Het Omtzigt congres van het CDA

VRIJDAG 25 JUNI 2021 Meer dan 500 leden van het CDA hebben inmiddels de brief ondertekend van de Stichting voor Sociale Christendemocratie van vorige week zondag. Daarin wordt het partijbestuur van het CDA verzocht om een congres te houden n.a.v. ‘het lekken van het interne memo van Pieter Omtzigt, en vooral de inhoud daarvan, de opmerkingen in de media door anonieme partijleden dat diens positie nu onhoudbaar is, en vervolgens het feit dat Pieter Omtzigt zijn lidmaatschap heeft opgezegd’. Het congres moet zo spoedig mogelijk en uiterlijk in de eerste week van augustus worden gehouden. Tot op heden heeft het partijbestuur hierop niet positief of negatief gereageerd volgens de briefschrijvers. Volgens de Volkskrant heeft het partijbestuur reeds vorige week dinsdag laten weten dat een congres pas eind september kan plaatsvinden. Dat is dus veel later dan de briefschrijvers en de 500 leden zouden willen. Staat het partijbestuur in haar recht?

VERENIGINGSRECHT Het recht dat hier toepasselijk is, is het verenigingsrecht. Het CDA is namelijk een vereniging, zoals ook zoveel andere politieke partijen dat zijn, net als ook een fanfare, sportclub en omroepvereniging. De regels die voor verenigingen gelden, staan in het Burgerlijk Wetboek. Een vereniging moet leden hebben en een bestuur. Af en toe moeten er een algemene (leden) vergadering worden gehouden, bij politieke partijen vaak congres of partijcongres genoemd. De algemene (leden) vergadering kan worden beschouwd als het belangrijkste orgaan van de vereniging. Alle leden mogen daarin het woord voeren en meestemmen over voorstellen. De CDA-leden die om een congres hebben verzocht, willen dat de leden die het congres bezoeken ‘richtinggevende uitspraken doen over de ontstane situatie en hoe daarmee om te gaan’.

STATUTEN en HUISHOUDELIJKE REGLEMENT Verenigingen zoals politieke partijen zijn niet alleen gebonden aan de wettelijke regels, maar ook aan de regels die ze zelf in hun statuten en (huishoudelijke) reglementen hebben opgenomen. Daarin worden de wettelijke regels uitgewerkt en aangevuld. Van sommige wettelijke regels kan zelfs worden afgeweken.

BURGERLIJK WETBOEK Op grond van het Burgerlijk Wetboek is het bestuur van een vereniging verplicht om een algemene (leden) vergadering te houden als daarom wordt verzocht door ‘een zodanig aantal leden (..) als bevoegd is tot het uitbrengen van een tiende gedeelte der stemmen in de algemene vergadering’. Zo’n vergadering moet dan ‘binnen vier weken na het verzoek’ worden gehouden. Het CDA heeft (ongeveer) 37.500 leden. Volgens deze wettelijke regel moet een verzoek voor het houden van een congres dus door (ongeveer) 3.750 leden worden gesteund, want elk lid heeft één stem. Dat is met (iets) meer dan 500 leden (nog) niet het geval. Deze wettelijke regel is dus (nog) niet van toepassing op het CDA.

STATUTEN Op grond van het Burgerlijk Wetboek is het bestuur van een vereniging soms verplicht om ook bij een verzoek door een (veel) kleiner aantal leden een congres te houden binnen vier weken. Dat is alleen het geval als in de statuten van die vereniging een (veel) kleiner aantal leden is genoemd dat voor zo’n verzoek nodig is. Het CDA heeft in haar interne regels bepaald dat een verzoek voor een congres slechts door 1% van de leden hoeft te worden gesteund. 1% van de CDA-leden, dat zijn zo’n 375 leden. De brief van zondag 13 juni is ondertekend door meer dan 500 leden. Dat zijn er meer dan de benodigde 375. Toch hoeft het partijbestuur ook nu weer niet binnen vier weken een congres te houden. Waarom niet? Omdat het lagere aantal leden dat nodig is voor een congres niet in de CDA-statuten is genoemd, maar alleen maar in haar huishoudelijk reglement.

