Regels voor regionale omroepen

DINSDAG 1 DECEMBER 2020 Naast landelijke omroepen zoals AVROTROS, VPRO, Veronica en MAX zijn er ook regionale omroepen. Aan welke regels moeten de regionale omroepen zich houden?

MEDIAWET 2008 Regionale omroepen kunnen net als landelijke omroepen publiek of commercieel zijn. Er zijn geen commerciële; er zijn wel publieke. Elke provincie heeft er een. Voor hun financiering zijn ze gedeeltelijk aangewezen op advertenties en sponsoren. De Rijksoverheid springt financieel bij. Ze moeten zich aan verplichtingen houden die o.a. in de Mediawet 2008 staan. Zo’n regionale omroep mag bijvoorbeeld niet worden opgestart zonder aanwijzing van het Commissariaat voor de Media. In een provincie mag hooguit één omroep actief zijn; alleen voor Zuid-Holland mogen dat er twee zijn. Er zijn er in het hele land dertien aangewezen, waaronder Omroep Gelderland, Omroep Brabant, RTV Drenthe en Omroep West. Omroep West is een van de twee Zuid-Hollandse omroepen. Het Commissariaat voor de Media is een zelfstandig bestuursorgaan, net als dat bijvoorbeeld uitkeringsinstantie UWV is. Haar commissarissen zijn benoemd door de minister voor Media. Dat is sinds 2017 Arie Slobs.

ONAFHANKELIJK Elk van de dertien omroepen gaat onafhankelijk te werk. Een omroep moet daarom een redactiestatuut hebben waarmee de redactionele onafhankelijkheid t.o.v. bijvoorbeeld adverteerders en sponsors wordt gewaarborgd. De journalisten die bij de omroep werken moeten bij het opstellen van dit statuut zijn betrokken. Ook moet voor alle journalisten die bij de dertien regionale omroepen werken één cao worden afgesloten. Aan werkgeverszijde mag die cao alleen worden ondertekend door een landelijke stichting, die dit doet namens de dertien regionale omroepen. Het bestuur van die landelijke stichting is benoemd door de minister voor Media. Onlangs is een nieuwe cao afgesloten; dat is trouwens dezelfde cao die ook geldt voor de journalisten die bij landelijke publieke omroepen werken.

MEDIARAAD Voor een aanwijzing van het Commissariaat moet elke regionale omroep beschikken over een eigen zogenaamde regionale mediaraad. Deze mediaraad heeft o.a. als taak om het beleid voor het media-aanbod van de omroep te bepalen. De wet eist dat de mediaraad representatief is samengesteld: de belangrijkste maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen uit de provincie moeten erin vertegenwoordigd zijn. Provinciale Staten geven hierover advies.

STROMINGEN Bij Omroep Gelderland, Omroep West, RTV Drenthe en Omroep Brabant bestaan de regionale mediaraden uit ongeveer tien mensen. Bij alle vier zijn er vertegenwoordigers voor de ‘’stromingen’’ sport en cultuur. Wat de godsdienstige en geestelijke stromingen betreft, heeft Gelderland een vertegenwoordiger voor levensbeschouwing, West en Drenthe voor kerkgenootschappen en andere genootschappen/organisaties op geestelijke grondslag, terwijl de vertegenwoordiger in Omroep Brabant er alleen is voor kerkgenootschappen.

WERKGEVERS EN WERKNEMERS De stromingen natuur, werkgevers, werknemers, recreatie, welzijn en minderheden zijn meestal vertegenwoordigd. Meestal hebben zij geen eigen vertegenwoordiger, maar moeten zij met een andere stroming dezelfde vertegenwoordiger delen. Soms kan dat goed samengaan, zoals kunst en cultuur (West) en onderwijs en educatie (Brabant). Maar soms ligt dat minder voor de hand, zoals werkgevers en werknemers (Drenthe). Bij Omroep Brabant en Omroep Gelderland zijn ook jongeren en ouderen vertegenwoordigd, elk met een eigen vertegenwoordiger. RTV Drenthe is de enige bij wie ook de kleine dorpen zijn vertegenwoordigd.

GEHANDICAPTEN Wat opvalt is dat gehandicapten bij geen enkele omroep zijn vertegenwoordigd. Dat lijkt me een gemis, nog even los van de vraag wat het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap hiervan vindt. Overigens zijn gehandicapten volgens de Handleiding van het Commissariaat voor de Media over het algemeen juist wél vertegenwoordigd bij regionale omroepen.

PROVINCIALE POLITIEK Elke omroep bepaalt zelf vorm en inhoud van haar aanbod op de radio, televisie en het internet. Zolang minstens de helft van informatieve, culturele en educatieve aard is én in het bijzonder betrekking heeft op de eigen provincie. Wat de berichtgeving over politiek betreft, wordt in de jaarverslagen over 2019 expliciet de lokale en de regionale politiek genoemd. Dat is een goede zaak. Maar de provinciale politiek wordt niet genoemd, terwijl er vorig jaar zelfs provinciale verkiezingen waren. Ook provinciale politiek kan niet zonder goede politieke verslaglegging! Hopelijk is het zo dat de omroepen er los van hun jaarverslagen toch genoeg aandacht aan besteden. In het jaarverslag van RTV Drenthe worden de provinciale verkiezingen trouwens wel genoemd.

(Mr. Leon)

Verkiezingsprogramma’s over democratie, rechtsstaat en overheid

DONDERDAG 19 NOVEMBER 2020 De meeste politieke partijen die in de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd hebben hun (concept) verkiezingsprogramma’s gepubliceerd voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart volgend jaar. Wat staat er zoal in over democratie, rechtsstaat en overheid?

GRONDWET De SGP wil een preambule bij de Grondwet waarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar de christelijke waarden. De SP wil de onderwijsvrijheid gaan beperken zodat een beroep erop nooit in strijd met het gelijkheidsbeginsel kan komen. De SGP wil een opwaardering van de godsdienstvrijheid zodat dit grondrecht ook in de praktijk niet meer ondergeschikt is aan het gelijkheidsbeginsel. Verder wil de SGP dat in de Grondwet het recht op leven voor het ongeboren kind wordt erkend. Tenslotte wil de Partij voor de Dieren (PvdD) dat de rechten van dieren in de Grondwet worden erkend en vastgelegd.

WETGEVENDE MACHT: KIESRECHT D66, GroenLinks, PvdA en PvdD willen kiesrecht voor 16- en 17-jarigen. CDA wil een regionaal kiesstelsel, SGP wil wel meer aandacht voor regionale kandidaten maar wil geen regionaal kiesstelsel. PvdA en D66 willen meer gewicht voor voorkeurstemmen. 50+ wil een kiesdrempel van 3%. SGP wil de mogelijkheid van een lijstverbinding.

WETGEVENDE MACHT: REFERENDA D66, GroenLinks en PvdA willen een (juridisch) bindend correctief referendum om nieuwe wetten tegen te kunnen houden. 50+ wil dat evenals PvdD alleen voor verstrekkende wetten. PvdD geeft daarbij als voorbeeld vrijhandelsverdragen van de Europese Unie. VVD en SGP willen uitdrukkelijk geen referendum, bindend noch raadgevend. PvdA wil dat burgers ook een volksinitiatief kunnen nemen om een wet af te kunnen dwingen. D66 wil dat burgers een amendement kunnen indienen op een wetsvoorstel. De VVD wil wél een raadgevend preferendum (geen schrijffout) waarin burgers zich over een wetsvoorstel kunnen uitspreken dat in de Kamer wordt behandeld, maar de Kamer mag daaraan niet juridisch of politiek gebonden worden. CDA en GroenLinks willen burger(be)raden voor lastige en ingrijpende vraagstukken; de participerende burgers worden bij loting aangewezen. SGP wil alleen burgerfora voor de eigen leefomgeving.

WETGEVENDE MACHT: EERSTE KAMER D66 en GroenLinks willen de Eerste Kamer (op termijn) afschaffen.

UITVOERENDE MACHT: KONING D66 en PvdD willen dat de Koning geen deel meer is van de regering en de Raad van State, en dat hij geen politieke rol meer vervult in de kabinetsformatie. PvdD wil alleen nog een ceremonieel koningschap. GroenLinks en SP willen de monarchie helemaal afschaffen. SGP wil juist een grotere politieke rol voor de Koning bij de kabinetsformatie.

UITVOERENDE MACHT: MINISTERS D66 wil dat de premier/kabinetsformateur rechtstreeks door de kiezers wordt gekozen en dat de Tweede Kamer kandidaat-ministers gaat horen in een openbare vergadering. SGP wil geen rechtstreeks gekozen formateur.

