtshof uitspraak doet over de eis tot vernietiging van de rechtbankuitspraak.

3e UITSPRAAK wordt de uitspraak van het gerechtshof over die laatste eis: de vernietiging van de rechtbankuitspraak. Het gerechtshof heeft aangegeven dat ze daarover in elk geval niet voor aanstaande vrijdag uitspraak doet.

RECHTSSTAAT Waarom moet de avondklok van de rechtbank buiten werking worden gesteld? De avondklok is een overheidsmaatregel die mensenrechten beperkt en die dus voor de burger belastend is. In een rechtsstaat als Nederland mag de regering alleen dan een belastende maatregel opleggen als ze daartoe wettelijk bevoegd is. Een wettelijke bevoegdheid is een bevoegdheid die in een wet staat. Invoering van de avondklok is een bevoegdheid die in januari alleen nog stond in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Dat is geen gewone wet, maar een wet voor acute noodsituaties. Dat betekent volgens de rechtbank dat hij alleen in ‘superspoedeisende situaties’ kan worden toegepast, in ‘situaties die geen uitstel kunnen dulden’. Van zo’n noodsituatie was volgens de rechtbank geen sprake toen de avondklok op 22 januari werd ingevoerd, o.a. omdat het kabinet al ruim voor die tijd over de mogelijkheid van een avondklok had gesproken.

KAMERDEBAT Wat volgens de rechtbank de situatie toen des te minder spoedeisend maakte, is dat de premier een dag daarvoor met de Tweede Kamer heeft gedebatteerd over invoering van de avondklok. De rechtbank oordeelt dus dat (ook) dit debat in de weg stond aan een avondklok op basis van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. In mijn blog van 4 februari schreef ik dat dit debat noch nodig noch voldoende was voor een avondklok op basis van deze wet. De rechtbank overweegt dat het daarvoor zelfs nadelig was.

JOJO Waarom heeft het gerechtshof de rechtbankuitspraak geschorst? Het hof stelt voorop dat het hiermee ‘op geen enkele manier wil vooruitlopen’ op haar uitspraak over de al dan niet vernietiging van de rechtbankuitspraak. Het wil alleen een ‘jojo-effect’ voorkomen, dat wil zeggen dat de avondklok eerst enkele dagen (of iets langer) ‘eraf’ is om daarna weer (eventueel) ‘erop’ te moeten.

CIVIELE RECHTSZAKEN Alle drie rechtszaken zijn civiele rechtszaken: het zijn civiele rechters die de uitspraken doen. Toch is de invoering van de avondklok eigenlijk veel meer een bestuursrechtelijke aangelegenheid. Waarom zijn het dan geen bestuursrechters die uitspraak doen? Omdat de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 – dat is de regeling waarin van de wettelijke bevoegdheid gebruik wordt gemaakt – een algemeen verbindend voorschrift is. Je kunt bij de bestuursrechter geen rechtszaak aanspannen tegen algemeen verbindende voorschriften, tenminste niet rechtstreeks. De bestuursrechter is er alleen voor rechtszaken tegen vergunningen, subsidies, (bestemmings-) plannen en zo. Als je niet bij de bestuursrechter terecht kunt, dan kun je bij de civiele rechter terecht.

1e WET: toen de avondklok in januari werd ingevoerd was er slechts één wet die de landelijke avondklok mogelijk maakte. Dat was de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, en dan vooral artikel 8 eerste en derde lid. De rechtbank overweegt dat de situatie in januari zodanig was dat ook deze wet de avondklok niet mogelijk maakte, en dat de avondklok daarom buiten werking moet worden gesteld.

2eWET is de Wet voortduren van de werking van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Het voorstel voor die wet is op 2 februari ingediend en bekendgemaakt op 4 februari. Op 11 februari is dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen; een ruime meerderheid van regeringspartijen en oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en SP stemde voor. Voordat de Eerste Kamer er over heeft gestemd, is het door de regering ingetrokken. Dat gebeurde gisteren.