HUISHOUDELIJK REGLEMENT Het partijbestuur is dus niet verplicht om uiterlijk binnen vier weken een congres te houden, dus vóór half juli. In de brief van zondag 13 juni is dat ook niet verzocht. Daarin staat het verzoek om zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen acht weken een congres te houden. Hoe komt men nu aan die termijn van acht weken? Die staat in het huishoudelijk reglement. Daarin staat dat het partijbestuur op verzoek van 1% van de leden binnen acht weken een congres moet houden. Is het partijbestuur dan wél verplicht om binnen acht weken een congres te houden, dus voor half augustus?

STATUTEN versus HUISHOUDELIJK REGLEMENT Ook daarop is het antwoord: nee. Waarom wederom niet? Omdat een lager aantal leden dan volgens de wet nodig is – volgens de wet is zoals gezegd 10% van de leden nodig – wordt beschouwd als een afwijking van die wet, en zo’n afwijking kan alleen geldig in statuten worden opgenomen. Een afwijking is ongeldig als hij (alleen) in het huishoudelijk reglement is opgenomen. Irrelevant is dat zowel het huishoudelijk reglement als de statuten door het congres worden vastgesteld. Een ongeldige bepaling in het huishoudelijk reglement geldt niet. Het partijbestuur staat dus in haar recht als ze niet wil voldoen aan het verzoek van de door meer dan 500 leden ondertekende brief van de Stichting voor Sociale Christendemocratie. Een andere vraag is of dit ook wijs is. Het partijbestuur hoeft niet maar mág wél besluiten om vóór half augustus een congres te houden. En zou het misschien niet ook kunnen zijn dat de huidige omstandigheden ertoe leiden dat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd dat het partijbestuur dit daadwerkelijk besluit? Niet per se driewerf nee dus! Het partijbestuur wordt trouwens over enige tijd waarschijnlijk opgesplitst in een landelijk bestuur en een verenigingsraad.

BIJ ANDERE POLITIEKE PARTIJEN Hoe hebben andere politieke partijen dit onderwerp geregeld? Anders dan het CDA hebben de partijen die tijdens de kabinetsformatie steeds in beeld zijn – daar beperk ik me hier toe – het wél in hun statuten geregeld, en soms daarnaast ook in het huishoudelijk reglement.

VVD en GROENLINKS schrijven in hun statuten dat het bestuur verplicht is om een congres te houden als 10% van de leden daarom verzoeken. Dat is dus een even hoog percentage als in de wet staat. In de statuten van de VVD staat – ook weer conform de wet – verder dat dan binnen vier weken het congres moet worden gehouden, bij deze partij trouwens algemene leden vergadering genoemd. Daarentegen staat in de statuten van GroenLinks dat het congres (pas) ná minstens dertig dagen mág worden gehouden; hier dus geen maximumtermijn van vier weken maar een minimumtermijn van een maand. Op dit punt lijken de statuten van GroenLinks me daarom in strijd met de wet; in plaats daarvan geldt daar dan ook de regel uit de wet, namelijk dat binnen vier weken het congres moet worden gehouden, bij deze partij trouwens initiatiefcongres genoemd.

D66 en PVDA nemen wél met een lager aantal verzoekende leden genoegen. Zij hebben in hun statuten geregeld dat het bestuur al bij een verzoek door (omgerekend) 3,5% respectievelijk minder dan 2% van de leden een congres moet houden. Maar net als bij GroenLinks is de uiterlijke termijn waarop het congres moet worden gehouden ook bij hen te lang. In de PvdA-statuten wordt namelijk gesproken over ‘een volgend congres’, terwijl het congres volgens het huishoudelijk reglement van D66 ‘binnen drie maanden’ moet worden gehouden. Op dit punt lijken de PvdA-statuten en het D66-reglement me daarom in strijd met de wet en geldt in plaats daarvan de regel uit de wet dat het congres binnen vier weken moet worden gehouden.

CHRISTENUNIE Last, but not least! De statuten van deze partij hebben namelijk de (voor de verzoekende leden) gunstigste regeling: het bestuur moet binnen vier weken een partijcongres houden als (omgerekend) minder dan 1% van de leden daarom verzoekt.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 2 juli

De Europese Centrale Bank en het rentebesluit

VRIJDAG 18 JUNI 2021 De Europese Centrale Bank heeft vorige week donderdag besloten om de rente voor het lenen van geld (wederom) niet te verhogen. Als ik het goed begrijp – maar ik ben geen econoom – blijft het daardoor in eurolanden zo dat men goedkoop geld kan lenen en dat spaarcenten nauwelijks rente opleveren of wordt daarvoor zelfs (negatieve) rente in rekening gebracht. Inflatie zal verder oplopen: hogere prijzen en geldontwaarding. Wat is de Europese Centrale Bank (ECB) en wie is daarin verantwoordelijk voor het rentebesluit?

