Limburg krijgt extraparlementaire gedeputeerden

DINSDAG 26 JUNI 2019 Afgelopen maart waren er provinciale verkiezingen. Sindsdien wordt onderhandeld over een nieuw dagelijks bestuur, het college van Gedeputeerde Staten (GS). In sommige provincies is er al een nieuw college benoemd. In de provincie Limburg wordt naar alle waarschijnlijkheid aanstaande vrijdag een nieuw college benoemd. Dat wordt dan een extraparlementair college. Dat is heel bijzonder, want volgens de eigen website wordt dat het eerste extraparlementaire college van ons land. Wat is hier aan de hand?

Parlement Provinciale Staten van Limburg heeft 47 leden. Voor de ruim 1 miljoen Limburgers zijn er dus 47 Statenleden. De provincie met de minste inwoners – Zeeland – heeft er 39; de provincies met de meeste inwoners – zoals Gelderland en Zuid-Holland – hebben er 55. In Limburg wordt Provinciale Staten ook wel genoemd het Limburgs Parlement.

Gouverneur Dit Limburgs Parlement benoemt de gedeputeerden, de dagelijkse bestuurders van de provincie. Er is één dagelijkse bestuurder die het niet benoemt en dat is de commissaris van de Koning. De commissaris wordt door de regering benoemd; wel is het zo dat Provinciale Staten van Limburg en de gedeputeerden betrokken worden. De commissaris is ook voorzitter van het Limburgs Parlement. In Limburg wordt hij trouwens ook wel gouverneur genoemd.

Zeven gedeputeerden (gewijzigd) Alle dagelijkse bestuurders – de gedeputeerden én de commissaris – heten samen het college van Gedeputeerde Staten, of kortweg Gedeputeerde Staten, of nog korter het college, of op zijn kortst GS. De commissaris is ook hiervan de voorzitter; dat betekent niet dat hij de baas is. Als alles volgens verwachting verloopt, gaat het Limburgs Parlement aanstaande vrijdag zeven gedeputeerden benoemen. Het huidige college – dat vier jaar geleden is gekozen – bestaat uit vijf gedeputeerden. In het nieuwe college zit één vrouw, dat is er een meer dan in het huidige college.

Nederlanderschap Het Limburgs Parlement is niet 100% vrij in wie het tot gedeputeerde benoemt. Er worden namelijk allerlei wettelijke eisen aan een gedeputeerde gesteld, zoals dat ie Nederlander is en dat ze in de provincie woont. In Limburg onderzoekt een speciale Statencommissie of een kandidaat aan alle wettelijke eisen voldoet. Van de woonplicht mag ontheffing worden verleend. Geen vereiste is dat de gedeputeerde is gekozen als lid van het Limburgs Parlement. Toch zal dat vrijdag bij vijf (van de zeven) gedeputeerden het geval zijn; in het huidige college is dat bij vier (van de vijf) het geval.

Geen voortzetten bestaand college In het vorige Limburgs Parlement was er een coalitie en die bestond uit CDA, VVD, D66 en PvdA. Samen hadden zij 24 zetels: een (nipte) meerderheid. De gedeputeerden zouden zonder hun lidmaatschap van één van deze partijen niet zijn benoemd, ofschoon er uiteraard ook nog allerlei andere redenen waren om juist hen tot gedeputeerden te benoemen. In het nieuwe Limburgse Parlement hebben die vier (!) partijen zelfs niet meer een nipte meerderheid, ze beschikken nog slechts over 20 zetels. Voortzetting van de coalitie is dus niet zonder meer mogelijk. En een andere coalitie ligt ook niet meteen voor de hand; de resterende 27 zetels zijn namelijk over nog eens zeven andere partijen verdeeld. Dit alles betekent overigens niet dat de nieuwe gedeputeerden partijloos zijn: minstens vijf van hen zijn (prominente) partijleden. Bovendien maken drie van hen ook deel uit van het huidige college.

Informateurs Snel na de provinciale verkiezingen heeft het nieuwe Limburgs Parlement twee personen tot informateur benoemd. Eén is Statenlid van de grootste fractie (CDA) en de ander is van een andere partij maar niet actief in de provinciale politiek (wel in de lokale politiek). Zij moesten advies uitbrengen over hoe de oude coalitie kan worden versterkt en aangevuld. Hun conclusie was tweeërlei. Ten eerste ontbreekt de politiek-bestuurlijke wil om de oude coalitie te versterken en aan te vullen. Versterking en aanvulling van de oude coalitie is dus onbereikbaar. Ten tweede zijn er – toch – geen onoverbrugbare politiek-inhoudelijke verschillen tussen de vier oude coalitiepartijen en de andere zeven partijen. Wat de inhoud betreft, kunnen alle partijen dus wel met elkaar in zee.

Extra De informateurs adviseren daarom de benoeming van extraparlementaire gedeputeerden. Extra betekent hier buiten; extraparlementair betekent hier dus buitenparlementair. Buitenparlementair betekent dat ook iemand die geen lid is van de eigen politieke partij of van een coalitiepartij tot gedeputeerde kan worden benoemd. In een coalitie spreken de coalitiepartijen met elkaar af dat ze de kandidaat van de andere coalitiepartijen zullen steunen. Maar – zoals gezegd – een meerderheidscoalitie bleek in Limburg onbereikbaar.

Extra (2) Extraparlementaire gedeputeerden betekent niet dat de gedeputeerden geen partijlid mogen zijn, want van de zeven gedeputeerden die vrijdag worden benoemd zijn er twee Statenlid voor het CDA en de drie anderen zijn Statenleden voor VVD, PVV of Forum voor Democratie. Extraparlementaire gedeputeerden betekent hier evenmin dat gedeputeerden buiten het Limburgs Parlement om worden benoemd. Integendeel: nog steeds is het zo dat (een meerderheid van) het Limburgs Parlement de gedeputeerden gaat benoemen.

Ontslag Bovendien is het niet zo dat een eenmaal benoemde gedeputeerde verzekerd is van zijn aanstelling tot de volgende verkiezingen, want een gedeputeerde heeft steeds het vertrouwen nodig van (een meerderheid van) het Limburgs Parlement. Als duidelijk is dat dit vertrouwen er op een gegeven moment niet meer is, dan moet de gedeputeerde opstappen, wat ook de reden is geweest voor de vertrouwensbreuk.

Vertrouwensbreuk Zo’n vertrouwensbreuk kan bijvoorbeeld blijken bij het afleggen van verantwoording. Elke gedeputeerde moet aan het Limburgs Parlement verantwoording afleggen van het bestuur dat hij of zij voert en heeft gevoerd. Verantwoording afleggen gebeurt bijvoorbeeld bij de beantwoording van een vraag van een Statenlid. Het gebeurt ook in de jaarrekening en het jaarverslag. Gedeputeerde Staten stellen elk jaar een jaarrekening en jaarverslag op, en die wordt besproken in het Limburgs Parlement.

Amendementen In plaats van ontslag geven aan een gedeputeerde wiens bestuur te ver af staat van wat het Limburgs Parlement wil, kan het ook bijsturen. Het kan dat doen door te dreigen met ontslag. Maar het kan dat ook directer doen. Zoals door een wijziging in een nieuwe verordening die de gedeputeerde voorstelt. Of door een wijziging van de voorgestelde begroting. Gedeputeerde Staten stelt elk jaar een ontwerp-begroting op. Een gedeputeerde mag zonder begroting geen geld uitgeven en zonder geld uit te geven kan een provincie niet bestuurd worden. Opstelling van de ontwerp-begroting is niet genoeg om geld te mogen uitgeven. Daarvoor is vaststelling nodig van de begroting. Vaststelling gebeurt door het Limburgs Parlement, uitzonderingen daargelaten. De inhoud van de vastgestelde begroting mag afwijken van de voorgestelde ontwerp-begroting. Ook op die manier kan het Limburgs Parlement een gedeputeerde bijsturen.

Formateurs Aanstaande vrijdag gaat het Limburgs Parlement vergaderen over de benoeming van de zeven kandidaat-gedeputeerden. Deze kandidaten zijn uitgekozen door twee formateurs. Het Limburgs Parlement heeft niet alleen de informateurs maar ook de formateurs benoemd. Dat is enkele weken geleden gebeurd door een ruime meerderheid bestaande uit de fractieleden van CDA, Forum voor Democratie, PVV, VVD, Lokaal-Limburg en 50PLUS. De twee formateurs zijn Statenleden voor CDA en VVD. De formateurs hebben niet alleen de kandidaten geselecteerd en de portefeuilles verdeeld, maar ook een collegeprogramma opgesteld dat door alle kandidaten is ondertekend. Dit collegeprogramma Vernieuwend Verbinden is gisteren in het Maastrichtse Provinciehuis gepresenteerd. Het is dus niet zo dat dit stuk van zo’n zestig pagina’s het product is van een of meer fracties, zoals het geval is bij coalitieakkoorden. De commissaris van de Koning was dus geen formateur; hij moet wel over de uitkomsten van de collegeonderhandelingen geïnformeerd zijn en in de gelegenheid zijn gesteld om over voorstellen van het collegeprogramma zijn opvattingen kenbaar te maken.

BRONNEN

”Parlement”

Artikel 8 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten bestaan uit: 39 leden in een provincie beneden de 400 001 inwoners; 47 leden in een provincie van 1 000 001 – 1 250 000 inwoners; 55 leden in een provincie boven de 2 000 000 inwoners.

”Gouverneur”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden.

Artikel 158 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten zijn in ieder geval bevoegd: a. het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet provinciale staten of de commissaris van de Koning hiermee zijn belast;

Artikel 61 luidt (gedeeltelijk): De commissaris van de Koning wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar. Onze Minister overlegt met provinciale staten. Na het overleg met Onze Minister stellen provinciale staten uit hun midden een vertrouwenscommissie in, belast met de beoordeling van de kandidaten.

Artikel 9 luidt: De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

”Zeven gedeputeerden”

Artikel 35a Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Het aantal gedeputeerden bedraagt ten minste drie en ten hoogste zeven.

Artikel 34 luidt: De commissaris van de Koning en de gedeputeerden vormen tezamen gedeputeerde staten. De commissaris is voorzitter van gedeputeerde staten.

Artikel 53a luidt: De commissaris van de Koning bevordert de eenheid van het beleid van gedeputeerde staten. De commissaris kan onderwerpen aan de agenda voor een vergadering van gedeputeerde staten toevoegen. De commissaris kan ten aanzien van geagendeerde onderwerpen een eigen voorstel aan gedeputeerde staten voorleggen.

Uit de brief van de Limburgse formateurs van 18 juni 2019: Wij hebben de griffie van uw Staten verzocht de voorbereidingen te treffen die nodig zijn om de voorgestelde kandidaat-gedeputeerden te kunnen benoemen in uw vergadering van 28 juni 2019.

”Nederlanderschap”

Artikel 10 Provinciewet luidt: Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel 35b luidt (gedeeltelijk): Voor het ambt van gedeputeerde gelden de vereisten voor het lidmaatschap van provinciale staten, bedoeld in artikel 10. Provinciale staten kunnen voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.

Artikel 7 Reglement van Orde voor Provinciale Staten van Limburg luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Aan het begin van een nieuwe Statenperiode stelt de voorzitter van Provinciale Staten twee commissies in die elk bestaan uit drie Statenleden. Lid 5. Bij de benoeming van een gedeputeerde stelt de voorzitter van Provinciale Staten eveneens een commissie overeenkomstig het eerste lid in die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen gesteld in de Provinciewet.