OKAY? Ik vraag me af of de gang van zaken bij dit wetsvoorstel staatsrechtelijk helemaal in orde was. Ten eerste moet zo’n wetsvoorstel volgens de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag ‘onverwijld’ worden ingediend, terwijl dat hier pas na anderhalve week is gebeurd. Ten tweede trekt de regering het wetsvoorstel in omdat ‘de noodzaak tot het debat (erover) in de Eerste Kamer (is) komen te vervallen’. Maar het debat zou erover gaan of een avondklok op basis van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag noodzakelijk was. En alleen de Eerste Kamer zelve gaat toch over die noodzaak?

3e WET is de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de open lucht covid-19, in de media wordt hij ook wel spoedwet genoemd. De regering heeft het voorstel voor deze wet de dag na de rechtbankuitspraak bij de Tweede Kamer ingediend. Dus op 17 februari. Het is dus mogelijk om een wetsvoorstel op zo’n korte termijn in te dienen! Het wetsvoorstel is ook in het parlement met spoed behandeld: de Tweede Kamer heeft het op 18 februari aangenomen en de Eerste Kamer op 19 februari, in beide Kamers stemde ook een groot deel van de oppositie voor. Deze spoedwet breidt de bevoegdheden van de Wet publieke gezondheid uit zodat er nu tweede wet is die het mogelijk maakt om een landelijke avondklok per ministeriële regeling in te voeren (en te verlengen). Trouwens, de Wet publieke gezondheid is in het afgelopen corona jaar herhaaldelijk uitgebreid met bevoegdheden. Zo maakt hij het sinds 1 december mogelijk dat per ministeriële regeling een mondkapjesplicht wordt opgelegd in gesloten ruimten en een verbod voor kappers om hun beroep uit te oefenen. Nu is daar dus aan toegevoegd de mogelijkheid om per zo’n zelfde ministeriële regeling een avondklok op te leggen.

DRIE AVONDKLOKKEN: de eerste avondklok gold van 23 januari tot 10 februari. De tweede – die eigenlijk een verlenging was van de eerste – gold van 10 februari tot 3 maart. Zojuist werd bekend dat de avondklok ook na 3 maart wordt verlengd, in elk geval tot 15 maart. Dat wordt dan de derde.

DRIE MINISTERS: De eerste avondklok is door de minister van Justitie & Veiligheid ‘samen met’ de premier ingevoerd. De tweede alleen door de minister van Justitie & Veiligheid. Invoering van de derde avondklok – eigenlijk ook een verlenging – zal gebeuren door de ministers van Justitie & Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en bovendien ‘in overeenstemming met de minister die het mede aangaat’ en ook nog ‘in overeenstemming met het gevoelen de (hele) ministerraad’. Trouwens, bij die derde avondklok zullen ook de Tweede en Eerste Kamer moeten worden betrokken; van de Tweede Kamer is dan zelfs goedkeuring nodig.

(Mr. Leon)

De GGD

DINSDAG 16 FEBRUARI 2021 De GGD is sinds de coronatijd veel in het nieuws, bijvoorbeeld in verband met testen en vaccineren. Wat is eigenlijk de GGD?

GGD is niet pas opgericht in de coronatijd maar bestaat al jarenlang. De letters staan voor Gemeentelijke gezondheidsdienst.

GEZONDHEIDSDIENST De GGD is dus een gezondheidsdienst die publieke gezondheidszorg verleent, dat wil zeggen maatregelen die de gezondheid voor de bevolking of specifieke groepen daaruit beschermen en bevorderen, inclusief het voorkomen en vroegtijdig opsporen van ziekten. Ze heeft bijvoorbeeld zorgtaken op het gebied van jeugdgezondheid en ouderengezondheid en houdt zich bezig met de bestrijding van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Dit zijn slechts enkele voorbeelden: het takenpakket is veel ruimer.