UITVOERENDE MACHT: AMBTENAREN Het CDA wil tuchtrecht voor ambtenaren. De SP wil dat de top van een uitvoeringsorganisatie persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld voor ernstig falen van hun organisatie. D66 wil dat kandidaat-directeuren voor bestuursorganen in het openbaar worden gehoord door de Tweede Kamer.

UITVOERENDE MACHT: PVV Het CDA wil een Planbureau voor de Veiligheid. De VVD wil een toezichthouder op het gebruik van algoritmen, zowel door ondernemingen als door de overheid. Voor het gebruik van algoritmen door de overheid wil het CDA meer rechtsbescherming.

RECHTERLIJKE MACHT: TOETSINGSRECHT CDA, D66, GroenLinks en PvdA willen dat de rechter wetten aan de Grondwet mag gaan toetsen. Het grondwettelijk toetsingsverbod moet dan ook worden geschrapt. Daarentegen wil de VVD dat er ook een toetsingsverbod komt voor wetten aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wetten die volgens de rechter strijdig zijn met dit EVRM zouden om die reden niet meer buiten toepassing mogen worden verklaard. In plaats daarvan zou de wetgever sterker moeten gaan toetsen aan het EVRM. Ook SGP wil een sterkere toetsing door de wetgever, maar dan aan de Grondwet.

RECHTERLIJKE MACHT: MILIEUORGANISATIES De PvdA wil proefprocessen door o.a. milieuorganisaties stimuleren. Daarentegen wil de VVD dat het milieuorganisaties wordt verboden om te procederen uit naam van het algemeen belang.

RECHTERLIJKE MACHT: ALTERNATIEVEN PvdA en D66 willen dat er meer alternatieven komen voor de rechtbanken, zoals een vrederechter, een buurtrechter en een spreekuurrechter.

GEMEENTE 50+ wil dat gemeenteraadsverkiezingen niet overal in het land op dezelfde dag worden gehouden, maar verspreid over het jaar op 26 dagen en in alfabetische volgorde. GroenLinks en PvdD willen meer geld voor onafhankelijke lokale en regionale journalistiek. De VVD wil tussentijdse raadsverkiezingen bij slecht functioneren van een gemeentebestuur. D66 wil kleine gemeenten kunnen dwingen om te fuseren. SGP wil alleen fusiedwang bij structurele financiële problemen. CDA wil nooit fusiedwang. Bovendien wil deze partij dat er verkiezingen worden gehouden, en dat zowel de oude als de nieuwe gemeenteraad de fusie willen. CDA en SGP willen dat de burgemeester benoemd blijft worden door de regering, de zogenaamde kroonbenoeming. D66 en 50+ willen dat juist niet.

PROVINCIE D66 wil op termijn de provincies afschaffen. SGP wil daarentegen juist een grotere rol voor de provincies.

VAN DE partijen die hierboven niet besproken zijn heb ik het nieuwe (concept) verkiezingsprogramma niet kunnen vinden, bijvoorbeeld omdat het er nog niet was.

(Mr. Leon)

Amerikaanse presidentsverkiezingen: kiezerskeuze of keuze kiesmannen?

DONDERDAG 12 NOVEMBER 2020 Vorige week dinsdag was de laatste dag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Er is nog geen officiële winnaar aangewezen, ook al hebben diverse kranten en omroepen in de VS Democraat Joe Biden tot winnaar uitgeroepen. Hoe vindt de officiële aanwijzing van de winnaar plaats en welke rol spelen kiesmannen hierbij?

VICE PRESIDENT Ook de zittende vicepresident heeft een rol in de officiële aanwijzing van de nieuwe president. In de Amerikaanse grondwet – de Constitution of the United States of America – staat namelijk dat de voorzitter van de Senaat de documenten (Certificates) opent waarin de uitgebrachte stemmen van de kiesmannen staan. Voorzitter van de Senaat is volgens diezelfde grondwet de vicepresident; Mike Pence is de huidige Vice President. De Senaat is een van de twee Kamers waaruit het Amerikaanse parlement bestaat; de andere Kamer is het Huis van Afgevaardigden.

STEMMEN TELLEN Hoe gaat de officiële aanwijzing van de nieuwe president verder in zijn werk? Door het tellen van de stemmen die de kiesmannen hebben uitgebracht. Die stemmen staan in de Certificates. Dit alles gebeurt in aanwezigheid van het voltallige Amerikaanse parlement. Wie de meerderheid van (de stemmen van) de kiesmannen heeft, is de officiële winnaar van de verkiezingen. Hij (of zij) is de President-Elect.

KIESMANNEN De kiesmannen kiezen de president, maar op hun beurt worden zij zelf ook gekozen. Wie kiest hen? Dat doen de deelstaten van de VS. Elke deelstaat kiest haar eigen kiesmannen, Electors genaamd. Dat gebeurt in verkiezingen waaraan alle kiezers in die deelstaat kunnen deelnemen. De Amerikaanse grondwet geeft elke Amerikaan vanaf zijn 18e kiesrecht. Een kandidaat kiesman wordt aangewezen door de politieke partijen. Daarmee is meteen duidelijk welke presidentskandidaat zijn voorkeur heeft. De kiezer brengt zijn stem op een kandidaat kiesman uit door middel van een stembiljet. Op dat stembiljet staat altijd de naam van de presidentskandidaat die de kiesman graag ziet winnen. In de meeste deelstaten wordt de naam van de kiesman zelf niet op het stembiljet vermeld. Daardoor zijn veel kiezers zich er niet van bewust dat ze eigenlijk op een kandidaat kiesman stemmen en niet op een presidentskandidaat.

DEELSTATEN Elke verkozen kiesman brengt één stem uit op een presidentskandidaat, maar het aantal verkozen kiesmannen verschilt per deelstaat. Het loopt uiteen van slechts 3 tot 55, bijna een factor twintig verschil! Het daadwerkelijke aantal is afhankelijk van het aantal afgevaardigden dat de deelstaat in het Huis van Afgevaardigden heeft, en dat hangt op zijn beurt weer af van het inwonertal van de deelstaat. Daarom kiest bijvoorbeeld het aan de oostkust gelegen Delaware – de woonplaats van Joe Biden – met heel weinig inwoners slechts drie kiesmannen, terwijl het aan de westkust gelegen California met heel veel inwoners er 55 kiest.

KIESMANNEN VOLGEN POPULAR VOTE In bijna alle deelstaten brengen de kiesmannen hun stem uit op dezelfde presidentskandidaat. Dat is de kandidaat die van de kiezers in die deelstaat de meeste stemmen heeft gekregen. Die kandidaat heeft met andere woorden de popular vote gekregen. Eigenlijk hebben de kiezers niet op presidentskandidaten gestemd, want zij hebben op kandidaat kiesmannen gestemd (zie hierboven onder kiesman). Zo hebben bijvoorbeeld in California de meeste kiezers op kiesmannen gestemd die Biden als president willen. Onder de 55 kiesmannen in deze deelstaat zijn er echter ook die Trump willen. Toch zullen ze allemaal op Biden stemmen, ook al doen sommigen dat dan contre coeur. Dat is de vaste praktijk in alle deelstaten, maar het schijnt niet overal even goed geregeld in de grondwetten van de deelstaten. Hoe groot de popular vote is – een kleine meerderheid of een grote meerderheid – is irrelevant. De kleinste meerderheid is genoeg om de stemmen van alle kiesmannen te krijgen. Daarom voeren presidentskandidaten vooral campagne in deelstaten waar het onzeker is hoe de popular vote zal uitvallen, de Swing States geheten. Alleen in Maine en Nebraska kan het voorkomen dat sommige kiesmannen op de ene presidentskandidaat stemmen en andere kiesmannen op de andere.

KIESMANNEN VERSUS POPULAR VOTE Er zijn in de hele VS 538 kiesmannen. De meerderheid daarvan is 270. De presidentskandidaat die de stem van 270 kiesmannen heeft, is de winnaar van de verkiezingen. Dat hoeft niet te betekenen dat de meeste Amerikaanse kiezers ook op (kiesmannen voor) die kandidaat hebben gestemd. Deze kandidaat hoeft met andere woorden niet de popular vote van het hele land te hebben. Dat was bijvoorbeeld in 2016 het geval, toen op Donald Trump de meeste kiesmannen hadden gestemd (namelijk 304) terwijl de meeste kiezers op (kiesmannen voor) Hillary Clinton hadden gestemd. En zo was het ook in 2000, toen Republikein George W. Bush de stemmen kreeg van 271 kiesmannen terwijl Democraat Al Gore de popular vote van het land had gekregen. Trouwens: hoewel Bush veel minder stemmen van kiesmannen had gekregen dan Trump zestien jaar later, hadden er toch (relatief) méér kiezers op (kiesmannen voor) Bush gestemd dan op Trump.