”Informateurs”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden. De commissaris van de Koning wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

Uit het Eindverslag van de Limburgse informateurs (24 mei): PS hebben informatie opdracht gegeven aan Statenlid CDA (Koopmans) en iemand die niet actief is in de provinciale politiek (Gabriëls). Te onderzoeken op welke wijze de huidige coalitie versterkt en aangevuld zou kunnen worden”. Met onze brief van 10 mei jl. hebben wij tussentijds aan uw Staten gerapporteerd over de voortgang. Daarbij zijn de ‘Uitgangspunten van de Limburgse coalitie 2019-2023’ gepresenteerd, waarmee een verbinding gemaakt kan worden tussen de vier partijen van de huidige coalitie én alle mogelijke coalitiepartners. Deze verbinding was wat ons betreft nodig en een gezamenlijke tussenstap om te voorkomen dat mogelijkerwijs op grond van beelden of vermoedens, onoverbrugbare verschillen worden geconstateerd die in de Limburgse politieke werkelijkheid anders zijn of wél overbrugbaar zijn. Alle partijen hebben deze uitgangspunten onderschreven.

”Extra”

Uit het Eindverslag van de Limburgse informateurs (24 mei): Het is hierom, en nogmaals vanuit onze belangrijke constatering dat op inhoud elke coalitie mogelijk was, maar dat op basis van de politiek-bestuurlijke wil dit uiteindelijk niet mogelijk bleek te zijn, concluderen wij, om misschien niet naar de letter van de opdracht, maar wat ons betreft volstrekt in de geest van de opdracht, uw Staten te adviseren om te komen tot een extraparlementair college van maximaal zeven gedeputeerden. Een college waarbij niet het partij-lidmaatschap van de kandidaten doorslaggevend is (..).

”Extra (2)”

Artikel 35 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten benoemen de gedeputeerden.

”Vertrouwen”

Artikel 49 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Indien een uitspraak van provinciale staten inhoudende de opzegging van hun vertrouwen in een gedeputeerde er niet toe leidt dat de betrokken gedeputeerde onmiddellijk ontslag neemt, kunnen provinciale staten besluiten tot ontslag.

Artikel 50 luidt: De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop provinciale staten tot ontslag van een gedeputeerde hebben besloten.

”Vertrouwensbreuk”

Artikel 151 Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van provinciale staten kan gedeputeerde staten mondeling of schriftelijk vragen stellen. Een lid van provinciale staten kan provinciale staten verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda om gedeputeerde staten hierover inlichtingen te vragen.

Artikel 167 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn aan provinciale staten verantwoording schuldig over het door hen gevoerde bestuur.

Artikel 201 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

Artikel 202 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de provincie.

”Amendementen”

Artikel 143b Provinciewet luidt (gedeeltelijk): Een lid van provinciale staten kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van provinciale staten geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing indienen.

Artikel 195 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten stellen de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

Artikel 194 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten bieden jaarlijks, tijdig voor de in artikel 195, eerste lid, bedoelde vaststelling, provinciale staten een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de provincie en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

Artikel 205 luidt (gedeeltelijk): Indien provinciale staten de jaarrekening niet of niet naar behoren vaststellen, zenden gedeputeerde staten de jaarrekening ter vaststelling aan Onze Minister.

”Formateurs”: Artikel 35 Provinciewet luidt: De commissaris van de Koning wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

Wat als de SPD uit de regering Merkel stapt?

DINSDAG 18 JUNI 2019 Net als in Nederland heeft Duitsland in 2017 Tweede Kamerverkiezingen gehouden, de verkiezingen van de Bondsdag. Van beide is de zittingsduur vier jaar en is men nu dus halverwege. Anders dan in Nederland lijkt in Duitsland de coalitieregering van CDU/CSU en SPD het moeilijk te hebben: het enthousiasme bij de sociaaldemocratische SPD voor deelname aan Merkel IV is nooit echt groot geweest maar lijkt nu in een vrije val te zijn terechtgekomen. Binnen de SPD gaan er namelijk steeds meer stemmen op om nog dit jaar uit de regering te stappen, helemaal na de dramatisch verlopen Europese verkiezingen waarin de partij bijna werd gehalveerd. Teken aan de wand is dat er nu al maandenlang wordt gezocht naar een opvolger van de minister van Justitie, zo stond vorige week donderdag in de Süddeutsche Zeitung. Het is al lang bekend dat Katarina Barley ermee stopt, zij was namelijk bij die Europese verkiezingen lijsttrekker voor de SPD. Niet dat er in Duitsland geen andere geschikte SPD’ers zijn voor dit ambt, maar niemand wil een carrièreswitch die hooguit enkele maanden duurt. Wat zou het betekenen als de regering van Angela Merkel niet meer op steun van de SPD kan rekenen?

Parlement Net als in Nederland bestaat het Duitse parlement uit twee Kamers: de Bondsdag, vergelijkbaar met onze Tweede Kamer, en de Bondsraad, vergelijkbaar met onze Eerste Kamer. In beide landen is voor de regering de Tweede Kamer/Bondsdag de belangrijkste.

GroKo De Duitse regering bestaat uit de bondskanselier en de ministers. Bondskanselier is Angela Merkel; zij is van het CDU. Verder bestaat de regering uit ministers van CDU, CSU en SPD. CDU en CSU zijn christendemocratische partijen, SPD is een sociaaldemocratische partij. Deze coalitie van CDU, CSU en SPD wordt Grosse Koalition (GroKo) genoemd. In de Bondsdag zijn 398 van de 709 zetels in handen van de coalitie. Weliswaar een ruime meerderheid, maar diezelfde coalitiepartijen bezetten volgens Wikipedia onder Merkel I 448 van de 615 zetels. Dat was tussen 2005 en 2009. En eind jaren zestig – tussen 1966 en 1969 – zelfs 468 van de 518 (regering Kiesinger)! Gross wordt dus steeds kleiner. Overigens is in Nederland de versplintering nog veel groter: coalitiepartijen CDA en PvdA bezetten in de jaren negentig onder Lubbers III 103 van de 150 zetels. Dat zouden er nu 28 zijn!

Bondsdag en Tweede Kamer (gewijzigd) Net als in Nederland moet een nieuwe regering in Duitsland het vertrouwen hebben van het parlement. In Nederland bestaat de vertrouwensregel met beide Kamers, al is het de bedoeling dat de Eerste Kamer daar veel terughoudender gebruik van maakt dan de Tweede Kamer. In Duitsland is alleen het vertrouwen nodig van de (meerderheid van de) Bondsdag. Er zijn echter meer verschillen. In Duitsland is deze vertrouwensregel in de Grondwet vastgelegd, in Nederland is het een regel van ongeschreven recht. Bovendien moet in Nederland elke nieuwe minister het vertrouwen hebben van de Kamers, in Duitsland heeft alleen de bondskanselier het vertrouwen van de Bondsdag nodig. Volgens de Duitse Grondwet hoeven de andere ministers alleen het vertrouwen van die bondskanselier te hebben.

De ene vertrouwensregel is de andere niet Het derde verschil is het volgende. Als in Nederland het kabinet niet langer het vertrouwen heeft van de Tweede Kamer, dan moet zij haar ontslag aanbieden aan de Koning. Het kabinet is daarna demissionair. Weliswaar blijft het aan totdat er een nieuw kabinet is gevormd, maar in het algemeen zal het zich hooguit bezig houden met spoedeisende zaken en onderwerpen die politiek niet controversieel zijn. Meestal gebeurt de formatie van een nieuw kabinet pas nadat er (vervroegde) Tweede Kamerverkiezingen zijn geweest. In Duitsland is dit anders geregeld. De Bondsdag kan niet zomaar het vertrouwen opzeggen in de bondskanselier (en daarmee in de hele regering). Ze moet namelijk tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier aanwijzen. Voor het demissionair worden van de regering is het daar dus niet voldoende dat de meerderheid van de Bondsdag geen vertrouwen meer heeft in de zittende bondskanselier; ook is nodig dat die meerderheid tegelijkertijd haar vertrouwen uitspreekt in een nieuwe bondskanselier. Pas dan valt de regering. Dat is volgens Wikipedia tot nu toe slechts één keer gebeurd, namelijk in 1982. Toen werd de regering van Helmut Schmidt (SPD) tussentijds vervangen door die van Helmut Kohl (CDU). Het is ook niet zo makkelijk: stel dat we in Nederland ook zo’n regel hadden en dat ChristenUnie uit de huidige coalitie zou stappen. Waarschijnlijk is er dan een meerderheid in de Tweede Kamer die geen vertrouwen heeft in de coalitie van VVD, CDA en D66, maar zou diezelfde meerderheid het eens kunnen worden over een andere coalitie?

Bondsdag wetten Weliswaar mag de regering Merkel aanblijven als de Bondsdag het vertrouwen opzegt in Merkel zonder tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier aan te wijzen, maar de regering heeft wel een meerderheid nodig in diezelfde Bondsdag voor de vaststelling van wetten. Ook de (jaarlijkse) regeringsbegroting wordt – net als in ons land – bij wet vastgesteld. Als die meerderheid niet wil lukken in een regering zonder SPD-ministers, dan mag Merkel vervroegde verkiezingen uitschrijven.

Bondsraad en Eerste Kamer Tot zover de Bondsdag. Dan nu die andere Kamer van het Duitse parlement: de Bondsraad, vergelijkbaar met onze Eerste Kamer. Zowel in Nederland als in Duitsland heeft de regering niet het vertrouwen nodig van de Eerste Kamer/Bondsraad. In beide landen is die Kamer echter wel wetgever. Als de coalitiepartijen daarin geen meerderheid bezitten, kan ze het de regering dus moeilijk maken. In Nederland een stuk moeilijker dan in Duitsland: in Nederland kan geen enkele wet worden vastgesteld zonder toestemming van de Eerste Kamer, terwijl dat bij onze oosterburen slechts in een minderheid van de wetten het geval is. De meerderheid van de wetten kan zonder toestemming van de Bondsraad worden vastgesteld. Zo is vaststelling van de regeringsbegroting zonder toestemming van de Bondsraad mogelijk. Daarom zijn voor de totstandkoming van wetten de politieke verhoudingen in de Bondsraad minder belangrijk dan in onze Eerste Kamer. Eind mei zij hier Eerste Kamerverkiezingen gehouden en vorige week dinsdag is de nieuwgekozen Kamer geïnstalleerd. Met ingrijpend gewijzigde politieke verhoudingen: de coalitiepartijen hebben namelijk hun meerderheid verloren. De fracties van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie bezetten nog maar 32 van de 75 zetels. Voortaan moet het kabinet dus voor elke nieuwe wet – zoals de jaarlijkse begroting – steun zoeken bij een oppositiepartij; dat dilemma kan zich voor de Duitse regering bij de meeste wetten niet voordoen.

Dus Bij onze oosterburen is het staatsrechtelijk moeilijker om de regering ten val te brengen, zijn de grote politieke partijen in de afgelopen decennia minder versplinterd en is voor de jaarlijkse begroting en de meeste andere wetten – anders dan in ons land – geen toestemming nodig van de Kamer waarin de coalitie geen meerderheid heeft. Toch lijkt het Nederlandse kabinet er twee jaar na de verkiezingen een stuk beter voor te staan dan het Duitse.