EU De ECB maakt deel uit van de Europese Unie (EU). Dat staat in het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het is een instelling van die EU. Zijn hoofdkantoor staat in Frankfurt am Main (midden Duitsland). De EU heeft nog zes andere instellingen, waaronder het Europees Parlement en de Europese Raad. De Europese Raad bestaat hoofdzakelijk uit de regeringsleiders van de EU-landen. Voor Nederland is dat premier Mark Rutte, voor Duitsland bondskanselier Angela Merkel en voor België premier Alexander de Croo.

FED? De ECB moet niet verward worden met andere monetaire instellingen, zoals het IMF, het FED en de Wereldbank. IMF en Wereldbank maken deel uit van de Verenigde Naties. IMF staat voor het Internationaal Monetair Fonds. Het FED is de centrale bank van de USA; FED staat voor Federal Reserve System.

ONAFHANKELIJK De ECB is een onafhankelijke instelling. De Europese Raad, het Europees Parlement en de andere EU-instellingen kunnen hem geen instructies geven. Dat staat in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

RAAD VAN BESTUUR is het hoogste orgaan van de ECB. De belangrijkste besluiten van de ECB worden door deze Raad van Bestuur genomen, waaronder de rentebesluiten. De Raad van Bestuur – in het Engels: Governing Council – wordt in dit blog verder afgekort tot RvB. De RvB wordt in de eerste plaats gevormd door de ‘bazen’ van de centrale banken van de eurolanden. In sommige landen zoals in België heten ze gouverneurs, in andere landen directievoorzitters en in landen als Duitsland en Nederland president. De presidenten enzovoorts van de nationale centrale banken worden in dit blog verder bankpresidenten genoemd. Er zijn negentien bankpresidenten (allen heren!). De Nederlandse centrale bank is De Nederlandsche Bank; bankpresident is Klaas Knot. De RvB wordt in de tweede plaats gevormd door zes benoemde ‘directieleden’. De RvB bestaat dus uit vijfentwintig bestuurders. In sommige kranten wordt de RvB aangeduid met beleidscomité. Dit lijkt me minder juist, want het woord ‘comité’ is in het reglement van orde van de RvB gereserveerd voor een soort van ondersteunende commissie van die RvB.

LAGARDE De zes directieleden zijn lid van de RvB en gaan daarnaast over de lopende zaken; het zijn dan ook full time functionarissen. Ze zijn benoemd vanwege hun deskundigheid en goede naam. Hun benoeming gebeurt voor voor acht jaar. Ieder directielid bezit de nationaliteit van een euroland. Het is de Europese Raad die ze benoemt. De directievoorzitter is tevens voorzitter en daarmee president van de RvB. Sinds 2019 is dat Christine Lagarde; Lagarde is Française, was eerder directeur van het IMF en minister. Er is ook een Nederlands directielid.

GEEN CONSENSUS Het rentebesluit van de ECB van vorige week donderdag staat niet op zichzelf. De ECB houdt de rente al jarenlang laag. Eurolanden kunnen onderling heel verschillend denken over de wenselijkheid van dit monetaire beleid. Zo blijkt in krant en op televisie dat de noordelijke eurolanden het minder wenselijk vinden dan de zuidelijke. Ofschoon de stemming in de RvB geheim blijft, verklaarde ECB-president Lagarde na afloop van de RvB van vorige week donderdag dat enkele bestuurders tegen het rentebesluit hadden gestemd. Volgens de Volkskrant behoorden daar mogelijk ook de Duitse en de Nederlandse bankpresidenten toe. Wat is er eigenlijk nodig voor de RvB om tot een (rente)besluit te komen?