WASHINGTON D.C. De 538 kiesmannen zijn verdeeld over de 50 deelstaten waaruit de Verenigde Staten is opgebouwd. Washington D.C. – waar de Amerikaanse regering zetelt – maakt geen deel uit van een Amerikaanse deelstaat. Evenmin is het op zichzelf een deelstaat. De stad vormt op zichzelf een ‘’district’’. Toch heeft dit district, genaamd District Columbia (D.C.), drie kiesmannen.

35+ Niet iedereen kan trouwens tot president worden gekozen. Alleen iemand die als Amerikaan is geboren en die er langer dan veertien jaar heeft gewoond komt daarvoor in aanmerking. Bovendien moet hij bij zijn verkiezing ouder zijn dan 35 jaar. Alle presidenten waren ouder dan 40 jaar. Ook Biden is dat half januari.

LAME DUCK PRESIDENCY De nieuwe president zal pas vanaf 20 januari om twaalf uur ‘s middags in functie zijn. Normaliter is begin november al zeker wie de President-Elect zal zijn. In de tussentijd blijft de zittende President, die vier jaar geleden is verkozen, in functie. Zo staat het sinds 1933 in de Amerikaans grondwet. Daarvoor duurde die tussentijd twee keer zo lang. Tot de 20e januari behoudt de zittende President volgens mij al zijn bevoegdheden, maar feitelijk beschouwt men het presidentschap dan als vleugellam, als een lame duck presidency.

(Mr. Leon)

De Tijdelijke coronawet

DONDERDAG 5 NOVEMBER 2020 De Eerste Kamer heeft vorige week dinsdag (27 oktober) de Tijdelijke coronawet aangenomen. Daarmee is deze wet, officieel Tijdelijke wet maatregelen covid-19, tot stand gekomen. Wat staat er zoal in?

WET PUBLIEKE GEZONDHEID De Tijdelijke coronawet is vooral een uitbreiding van de Wet publieke gezondheid. Deze wet bestaat al vele jaren. Daaraan zijn nu enkele tientallen nieuwe wetsartikelen toegevoegd. Daarnaast brengt de Tijdelijke coronawet kleine wijzigingen aan in enkele andere wetten, zoals in de Wet kinderopvang en de Wegenverkeerswet. Zonder instemming van Tweede en Eerste Kamer waren deze uitbreidingen en wijzigingen van bestaande wetten niet mogelijk geweest.

MINISTERIËLE REGELING Op grond van de (uitgebreide) Wet Publieke Gezondheid kan de minister regelingen vaststellen. Hij kan bijvoorbeeld regelen dat groepjes van twee of meer personen verboden zijn of dat theaters worden gesloten. Die ministeriële regelingen zijn erg belangrijk, omdat bijna alle coronamaatregelen daarin zullen komen te staan. In de Tijdelijke coronawet zelf staan namelijk geen maatregelen. Nou ja, misschien eentje: de anderhalve meter maatregel. Hoewel, daarover staat in de wet alleen maar dat men een veilige afstand tot andere personen moet houden. Wat in dit verband veilig is, gaat de regering in een apart besluit regelen (en uiteraard nadat daarover het RIVM is gehoord).

RAAMWET Voor alle andere maatregelen geeft de Tijdelijke coronawet alleen maar de bevoegdheid. De bevoegdheid om ministeriële regelingen uit te vaardigen waarin corona maatregelen staan. De minister krijgt bijvoorbeeld de bevoegdheid om groepsvorming te verbieden, theaters en musea te sluiten of voor een beperkt publiek open te stellen, evenementen te verbieden, een mondkapjesplicht op te leggen, ov-gebruik te beperken en schoolgebouwen te sluiten. Maatregelen hoeven trouwens niet in elke gemeente gelijk te zijn. Zo kan de minister in de ene gemeente de theaters sluiten terwijl hij ze in andere gemeenten (beperkt) openstelt. De minister kan zelfs in één gemeente het ene theater sluiten terwijl hij de andere open houdt. Lokaal en regionaal maatwerk is dus mogelijk, niet alleen voor theatersluitingen maar voor heel veel maatregelen.

TWEEDE KAMER Zo’n ministeriële regeling geldt pas nadat ze in werking is getreden. Het parlement kan de inwerkingtreding voorkomen. Het parlement, dat wil hier zeggen: alleen de Tweede Kamer. De Eerste Kamer kan dat niet voorkomen. De Tweede Kamer moet dan besluiten dat ze niet instemt met de ministeriële regeling. Dat is trouwens iets anders dan wat de Kamer doet bij de totstandkoming van nieuwe wetten en wijzigingen van bestaande wetten. Daarvoor is namelijk haar instemming nodig. Zonder instemming kan die (wijziging van de) wet niet in werking treden. Voor de inwerkingtreding van ministeriële regelingen op grond van de Tijdelijke coronawet is echter geen instemming van de Kamer nodig. Als de Tweede Kamer geen besluit neemt, treedt de ministeriële regeling gewoon in werking. Inwerkingtreding kan alleen worden voorkomen als de Kamer besluit dat ze niet instemt. De Tweede Kamer heeft daarvoor slechts één week de tijd.

2X DRIE MAANDEN De Tijdelijke coronawet en de daarop gebaseerde ministeriële regelingen vervallen drie maanden nadat de wet in werking is getreden. De regering kan tot een verlenging besluiten, met nog eens drie maanden. Voordat verlenging ingaat, moeten zowel de Tweede als de Eerste Kamer daarover hebben kunnen debatteren. Maar hun instemming is voor verlenging niet nodig.

MINISTER Welke minister is het eigenlijk die de ministeriële regelingen op grond van de Tijdelijke coronawet maakt? Dat is er niet slechts één. Het zijn er in elk geval drie: de minister van Justitie en Veiligheid (Grapperhaus), die van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ollongren) en die van Volksgezondheid (De Jonge). Bovendien moet elke ministeriële regeling ‘in overeenstemming zijn met het gevoelen van de ministerraad’; dus ook de minister-president (Rutte) is betrokken.

NOODVERORDENING In het afgelopen half jaar stonden bijna alle coronamaatregelen in noodverordeningen. Deze noodverordeningen waren uitgevaardigd door de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s. Elke voorzitter maakte een noodverordening voor zijn of haar eigen veiligheidsregio. De coronamaatregelen waren van kracht, omdát ze in die noodverordeningen stonden. De ministeriële regelingen die op grond van de Tijdelijke coronawet worden uitgevaardigd, gaan deze noodverordeningen vervangen.

BURGEMEESTER Het is trouwens niet zo dat alle coronaverplichtingen straks vanuit Den Haag worden bepaald. Burgemeesters mogen namelijk op grond van de Tijdelijke coronawet soms ontheffingen verlenen van de ministeriële regelingen. De minister kan deze bevoegdheid overdragen aan de voorzitter van de veiligheidsregio; dat is meestal de burgemeester van de grootste gemeente in de regio.

NIET UNANIEM Het wetsvoorstel voor de Tijdelijke coronawet is in oktober aangenomen. In de Tweede Kamer gebeurde dat op 13 oktober en in de Eerste Kamer twee weken later, op 27 oktober. In beide Kamers is dat niet unaniem gebeurd. De fracties die in de Tweede Kamer tegen stemden, deden dat ook in de Eerste Kamer.

STAATSBLAD De Tijdelijke coronawet is weliswaar door het parlement aangenomen maar hij is nog niet in werking getreden. Een wet treedt pas in werking nadat hij is bekendgemaakt in het Staatsblad. Dus kunnen er evenmin al ministeriële regelingen zijn uitgevaardigd. Daarom is ook de ’tijdelijke verzwaring van de gedeeltelijke lockdown’, die gisterenavond is ingegaan, net als al die andere coronamaatregelen van het afgelopen halfjaar weer in noodverordeningen geregeld. Totdat zij zullen worden vervangen door ministeriële regelingen.

(Mr. Leon)

Van wie is eigenlijk de natuur in Nederland?

DONDERDAG 29 OKTOBER 2020 Natuurgebieden zijn vaak in het nieuws. Vanwege de neergeslagen stikstofverbindingen. Of de sterk afgenomen biodiversiteit. Of omdat het er zo heerlijk wandelen, fietsen, varen of zitten is. Van wie zijn die gebieden eigenlijk? Zijn ze van de overheid?

NATUURGEBIEDEN in Nederland zijn volgens Wikipedia bijna allemaal van Staatsbosbeheer, de Vereniging Natuurmonumenten, een provinciaal landschap of een drinkwaterbedrijf.