BRONNEN:

Inleiding

Artikel 39 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Der Bundestag wird vorbehaltlich der nachfolgenden Bestimmungen auf vier Jahre gewählt.

”Parlement”

Artikel 51 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

”GroKo”

Art 62 Grundgesetz luidt: Die Bundesregierung besteht aus dem Bundeskanzler und aus den Bundesministern.

”Bondsdag en Tweede Kamer”

Art 63 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Der Bundeskanzler wird auf Vorschlag des Bundespräsidenten vom Bundestage ohne Aussprache gewählt. Gewählt ist, wer die Stimmen der Mehrheit der Mitglieder des Bundestages auf sich vereinigt. Der Gewählte ist vom Bundespräsidenten zu ernennen.

Art 64 luidt (gedeeltelijk): Die Bundesminister werden auf Vorschlag des Bundeskanzlers vom Bundespräsidenten ernannt und entlassen.

”De ene vertrouwensregel is de andere niet”

Artikel 64 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden.

Artikel 67 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Der Bundestag kann dem Bundeskanzler das Mißtrauen nur dadurch aussprechen, daß er mit der Mehrheit seiner Mitglieder einen Nachfolger wählt und den Bundespräsidenten ersucht, den Bundeskanzler zu entlassen. Der Bundespräsident muß dem Ersuchen entsprechen und den Gewählten ernennen.

”Bondsdag wetten”

Artikel 105 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt bij de wet vastgesteld. Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 bedoelde tijdstip.

Art 110 Grundgesetz luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Alle Einnahmen und Ausgaben des Bundes sind in den Haushaltsplan einzustellen (…). Lid 2, eerste zin. Der Haushaltsplan wird für ein oder mehrere Rechnungsjahre, nach Jahren getrennt, vor Beginn des ersten

Rechnungsjahres durch das Haushaltsgesetz festgestellt. Lid 3. Die Gesetzesvorlage nach Absatz 2 Satz 1 sowie Vorlagen zur Änderung des Haushaltsgesetzes und des Haushaltsplanes werden gleichzeitig mit der Zuleitung an den Bundesrat beim Bundestage eingebracht; der Bundesrat ist berechtigt (..) zu den Vorlagen Stellung zu nehmen.

Artikel 77 luidt (gedeeltelijk): Die Bundesgesetze werden vom Bundestage beschlossen.

Artikel 68 luidt (gedeeltelijk): Findet ein Antrag des Bundeskanzlers, ihm das Vertrauen auszusprechen, nicht die Zustimmung der Mehrheit der Mitglieder des Bundestages, so kann der Bundespräsident auf Vorschlag des Bundeskanzlers binnen einundzwanzig Tagen den Bundestag auflösen. Das Recht zur Auflösung erlischt, sobald der Bundestag mit der Mehrheit seiner Mitglieder einen anderen Bundeskanzler wählt.

”Bondsraad en Eerste Kamer”

Artikel 81 Grondwet luidt: De vaststelling van wetten geschiedt door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk.

Artikel 51 luidt (gedeeltelijk): De Staten-Generaal bestaan uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

Artikel 50 Grundgesetz luidt: Durch den Bundesrat wirken die Länder bei der Gesetzgebung und Verwaltung des Bundes und in Angelegenheiten der Europäischen Union mit.

P.P.T. Bovend’Eert en M.C. Burkens in Het Staatsrecht van Zeven Europese landen, 2018, Wolters Kluwer, bladzijde 85: ”In de praktijk viel ongeveer 60% van de bondswetten (..) onder de categorie toestemmingswetten. Met de hervorming van 2006 beoogde de grondwetgever dit aantal terug te dringen tot 35 à 40%.”

Het Ledenparlement van de FNV gaat over het Pensioenakkoord

DINSDAG 11 JUNI 2019 Vorige week is het principe-akkoord over de toekomst van het pensioenstelsel tot stand gekomen, tussen onder andere kabinet (minister Koolmees), vakbonden en werkgevers, hieronder pensioenakkoord genoemd. De handtekeningen van FNV en CNV zijn nog niet definitief, want hun achterbannen mogen zich er nog over uitspreken. Dat wordt spannend, want het ziet er naar uit dat het FNV-bestuur haar onderhandelingsmandaat – zoals AOW op 66 jaar en geen dag meer – heeft overschreden. Achterban bij de FNV zijn de leden maar vooral het Ledenparlement. Wat is dit eigenlijk, het Ledenparlement van het FNV?

FNV: bonden en sectoren De FNV bestaat uit 26 zogenaamde sectorale afdelingen. Sommige zijn bonden, zoals de Onderwijsbond, andere zijn dat niet, zoals Zorg & Welzijn. Elk van de miljoen FNV-leden is lid van een sectorale afdeling. Welke sectorale afdeling dat is, hangt af van de werksituatie van het lid. Hieronder zal blijken dat de regels die voor de bonden gelden in het Ledenparlement nogal eens verschillen van die welke voor de andere sectorale afdelingen gelden.

Ledenparlement De FNV heeft een Ledenparlement. Het bestaat uit 105 parlementariërs. Ze moeten alle 105 FNV-lid zijn en mogen niet in dienst zijn van de FNV of een bond. Het is geen parlement dat permanent in zitting is; het komt slechts enkele keren per jaar bijeen. Het heeft alle bevoegdheden, die niet aan andere organen zijn gegeven. Het belangrijkste andere orgaan is het FNV-bestuur. Het parlement benoemt én ontslaat de bestuursleden. Voor sommige besluiten heeft het bestuur goedkeuring van het parlement nodig, zoals voor onderhandelingsmandaten en onderhandelingsresultaten. Het parlement mag trouwens van het bestuur eisen dat élk besluit aan haar goedkeuring wordt onderworpen. Een voorbeeld van een bestuursbesluit waarvoor goedkeuring nodig is van het Ledenparlement is de ondertekening door het FNV-bestuur van het pensioenakkoord.

Gekozen Ledenparlement De parlementariërs worden benoemd door de sectorale afdelingen; twaalf van de 26 sectorale afdelingen zijn bonden. Elke sectorale afdeling benoemt haar eigen parlementariërs. Dat zijn er één of meer. Hoeveel dat er precies zijn, kan per sectorale afdeling verschillen, want het hangt af van het aantal FNV-leden dat daar lid van is. De grootste vier zijn Senioren (zeventien parlementariërs), Zorg & Welzijn (dertien) en Overheid en Onderwijsbond met elk acht parlementariërs. Slechts één parlementariër hebben bijvoorbeeld de Kunstenbond, Zelfstandigen, Jong en de Vrouwenbond. Aan die benoemingen gaat een verkiezing vooraf. Daaraan moeten alle FNV-leden die lid zijn van de sectorale afdeling kunnen deelnemen, zo staat het in de statuten. Wat hier kunnen deelnemen aan de verkiezing precies inhoudt, is echter niet in de statuten geregeld, behalve dan dat de twaalf bonden het zo mogen regelen dat er een getrapte verkiezing wordt gehouden. Hierbij geven bondsleden hun stem aan een van de kiesmannen, waarna de kiesmannen die genoeg stemmen hebben gekregen de parlementariërs kiezen.

Het stemmen Het Ledenparlement neemt haar besluiten met een gewone meerderheid van stemmen (de helft plus één). Elke parlementariër heeft één stem en elke stem weegt even zwaar. Hij moet zijn stem uitbrengen zonder last, maar ze mag wel ruggespraak houden. De parlementariërs van eenzelfde bond hoeven hun stemgedrag niet op elkaar af te stemmen. Ze hoeven dus niet allemaal hetzelfde te stemmen. Dat mág overigens wel. Uit de statuten wordt niet duidelijk wie daarover gaat: de individuele parlementariër of het bondsbestuur. Aannemelijk is dat dit het bondsbestuur is. In dat geval lijkt bij bondsparlementariërs stemmen mét last toch toegestaan. Trouwens, de twaalf bonden hebben samen slechts 22 parlementariërs (van de 105). De voorzitter van het Ledenparlement beslist hoe een stem wordt uitgebracht en wat de uitkomst is van de stemming. De voorzitter wordt door het Ledenparlement zelf gekozen. Het hoeft geen parlementariër te zijn. De bonden mogen net als het FNV-bestuur de vergaderingen van het Ledenparlement bijwonen; in elk geval het FNV-bestuur mag er ook het woord voeren.

Leden raadplegen Voordat het pensioenakkoord ter goedkeuring aan het Ledenparlement wordt voorgelegd, zullen de FNV-leden eerst de kans krijgen om er zich in een ledenraadpleging over uit te spreken, aldus heeft het FNV-bestuur besloten. Die ledenraadpleging – of ledenreferendum – wordt van de week gehouden, namelijk van morgen tot en met zaterdagochtend. Per post krijgt elk lid een brief waarin een unieke code staat die haar of hem in staat stelt om via internet te stemmen. Wat de impact van de uitslag ook moge zijn, het is niet juridisch bindend: het Ledenparlement is dus niet verplicht om er rekening mee te houden, laat staan om het over te nemen. Trouwens, een vereniging zoals de FNV kan een bindende ledenraadpleging alleen dan houden als dit zo in haar statuten is geregeld. In de FNV-statuten is dat niet gebeurd. Daarin wordt overigens wel gesproken over een bindende ledenraadpleging voor de benoeming van de voorzitter van het FNV-bestuur. Het Ledenparlement moet de uitslag daarvan in beginsel overnemen, ze mag er alleen met een versterkte (2/3) meerderheid van afwijken.

BRONNEN

FNV: bonden en sectoren: Statuten FNV artikel 12

Ledenparlement: Statuten FNV artikelen 8, 9, 26, 31, 32 en 33

Gekozen Ledenparlement: Statuten FNV artikel 32

Het stemmen: Statuten FNV artikelen 23, 35, 36 en 37

Leden raadplegen:

Artikel 39 lid 2 BW (Boek 2):De statuten kunnen bepalen dat bepaalde besluiten van de algemene vergadering aan een referendum zullen worden onderworpen. De statuten regelen de gevallen waarin, de tijd waarbinnen, en de wijze waarop het referendum zal worden gehouden. Hangende de uitslag van het referendum wordt de uitvoering van het besluit geschorst.

Statuten FNV: artikel 21

Partijdiscipline bij de Eerste Kamerverkiezingen van 2019

DINSDAG 4 JUNI 2019 Vorige week maandag zijn de Eerste Kamerverkiezingen gehouden. Het electoraat bestond uit de leden van Provinciale Staten. Hoe is er op provinciaal niveau gestemd? Ik heb geen rekening gehouden met de verkiezingsuitslag in Caribisch Nederland.

Stemmen De leden van Provinciale Staten hebben 27 mei jl. in hun eigen provinciehuizen hun stem uitgebracht, even na drieën in de middag. Het tellen van de stemmen gebeurde in elke provincie door een stembureau bestaande uit de commissaris van de koning en enkele leden van diezelfde Provinciale Staten.