GELIJKE STEM In beginsel weegt de stem van elk bestuurslid even veel. De stem van de bankpresident van Duitsland is dus even zwaar als die van Malta of Luxemburg. Ook de stem van een directielid weegt even veel als die van een bankpresident. Bij het staken der stemmen – het kan zijn dat een of meer bestuurders afwezig zijn – is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

STEMMEN ZONDER LAST De RvB neemt zijn besluiten door te stemmen over voorstellen, bijvoorbeeld van de directie. In beginsel worden besluiten genomen met een gewone meerderheid van stemmen. De vijfentwintig bestuurders stemmen onafhankelijk; dat staat in het Verdrag betreffende de werking van de EU. Nationale regeringen mogen ‘hun’ bankpresident dus geen steminstructie geven en een bankpresident is niet verplicht om te stemmen conform de wensen die zijn regering in het parlement heeft geuit.

OF GEEN STEM Alle bankpresidenten hebben soms geen stem. Dat systeem is ingevoerd omdat de RvB anders te groot wordt om slagvaardig te kunnen zijn. Er is ruim van te voren afgesproken wie wanneer geen stemrecht heeft. In dit roulatiesysteem hebben steeds vier bankpresidenten geen stem, dus vier van de negentien. Bovendien zijn alle bankpresidenten verdeeld over twee groepen. Er is een groep van vijf bankpresidenten, waarvan er steeds een in elke vergadering geen stem heeft; gemakshalve noem ik ze (de bankpresidenten van) de grootste economieën. Tot die groep behoren Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië en ons land (!). Van de overige veertien bankpresidenten hebben er steeds drie geen stem. Onthouding van stemrecht is voor een of enkele maanden. Gemiddeld kunnen dus de (bankpresidenten van de) grootste economieën iets vaker stemmen. De zes directieleden wordt het stemrecht nooit onthouden.

STEMMEN OP 10 JUNI In deze zomerse maand hebben de Italiaanse, Maltese, Oostenrijkse en Portugese bankpresidenten geen stem. Die van Duitsland en Nederland mochten vorige week donderdag dus wél meestemmen. De Nederlands bankpresident mocht niet in februari en mag straks niet in juli en december stemmen. Voor de Duitse bankpresident was dat in maart het geval en straks in augustus. De Belgische bankpresident heeft de laatste drie maanden van dit jaar geen stem.

ALGEMENE RAAD Er is naast de directie en de RvB ook nog een Algemene Raad. Daarvan zijn ook lid de bankpresidenten van de niet-eurolanden.

RECHTERLIJKE TOETSING De ECB is weliswaar onafhankelijk, maar dat betekent niet dat hij mag doen en laten wat ie wil. Zijn handelingen en nalatigheden zijn namelijk onderworpen aan toetsing door het Hof van Justitie, dat is de (hoogste) rechter van de Europese Unie.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 25 juni

De nieuwe dierenwet

VRIJDAG 11 JUNI 2021 Eind vorige week was er in krant en op televisie veel aandacht voor een nieuwe dierenwet die vorige week officieel is bekendgemaakt. Deze nieuwe wet zou het (mogen) houden van vogels, konijnen, cavia’s, honden, katten en vele andere dieren als gezelschapsdieren gaan beperken. Wat is er aan de hand?

WET DIEREN Wat een nieuwe dierenwet wordt genoemd, is officieel een wijziging van de Wet dieren. Deze wet bestaat al tien jaar.

MISDRIJF Al jaren bepaalt de Wet dieren dat het verboden is bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen, tenminste als dat gebeurt zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is. Zo staat het in de wet. Dat zijn nogal vage termen: het is niet zo dat van elke handeling die men t.o.v. een dier pleegt meteen duidelijk of daarmee dit verbod wordt geschonden. Al langere tijd is het daarom voor sommige handelingen verduidelijkt in wetgeving, bijvoorbeeld voor het schoppen van een dier, het vervoer van een koe met overvolle uiers en het gebruiken van een hond als trekkracht. Die handelingen zijn uitdrukkelijk verboden. Wie bij een dier zonder redelijk doel pijn of letsel veroorzaakt enzovoorts, maakt zich schuldig aan dierenmishandeling op grond van de Wet dieren. Dat is een misdrijf waarvoor de rechter een gevangenisstraf tot drie jaar kan opleggen.