RECHTSPERSONEN Deze organisaties bezitten allemaal rechtspersoonlijkheid. Een rechtspersoon kan net als een natuurlijk persoon (een mens) eigenaar zijn van onroerend goed, zoals een natuurgebied. De vier organisaties zijn wél heel verschillende rechtspersonen.

STAATSBOSBEHEER heeft overal in het land natuurgebieden, zoals in de Maasvallei in Limburg en het Land van Maas en Waal in Gelderland. Staatsbosbeheer is op grond van de Wet verzelfstandiging staatsbosbeheer een publiekrechtelijke rechtspersoon. Overheid dus. Publiekrechtelijke rechtspersonen komen voor in heel verschillende soorten en maten. Ook gemeenten en provincies zijn dat bijvoorbeeld. Staatsbosbeheer is van de soort zelfstandig bestuursorgaan, vaak afgekort tot zbo. Het is niet de enige zbo. Andere zbo’s zijn bijvoorbeeld uitkeringsinstantie de UWV en voor rijbewijzen het CBR, waarnaar trouwens momenteel een parlementair onderzoek loopt. Staatsbosbeheer heeft o.a. een directeur en een raad van toezicht. Beide worden benoemd door de minister van LNV; de directeur op voordracht van de raad. De minister draagt daarvoor natuurlijk politieke verantwoordelijkheid. Verder is de minister volgens de officiële toelichting op de wet politiek gezien alleen verantwoordelijk voor wezenlijke aangelegenheden van Staatsbosbeheer, zoals haar bedrijfsvoering op hoofdlijnen.

NATUURMONUMENTEN heet officieel Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Ook deze organisatie heeft overal in het land natuurgebieden, zoals de Loosdrechtse Plassen en de Brabantse Kesselse Waard. Natuurmonumenten is op grond van haar statuten een vereniging. Een privaatrechtelijke rechtspersoon dus, die geen overheid is. Iedereen kan er lid van worden; inmiddels zijn er meer dan 700.000 leden en donateurs. Het heeft o.a. een bestuur en een ledenraad. De ledenraad kiest en benoemt het bestuur. De leden kiezen op regionale bijeenkomsten de ledenraad.

PROVINCIALE LANDSCHAPPEN zijn er in alle provincies. Iedere provincie heeft haar eigen provinciaal landschap. In Utrecht is dat het Utrechts Landschap, dat bijvoorbeeld over het Amerongse Bos gaat. Utrechts Landschap is net als de andere provinciale landschappen een stichting. Ook dit is een privaatrechtelijke rechtspersoon, die geen overheid is. Het is echter geen vereniging maar een stichting. Voor stichtingen geldt een wettelijk ledenverbod. Utrechts Landschap heeft op grond van haar statuten een directie die wordt benoemd door een raad van toezicht. Wie deel uitmaakt van de raad van toezicht, bepaalt deze raad zelf.

DRINKWATERBEDRIJVEN zorgen er allereerst voor dat overal in Nederland drinkwater wordt geleverd. Er zijn tien van zulke bedrijven; elk heeft een eigen verzorgingsgebied. Dunea doet dat voor (delen van) Zuid-Holland. Maar het heeft ook natuurgebieden, zoals Meijendel tussen Den Haag en Wassenaar. Vitens verzorgt het drinkwater in Friesland, Overijssel, Flevoland, Utrecht en Gelderland. Het heeft o.a. natuurgebied Heumensoord in Gelderland. Vitens en Dunea zijn op grond van hun statuten – net als de meeste andere waterbedrijven – naamloze vennootschappen, NV’s dus. Ook dat zijn privaatrechtelijke rechtspersonen. NV’s hebben o.a. een directie, een raad van commissarissen en aandeelhouders. Bij Vitens en Dunea zijn het de aandeelhouders die de directie en de commissarissen benoemen.

INTERNE STRIJD Vitens heeft tientallen aandeelhouders. Dat zijn tal van gemeenten in het gebied en de vijf provincies. Dunea heeft alleen (zeventien) gemeenten als aandeelhouder. Eigenlijk zijn deze drinkwaterbedrijven dus overheid, ondanks dat ze een NV zijn. Bij Dunea zijn de aandelen ongelijk verdeeld. De grootste aandeelhouder is Den Haag, met meer dan 1/3 van alle aandelen. Ik weet niet wat de verdeling bij Vitens is. Voor de benoeming van een nieuwe commissaris of een nieuwe directeur doet de raad van commissarissen een voordracht. De aandeelhouders kunnen besluiten om die voordracht over te nemen. Zo’n besluit kan per meerderheid genomen worden. Dat is niet de meerderheid van de aanwezige aandeelhouders, maar de meerderheid van de aanwezige aandelen. De aandeelhouders kunnen ook besluiten om die voordracht niet over te nemen, maar dan is er meer nodig dan deze meerderheid. Zo’n besluit moet dan een groter draagvlak bij de aandeelhouders hebben. Hoeveel groter dat draagvlak moet zijn, verschilt tussen Dunea en Vitens. Dunea is strenger, want daar is er voor een alternatieve directeursbenoeming een (nog) groter draagvlak nodig dan voor een alternatieve commissarisbenoeming. Dat is bij Vitens niet het geval.

(Mr. Leon)

Het Beneluxparlement

DONDERDAG 15 OKTOBER 2020 Begin oktober vergaderde het Beneluxparlement in Luxemburg. Wat is het Beneluxparlement?

BENELUX België, Nederland en Luxemburg hebben met elkaar een samenwerkingsverband. Dat is de Benelux. Over hun samenwerking zijn al tijdens de oorlogsjaren afspraken gemaakt, toen de regeringen van de drie landen in ballingschap waren in Londen.

STEEDS MEER UNIE Aan de huidige samenwerking ligt een verdrag uit 2008 ten grondslag: het Benelux Unie Verdrag. Daarin staat dat de drie landen samenwerken op het gebied van economie, financiën, sociale zaken, duurzame ontwikkeling, justitie en binnenlandse zaken. Dat zijn ook gebieden waarop de drie landen in het verband van de Europese Unie met 25 andere samenwerken, maar in Beneluxverband gaat die samenwerking net iets verder. Het verdrag uit 2008 is een herziening van een verdrag uit 1958. De samenwerking is nu uitgebreider. In het verdrag van 1958 beperkte de samenwerking zich tot economische samenwerking. Dat kwam ook in de naam van het toenmalige samenwerkingsverband tot uiting, namelijk Benelux Economische Unie. Sinds 2008 is de naam gewijzigd in Benelux Unie. Al in 1944 gold op basis van de afspraken die in ballingschap waren gemaakt een douane-unie. Sinds die tijd bestaan er geen grenscontroles meer tussen de landen, enkele periodes uitgezonderd (zoals afgelopen voorjaar).

COMITÉ VAN MINISTERS Vorige week was er een Benelux-top van de drie premiers: Mark Rutte, Xavier Bettel (Luxemburg) en Alexander de Croo (België). Vanzelfsprekend was corona een belangrijk gespreksonderwerp. Een ander gespreksonderwerp was het nieuwe meerjarenplan, dat gaat lopen van 2021 tot en met 2024. Daarin staat bijvoorbeeld dat de digitale transportbrief voor het wegvervoer wordt uitgebreid. De premiers kwamen bij elkaar als Comité van Ministers. Dit comité is een van de vijf officiële instellingen van de Benelux Unie die in het verdrag worden genoemd. Het comité moet minstens eens per jaar vergaderen. Vaak gebeurt dat zonder premiers: waar het om gaat is dat elk land (minstens) één vertegenwoordiger op ministerieel niveau stuurt. Welke minister naar de vergadering wordt gestuurd, hangt af van het onderwerp dat op de agenda staat. De top van vorige week is trouwens door middel van een videoconferentie gehouden. Het comité heeft geen vaste voorzitter; elk jaar vervult een ander land die rol. Dit jaar is dat Nederland. Het comité kan alleen besluiten nemen als geen enkel land bezwaar maakt.

BENELUXPARLEMENT Een andere officiële instelling van de Benelux Unie is het Beneluxparlement, ook wel Benelux Interparlementaire Assemblee genoemd of Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. De drie landen hebben er een apart verdrag voor gesloten. Het Beneluxparlement bestaat uit 49 leden. Ze moeten allemaal parlementariër zijn in een van de drie landen. 21 Belgische, 21 Nederlandse en 7 Luxemburgse mogen erin. De 21 Nederlandse parlementariërs zijn gekozen uit en door de Tweede en Eerste Kamer. Twaalf zijn Tweede Kamerleden, negen zijn senatoren.