Stem Alle 570 Statenleden hebben hun stem uitgebracht en die waren allemaal geldig. Niet elke uitgebrachte stem woog even zwaar. Naarmate een provincie meer inwoners telt, weegt de stem van een Statenlid zwaarder. Een Zeeuwse stem was dan ook het lichtst en een Zuid-Hollandse stem het zwaarst. De laatste woog ruim zes keer meer dan de eerste. Daarom wogen de twee stemmen die in Zuid-Holland op 50PLUS werden uitgebracht tezamen bijna het dubbele van de zeven stemmen die in Zeeland op het CDA werden uitgebracht. Alle Statenleden hebben hun stem uitgebracht, maar niet elk Statenlid was erbij: twaalf Statenleden hebben een collega gemachtigd om namens hem/haar te stemmen.

Vreemd stemmen In de provincies Groningen, Flevoland, Utrecht, Noord-Brabant en Zuid-Holland hebben enkele Statenleden niet op hun eigen partij gestemd maar op een andere partij. Het zijn er niet veel: in totaal gaat het om zeven Statenleden, exclusief de Onafhankelijke Senaatsfractie en regionale partijen. Van de coalitiepartijen hebben twee VVD’ers op D66 gestemd, net als een CDA’er, terwijl een ander CDA’er op ChristenUnie heeft gestemd.

Legaal geritsel Uit de verkiezingsuitslag per provincie moet worden geconcludeerd dat er vreemde stemmen zijn uitgebracht, zoals bedoeld in de vorige alinea, ook al is het zo dat het stemgeheim ook voor Statenleden geldt. In de weken die aan de stemming voorafgingen hebben kranten herhaaldelijk bericht over Statenleden van CDA en VVD die niet op hun eigen partij gaan stemmen maar op die van coalitiegenoten D66 en ChristenUnie. Doel van dit vreemd stemmen was om die laatste partijen aan een (rest)zetel te helpen om daarmee de coalitiepartijen in de Eerste Kamer zo groot mogelijk te maken. Vreemde stemmen zijn in elk geval uitgebracht in de provincies Flevoland, Noord-Brabant, Groningen en Utrecht. In Flevoland en Noord-Brabant stemde een VVD’er op D66. In Groningen stemde een CDA’er op D66 en in Utrecht stemde een CDA’er op de ChristenUnie. De kranten lijken weinig waardering te hebben voor deze praktijk. Zo spreekt de Volkskrant van ”achter de schermen doende met een soort handjeklap” en ”achter de schermen een uitgebreide koehandel” en het AD van ”coalitie sleept sluw restzetels binnen”. Ook staatsrechtelijk kan bij deze praktijk een vraagteken worden geplaatst. Immers, om ervoor te zorgen dat alleen de overtollige stemmen naar een coalitiepartij gaan en bovendien dat die naar een bepaalde coalitiepartij gaan, moet het stemgedrag van alle Statenleden van die partij gecoördineerd worden. Anders gezegd: ze moeten stemmen in overeenstemming met instructies van hun partij. Kortom: partijdiscipline! De staatsrechtelijke vraag is dan: stemmen Statenleden daardoor nog wel vrij, naar eigen inzicht en overtuiging? Want dat is namelijk wat de Grondwet van hun verlangt, dat zij hun stem zonder last uitbrengen. De Staatscommissie parlementair stelsel die eind vorig jaar haar rapport publiceerde, brengt ook deze praktijk ter sprake en noemt het legaal geritsel (p 309/310). Anders gezegd: weliswaar niet on(grond)wettig, maar het wringt wel.

P.v.d.A. Het landelijke verkiezingsresultaat is dat Forum voor Democratie en VVD elk twaalf zetels hebben in de Eerste Kamer, CDA negen, GroenLinks acht, D66 zeven, P.v.d.A. zes, PVV vijf, SP en ChristenUnie elk vier, Partij voor de Dieren drie, 50PLUS en SGP elk twee en de Onafhankelijke Senaatsfractie één zetel. De nieuwe Eerste Kamer wordt over een week geïnstalleerd. De regeringspartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie hebben daarin 32 zetels. Dat resultaat is mede bereikt dankzij de vreemde stemmen van VVD en CDA. Die 32 zetels vormen weliswaar geen meerderheid, want daarvoor zijn er 38 nodig, maar wel genoeg om alleen met de P.v.d.A. afspraken te hoeven maken.

Volgorde De volgorde op de kandidatenlijst is nooit willekeurig, maar door de politieke partij met veel zorg vastgesteld. De lijstvolgorde maakt de voorkeur van de partij duidelijk: hoe hoger een kandidaat op de lijst staat, hoe groter de partijvoorkeur is voor deze kandidaat. De Kieswet sluit daarbij aan door alle stemmen die op de lijsttrekker zijn uitgebracht en die deze zelf niet nodig heeft voor een (Eerste Kamer) zetel over te hevelen naar de andere kandidaten, in de volgorde van de lijst.

Voorkeurstemmen Kiezers kunnen deze lijstvolgorde doorbreken door op een lager geplaatste kandidaat te stemmen. Zij brengen dan een voorkeurstem uit. Als een kandidaat genoeg voorkeurstemmen heeft gekregen, krijgt hij een Eerste Kamer zetel terwijl een boven hem geplaatste kandidaat geen zetel hoeft te krijgen. Die kandidaat heeft dan een voorkeurszetel. Hoeveel voorkeurstemmen heeft hij nodig om een voorkeurszetel te krijgen? Dat verschilt per verkiezingen. Voor de Eerste Kamerverkiezingen zijn dat er net zoveel als nodig is om de lijst één volle zetel te geven; dit aantal heet de kiesdeler. Voor de Tweede Kamerverkiezingen is een kwart van de kiesdeler genoeg.

Voorkeurstemmen EK 2019: hoeveel? Zoals dat ook bij gewone verkiezingen het geval is, zijn bij de Eerste Kamerverkiezingen veruit de meeste stemmen op lijsttrekkers uitgebracht. Er zijn bij de stemming van vorige week maandag 87 voorkeurstemmen uitgebracht. Ik heb Forum voor Democratie buiten beschouwing gelaten, omdat in deze partij eind april een vertrouwensbreuk ontstond met de lijsttrekker. De andere kandidaten op de lijst hebben dit officieel verklaard en het partijbestuur kon zich daarin vinden. Gevolg is dat vorige week maandag slechts vier keer op hem is gestemd.

Voorkeurstemmen EK 2019: waar? Hoe zijn de voorkeurstemmen verdeeld over de provincies? De meeste voorkeurstemmen zijn uitgebracht in de middelgrote provincies: elf in Groningen, veertien in Limburg (waarvan negen op het CDA) en vijftien in Friesland. In totaal zijn in elk van deze top drie provincies ongeveer 45 stemmen uitgebracht. In de vier grootste provincies zijn veel minder voorkeurstemmen uitgebracht: zes in Gelderland en Zuid-Holland en vier in Noord-Holland en Noord-Brabant. Vanwaar deze verschillen? Heeft het ermee te maken dat (ook) de voorkeurstem in de ene provincie zwaarder weegt dan in de andere? Ik denk het niet want geen enkele van de drie provincies waar een voorkeurstem het lichtste is – Zeeland, Flevoland en Drenthe – maakt deel uit van de top drie.

Voorkeurstemmen EK 2019: waarop? Hoe zijn de voorkeurstemmen verdeeld over de partijen? Op sommige partijen zijn helemaal geen (VVD) of is slechts één voorkeurstem (SP) uitgebracht. Landelijk zijn de meeste voorkeurstemmen uitgebracht op PVV, SGP, GroenLinks en PvdA. Bij PVV is dat bijna de helft (16 van de in totaal 38 stemmen). Bij de andere drie is dat een derde tot een vierde: SGP (5 van de in totaal 15), GroenLinks (20 van de in totaal 61) en PvdA (15 van de in totaal 53). Hoe komt het dat op de partij die de meeste stemmen heeft gekregen – VVD – geen enkele voorkeurstem is uitgebracht? Kan dat te maken met partijdiscipline?

Voorkeurszetels Overigens hebben slechts twee kandidaten voldoende voorkeurstemmen gekregen voor een voorkeurszetel. Een kandidaat van GroenLinks en een kandidaat van PVV. De kandidaat van GroenLinks was trouwens ook zonder voorkeursstemmen gekozen, want zij heeft genoeg overtollige stemmen van de lijsttrekker gekregen.

BRONNEN:

”Stemmen”

Artikel T 1 Kieswet luidt (gedeeltelijk): De stemming vindt plaats om vijftien uur (Europees-Nederlandse tijd).

Artikel T 3: De voorzitter benoemt uit de statenvergadering drie leden, die met hem als voorzitter het stembureau vormen.

Artikel T 4 luidt (gedeeltelijk): Een statenlid brengt zijn stem uit door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

Artikel T 9 luidt: In geval van twijfel over de geldigheid van een stembiljet beslist de vergadering. Bij staken van stemmen beslist de voorzitter.

”Stem”

Artikel U 2 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Elke stem geldt, naar gelang van de provincie waar zij is uitgebracht, voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door het inwonertal van de provincie te delen door het honderdvoud van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan. Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.

Artikel T 4 luidt (gedeeltelijk): Aan een statenlid wordt op zijn verzoek toegestaan bij volmacht te stemmen. Een statenlid mag niet meer dan één aanwijzing als gemachtigde aannemen.

”Legaal geritsel”

Artikel T 5 Kieswet luidt: Na het uitbrengen van zijn stem levert het statenlid het stembiljet dichtgevouwen bij de voorzitter in.

Artikel 129 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De leden van provinciale staten (..) stemmen zonder last.

”Volgorde”

Artikel P 17 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): De zetels worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijsten toegewezen in de volgorde van de lijst.

”Voorkeurstemmen”

Artikel T 4 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): Een statenlid brengt zijn stem uit door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

Artikel U 15 luidt (gedeeltelijk): Gekozen (voor de Eerste Kamer) zijn de kandidaten van de lijst die een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan of gelijk aan de kiesdeler.

Artikel P 15 lid 1 luidt (gedeeltelijk): In de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen zijn (voor de Tweede Kamer) gekozen die kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler, voor zover aan de lijst voldoende zetels zijn toegewezen.

Blijft Climate Engineering en Geo-engineering wetteloos?

DINSDAG 28 MEI 2019 Eind februari/begin maart stond in de Volkskrant een ingezonden brief van professor Frank Biermann van de Universiteit Utrecht. Biermann schrijft dat er sinds enige tijd serieus onderzoek wordt gedaan naar technieken waarmee kan worden ingegrepen in het klimaatsysteem, Climate Engineering of Geo-engineering, zodat de afgesproken klimaatdoelen tóch nog gehaald kunnen worden. Daarbij gaat het om technieken zoals het op grote schaal uit de lucht halen van kooldioxide met enorme machines of met grote arealen snelgroeiende planten, carbon dioxide removal technologies. Of om technieken waarmee speciale vliegtuigen een grote hoeveelheid fijnstof in de dampkring brengen, waardoor de aarde enkele graden afkoelt, solar radiation management. Biermann is kritisch over deze technieken. Ten eerste omdat ze de oorzaak van de opwarming niet wegnemen. Ten tweede omdat ze ten koste gaan van heel veel landbouwareaal. Ten derde omdat het moeilijk is in te schatten wat in een regio de risicovolle effecten zijn op het weer, zoals in de regio Nederland. Hij is daarom van mening dat er internationale regels moeten komen, bijvoorbeeld over welke technieken aanvaardbaar zijn en wie ze mag gebruiken. Medio maart heeft Zwitserland een resolutie ingediend bij de United Nations Environment Assembly, een VN-Vergadering die om de twee jaar wordt gehouden. In deze Zwitserse resolutie wordt onder andere aangedrongen op meer onderzoek naar de schadelijke effecten van Climate Engineering en Geo-engineering. Wat is dit voor vergadering en hoe is het met de Zwitserse resolutie afgelopen?