HUISVESTING De nieuwe dierenwet wil o.a. meer duidelijkheid verschaffen over wat ‘geen redelijk doel’ is om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel zijn gezondheid of welzijn te benadelen. Die duidelijkheid wordt verschaft doordat er een bepaling aan wordt toegevoegd. Deze bepaling houdt in dat een bepaalde wijze van huisvesting of een bepaald systeem van houderij nooit een redelijk doel kan zijn om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel zijn gezondheid of welzijn te benadelen. De eisen die een bepaalde wijze van huisvesting of een bepaald systeem van houderij stellen kunnen nooit een redelijk doel zijn.

AMENDEMENT Dat deel van de nieuwe dierenwet is het gevolg van een amendement. Een amendement is een wijziging van een wetsvoorstel. Het is een grondwettelijke bevoegdheid van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel van de regering te wijzigen. Elk van de 150 Kamerleden mag een amendement voorstellen. De meerderheid van de Kamer besluit of het wetsvoorstel geamendeerd wordt. Een Kamerlid van de Partij voor de Dieren heeft het amendement voor verduidelijking van wat een redelijk doel is voorgesteld. Dat was begin vorige maand. De Kamer heeft het amendement aangenomen en vrijwel de hele Kamer stemde vóór het geamendeerde wetsvoorstel. Tijdens het debat merkt de minister op dat het amendement zo is geformuleerd dat het niet alleen op veeteelt van toepassing zal zijn, maar ook op gezelschapsdieren.

ONTRADEN De regering kan een amendement niet tegenhouden. Wél heeft de minister het amendement voor verduidelijking van wat een redelijk doel is ‘ontraden’, omdat het heel algemeen geformuleerd is, tot heel veel discussie zal leiden en praktisch niet uitvoerbaar is. Volgens de minister verschaft het amendement dus niet meer duidelijkheid over wat een ‘redelijk doel’ is. De regering kan een wetsvoorstel intrekken, zolang het nog niet door beide Kamers is aangenomen, maar dat is hier niet gebeurd.

TOELICHTING Een voorstel tot een amendement gaat meestal gepaard met een schriftelijke toelichting waarin de indiener het voorgestelde amendement motiveert en uitlegt. In de toelichting van het amendement voor verduidelijking van wat een redelijk doel is staat dat gehouden dieren niet ernstig zouden mogen worden beperkt in hun natuurlijk gedrag. Voorbeelden van dieren die volgens de toelichting door het houden ernstig in hun natuurlijk gedrag worden beperkt zijn eenden in een eendenhouderij die geen toegang hebben tot zwemwater, konijnen in een konijnenhouderij die in kooien worden gehouden waar ze niet in kunnen graven, biggen in een stal waarvan de staartjes worden gecoupeerd (om staartbijten te voorkomen), kalfjes en geitjes in een stal die worden onthoornd (om verwonding van ander staldier te voorkomen) en hanen waarvan een teen wordt verwijderd (om verwonding van de hen te voorkomen).

EU-VERORDENING Het amendement is een wijziging van het wetsvoorstel dat de regering heeft ingediend. Het wetsvoorstel van de regering was slechts bedoeld om ‘technische’ wijzigingen aan te brengen in de Wet dieren. Die wijzigingen zijn nodig in verband met de uitvoering van een verordening van de Europese Unie, die sinds april geldt. Een EU-verordening is eigenlijk een wet, maar dan van de EU. Zo’n verordening kan niet zonder medewerking van het Europees Parlement tot stand komen. De technische wijzigingen die de regering in de Wet dieren heeft aangebracht zijn nodig voor een goede uitvoering van deze verordening, dat is de Europese diergezondheidsverordening.

DIERENZIEKTEN De Europese diergezondheidsverordening gaat over dierziekten, en wel over dierziekten die overdraagbaar zijn op andere dieren of op mensen. Er staan (uitsluitend) regels in die besmettelijke dierziekten willen voorkomen of bestrijden. De verordening gaat dus niet over dierenwelzijn, al staat er wel in dat bij het uitvoeren van de regels uit de verordening rekening moet worden gehouden met het dierenwelzijn.