VAKER NIET DAN WEL BIJEEN Meestal vergadert het parlement drie keer per jaar: in maart, juni en eind november of begin december. Dit jaar is de vergadering van maart vanwege corona niet doorgegaan. Wel is er vergaderd in juni en begin oktober, en staat er een in december gepland. Een vergadering duurt twee dagen (vrijdag en zaterdag) en is openbaar. Het parlement is dus vaker niet dan wél bijeen. Het parlement kiest uit haar midden een voorzitter. De vergaderlocatie wisselt en is steeds in het land waaruit de voorzitter komt. Dit jaar is dat een Luxemburger en dus worden dit jaar alle vergaderingen in Luxemburg gehouden. Overigens, vanwege corona konden de parlementariërs hun vergadering ook thuis achter hun laptop bijwonen. De vergadering is in het Frans en Nederlands.

FRACTIES Bijna alle leden van het Beneluxparlement zijn lid van een politieke fractie in dat parlement. Zo vormen de Nederlandse Beneluxparlementariërs van CDA en ChristenUnie samen met hun Luxemburgse en Belgische geestverwanten de Christelijke fractie. De Christelijke fractie is een van de drie grote fracties. De Liberale fractie (o.a. VVD en D66) en de Socialistische fractie (o.a. GroenLinks, SP en PvdA) zijn de andere twee; die laatste heet trouwens officieel SGD/SVD-fractie. De Nederlandse Beneluxparlementariërs zijn in het Nederlandse parlement lid van negen verschillende politieke partijen, waaronder de vier coalitiepartijen. Niet elke politieke partij heeft dus iemand in het Beneluxparlement, al is het dan weer wél zo dat elke Beneluxparlementariër een officiële plaatsvervanger heeft en de officiële plaatsvervangers ook van andere politieke partijen komen.

BERAADSLAGEN Het parlement beraadslaagt. Iedere parlementariër heeft spreekrecht; ook ministers uit de drie landen hebben dat. Interrupties zijn niet geoorloofd volgens het reglement van orde. Iedere parlementariër mag schriftelijke vragen stellen aan het Comité van Ministers en aan de gezamenlijke regeringen van de drie landen, en heeft recht op antwoord. Uiteraard zijn er agendapunten. Iedere parlementariër kan daarvoor trouwens voorstellen doen. Op de vergadering van begin oktober waren o.a. de gevolgen van de Brexit en de mensenrechten in Wit-Rusland geagendeerd. Voor het laatste onderwerp waren ook parlementariërs van de Baltische Assemblee uitgenodigd. De Baltische Assemblee is vergelijkbaar met het Beneluxparlement, maar bestaat uit parlementariërs van Letland, Estland en Litouwen.

AANBEVELING De beraadslaging kan leiden tot het nemen van een besluit, zoals het geven van een advies en het doen van een aanbeveling. Die zijn dan gericht aan het Comité van Ministers of aan de (gezamenlijke) regeringen van de drie landen. Tot welke adviezen of aanbevelingen op de vergadering van begin oktober is besloten, is nog niet gepubliceerd op de website. Maar in de afgelopen jaren zijn o.a. aanbevelingen gedaan over waterstofeconomie, aanpak van mensenhandel in de virtuele wereld, arbeidsmobiliteit, zelf rijdende auto’s en circulaire economie. Aanbevelingen en adviezen krijgen enige tijd later een schriftelijk antwoord van het Comité van Ministers.

PARLEMENT? Het Beneluxparlement heet dan wel parlement, maar eigenlijk is het geen echt parlement, want anders dan bijvoorbeeld de parlementen in België, Nederland en Luxemburg is ze o.a. geen wetgever, gaat ze niet over de begroting van (het Comité van) Ministers en heeft ze niet het recht om (het Comité van) Ministers naar huis te sturen.

(Mr. Leon)

Wanneer is een kerk te vol?

DONDERDAG 8 OKTOBER 2020 Deze week was er veel ophef over de kerkdiensten in de Overijsselse gemeente Staphorst. Daar waren in een kerk met 2300 zitplaatsen 550 kerkgangers toegelaten. Aan welke aantallen kerkgangers moeten kerken zich in coronatijden houden?

KERKDIENST In dit blog zijn kerkdiensten samenkomsten in een kerkgebouw van mensen die in gemeenschap met anderen hun godsdienst belijden. Een kerkdienst is uitoefening van de godsdienstvrijheid. In de Grondwet wordt deze vrijheid beschermd in artikel 6. Voor zover hier relevant staat daarin dat ieder het recht heeft om in een gebouw zijn godsdienst in gemeenschap met anderen vrij te belijden. De Grondwet beschermt ook de uitoefening van de godsdienstvrijheid buiten gebouwen, maar die bescherming gaat iets minder ver; hij wordt in dit blog niet verder besproken.

NOODVERORDENING Vanwege de corona crisis hebben de voorzitters van de veiligheidsregio’s noodverordeningen vastgesteld. Dat gebeurt al sinds maart, en sindsdien zijn die noodverordeningen diverse keren (ingrijpend) gewijzigd. Er zijn in Nederland 25 veiligheidsregio’s. Elke veiligheidsregio stelt haar eigen noodverordening vast, maar in de praktijk zijn ze inhoudelijk allemaal zo goed als gelijk. Het Veiligheidsberaad, een bestuurlijk overleg van de 25 voorzitters, heeft een model noodverordening opgesteld; die is in elke veiligheidsregio praktisch een op een overgenomen. Bijvoorbeeld in de Veiligheidsregio IJsselland, waar Staphorst onder valt.

GEBOUW In de noodverordeningen staat sinds vorige week dinsdag onder andere (weer) een regeling over samenkomsten van personen die in gemeenschap met anderen hun godsdienst belijden in een gebouw, zoals een moskee, kerk, synagoge of boeddhistische tempel. Gemakshalve spreek ik alleen over kerken. Maar wat voor de kerken geldt, geldt ook voor de andere gebedshuizen. Een gebouw wordt in de noodverordening trouwens ruim opgevat. Zo zijn ook een tent en een schip gebouwen.

CAFÉ Voor bijvoorbeeld cafés, restaurants, theaters en bioscopen staat in de noodverordening een vast maximum van 30 bezoekers. Dat aantal geldt per zelfstandige ruimte in het gebouw. Voor het hele gebouw kan er dus een hoger maximumaantal gelden.

KERK De noodverordening kent geen vast maximum voor het aantal kerkgangers in een kerkdienst. Ook voor uitvaarten en het religieuze deel van de huwelijksplechtigheid is dat er niet. Dat is er evenmin voor allerlei samenkomsten die geen religieuze bijeenkomst of plechtigheid zijn. Zoals markten, demonstraties, vergaderingen, sportbeoefening, treinen en hotels.

SCHOUWBURG Ook voor sommige schouwburgen geldt het vaste maximumaantal van 30 bezoekers niet, maar dat geldt alleen dan niet als de veiligheidsregio een maximumaantal bezoekers bepaalt dat daarin dan wél tegelijk mag worden toegelaten. In Veiligheidsregio IJsselland is dat o.a. gebeurd voor de schouwburg in Deventer en een schouwburg in Zwolle; voor beide is het nieuwe maximumaantal bepaald op 250 bezoekers per voorstelling. Verder zijn ook kantoren en werkplaatsen uitgezonderd van het vaste maximumaantal van 30, voor zover dat noodzakelijk is voor de continuering van hun dagelijkse activiteiten; in dat geval geldt landelijk een vast maximumaantal van 100 personen, per zelfstandige ruimte.

PLACERING EN RESERVERING Dat er voor kerken geen maximumaantal van 30 kerkgangers geldt, betekent niet dat voor hen geen bijzondere voorschriften gelden. Zo moeten alle kerkgangers een vaste zitplaats krijgen (placering). Placering is niet nodig voor bijvoorbeeld kantoren. Als er meer dan 100 kerkgangers zijn, moet er bovendien gereserveerd worden en gevraagd naar ziekteverschijnselen van COVID19 (de gezondheidsverificatie). Op een markt en bij een demonstratie is ongeacht het aantal aanwezigen reservering noch gezondheidsverificatie nodig.

ANDERHALVE METER Ook al zijn de kerken uitgezonderd van het maximumaantal van 30 personen, dat betekent nog niet dat alle zit- en staanplaatsen bezet mogen worden. Zo moeten kerken – uiteraard – zorgen voor anderhalve meter afstand tussen de kerkgangers (de bekende uitzonderingen daargelaten). In Staphorst leidde dat afgelopen zondag tot een allesbehalve volle kerk.