UNEP De United Nations Environment Assembly is het algemeen bestuur van de UNEP en bestaat uit lidstaten van de Verenigde Naties (VN). UNEP is het United Nations Environment Programme, dat is het milieuprogramma van de VN dat officieel bestaat sinds 1997 maar roots heeft die teruggaan tot in de jaren zeventig. Het Assembly/algemeen bestuur bestaat pas sinds 2012; het is opgericht tijdens de VN-conferentie over Duurzame Ontwikkeling, in Rio de Janeiro (Rio+20). Het vergadert om de twee jaar, en wel in Nairobi (Kenia). Daar is het hoofdkantoor gevestigd.

Assembly De laatste Assembly/algemeen bestuur vergadering is afgelopen maart gehouden, en duurde een kleine week. Er waren iets meer dan 170 lidstaten vertegenwoordigd. Besluiten zoals over het al dan niet aannemen van een resolutie worden genomen op de laatste vergaderdag; dan zijn de aanwezige lidstaten door hun ministers vertegenwoordigd. Ook Nederland is lidstaat; onze vertegenwoordiger is minister Wiebes. De andere vergaderdagen worden gebruikt voor vooroverleg, bijvoorbeeld om voldoende steun te krijgen voor een resolutie. De meeste lidstaten doen aan dit vooroverleg mee – ook ons land en Zwitserland – en ze hebben daarin dan een vaste vertegenwoordiger (permanent representatives), meestal een hoge ambtenaar (diplomaat).

Zwitserse Resolutie De Zwitserse resolutie is mede ondertekend door tien andere landen. Ze zijn afkomstig uit alle werelddelen: Mali, Niger, Senegal en Burkina Faso (Afrika), Montenegro, Georgië en Liechtenstein (Europa), Mexico (Amerika), Zuid-Korea (Azië) en Micronesië (Oceanië). De resolutie stelt voorop dat ”climate change is one of the greatest challenges of our time, which undermines the ability of all countries, especially those developing countries that are particularly vulnerable to the adverse effects of climate change, to achieve sustainable development and poverty eradication.” En vervolgt: ”Further recognizing the urgent and prior need for further reduction of global greenhouse gas emissions and noting that geoengineering should not be seen as an alternative to mitigation efforts. Deeply concerned about the potential global risks and adverse impacts of geoengineering on environment and sustainable development, and noting the lack of multilateral control and oversight. Mindful of the varying definitions of geoengineering and the general distinction of technologies in solar radiation management and carbon dioxide removal, and taking into account their varying state of development with respect to science, their application, and potential risks.” De resolutie draagt daarom op aan de ”Executive Director of the United Nations Environment Programme to Prepare an assessment of the status of geoengineering technologies, in particular carbon dioxide removal technologies and solar radiation management, to include, inter alia: a. criteria which define these technologies; b. the current state of the science, including research gaps; c. the actors and activities with regard to research and deployment; d. current knowledge of potential impacts, including risks, benefits, and uncertainties with regard to each geoengineering technology; e. current state, including challenges, of governance frameworks for research, potential deployment and control for each geoengineering technology.” De Executive Director is de directeur van UNEP, dat is sinds begin dit jaar de Deense Inger Andersen.

Aannemen of verwerpen Het Assembly kan een resolutie aannemen of verwerpen. Een geldig besluit is pas mogelijk als meer dan de helft van de lidstaten aanwezig is. Er waren afgelopen maart iets meer dan 170 lidstaten present, en dat is genoeg, want er zijn iets meer dan 190 staten lid. Ook Nederland was aanwezig. De Zwitserse resolutie was niet de enige ingediende resolutie. In totaal zijn er 29 resoluties ingediend, waarvan er 23 zijn aangenomen. Een resolutie is aangenomen als de meerderheid van de aanwezige lidstaten vóór stemt; elke lidstaat – groot of klein – kan daarbij één stem uitbrengen. Voor 80% van de resoluties was er dus een meerderheid te vinden, waaronder die voor Marine plastic litter and microplastics, Sustainable coral reefs management en Promote gender equality and the human rights and empowerment of women and girls in environmental governance.

Aangenomen? De Zwitserse resolutie hoort tot de 20% die is verworpen. Many representatives expressed regret that, due to the opposition of some member States, no agreement had been reached at the current session on the draft resolution on geoengineering and its governance, aldus het officiële verslag van de vergadering. Dit is geen woordelijk verslag en er staat evenmin in welke lidstaten ”opposition” voerden en hoeveel of welke lidstaten uiteindelijk tegen of voor de resolutie hebben gestemd. In de ingezonden brief van Frank Biermann staat dat onder andere de VS en veel olieproducerende landen het voorstel zouden willen blokkeren. Hoorde Nederland daar ook bij? Of heeft het alleen maar tegen de resolutie gestemd? Of heeft het juist voor gestemd? En misschien zelfs achteraf ”expressed regret”? Het is mij niet bekend.

BRONNEN:

”UNEP”

Rule 1 van de Rules of Procedure van de United Nations Enviroment Assembly of the United Nations Environment Programme luidt: The United Nations Environment Assembly shall normally hold one regular session every two years.

Rule 4 luidt: Regular sessions shall be held at the headquarters of the United Nations Environment Programme, unless otherwise decided by the United Nations Environment Assembly at a previous session.

”Aannemen of verwerpen”

Rule 16 van de Rules of Procedure van de United Nations Enviroment Assembly of the United Nations Environment Programme luidt: Each member of the United Nations Environment Assembly shall be represented by an accredited representative, who may be accompanied by such alternate representatives and advisers as may be required.

Rule 32 luidt: The President may declare a meeting open and permit the debate to proceed when at least one third of the members of the United Nations Environment Assembly are present. The presence of a majority of the members of the United Nations Environment Assembly shall be required for any decision to be taken.

Rule 48 luidt: Each member of the United Nations Environment Assembly shall have one vote.

Rule 49 luidt: 1. Except where the present rules of procedure expressly provide otherwise, decisions of the United Nations Environment Assembly shall be made by a majority of the members present and voting. 2. For the purpose of these rules, the phrase “members present and voting” means members present and casting an affirmative or negative vote. Members which abstain from voting are considered as not voting.

Voor wie zijn de geborgde zetels in de waterschapsbesturen?

DINSDAG 21 MEI 2019 Er zijn in Nederland 21 waterschappen, sommige worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Om de vier jaar worden voor hun algemene besturen – zeg maar hun parlementen – verkiezingen gehouden. Twee maanden geleden zijn de laatste keer verkiezingen geweest. Daarna is onderhandeld over de vorming van nieuwe dagelijkse besturen – zeg maar hun regeringen. Bij de meeste waterschappen is er inmiddels een nieuw dagelijks bestuur gevormd; bij de andere is het nog niet zover. Wat zijn de geborgde zetels in het waterschapsbestuur?

AB, DB en Graaf Elk waterschap heeft een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. En bovendien een dijkgraaf of watergraaf, die voorzitter is van deze besturen.

Geborgde zetels in het Algemeen Bestuur Het algemeen bestuur bestaat altijd uit 18 tot 30 leden. De provincie waarin het waterschap is gelegen regelt hoeveel het er precies zijn. De meeste leden van het algemeen bestuur worden door middel van verkiezingen gekozen; de meerderjarige burgers die in het waterschap wonen, mogen dan hun stem uitbrengen. Op 20 maart zijn verkiezingen geweest. De overige leden van het algemeen bestuur zijn in diezelfde periode door organisaties gekozen en benoemd. Die organisaties hebben zogenaamde geborgde zetels. In elk waterschap zijn zeven, acht of negen geborgde zetels. De provincie regelt hoeveel het er precies zijn, wijst de organisaties aan en regelt hoeveel geborgde zetels elk van hen heeft.

Kamer van Koophandel De provincie mag daarvoor niet zomaar een organisatie aanwijzen; bovendien moet ze minstens drie organisaties aanwijzen. Om wat voor organisaties gaat het? De Kamer van Koophandel. Deze organisatie moet worden aangewezen. Ze heeft meestal drie tot vier geborgde zetels in een waterschap. Ook moeten een of meer organisaties worden aangewezen die de bezitters van natuurterreinen vertegenwoordigt. In elke provincie wordt daarvoor de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) aangewezen; dat hoeft trouwens niet, want het mogen ook een of meer andere organisaties zijn. VBNE heeft steeds één geborgde zetel per waterschap.

LTO Ten slotte moeten een of meer organisaties worden aangewezen die de bezitters van ongebouwde onroerende zaken vertegenwoordigen. In elke provincie worden daarvoor organisaties aangewezen die landbouworganisatie, tuinbouworganisatie of allebei zijn. Dat is meestal de Land- en tuinbouworganisatie Noord (LTO-Noord). Deze organisatie benoemt ongeveer drie keer zoveel leden in het algemeen bestuur dan de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO). In een enkel waterschap doen beide organisaties benoemingen, zoals in Rivierenland. In Limburg doet alleen de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) benoemingen. In sommige waterschappen waar LTO-Noord meerdere benoemingen doet, moet ze dat voor één daarvan samen met BoerenNatuur doen, zoals in Hunze en Aa’s. In Friesland benoemt LTO-Noord drie leden en benoemen de Nederlandse Melkveehoudersvakbond en de Nederlandse Akkerbouwvakbond regio Noord er gezamenlijk één. Meestal zijn er drie of vier geborgde zetels voor de landbouw/tuinbouworganisaties.

Zonder last Ook de personen die door organisaties op geborgde zetels zijn benoemd zijn niet gebonden aan instructies van deze organisaties, want alle leden van het algemeen bestuur moeten zonder last stemmen.

Dagelijks Bestuur Het is het algemeen bestuur dat het dagelijks bestuur kiest. De dijkgraaf of watergraaf is de voorzitter van beide besturen; hij of zij wordt door de regering benoemd. De dagelijkse bestuurders ontvangen loon. De provincie kan een minimum- en een maximumaantal dagelijkse bestuurders vaststellen. In de meeste waterschappen worden er vier of vijf dagelijkse bestuurders gekozen, dat is exclusief de voorzitter. Alleen een lid van het algemeen bestuur kan tot dagelijkse bestuurder worden gekozen, uitzonderingen daargelaten. En hij of zij blijft daar ook lid van. Het algemeen bestuur kan de dagelijkse bestuurders die ze heeft benoemd tussentijds ontslaan.