ONTOELAATBAAR? Het wetsvoorstel van de regering gaat dan ook alleen over het voorkomen en bestrijden van dierziekten. Het amendement ter verduidelijking van wat een redelijk doel is gaat over dierenwelzijn. Is zo’n amendement dan wel toelaatbaar? Volgens het Reglement van Orde van de Tweede Kamer moet een rechtstreeks verband bestaan tussen de materie die het amendement regelt en de materie die het wetsvoorstel regelt. Is dat hier het geval? Heel belangrijk is die vraag echter niet, want in het reglement staat ook dat een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn zolang de (meerderheid van de) Tweede Kamer het niet ontoelaatbaar heeft verklaard. Zo’n verklaring is uitgebleven

STAATSBLAD De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel van de regering inclusief het amendement aangenomen op 11 mei. Vrijwel elke fractie heeft vóór gestemd. Twee weken later heeft de Eerste Kamer het (geamendeerde) wetsvoorstel aangenomen. Als hamerstuk. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel niet amenderen. De wijziging van de Wet dieren is een week later – op 2 juni – in het Staatsblad gepubliceerd.

INWERKINGTREDING Nu is het niet zo dat een wet geldt zodra het wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen. Eerst is nog bekrachtiging nodig. Dat gebeurt door een handtekening van de Koning en van een of meer bewindslieden. De wijziging van de Wet dieren is ondertekend door de ministers van Justitie en van Landbouw. Daarna moest de wet nog officieel worden bekendgemaakt; dat gebeurt altijd in het Staatsblad. De wijziging van de Wet dieren is op 2 juni in het Staatsblad gepubliceerd. Ten slotte moet nog officieel de dag worden bepaald waarop de wet in werking treedt. Pas dan geldt de wet. Voor de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet dieren is nog geen officiële datum bepaald.

EVALUATIE WET Zoals gezegd vond de minister tijdens het Kamerdebat in mei dat het amendement geen duidelijkheid verschaft over wat een redelijk doel is. Maar gisteren bleek tijdens een Kamerdebat over de ‘evaluatie Wet dieren’ dat een deel van de Tweede Kamer het met de minister eens was. VVD, CDA, BBB en Groep Van Haga hebben daarom een motie ingediend om op basis van wetenschappelijk onderzoek vast te stellen wat wordt verstaan onder het natuurlijk gedrag van een gehouden en daarmee gedomesticeerd (landbouw)huisdier, en of het vertonen van natuurlijk gedrag altijd bijdraagt aan een beter welzijn van een gehouden en daarmee gedomesticeerd (landbouw)huisdier. Volgende week wordt erover gestemd. De minister heeft de motie ontraden, omdat een juridische analyse al in voorbereiding is.

GEZELSCHAPSDIEREN? Tijdens dat debat van gisteren werd over één ding wel meer duidelijkheid verschaft: de richtinggevende Kameruitspraak dat gezelschapsdieren niet onder het amendement vallen, dat heeft de minister tenminste gehoord. Dat wil zeggen: dat een bepaalde wijze van huisvesting of een bepaald systeem van houderij nooit een redelijk doel kan zijn om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel zijn gezondheid of welzijn te benadelen niet van toepassing is op gezelschapsdieren, maar alleen op veeteelt. Minister Schouten zal er ‘voor zorgen dat we op dat punt (..) duidelijkheid kunnen gaan creëren’. Wat de minister hiermee precies bedoelt, is niet helemaal duidelijk, want uiteindelijk is het in Nederland zo dat het aan de rechter is om een wet uit te leggen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 18 juni

Gouverneur van Limburg is opgestapt

VRIJDAG 4 JUNI 2021 In de provincie Limburg is de commissaris van de Koning anderhalve maand geleden opgestapt, omdat de provinciale volksvertegenwoordiging een motie van wantrouwen tegen hem (en overige leden van het dagelijks bestuur) had aangekondigd. Is een commissaris juridisch verplicht om op te stappen als tegen hem een motie van wantrouwen wordt aangenomen?

CdK Elke provincie heeft een commissaris van de Koning, vaak afgekort tot CdK (commissaris des Konings). In Limburg wordt hij ook wel gouverneur genoemd. Een CdK is voorzitter van Provinciale Staten, de volksvertegenwoordiging van de provincie. Hij of zij is ook voorzitter van Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van de provincie. Een CdK heeft naast deze voorzitterstaken nog allerlei andere bestuurstaken, zoals het bevorderen van de bestuurlijke integriteit van de provincie.