AFSPRAAK Afgelopen maandag heeft de minister van Justitie en Veiligheid gesproken met vertegenwoordigers van kerken, synagogen, moskees en (boeddhistische) tempels in Nederland. Dat heeft geresulteerd in afspraken, zoals dat men bij alle samenkomsten het aantal personen zoveel mogelijk zal beperken tot 30. Dus ook bij kerkdiensten. Volgens de minister is deze afspraak niet juridisch afdwingbaar.

BEPERKING GRONDRECHT? Noodverordeningen zijn wél juridisch afdwingbaar. Tenminste voor zover ze niet in strijd zijn met hoger recht. Grondrechten in de Grondwet zijn van hoger recht. Stel dat de afspraak van afgelopen maandag zou worden opgenomen in een noodverordening, is hij dan wél juridisch afdwingbaar? Niet volgens de Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van regering en parlement. Dat leid ik af uit een oordeel dat de raad in mei van dit jaar gaf. De raad oordeelde toen dat het grondrecht van de godsdienstvrijheid wordt beperkt als de overheid een maximumaantal van 30 kerkgangers per kerkdienst voorschrijft. Dat grondrecht staat in artikel 6 van de Grondwet. Daarin staat zoals gezegd dat ieder het recht heeft om in een gebouw zijn godsdienst in gemeenschap met anderen vrij te belijden. Alleen als het om een acute situatie gaat en om een korte periode, zou er volgens de raad bij een redelijke uitleg van dit grondrecht misschien geen sprake zijn van zo’n beperking. Van zo’n situatie of periode lijkt me nu – na ruim een half jaar corona maatregelen – geen sprake meer te zijn.

GEOORLOOFDE BEPERKING? Weliswaar is het grondrecht hoger recht dan de noodverordening, maar niet elke beperking van een grondrecht levert ook strijd op met dat grondrecht. Alleen bij strijdigheid kan een beperking niet juridisch afdwingbaar zijn. Een beperking kan geoorloofd zijn. Dan is er geen strijdigheid. Welke beperkingen geoorloofd zijn en welke dat niet zijn, volgt uit het grondrecht zelf. In het grondrecht van artikel 6 Grondwet staat hierover voor zover relevant: (In een gebouw) heeft ieder het recht zijn godsdienst in gemeenschap met anderen vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Uit het laatste woord – ‘’wet’’ – volgt dat dit grondrecht alleen in een parlementaire wet kan worden beperkt. Dat is een wet die door Tweede én Eerste Kamer is aangenomen, en vervolgens door de regering is ondertekend. Het wetsvoorstel voor de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 gaat een parlementaire wet worden, maar het is nu nog maar een voorstel dat bij de Tweede Kamer ligt. Een noodverordening van de voorzitter van een veiligheidsregio is beslist geen parlementaire wet. In een noodverordening mag dus het grondrecht van artikel 6 niet worden beperkt. Als dat toch gebeurt, is de noodverordening in zoverre niet juridisch afdwingbaar.

(Mr. Leon)

Partijbonzen in de massamedia

VRIJDAG 2 OKTOBER 2020 De Eerste Kamer buigt zich momenteel over aanpassing van de Mediawet. De Mediawet wet gaat over de televisie- en radio-omroepen. Onderdeel van de aanpassing is de invoering van een verbod voor landelijke bestuurders van politieke partijen om bestuurder of commissaris van een publieke omroeporganisatie te worden. Wat is hier aan de hand?

PUBLIEK Niet alle omroeporganisaties in Nederland zijn publieke omroeporganisaties. Zo zijn bijvoorbeeld SBS6, Net5 en Veronica geen publieke maar commerciële omroeporganisaties. Het verbod uit het wetsvoorstel betreft alleen de publieke omroep. AVROTROS, BNNVARA, KRO-NCRV, EO, VPRO en MAX zijn wél publieke omroeporganisaties.

TWEEDE KAMER De Tweede Kamer heeft vorig jaar ingestemd met aanpassing van de Mediawet, officieel Mediawet 2008 geheten. Hoewel het wetsvoorstel daarvoor van de regering kwam, was daarin geen verbod opgenomen voor bestuurders van politieke partijen om bestuurder of commissaris van een publieke omroeporganisatie te zijn. Dat verbod is er pas in opgenomen door een amendement van de Tweede Kamer.

AMENDEMENT Een amendement is een wijziging van een wetsvoorstel. Het amendement was voorgesteld door de Tweede Kamerleden Thierry Aartsen (VVD) en Harry van der Molen (CDA). Zij vonden het onwenselijk dat bestuurdersleden van politieke partijen invloed mogen uitoefenen bij een publieke omroeporganisatie, omdat een vrije pers gevrijwaard dient te blijven van politieke bemoeienis, en vermenging van politiek en media onwenselijk is. De Tweede Kamer heeft het amendement (unaniem) aangenomen.

EERSTE KAMER Een wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is aangenomen, gaat geamendeerd naar de Eerste Kamer. Voor de totstandkoming van een wet is namelijk instemming van Tweede én Eerste Kamer nodig. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer bleek dat een grote meerderheid van de Eerste Kamer moeite had met het amendement Aartsen/Van der Molen. Met de rest van het wetsvoorstel had zij geen moeite. De Eerste Kamer deed daarom een beroep op de Raad van State. Zij wilde van de Raad van State horen of het amendement schending van de (grondwettelijke) verenigingsvrijheid oplevert.

VERENIGINGSVRIJHEID Alle publieke omroeporganisaties zijn verenigingen volgens het burgerlijk recht. Verenigingsvrijheid is een mensenrecht en een grondrecht. In de Grondwet is het geregeld in artikel 8. Dat artikel luidt als volgt: Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde. De Raad van State gaf het volgende oordeel. Het amendement Aartsen/Van der Molen beperkt de mogelijkheid om te worden gekozen tot lid van een orgaan van een vereniging, zoals het bestuur en de raad van toezicht. Beperkt wordt zowel de mogelijkheid om tot bestuurder van een politiek partij te worden gekozen als de mogelijkheid om tot bestuurder of interne toezichthouder van een publieke omroeporganisatie te worden gekozen. Daardoor is het amendement een beperking van de verenigingsvrijheid. Nu is het niet zo dat elke beperking van de verenigingsvrijheid ook altijd een schending van die verenigingsvrijheid oplevert. Net als veel andere grondrechten kan de verenigingsvrijheid namelijk rechtmatig worden beperkt. Voor de verenigingsvrijheid mag dat echter alleen gebeuren in het belang van de openbare orde. De beperkingen uit het amendement zijn niet in het belang van de openbare orde. De Raad van State concludeert dan ook dat het amendement in strijd is met (het grondrecht van) de verenigingsvrijheid.

LEDEN De Raad van State kijkt voor wat betreft de verenigingsvrijheid naar het recht om gekozen (en benoemd) te worden in het bestuur of de raad van toezicht van een vereniging. Maar wie kiest eigenlijk die bestuurders en die commissarissen? Commissarissen zijn de leden van de raad van toezicht van een vereniging. In beginsel is dat de Algemene (Leden) Vergadering; dat staat zo in het Burgerlijk Wetboek. Dat is de vergadering waar elk lid zijn (ene) stem mag uitbrengen en besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, bijvoorbeeld de benoeming van het bestuur. In beginsel, want in de statuten van de vereniging mag hiervan tot op zekere hoogte worden afgeweken, bijvoorbeeld door daarin te regelen dat alleen afgevaardigden mogen stemmen op de Algemene Vergadering. Een Algemene Vergadering die uit afgevaardigden bestaat heet dan ook geen Algemene Leden Vergadering, maar bijvoorbeeld verenigingsraad of ledenraad. Die afgevaardigden moeten op hun beurt trouwens wél door de leden zijn gekozen. In de statuten mag zelfs geregeld zijn dat de helft van de bestuurders en de helft van de commissarissen door anderen dan de leden (of hun afgevaardigden) wordt gekozen.

GEEN AMENDEMENTSRECHT Waarschijnlijk zou voor de Eerste Kamer het oordeel van de Raad van State over de schending van de verenigingsvrijheid reden zijn geweest om het wetsvoorstel te verwerpen. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel namelijk alleen aannemen of verwerpen. Het mag dus niet slechts het geamendeerde deel van het wetsvoorstel verwerpen en de rest van het wetsvoorstel aannemen. Dat zou een verkapt amendementsrecht opleveren. De Eerste Kamer heeft geen amendementsrecht; alleen de Tweede Kamer heeft dat. De regering heeft het niet zo ver willen laten komen dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt.