GEEN CURATIEVE ZORG De gezondheidsdiensten van de GGD bestaan vooral uit preventie, voorlichting en onderzoek. Curatieve zorg valt daar niet onder. Dat is de zorg die bijvoorbeeld ziekenhuizen en verpleeghuizen, huisartsen, tandartsen en apotheken aan hun patiënten verlenen.

GEMEENTELIJK Elke gemeente in ons land heeft een gemeentelijke gezondheidsdienst. Er is dus niet één GGD, maar er zijn veel GGD’s. Daarmee is trouwens niet gezegd dat elke gemeente een eigen gezondheidsdienst heeft. Integendeel: geen enkele gemeente heeft een eigen gezondheidsdienst. Elke GGD is namelijk een samenwerking van verschillende gemeenten. Zo werken in GGD Haaglanden 9 gemeenten met elkaar samen, 15 in GGD Rotterdam-Rijnmond en in die van Gelderland-Midden en zelfs 21 in die van Brabant-Zuidoost. In sommige GGD’s werken alle gemeenten van een provincie met elkaar samen; dat is bijvoorbeeld het geval in Groningen, Zeeland en Utrecht. Ons land telt vijfentwintig GGD’s.

SAMENWERKENDE GEMEENTEN Gemeenten werken niet alleen voor gezondheidsdiensten met elkaar samen. Dat gebeurt ook op veel andere beleidsterreinen, zoals bijvoorbeeld milieu, inkoop, ICT, energie en jeugd- en gezinshulp. Gemeenten mogen in het algemeen zelf bepalen in welke vorm ze met elkaar samenwerken. Zo kunnen ze net als particulieren kiezen voor een vereniging of vennootschap. Ze kunnen er ook voor kiezen om een openbaar lichaam op te richten; particulieren kunnen dit laatste niet. Soms moeten gemeenten kiezen voor een openbaar lichaam als samenwerkingsvorm. Dat is het geval met de GGD: de GGD mag geen vereniging of vennootschap zijn, het moet een openbaar lichaam zijn.

OPENBAAR LICHAAM Er zijn in ons land heel veel openbare lichamen. Zo is elk van de 350 Nederlandse gemeenten een openbaar lichaam, net als de provincies. De meeste openbare lichamen zijn typisch overheid. Er zijn echter uitzonderingen: zo is ook de Nederlandse Orde van Advocaten een openbaar lichaam.

BESTUUR Een openbaar lichaam kan net als een vereniging en een particulier zelfstandig deelnemen aan de maatschappij. Om dat te doen heeft ze een bestuur nodig. Een gemeentebestuur bestaat uit gemeenteraad, burgemeester en college (van burgemeester en wethouders). Dat is zo geregeld in de Gemeentewet. De inwoners kiezen de gemeenteraad; de gemeenteraad kiest de wethouders en – tot op zekere hoogte – de burgemeester.

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Een GGD bestaat uit algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter. In het algemeen bestuur van een GGD zitten wethouders en burgemeesters. Ze zijn gekozen door en uit de colleges van de deelnemende gemeenten. Dit algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter en de andere leden van het dagelijks bestuur. Dat is zo geregeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een GGD is een openbaar lichaam én een gemeenschappelijke regeling; een gemeente is alleen een openbaar lichaam.

GGD REGIO UTRECHT Ter illustratie een voorbeeld. In de GGD (regio) Utrecht werken alle (26) gemeenten van de provincie Utrecht met elkaar samen. Dat gebeurt op basis van een overeenkomst. Het algemeen bestuur bestaat in deze GGD helemaal uit wethouders. Elk van de 26 colleges (van burgemeester en wethouders) heeft er uit zijn midden één aangewezen, meestal de wethouder voor Volksgezondheid.

VERANTWOORDING Kan die wethouder gewoon zijn gang gaan? De wethouder moet in elk geval aan zijn college en aan de gemeenteraad verantwoording afleggen voor wat hij in het algemeen bestuur doet of nalaat. Vragen van individuele raadsleden moet hij beantwoorden. Het college kan hem zo nodig ontslaan uit het algemeen bestuur; de gemeenteraad kan dat niet.