VERANTWOORDEN Een CdK moet over die taakuitvoering verantwoording afleggen aan Provinciale Staten. Volgens de Limburgse Staten was gouverneur Theo Bovens tekort geschoten in zijn taak om de bestuurlijke integriteit van de provincie te bevorderen. Daarom was de motie van wantrouwen aangekondigd.

KONINKLIJK BESLUIT Een CdK is (juridisch) niet verplicht om op te stappen als Provinciale Staten een motie van wantrouwen aannemen. Want alleen de regering kan een CdK ontslaan; dat volgt uit de Provinciewet. Het ontslag van een CdK is – net als zijn benoeming – namelijk een koninklijk besluit: het is ondertekend door de Koning en de minister van Binnenlandse Zaken. De ministerraad moet er in hebben toegestemd; dat volgt uit het Reglement van de ministerraad.

PROVINCIALE STATEN Nu is het ook weer niet zo dat de regering hierbij geen enkele rekening hoeft te houden met wat Provinciale Staten willen. Integendeel: in beginsel moet de regering een CdK ontslaan als (een meerderheid van) Provinciale Staten aanbeveelt om de CdK te ontslaan vanwege een verstoorde verhouding.

AANBEVELING Voorafgaand aan die aanbeveling moeten Provinciale Staten een aantal stappen zetten. Provinciale Staten hoeven trouwens niet alle Statenleden te zijn, een meerderheid voldoet. Zo moeten Provinciale Staten hebben verklaard dat sprake is van een ‘verstoorde verhouding’. Als een motie van wantrouwen wordt aangenomen, dan zal sprake zijn van een verstoorde verhouding. Daarna moeten Provinciale Staten een aanbeveling tot ontslag aannemen. Dat laatste mag niet in dezelfde vergadering gebeuren als waarin zij hebben verklaard dat sprake is van een verstoorde verhouding. Tussen die vergaderingen moet namelijk een afkoelingsperiode van enkele weken tot enkele maanden liggen. Bovendien moet bij de oproeping voor die laatste vergadering het aanbevelingsvoorstel worden vermeld. Voordat de aanbeveling daadwerkelijk naar de minister mag worden gestuurd, moeten Provinciale Staten ook nog met die minister overleggen over de aanleiding van de verstoorde verhouding.

IN LIMBURG is het nooit zover gekomen. De regering heeft geen koninklijk ontslagbesluit genomen, noch hebben de Limburgse Staten de minister een aanbeveling tot ontslag gestuurd, noch een aanbeveling tot ontslag aangenomen en zelfs niet verklaard dat sprake is van een verstoorde verhouding of een motie van wantrouwen aangenomen. Bovens was juridisch dus niet verplicht om als gouverneur op te stappen.

DECONSTITUTIONALISERING Was het in Limburg wél zover gekomen, dan had de regering – zoals gezegd – in beginsel tot het ontslag van de gouverneur moeten besluiten. In beginsel, want de ministerraad had nog kunnen beslissen dat daarvan wegens ‘zwaarwegende gronden’ moet worden afgezien. Zo staat het sinds begin deze eeuw in de Provinciewet. Maar die wettelijke regeling zou wel eens kunnen gaan veranderen. Sinds twee jaar eist de Grondwet namelijk niet meer dat een CdK per koninklijk besluit wordt benoemd. Tot die tijd moest in de Provinciewet staan dat een CdK per koninklijk besluit wordt benoemd, want een wet mag niet strijdig zijn met de Grondwet. Maar sinds twee jaar laat de Grondwet toe dat in de Provinciewet komt te staan dat een CdK wordt benoemd door Provinciale Staten of rechtstreeks door de burgers. In de Provinciewet staat vandaag echter nog hetzelfde als twee jaar geleden, maar dankzij de deconstitutionalisering van twee jaar geleden zouden regering, Tweede Kamer en Eerste Kamer over kunnen gaan tot wijziging van de Provinciewet, bijvoorbeeld zo dat voortaan Provinciale Staten de CdK benoemen. Weliswaar betreft dit de benoeming, maar het ligt voor de hand dat dan ook meteen de ontslagregeling wordt gewijzigd, zo dat voortaan Provinciale Staten de CdK mogen ontslaan. De regering zou er dan niet meer over gaan. En een CdK zou na zo’n wetswijziging wél juridisch verplicht zijn om op te stappen na het aannemen van een motie van wantrouwen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 11 juni