NOVELLE Zij heeft namelijk bij de Tweede Kamer een novelle ingediend. Wat is een novelle? Een novelle is een wetsvoorstel dat een door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel wil verbeteren of aanvullen. De Eerste Kamer mag zelf geen novelle indienen. De regering dient een novelle in om te voorkomen dat de Eerste Kamer een wetsvoorstel verwerpt. Nadat de Tweede Kamer met een novelle heeft ingestemd, wordt die aan de Eerste Kamer voorgelegd. Normaliter neemt de Eerste Kamer vervolgens zowel die novelle aan als het wetsvoorstel zoals dat door de Tweede Kamer is aangenomen. De combinatie van novelle en wetsvoorstel levert de wet op die de Eerste Kamer graag ziet. Novelles komen niet vaak voor. Jaarlijks gaat het volgens Wikipedia om twee tot drie. Een novelle lijkt op een verkapt amendementsrecht voor de Eerste Kamer. Zoals gezegd ontbreekt het de Eerste Kamer aan dat recht. Staatsrechtelijk zou de novelle dus problematisch zijn. In de juridische literatuur wordt echter verwezen naar een oordeel van de Raad van State uit 1975 waarin staat dat novelles staatsrechtelijk geoorloofd zijn, als ze slechts af en toe worden ingediend.

PARTIJBONZEN De novelle die de regering voor de aangepaste Mediawet heeft ingediend, houdt in dat het amendement Aartsen/Van der Molen zal worden geschrapt uit het door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel. Daardoor zal het oorspronkelijke regeringsvoorstel weer in ere worden hersteld. Met die novelle is inmiddels door de Tweede Kamer ingestemd. Dat gebeurde unaniem. De Eerste Kamer moet zich er nog over buigen. De Eerste Kamer moet zich nu buigen over twee voorstellen: het wetsvoorstel voor een aangepaste Mediawet (inclusief het amendement Aartsen/Van der Molen) én de novelle die dit amendement weer schrapt uit dit wetsvoorstel. Zodra de Eerste Kamer met beide heeft ingestemd, komt de aangepaste Mediawet 2008 tot stand. Dat wil zeggen: exclusief het amendement Aartsen/Van der Molen. Partijbonzen kunnen dan opgelucht adem halen.

UNANIEM Novelle en amendement Aartsen/Van der Molen regelen het tegenovergestelde: óf een landelijke bestuurder van een politieke partij mag bestuurder of commissaris van een omroeporganisatie worden (novelle) of hij mag dat niet (amendement). Dat dezelfde Tweede Kamer beide heeft aangenomen, is niet zo vreemd. Anders zou een novelle nooit succesvol die Kamer kunnen passeren. Beetje vreemd is wél de unanimiteit waarmee de Tweede Kamer met beide akkoord is gegaan.

(Mr. Leon)

Doet de VNG straks nog wel mee?

DONDERDAG 24 SEPTEMBER 2020 Morgen houdt de VNG – de Vereniging van Nederlandse Gemeenten – haar jaarlijkse Algemene Leden Vergadering. Wat is de VNG en hoe neemt haar Algemene Leden Vergadering besluiten?

VERENIGING De VNG is een vereniging. Het is een vereniging die volgens het Burgerlijk Wetboek is opgericht. Dus een privaatrechtelijke vereniging. Sportclubs, fanfares en bijvoorbeeld politieke partijen zijn ook zulke verenigingen. Zij allen hebben o.a. leden, bestuur en statuten.

BELANGENORGANISATIE De VNG is de belangenorganisatie van de gemeenten. Belangenbehartiging gebeurt bijvoorbeeld door het voeren van overleggen met de rijksoverheid. De VNG is ook de werkgeversorganisatie die namens de gemeenten met de vakbonden onderhandelt over nieuwe cao’s voor gemeenteambtenaren. De VNG handelt via haar bestuur; het bestuur is de officiële vertegenwoordiger van de VNG.

ALV In verenigingsstatuten mogen voorwaarden worden gesteld aan het lidmaatschap, zodat alleen leden worden toegelaten die hieraan voldoen. In de VNG-statuten is zo’n kwaliteitseis gesteld. Daarin staat namelijk dat alleen gemeenten lid kunnen worden. Alle gemeenten in Nederland zijn er trouwens lid van. Leden van een vereniging hebben er wettelijk recht op dat minstens één keer per jaar een Algemene Leden Vergadering wordt gehouden, ook wel Algemene Vergadering genoemd en vaak afgekort tot ALV. In de VNG gebeurt dat normaliter in juni, maar dit jaar is dat vanwege Corona pas morgen het geval. In de rechtswetenschap wordt de ALV gezien als het belangrijkste orgaan van een vereniging. In beginsel heeft ieder lid het wettelijk recht om bij de ALV aanwezig te zijn, er het woord te voeren en er zijn stem uit te brengen.

STEMMEN De gemeenten die aan de ALV van de VNG willen meedoen, wijzen iemand aan die er als officiële vertegenwoordiger namens haar het woord mag voeren en mag stemmen. Die vertegenwoordiger kan bijvoorbeeld de burgemeester, een wethouder of een raadslid zijn. In de VNG-statuten staat dat het aantal stemmen dat de vertegenwoordiger uitbrengt per gemeente kan verschillen. Voor gemeenten met 75.000 inwoners of meer zijn dat namelijk 75 stemmen, terwijl dat voor gemeenten met een lager inwonertal net zoveel stemmen zijn als ze duizendtallen aan inwoners hebben. Zo brengt de vertegenwoordiger van een gemeente met 30.000 inwoners 30 stemmen uit en die van een gemeente met 50.000 inwoners 50 stemmen.

MEER GELD Op de agenda van de ALV van morgen wordt o.a. gestemd over motie 3b. Deze motie is genaamd: Gemeenten hebben acuut meer structureel geld nodig. Meer geld is o.a. nodig voor jeugdzorg. Daaraan schortte het al vóór de Corona, maar nu lopen de tekorten helemaal uit de hand. Daarom wordt het VNG-bestuur in de motie opgeroepen om tot actie over te gaan als het Rijk niet gauw met (veel) meer geld over de brug komt. Bij die acties gaat het bijvoorbeeld om voorbereiding van juridische acties en opschorting van overleggen met de rijksoverheid. Wellicht doet de VNG straks dus niet meer mee!

BESLUITEN De motie is ingediend door Zoetermeer. Deze Zuid-Hollandse gemeente heeft 125.000 inwoners. Haar officiële vertegenwoordiger brengt dus 75 stemmen uit, net als medeondertekenaar Lelystad (79.000 inwoners). Enkele andere medeondertekenaars zijn Vijfheerenlanden (57.000 inwoners) met 57 stemmen, Maassluis (33.000 inwoners) met 33 stemmen en Blaricum (11.000 inwoners) met 11 stemmen. Het aantal stemmen is bij benadering, want voor de inwonertallen is 1 januari 2019 de peildatum, terwijl de hier gehanteerde inwonertallen van recentere of vroegere datum kunnen zijn. In beginsel worden besluiten zoals het al dan niet aannemen van een motie genomen met een gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige gemeenten, dus de helft plus een. Het maakt daarbij niet uit hoeveel gemeenten aanwezig zijn, maar afwezige gemeenten mogen geen andere gemeente machtigen om namens haar te stemmen.

RAADSLEDEN, wethouders en burgemeesters die niet de officiële vertegenwoordiger van hun gemeente zijn, mogen op grond van de VNG-statuten wél aanwezig zijn in de ALV én er het woord voeren. Dat kan bijvoorbeeld zinvol zijn voor raadsleden die het niet eens zijn met wat de officiële vertegenwoordiger van zijn gemeente in de vergadering zegt en stemt.

STIEFMOEDER Het bestuur van de VNG wordt op grond van de statuten benoemd door de ALV. Weliswaar draagt een adviescommissie kandidaten voor, maar dit is geen bindende voordracht. Alleen burgemeesters, wethouders, raadsleden, raadgriffiers en secretarissen mogen bestuurslid worden. Het bestuur van de VNG bestaat momenteel uit 24 personen. Voorzitter is Jan van Zanen, burgemeester van Den Haag. Vicevoorzitter is Hubert Bruls, burgemeester van Nijmegen en in Coronatijd landelijk bekend geworden als voorzitter van het Veiligheidsberaad (club van voorzitters van de 25 Veiligheidsregio’s). Van de resterende 22 bestuursleden van de VNG zijn er drie raadslid, één secretaris en één griffier. De overige 17 bestuursleden zijn burgemeester of wethouder, onderling zo goed als fiftyfifty verdeeld. Op grond van de statuten moeten er minstens drie raadsleden, drie wethouders en drie burgemeesters in het bestuur zitten. Raadsleden zijn in het huidige bestuur dus nogal stiefmoederlijk bedeeld.

(Mr. Leon)

Maakt de Verenigde Vergadering het parlement sterker?