Geborgde zetels in het Dagelijks Bestuur Ook moet altijd (minstens) één van de leden die in het algemeen bestuur op een geborgde zetel werd benoemd, gekozen worden in het dagelijks bestuur. Wie dat is, beslist het voltallig algemeen bestuur. In enkele waterschappen zijn er zelfs twee leden op geborgde zetels in het dagelijks bestuur gekozen, zoals in Brabantse Delta. Dat blijken dan steeds te zijn een lid dat werd benoemd door een land- en tuinbouworganisatie en een lid benoemd door de Kamer van Koophandel. In de meeste waterschappen is er slechts één geborgde in het dagelijks bestuur gekozen. Een voorbeeld is Drents Overijsselse Delta. Dat is meestal een lid dat in het algemeen bestuur werd benoemd door een land- en tuinbouworganisatie, maar er zijn enkele waterschappen waarin dat een lid is dat door de Kamer van Koophandel werd benoemd in het algemeen bestuur, zoals Schieland en Krimpenerwaard. Van de leden die door de VBNE zijn benoemd, is niemand dagelijks bestuurder geworden. De dagelijkse bestuurder die in het algemeen bestuur benoemd werd door een land- en tuinbouworganisatie, is meestal door LTO-Noord in dat algemeen bestuur benoemd. Een voorbeeld is Hollands Noorderkwartier. Aa en Maas is daarentegen een waterschap waarin de dagelijkse bestuurder door ZLTO werd benoemd in het algemeen bestuur.

Wat opvalt is dat op de website van een waterschap niet (eenvoudig) is te vinden welke organisatie wie in het algemeen bestuur heeft benoemd.

BRONNEN:

AB, DB en Graaf

Artikel 10 Waterschapswet luidt: Het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter, onverminderd hetgeen het reglement bepaalt over de benaming van die onderscheidene bestuursorganen. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

Geborgde zetels in het Algemeen Bestuur; Kamer van Koophandel; LTO

Artikel 13 luidt (gedeeltelijk): Het algemeen bestuur bestaat uit een bij reglement vastgesteld aantal leden van ten minste achttien en ten hoogste dertig leden. Het totaal aantal vertegenwoordigers van de in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c en d bedoelde categorieën bedraagt ten minste zeven en ten hoogste negen, met dien verstande dat het totaal aantal ten hoogste acht is, indien het algemeen bestuur uit achttien leden bestaat.

Artikel 12 luidt: Lid 1. Het algemeen bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van categorieën van belanghebbenden bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Lid 2. In het algemeen bestuur zijn de volgende categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigd: a. de ingezetenen; b. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; c. degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 116, onder c; d. degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

Artikel 14 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De vertegenwoordigers van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b en c, worden benoemd door de daartoe bij reglement aangewezen organisaties. Indien voor een categorie meer dan één organisatie wordt aangewezen wordt bij reglement bepaald op welke wijze de aangewezen organisaties tot een benoeming komen. Lid 2. De vertegenwoordigers van de categorie van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, worden benoemd door de Kamer van Koophandel op voordracht van de regionale raad van de regio van de Kamer van Koophandel (..), die gelegen is in het gebied van het desbetreffende waterschap. Indien binnen het gebied van een waterschap meer dan één regio gelegen is, wordt bij reglement bepaald op welke wijze de betrokken regionale raden tot een voordracht komen. (…)

Artikel 116 luidt (gedeeltelijk): Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: c. natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare.

Artikel 1 van het Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 26 februari 2015, nr. IENM/BSK-2015/31599, houdende aanwijzing van de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren als benoemende organisatie van waterschapsbestuurders luidt: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu wijst de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren aan als organisatie die de vertegenwoordigers van de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet, benoemt. Deze aanwijzing geldt ten aanzien van elk waterschap. Artikel 2 luidt: De aanwijzing vervalt ten aanzien van een waterschap indien bij reglement voor het betreffende waterschap een organisatie wordt aangewezen in de zin van artikel 14, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet. Artikel 3 luidt: Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Zonder last

Artikel 38 Waterschapswet luidt: De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.

Dagelijks Bestuur

Artikel 40 Waterschapswet luidt: Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden, waarvan ten minste één lid een vertegenwoordiger is van een van de categorieën van belanghebbenden bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c of d. Bij reglement kan worden bepaald welk aantal leden het dagelijks bestuur ten minste en ten hoogste telt.

Artikel 41 luidt (gedeeltelijk): De benoeming vindt plaats uit de leden van het algemeen bestuur. Gedeputeerde staten kunnen, indien het reglement dat bepaalt, ontheffing verlenen. Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

Artikel 44 luidt (gedeeltelijk): De leden van het dagelijks bestuur genieten ten laste van het waterschap een bezoldiging en een tegemoetkoming in de kosten van de uitoefening van hun werkzaamheden (..).

Artikel 46 luidt (gedeeltelijk): De voorzitter van het waterschap wordt benoemd en herbenoemd bij koninklijk besluit. Hij kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen.

Verkiezingen Europees Parlement: de kandidatenlijsten en de fracties

DINSDAG 14 MEI 2019 Volgende week donderdag 23 mei worden de verkiezingen voor het Europees Parlement gehouden. Onlangs hebben de kiezers de goedgekeurde kandidatenlijsten in hun brievenbus ontvangen. Aan welke eisen moeten de lijsten en kandidaten voldoen en van welke fracties gaan de gekozenen straks deel uitmaken in het Europees Parlement?

Europees Parlement Het Europees Parlement bestaat uit 751 leden. Ze worden gekozen in 28 lidstaten, inclusief het Verenigd Koninkrijk. In Nederland worden 26 Europarlementariërs gekozen. Het Europees Parlement vergadert in Brussel en Straatsburg. Europarlementariërs doen – net als de parlementariërs in Den Haag – hun werk zonder dat zij gebonden zijn aan instructies van kiezers of politieke partij.

Kandidaten Niet iedereen mag zich kandidaat stellen. Dat mogen alleen degenen die 18 jaar of ouder zijn en die óf Nederlander zijn óf in Nederland wonen en de nationaliteit hebben van een lidstaat van de Europese Unie. Kandidaten met de Nederlandse nationaliteit hoeven hier dus niet te wonen. Ze mogen ook elders in Europa of zelfs daarbuiten wonen. Zo wonen de lijsttrekkers van D66, PVV en Partij voor de Dieren in België, terwijl de lijsttrekker van Forum voor Democratie in de VS woont.

Naam De folder met kandidatenlijsten die de kiezers onlangs hebben ontvangen, ziet er hetzelfde uit als het stembiljet dat men op het stembureau ontvangt. Er staan 16 kandidatenlijsten op. Boven elke kandidatenlijst staat de naam die een partij bij deze verkiezingen gebruikt. Dat kan de partijnaam zijn maar ook een andere naam. Tot op zekere hoogte is het aan de partij zelf welke naam wordt gebruikt. Wat bijvoorbeeld niet mag, is dat de naam voor kiezers misleidend is, omdat hij teveel lijkt op de naam van een andere partij. Ook mag hij uit niet meer dan 35 tekens bestaan. Sommige gebruikte namen zijn heel kort, zoals VVD. Andere zijn veel langer, zoals CDA – Europese Volkspartij (26 tekens) en PVV (Partij voor de Vrijheid) (29 tekens). Het langste is P.v.d.A./Europese Sociaaldemocraten (35 tekens).

1 of 2 namen Boven de meeste lijsten staat slechts één naam, al dan niet met afkorting, zoals Democraten 66 (D66), VVD, SP (Socialistische Partij) of GroenLinks. Sommige partijen hebben een gezamenlijke lijst met een andere partij, en dan staan hun beider namen erboven. Dat is het geval met ChristenUnie en SGP en met vandeRegio en de Piratenpartij.

EVP en PES Ook boven de lijsten van CDA en PvdA staan twee partijnamen. Boven die van het CDA zijn dat CDA en Europese Volkspartij. Boven die van de PvdA zijn dat P.v.d.A. en Europese Sociaaldemocraten. Hier is echter geen sprake van gezamenlijke lijsten. De Europese Volkspartij en de Europese Sociaaldemocraten zijn beide Europese partijen, waarvan CDA respectievelijk PvdA lid zijn. Er is bij beide sprake van de lijst van één partij. De Europese Volkspartij (EVP) heet in het Frans Parti populaire européen (PPE) en in Engels European People’s Party (EPP), opgericht in 1976. Alleen nationale partijen en organisaties kunnen er lid van worden, het lidmaatschap staat niet open voor individuen (enkele uitzonderingen daargelaten). Naast het CDA zijn daarvan bijvoorbeeld de Duitse CDU en CSU, de Franse Les Républicains en de meeste Europarlementariërs van het Italiaanse Forza Italia lid. Ook het Hongaarse Fidesz is lid, hoewel geschorst sedert enkele maanden. De Partij van de Europese Sociaaldemocraten heet in het Engels Party of European Social Democrats (PES), opgericht in 1992. Lidmaatschap staat niet alleen open voor nationale partijen en organisaties maar ook voor individuen: iedereen die lid is van een nationale partij – zoals de PvdA – kan ook lid worden van de PES. Wat dit individueel lidmaatschap inhoudt is niet helemaal duidelijk, in elk geval is er geen stemrecht aan verbonden. Naast de PvdA zijn bijvoorbeeld de Duitse SPD en de Britse Labour Party nationale partijen die lid zijn.

Group Alle fracties – groups – in het Europees Parlement hebben een Engelse naam. De fractie van de Europese Volkspartij heet Group of the European People’s Party (Christian Democrats). Dit is de grootste fractie. Slechts een enkel fractielid is van een nationale partij die geen lid is van de EVP. Een voorbeeld is de Britse The Independent Group. Deze TIG is enkele maanden geleden opgericht door parlementariërs in het Britse Lagerhuis die Labour Party of Conservative Party vanwege hun Brexit-plannen hebben verlaten. Ook de fractie van de PES bestaat bijna helemaal uit Europarlementariërs van nationale partijen die lid zijn van de PES. Toch treedt deze naam in de fractienaam veel minder op de voorgrond: Group of the Progressive Alliance of Socialists and Democrats in the European Parliament (S&D). Deze fractie is de op een na grootste fractie.

Group ALDE Hoe zit het met de andere Nederlandse Europarlementariërs, van welke groups maken zij deel uit? De Europarlementariërs van VVD en D66 maken deel uit van de Group of the Alliance of Liberals and Democrats for Europe (ALDE). Ook de Europarlementariërs van bijvoorbeeld de Duitse FDP, de Britse LibDems, de Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Guy Verhofstadt) en de Franse La République en Marche zitten in deze fractie. Die laatste partij heeft nu slechts één Europarlementariër. Het is echter ook de partij die in de Franse Tweede Kamer de absolute meerderheid heeft. Het ziet er naar uit dat ze ook groot gaat worden onder de Franse Europarlementariërs, waarvan er in totaal 74 zijn. Wat gaat dit voor de fractie van ALDE en voor andere fracties betekenen? Blijven de Europarlementariërs van La République en Marche straks deel uit maken van ALDE? Of gaan ze het politieke landschap ingrijpend veranderen door een nieuwe fractie te vormen, samen met sommige ALDE-partijen en PES-partijen? Gisteren stond in de Süddeutsche Zeitung dat daarover in elk geval verkennende gesprekken zijn gevoerd met onder andere VVD, D66 en FDP, en dat enkele Italiaanse en Portugese PES-partijen ook wel interesse hebben. De naam van de eventuele fractie staat al vast: Renaissance.