ONGELIJKE KAPPEN Elke Utrechtse gemeente heeft dus een wethouder in het algemeen bestuur, maar dit betekent niet dat bij het nemen van besluiten elke wethouder een gelijke stem heeft. Toch hebben de wethouders van de (negen) kleinste gemeenten nog altijd ieder één stem, terwijl de Utrechtse wethouder in zijn eentje ‘slechts’ goed is voor negen stemmen. Er zijn in totaal 68 stemmen uit te brengen; er is dan dus een gewone meerderheid vóór bij 35 stemmen.

DAGELIJKS BESTUUR Nu is het ook weer niet zo dat stemgewicht in het algemeen bestuur de machtsverhouding in het bestuur van de GGD bepaalt. Het algemeen bestuur van de GGD Regio Utrecht vergadert namelijk niet wekelijks, het hoeft dat maar twee keer per jaar te doen. Daarom is er ook nog een voorzitter en een dagelijks bestuur. Zes dagelijkse bestuurders worden uit en door het algemeen bestuur gekozen; dat zijn dus ook wethouder. Dat gebeurt met een gewone meerderheid van stemmen. Het resultaat moet wel zijn dat er een geografische spreiding is van die dagelijkse bestuurders. Elke dagelijkse bestuurder heeft één stem.

VOORZITTER En de zevende dagelijkse bestuurder, de voorzitter, is altijd de Utrechtse wethouder!

DIRECTEUR Die voorzitter moet worden onderscheiden van de directeur publieke gezondheid. De directeur heeft de leiding over de gezondheidsdienst en is secretaris in de besturen. Hij is geen wethouder. Hij wordt weliswaar door het algemeen bestuur benoemd, maar – en dat is tevens een wettelijke eis – wel altijd in overeenstemming met het bestuur van de Utrechtse veiligheidsregio. Dat bestuur bestaat alleen uit de burgemeesters.

(Mr. Leon)

Avondklok

DONDERDAG 4 FEBRUARI 2021 Sinds anderhalve week geldt er in ons land een nieuwe coronamaatregel: de avondklok. De maatregel houdt in dat het verboden is om tussen negen uur ‘s avonds en half vijf ‘s ochtends in de open lucht te vertoeven (behalve in de eigen tuin). Hij geldt in elk geval tot volgende week, maar waarschijnlijk nog langer. Is de avondklok vanuit het staatsrecht gezien hetzelfde als al die andere coronamaatregelen?

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID heeft de avondklok ingevoerd. Hij heeft dat gedaan door middel van een ministeriële regeling. Die regeling heet officieel Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19.

ALLERLEI GRONDRECHTEN worden door de avondklok beperkt. Zoals de vrijheid om te staan en te gaan waar men wil oftewel de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet). Zoals de vrijheid van vergadering en betoging (artikel 9 Grondwet). Zoals de godsdienstvrijheid (artikel 6 Grondwet). Nu is het niet zo dat een beperking van grondrechten altijd betekent dat die grondrechten ook geschonden zijn: beperking van grondrechten is namelijk tot op zekere hoogte geoorloofd. Wel is het zo dat elke maatregel waardoor een of meer grondrechten beperkt worden een maatregel is die voor de burgers belastend is.

BELASTEND is de avondklok dus zonder meer. Het openbaar bestuur – en dus ook de minister van Justitie en Veiligheid – mag een belastende maatregel alleen opleggen als hij hiertoe wettelijk bevoegd is. De wetgever moet hem die bevoegdheid hebben gegeven. Waarom is dat nodig? Omdat de rechtsstaat dit eist. Zonder wetmatigheid van bestuur zou Nederland geen rechtsstaat zijn. Is er een wet die de minister bevoegd maakt om een avondklok in te stellen?