VRIJDAG 18 SEPTEMBER 2020 Afgelopen dinsdag was het Prinsjesdag. Elk jaar is er op de derde dinsdag van september de Verenigde Vergadering van het parlement. Op die dag wordt het parlementaire jaar geopend. Wat is de Verenigde Vergadering, en maakt die vergadering het parlement ook sterker?

TROONREDE De koning geeft elk jaar op Prinsjesdag een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid. Dit heet de Troonrede. Hij spreekt de Troonrede uit namens de regering. Hij doet dat in een vergadering waaraan alle Tweede Kamerleden en alle Eerste Kamerleden deel kunnen nemen. Dat is de Verenigde Vergadering. In die vergadering worden de Tweede Kamer en de Eerste Kamer als één beschouwd. Die ene kamer bestaat dan dus uit 225 Kamerleden, namelijk uit 150 Tweede Kamerleden en 75 Eerste Kamerleden. Tenminste, als alle Kamerleden present zijn. Normaliter zijn er bij de Troonrede ook nog bijna 800 (genodigde) gasten aanwezig. Vanwege corona zijn dat er dit jaar slechts enkele tientallen. De rede wordt normaliter in de Ridderzaal uitgesproken, maar dit jaar gebeurde dat in de (veel grotere) Grote Kerk in Den Haag.

BERAADSLAGEN EN BESLUITEN De Troonrede is niet de enige gebeurtenis die in de Verenigde Vergadering plaatsvindt. De Verenigde Vergadering wordt bijeengeroepen als de voorzitter dat nodig vindt of als minstens elf Kamerleden daar om vragen. Voorzitter is de voorzitter van de Eerste Kamer; dat is Jan Anthonie Bruijn. De Troonrede is voor de Kamerleden alleen een kwestie van luisteren. In de Verenigde Vergadering kúnnen echter ook debatten plaatsvinden, besluiten worden genomen en wetten worden vastgesteld. Zowel Kamerleden als ministers en staatssecretarissen mogen aan die debatten deelnemen. Voor de totstandkoming van besluiten en wetten is geen toestemming nodig van de Tweede Kamer of van de Eerste Kamer afzónderlijk. Debatteren, besluiten nemen en wetten vaststellen is echter alleen over bepaalde onderwerpen voorbehouden aan de Verenigde Vergadering. In de Grondwet staat welke onderwerpen dat zijn.

DECLARATION OF WAR Welke onderwerpen zijn dat zoal? Oorlogsverklaringen en de beëindiging daarvan. De noodtoestand die de regering heeft afgekondigd (wel of niet) laten voortduren. Diverse onderwerpen die met de koning en de monarchie te maken hebben, zoals toestemming geven voor het huwelijk van de koning. Het gaat dus om vrij uitzonderlijke onderwerpen.

107/225 Hoeveel stemmen zijn er nodig voor het nemen van besluiten en de totstandkoming van een wet in de Verenigde Vergadering? In de regel is daarvoor een gewone meerderheid voldoende, dat wil zeggen: de helft plus één van de aanwezigen. Als alle Kamerleden aanwezig zijn, dan is dit de helft plus een van 225, dat zijn 113 stemmen. Daarvoor zijn alle stemmen van Eerste Kamerleden tezamen dus niet voldoende, want dat zijn er slechts 75. Daarentegen zijn de stemmen van alle Tweede Kamerleden meer dan voldoende, want dat zijn er 150. Nu is het in de politieke praktijk niet zo dat alle Tweede Kamerleden anders stemmen dan alle Eerste Kamerleden. Wel kan het voorkomen dat de meerderheid van de Tweede Kamerleden anders stemt dan de meerderheid van de Eerste Kamerleden. Bijvoorbeeld omdat de politieke samenstelling van beide Kamers verschilt. De gewone meerderheid van alleen de Tweede Kamerleden is uiteraard nog geen meerderheid in de Verenigde Vergadering. VVD, D66, CDA en ChristenUnie zijn de huidige coalitiepartijen: zij steunen de huidige regering en de ministers en staatssecretarissen zijn lid van deze partijen. In de Tweede Kamer hebben zij 75 zetels, net één te weinig voor de meerderheid. In de Verenigde Vergadering bezetten zij 107 zetels, 6 zetels te weinig voor een meerderheid. De huidige regering moet dus voor het maken van de door haar gewenste wetten en besluiten in de Verenigde Vergadering op zoek naar 6 stemmen van 118 andere Kamerleden in de Verenigde Vergadering.

32/75 Dat is misschien geen sinecure, maar wél minder moeilijk dan de steun die ze bij andere Kamerleden in de Eerste Kamer moet zien te vinden. Daarin heeft de huidige coalitie 32 zetels. Voor een meerderheid zijn hier 38 stemmen nodig. Ook hier moet de regering dus op zoek naar 6 stemmen van een andere fractie, maar dat zijn dan 6 van 43 andere (Eerste) Kamerleden. Puur getalsmatig is dat (veel) moeilijker dan het vinden van 6 stemmen bij 118 andere Kamerleden. Voor de (meerderheid in de) Tweede Kamer en voor de regering kan een Verenigde Vergadering dus gunstig uitpakken.

GRONDWETSHERZIENINGEN Zoals hierboven bleek mag er tot nu toe alleen over uitzonderlijke onderwerpen worden gesproken en besloten in de Verenigde Vergadering. Het kabinet Rutte-III wil dat veranderen. Ze heeft bij de Tweede Kamer namelijk een voorstel ingediend om de Verenigde Vergadering een belangrijke rol te geven bij elke herziening van de Grondwet. Nu speelt de Verenigde Vergadering geen enkele rol bij grondwetswijzigingen. Het is nu namelijk zo dat beide Kamers afzonderlijk toestemming moeten geven voor een herziening van de Grondwet. Hoe gaat die afzonderlijke toestemming in zijn werk? Beide Kamers moeten twee keer akkoord gaan met een herziening. De eerste keer gebeurt dat met een gewone meerderheid, dus de helft plus één. De tweede keer met een twee derde meerderheid. In de Grondwet wordt trouwens niet van eerste keer en tweede keer gesproken, maar van eerste lezing en tweede lezing. Tussen beide lezingen worden er Tweede Kamerverkiezingen gehouden. Het is dus altijd een nieuwe Tweede Kamer die bij de tweede lezing toestemming geeft. De Eerste Kamer is in beginsel ongewijzigd. Zoals gezegd is het wél zo dat bij de tweede lezing beide Kamers met een twee derde meerderheid toestemming moeten geven. Als alle Kamerleden present zijn, zijn dat er in Tweede Kamer 100 en in de Eerste Kamer 50.

26 EERSTE KAMERLEDEN Vooral die twee derde meerderheid in de Eerste Kamer vindt de regering zeer onwenselijk. Ten eerste omdat daardoor ‘’een beperkte minderheid van de Eerste Kamer’’ – namelijk 26 van de 75 Kamerleden – een herziening van de Grondwet kan tegenhouden die wél kan rekenen op de steun van ‘’een grote meerderheid van de Tweede Kamer’’, namelijk minstens 100 van de 150 Kamerleden. Ten tweede omdat de Eerste Kamer minder representatief is en minder democratische legitimatie heeft voor wat betreft de grondwetsherziening, want de kiezers hebben de grondwetswijziging kúnnen laten meewegen bij het uitbrengen van hun stem bij de tussenliggende Tweede Kamerverkiezingen. Om aan die onwenselijke situatie een einde te maken, stelt de regering voor om de tweede lezing in een Verenigde Vergadering te houden in plaats van in afzonderlijke vergaderingen voor Tweede en Eerste Kamer. De eis van een twee derde meerderheid blijft staan. Zodoende moeten in het regeringsvoorstel minstens 150 van de 225 Kamerleden toestemming geven. Met andere woorden: 76 Kamerleden zijn nodig om een herziening van de Grondwet tegen te houden in de tweede lezing. Stel dat er voor een bepaalde grondwetsherziening 26 tegenstemmers zijn onder de Eerste Kamerleden. In het voorstel is dat onvoldoende om de grondwetsherziening tegen te houden. Dat kan straks alleen nog maar als er bovendien minstens 50 tegenstemmers onder de Tweede Kamerleden zijn. De Raad van State gaf een negatief advies over het voorstel van de regering.

UNITED WE STAND? Maakt een Verenigde Vergadering het parlement sterker? In zoverre wel, dat de Tweede Kamer er sterker van wordt; in zoverre niet, dat de Eerste Kamer er zwakker van wordt. In zoverre ook daarom niet, dat de coalitiepartijen – en daarmee de regering – er sterker van worden en oppositiepartijen zwakker.

(Mr. Leon)