Andere groups De Europarlementariërs van ChristenUnie en SGP maken deel uit van de European Conservatists and Reformists Group (ECR), net als bijvoorbeeld de (meeste) Europarlementariërs van de Britse Conservative Party, de Belgische NVA en de Poolse PiS. De Europarlementariërs van GroenLinks maken deel uit van de Group of the Greens/European Free Alliance (Greens/EFA), net als bijvoorbeeld de Duitse Bündnis 90/Die Grünen en Piratenpartei Deutschland. Die van SP én Partij voor de Dieren maken deel uit van de Confederal Group of the European United Left – Nordic Green Left (GUE/NGL), net als bijvoorbeeld de Duitse Die Linke en het Spaanse Podemos. De Europarlementariërs van PVV maken deel uit van Europe of Nations and Freedom Group (ENF), net als bijvoorbeeld de Franse Rassemblement national (Marine Le Pen), de Oostenrijkse FPÖ, het Vlaams Belang en de Italiaanse Lega Nord.

EFDD Geen enkele Europarlementariër uit Nederland maakt deel uit van de fractie Europa van Vrijheid en Directe Democratie (EFDD), waarin bijvoorbeeld de Italiaanse Movimento 5 Stelle (Vijfsterrenbeweging) en de Duitse Alternative für Deutschland (AfD).

Groups? De andere partijen op het stembiljet hebben nog geen Europarlementariërs. In de volgorde waarop ze op het stembiljet staan: 50PLUS, JEZUS LEEFT, DENK, De Groenen, Forum voor Democratie, Piratenpartij, Vanderegio en Volt Nederland. Het is onbekend van welke fractie in het Europees Parlement ze straks deel gaan uitmaken.

Volt Volt Nederland is een afdeling van Volt Europa. Volt Europa is een Europese partij, twee jaar geleden opgericht. Ook deze partij neemt dus (mede) onder de naam van een Europese partij deel aan de verkiezingen. In tegenstelling tot de EVP en de PES staat het lidmaatschap open voor individuen en hebben die leden ook stemrecht. Volt Europa wil dat er in elk land een afdeling komt. Zo is er inmiddels Volt België, Volt Luxemburg, Volt Duitsland en Volt Nederland dus. Al deze afdelingen zijn pas opgericht na Volt Europa. Wie lid wordt van een nationale afdeling, is automatisch lid van Volt Europa. Waar geen afdeling bestaat, kan men rechtstreeks lid worden van Volt Europa. Waar wel een afdeling bestaat, kan dat soms zonder afdelingslidmaatschap. Het zijn de afdelingen die deelnemen aan de Europese verkiezingen. In het AD van afgelopen vrijdag staat dat de Europarlementariërs van Volt straks een eigen fractie willen gaan vormen. Een nieuwe fractie (group) moet volgens het reglement van het Europees Parlement aan zekere eisen voldoen, zoals minstens 25 leden tellen. Gaat dit lukken?

Voorkeursstem In Nederland wordt bij de verkiezing voor het Europees Parlement een voorkeursstem uitgebracht, dat wil zeggen dat de kiezer niet stemt op een lijst maar op een kandidaat van een lijst. De politieke partij heeft de volgorde op de lijst bepaald. Voorkeurstemmen kunnen die volgorde doorbreken, als er genoeg stemmen op een kandidaat worden uitgebracht. Genoeg is hier ongeveer 18.000 stemmen. Het wettelijk criterium is namelijk 10% van de kiesdeler. In 2014, bij de vorige verkiezingen voor het Europees Parlement was de kiesdeler 183.000 stemmen. Dit is een relatief lage kiesdeler, en dat komt door de lage opkomst. In 2014 hebben 5 Nederlandse Europarlementariërs de lijstvolgorde doorbroken. Best veel eigenlijk, want dat zijn 5 van de in totaal 26 Nederlandse Europarlementariërs, en dat is dus bijna 20%.

BRONNEN:

”Europees Parlement”

Artikel 6 van de Europese Akte luidt (gedeeltelijk): De leden van het Europees Parlement brengen hun stem individueel en persoonlijk uit. Zij mogen niet gebonden zijn door instructies en geen bindend mandaat aanvaarden.

”Kandidaten”

Artikel Y 4 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): Lid van het Europees Parlement kunnen zijn: a. zij die voldoen aan de vereisten die in artikel 56 van de Grondwet voor het lidmaatschap van de Staten-Generaal worden gesteld; b. de niet-Nederlanders die onderdanen zijn van andere lidstaten van de Europese Unie, mits zij: 1°. hun werkelijke woonplaats hebben in het Europese deel van Nederland, 2°. de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, en 3°. niet zijn uitgesloten van het recht om gekozen te worden, hetzij in Nederland, hetzij in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn.

Artikel 56 van de Grondwet luidt: Om lid van de Staten-Generaal te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

”Naam”

Artikel Y 10 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): Behalve op de in artikel G 1, vierde lid, genoemde gronden wordt op een verzoek om registratie van de aanduiding van een politieke groepering ten behoeve van de verkiezing van de leden van het Europees Parlement afwijzend beschikt, indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een aanduiding van een andere politieke groepering die reeds ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder ten behoeve van die verkiezing een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is.

Artikel G1 luidt (gedeeltelijk): Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien: a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde; b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is; c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers; d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat.

”Volt”

Artikel 32 van het Reglement van het Europees Parlement luidt (gedeeltelijk): De leden kunnen fracties oprichten naar politieke gezindheid. Een fractie bestaat uit leden uit ten minste een vierde van de lidstaten. Het voor de oprichting van een fractie vereiste aantal leden bedraagt ten minste vijfentwintig.

”Voorkeursstem”

Artikel 1 van de Europese Akte luidt (gedeeltelijk): De lidstaten kunnen het uitbrengen van voorkeurstemmen toestaan, overeenkomstig de bepalingen die zij vastleggen.

Artikel P 15 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): In de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen zijn gekozen die kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler, voor zover aan de lijstengroep of de niet van een lijstengroep deel uitmakende lijst voldoende zetels zijn toegewezen.

Artikel Y 23a luidt (gedeeltelijk): Voor de toepassing van de artikelen P 15 en P 19, tweede lid, wordt voor «25% van de kiesdeler» gelezen: 10% van de kiesdeler.

Herenboeren Wilhelminapark: consument is de baas

DINSDAG 7 MEI 2019 Enkele weken geleden stond er in de Volkskrant een reportage over Herenboeren Wilhelminapark. Dit agrarisch bedrijf is ongeveer 20 ha groot en ligt in de buurt van de Brabantse gemeenten Boxtel en Vught. Wat deze boerderij zo bijzonder maakt, is dat ze niet levert aan de supermarkt maar rechtstreeks aan de consument én dat niet de boer maar deze consumenten de baas zijn. Hoe ziet die samenwerking er juridisch uit?

Coöperatie Herenboeren Wilhelminapark – hieronder: Wilhelminapark – is een coöperatie. Een coöperatie is een vereniging die bij de notaris is opgericht. Elke coöperatie heeft als doel te voorzien in bepaalde stoffelijke behoeften van de leden. Hiertoe wordt een bedrijf uitgeoefend en met elk lid een overeenkomst gesloten. Dit alles moet blijken uit de statuten. Een fanfare of voetbalclub is weliswaar een vereniging maar geen coöperatie, want voorziet in onstoffelijke behoeften van de leden, namelijk het plezier van musiceren of voetballen. Anders dan een gewone vereniging, mag een coöperatie eventueel gemaakte winst onder de leden verdelen. Wilhelminapark is volgens de statuten niet gericht op winst; dat sluit natuurlijk niet uit dat er toch winst wordt gemaakt. Dan mag die winst onder de leden worden verdeeld.

Behoefte In de statuten van Wilhelminapark staat onder andere dat wordt voorzien in de behoefte van de leden aan aardappelen, groenten, fruit, eieren en vlees van runderen, varkens en kippen. Daartoe wordt een eigen boerenbedrijf uitgeoefend dat lokaal, eerlijk en puur voedsel produceert.

Leden Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen lid worden. Natuurlijke personen zijn mensen van vlees en bloed. Met rechtspersonen worden hier bedrijven en hun kantines bedoeld. Nieuwe leden binden zich voor drie jaar, en daarna per jaar.

2000,- Nieuwe leden moeten zich inkopen door de aanschaf van een ledencertificaat. Hiervan wordt de nieuwe prijs elk jaar opnieuw vastgesteld. Momenteel is dat 2000 euro. Een alleenstaande die zich aanmeldt, mag soms volstaan met de aanschaf van een half certificaat. Een bedrijf dat zich aanmeldt, mag soms meer dan één certificaat kopen.

12,- Wilhelminapark sluit met elk lid een individuele overeenkomst over het aantal porties voedsel dat wekelijks wordt gekocht; deze overeenkomst wordt steeds voor een jaar aangegaan. Per certificaat geldt een minimum (2) en een maximum aantal (5) porties. Bij een half certificaat is het minimum één portie. Prijs per portie bedraagt nu 12 euro per week. Trouwens, de coöperatie spreekt in dit verband niet van porties maar van monden. Er moet dus 12 euro per mond per week betaald worden. Wie gedurende het jaar voor kortere of langere tijd minder wil afnemen, betaalt toch het volle pond. Volgens het Huishoudelijk Reglement moet zelfs voor het volle pond betaald worden als de coöperatie tijdelijk minder aanbod heeft dan overeengekomen, bijvoorbeeld door een slechte oogst. Volgens het Burgerlijk Wetboek mag een coöperatie overeenkomsten alleen wijzigen als dit duidelijk in die overeenkomst zelf staat; een bepaling in het reglement is daarvoor dus niet genoeg.

U.A. De coöperatie heet voluit Herenboeren Wilhelminapark Coöperatie U.A. Die laatste twee letters – U.A. – betekenen volgens het Burgerlijk Wetboek dat leden en oud-leden niet hoeven bij te dragen in een eventueel tekort, dat er na ontbinding van de coöperatie blijkt te zijn. U.A. is de wettelijke afkorting voor uitsluiting van aansprakelijkheid.

Monden Een lid dat opzegt, heeft niet zonder meer recht op teruggave van zijn inleg, de 2000 euro. Recht op teruggave is er pas bij een wachtlijst én iemand hierop daadwerkelijk lid. Zonder wachtlijst is er alleen recht op teruggave als de opzegger zelf een nieuw lid aanbrengt. De boerderij van de coöperatie kan volgens eigen zeggen maximaal 500 monden voeden. Wie zich hierna aanmeldt, komt op de wachtlijst.

ALV Elk jaar moet er minstens één algemene (leden) vergadering worden gehouden. Elk lid mag in deze ALV het woord voeren en een stem uitbrengen; de levenspartner mag ook aanwezig zijn. De meeste leden hebben één heel certificaat, en daarmee één stem. Wie een half certificaat heeft, heeft slechts een halve stem. Wie meer certificaten heeft, heeft evenzoveel meer stemmen: wie drie certificaten heeft, heeft dus drie stemmen. Juridisch is dat in orde.

1/10 Gezinnen zullen één stem of een halve stem hebben terwijl bedrijven meer stemmen kunnen hebben. De coöperatie wil voorkomen dat één of enkele leden te veel zeggenschap krijgen. Daarom mag hooguit 1/10 van alle uit te geven (hele) certificaten in handen zijn van leden met meer dan één heel certificaat, bedrijven dus. Als er slechts één bedrijf dat meer dan één certificaat heeft, dan mag dit bedrijf 10% van de certificaten bezitten. Als er meerdere bedrijven zijn met elk meer dan één certificaat, dan mogen zij samen 10% van de certificaten bezitten. Daarbij gaat het om 10% van het maximaal uit te geven (hele) certificaten: zolang nog niet alle uit te geven certificaten daadwerkelijk zijn uitgegeven, mogen deze bedrijven meer dan 10% van de certificaten bezitten!