NIET GEWOON Die is er, maar dat is geen gewone wet. Het is geen wet waarin gewone bevoegdheden worden gegeven die gelden in ‘gewone’ omstandigheden. Een gewone wet in coronatijden is bijvoorbeeld de Tijdelijke coronawet die sinds december vorig jaar geldt en op grond waarvan bijvoorbeeld de mondkapjesplicht is ingevoerd. De avondklok staat daar niet in. De wet waarin staat dat de minister de avondklok mag invoeren staat in een noodwet. Een noodwet is een wet die alleen in buitengewone omstandigheden geldt. De avondklok staat in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Invoering van de avondklok is dus een buitengewone bevoegdheid. Staatsrechtelijk is een avondklok dus niet hetzelfde als de andere coronamaatregelen!

NOODTOESTAND Invoering van de avondklok is in deze wet in de eerste plaats bedoeld voor als er een noodtoestand is afgekondigd. Afkondiging van een noodtoestand oftewel uitzonderingstoestand gebeurt als de uitwendige of inwendige veiligheid van het land in geding is. De inwendige veiligheid is in geding bij een aanslag, oproer, opstand of burgeroorlog. De uitwendige veiligheid bij een oorlog of oorlogsverklaring, bezetting of belegering. Dat zijn toch andere buitengewone omstandigheden dan die waarin wij nu leven. Ook al is de corona epidemie een aanslag op de volksgezondheid en voelt het virus als een bezetting.

GEEN NOODTOESTAND? Er is dan ook geen noodtoestand afgekondigd. En toch is de invoering van de avondklok geldig. Waarom? Omdat van sommige buitengewone bevoegdheden in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag gebruik kan worden gemaakt zonder dat er een noodtoestand is afgekondigd. Dit wordt in de officiële toelichting op die wet separate toepassing genoemd. De avondklok is zo’n buitengewone bevoegdheid die separaat kan worden toegepast. Separate toepassing of niet: elke toepassing van een buitengewone bevoegdheid is staatsnoodrecht. Bovendien: elke buitengewone bevoegdheid is door de wetgever primair bedoeld voor een noodtoestand.

PREMIER De minister van Justitie en Veiligheid mag een avondklok natuurlijk niet zomaar invoeren. Daaraan worden in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag strikte voorwaarden gesteld. Ten eerste heeft hij toestemming nodig van de minister-president. Die toestemming is officieel gegeven op 22 januari jl. Ten tweede moeten beide bewindslieden van oordeel zijn dat een avondklok ‘met het oog op de handhaving van de openbare orde en veiligheid geboden is’. Wat zegt de premier zelf over zijn oordeel? Als we daarvoor de officiële toelichting op zijn toestemming lezen, dan verwijst hij eigenlijk alleen naar het advies van het OMT.

PARLEMENT Ten derde moet de regering ‘onverwijld’ een wetsvoorstel indienen bij het parlement omtrent het voortduren van de bevoegdheid om een avondklok in te voeren. Als Tweede of Eerste Kamer die bevoegdheid niet willen laten voortduren – doordat ze het wetsvoorstel verwerpen – moet de bevoegdheid om een avondklok in te voeren ‘onverwijld buiten werking worden gesteld’, en dus ook de avondklok. Er zijn inmiddels twee weken verstreken, maar ik heb het wetsvoorstel niet gevonden. Wel heeft de Tweede Kamer een dag vóór invoering van de bevoegdheid hierover met de premier gedebatteerd. Dat was op 21 januari. Hieruit bleek dat invoering van de avondklok op voldoende steun in de Tweede Kamer kan rekenen. Staatsrechtelijk was dit debat echter niet nodig; dat hoefde pas na zijn besluit. Staatsrechtelijk was het echter ook niet genoeg: zowel Tweede als Eerste Kamer moeten een wetsvoorstel kunnen behandelen omtrent het voortduren van de bevoegdheid om een avondklok in te voeren. Geen van beide heeft dat gedaan, als ik mij niet vergis.

(Mr. Leon)