Reglement Deze regeling waarbij hooguit 10% van alle stemmen in handen is van leden met meer stemmen, is niet opgenomen in de Statuten. Wel in het Huishoudelijk Reglement. Wijziging van de regeling is mogelijk, bijvoorbeeld door haar helemaal af te schaffen zodat leden met meer stemmen voortaan de meerderheid van alle stemmen mogen hebben. Voor wijziging is slechts een reglementswijziging nodig, geen statutenwijziging en dus evenmin medewerking van de notaris. Wat is wél nodig om de 10%-regeling te wijzigen/af te schaffen? Ten eerste medewerking van het bestuur: zonder hun medewerking is een voorstel voor reglementswijziging onmogelijk. Ten tweede moet uit de vooraf toegestuurde agenda voor de ALV duidelijk blijken dat wordt voorgesteld om het reglement te wijzigen en wat dit voorstel inhoudt.

Referendum Ten derde kan alleen tot reglementswijziging worden besloten met een versterkte meerderheid van 2/3 van de ALV. Er worden geen eisen gesteld aan het aantal leden dat op die vergadering aanwezig is. Dat is weliswaar heel praktisch, maar waarom is er niet voor gekomen om reglementswijzigingen die grote gevolgen kunnen hebben voor de interne machtsverhoudingen per referendum aan de leden voor te leggen? Dan zullen er veel meer leden zijn die daadwerkelijk hun stem uitbrengen dan de leden die aanwezig zijn op de ALV.

Statuten Ook na reglementswijziging heeft een lid/bedrijf geen recht op aanschaf van meer certificaten (en dus meer stemmen): het bestuur beslist volgens de Statuten namelijk óf zo’n verzoek al dan niet wordt gehonoreerd. Een reglementswijziging kan dit niet veranderen.

Teeltplan De ALV besluit niet alleen over eventuele reglementswijzigingen. Maar bijvoorbeeld ook over de prijs die nieuwe leden voor een certificaat moeten betalen. En over de wekelijkse bijdrage die in het nieuwe kalenderjaar per mond moet worden betaald. En over het jaarplan en bijbehorende begroting: wat de boer in het volgende jaar gaat telen. De ALV kiest bovendien het bestuur van de coöperatie. Men moet lid zijn om bestuurslid te kunnen worden. De voorzitter wordt in functie benoemd. Bestuursleden worden voor drie jaar benoemd, maar ze kunnen tussentijds worden ontslagen of geschorst door de ALV.

Bestuur Het bestuur gaat er bijvoorbeeld over wie de boer wordt. De boer hoeft geen lid te zijn. Hij doet zijn werk onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur. Daartoe geeft het hem een schriftelijke instructie die weer in lijn is met het jaarplan dat op de ALV is vastgesteld. Het bestuur neemt haar besluiten met meerderheid van stemmen; alleen als de meerderheid present is, kunnen geldige besluiten genomen worden. Bestuursleden zijn allemaal vrijwilligers.

De boer De boer is geen vrijwilliger: hij wordt beloond voor zijn werk. Op verzoek moet hij de bestuursvergaderingen en ALV’s bijwonen.

BRONNEN:

”Coöperatie”

Artikel 53 van het (Tweede Boek van het) Burgerlijk Wetboek luidt (gedeeltelijk): De coöperatie is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. Zij moet zich blijkens de statuten ten doel stellen in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te hunnen behoeve uitoefent of doet uitoefenen.

Artikel 26 lid 3 luidt: Een vereniging mag geen winst onder haar leden verdelen.

Artikel 53a luidt (gedeeltelijk): De bepalingen van de vorige titel zijn, met uitzondering van (artikel) 26 lid 3, op de coöperatie van toepassing, voor zover daarvan in deze titel niet wordt afgeweken

12,-”

Artikel 59 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek luidt: Lid 1. Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen zijn niet bevoegd door een besluit wijzigingen in de met haar leden in de uitoefening van haar bedrijf aangegane overeenkomsten aan te brengen, tenzij zij zich deze bevoegdheid in de overeenkomst op duidelijke wijze hebben voorbehouden. Een verwijzing naar statuten, reglementen, algemene voorwaarden of dergelijke, is daartoe niet voldoende. Lid 2. Op een wijziging als in het vorige lid bedoeld kan de rechtspersoon zich tegenover een lid slechts beroepen indien de wijziging schriftelijk aan het lid was medegedeeld.

”U.A.”

Artikel 56 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek luidt: Een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij kan in afwijking van het in het vorige artikel bepaalde in haar statuten iedere verplichting van haar leden of oud-leden om in een tekort bij te dragen, uitsluiten of tot een maximum beperken. De leden kunnen hierop slechts een beroep doen, indien de rechtspersoon aan het slot van zijn naam in het eerste geval de letters U.A. (uitsluiting van aansprakelijkheid), en in het tweede geval de letters B.A. (beperkte aansprakelijkheid) heeft geplaatst. Een rechtspersoon waarop de eerste zin niet is toegepast, plaatst de letters W.A. (wettelijke aansprakelijkheid) aan het slot van zijn naam. De genoemde rechtspersonen zijn, behoudens in telegrammen en reclames, verplicht haar naam volledig te voeren.

Artikel 55 luidt (gedeeltelijk): Zij die bij de ontbinding leden waren, of minder dan een jaar te voren hebben opgehouden leden te zijn, zijn tegenover de rechtspersoon naar de in de statuten aangegeven maatstaf voor een tekort aansprakelijk; wordt een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij ontbonden door haar insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard, dan wordt de termijn van een jaar niet van de dag der ontbinding, maar van de dag der faillietverklaring gerekend. De statuten kunnen een langere termijn dan een jaar vaststellen.

”ALV”

Artikel 38 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek luidt (gedeeltelijk): Behoudens het in het volgende artikel bepaalde, hebben alle leden die niet geschorst zijn, toegang tot de algemene vergadering en hebben daar ieder één stem; een geschorst lid heeft toegang tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en is bevoegd daarover het woord te voeren. De statuten kunnen aan bepaalde leden meer dan één stem toekennen.

”Referendum”

Artikel 39 van het Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek luidt (gedeeltelijk): De statuten kunnen bepalen dat bepaalde besluiten van de algemene vergadering aan een referendum zullen worden onderworpen. De statuten regelen de gevallen waarin, de tijd waarbinnen, en de wijze waarop het referendum zal worden gehouden. Hangende de uitslag van het referendum wordt de uitvoering van het besluit geschorst.

De Resolution in het Amerikaanse Congress over de oorlog in Jemen

DINSDAG 30 APRIL 2019 Twee weken geleden heeft president Trump zijn veto uitgesproken over een wet van het parlement die de inzet van Amerikaans militairen wilde beëindigen in het door burgeroorlogen geteisterde Jemen, een land in het Midden-Oosten met bijna 30 miljoen inwoners. Wie gaat er in de USA over de inzet van militairen in het buitenland?

Machten In de Amerikaanse Grondwet wordt de macht van de federale overheid verdeeld in wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende machten. Heel algemeen gezegd zijn die machten als volgt verdeeld. De wetgevende macht komt toe aan het parlement, Congress geheten. Het parlement bestaat uit twee Kamers. Er is de Senaat, Senate, en er is het Huis van Afgevaardigden, House of Representatives. De uitvoerende macht komt toe aan de president. De rechtsprekende macht komt toe aan de rechters. Deze machtenscheiding gaat terug op de Franse filosoof De Montesquieu.

Oorlog Zowel het parlement als de president hebben een grondwettelijke rol bij het voeren van oorlog in het buitenland. Het parlement heeft onder andere namelijk power to declare war en de president is Commander in Chief of the Army and Navy.

Vietnamoorlog Het is niet helemaal duidelijk wat deze grondwettelijke taakverdeling tussen parlement en president in de praktijk betekent. Wie beslist er nu of het Amerikaanse leger in het buitenland wordt ingezet? In 1973, tijdens de Vietnamoorlog, heeft dit ertoe geleid dat het parlement de War Powers Resolution aannam. Het baatte toenmalig president Richard Nixon niet dat hij er zijn veto over uit sprak: zijn veto werd door het parlement overruled met een 2/3 meerderheid in elke Kamer. De War Powers Resolution is een wet; hij is opgenomen in de Amerikaanse wetboeken, de Code of Laws of the United States of America. Volgens sommige Amerikaanse rechtswetenschappers is deze wet in strijd met de Grondwet, en daardoor ongeldig. In deze bijdrage wordt echter uitgegaan van geldigheid.

Golfoorlogen Volgens de War Powers Resolution mag de president het Amerikaanse leger niet in het buitenland inzetten zonder dat het parlement een oorlogsverklaring of een specifieke wet heeft aangenomen die de militaire inzet goedkeurt. Zo’n specifieke wet heeft het parlement bijvoorbeeld aangenomen voor de Eerste Golfoorlog (1991), ten tijde van president Bush sr.: de oorlog om aan de Iraakse bezetting van Koeweit een einde te maken. Tien jaar later – ten tijde van president Bush jr. – is een specifieke wet aangenomen die goedkeuring gaf voor de Tweede Golfoorlog: de oorlog om in Irak een einde te maken aan het bewind van Saddam Hoessein.

War Powers Resolution Als het parlement zo’n specifieke wet niet heeft aangenomen, moet de president volgens de War Powers Resolution het leger terugtrekken, zodra beide Kamers van het parlement een resolution aannemen die daartoe oproept. Zowel het Huis van Afgevaardigden als de Senaat moeten dus zo’n resolution aannemen. Dat kan gebeuren in de vorm van een concurrent resolution en in die van een joint resolution.

Resolution Een verschil tussen beide soorten resolutions is dat volgens de Grondwet de joint resolution kracht van wet heeft en de concurrent resolution niet. De joint resolution is eigenlijk een bill voor bijzondere situaties. Daarentegen is de concurrent resolution meer zoals de moties van het Nederlandse parlement: ook die hebben geen kracht van wet, maar maken wel duidelijk wat het standpunt is van het parlement. Een bill en een joint resolution hebben dus wel kracht van wet, tenzij de president er zijn veto over uitspreekt. De wetgevende macht in Amerika komt door dit presidentieel vetorecht tot op zekere hoogte dus toe aan parlement en president gezamenlijk.

Oorlog Jemen Al lange tijd woedt er een burgeroorlog in Jemen. Sinds enkele jaren geeft buurland Saoedi-Arabië militaire steun aan één van de strijdende partijen. Saoedi-Arabie geeft daarbij leiding aan een internationale coalitie. Ook het Amerikaanse leger maakt daarvan deel uit. Het Amerikaanse parlement wil daar nu een einde aan maken, wat mogelijk te maken heeft met de moord op de Amerikaanse journalist Jamal Khashoggi in de Saoedische ambassade in Istanbul, oktober vorig jaar. Daarom hebben beide Kamers een joint resolution aangenomen waarin staat dat het Amerikaanse leger zich uit Jemen moet terugtrekken. Initatiefnemer tot deze resolution op grond van de War Powers Resolution was Bernie Sanders, presidentskandidaat bij de laatste verkiezingen. Hij nam het initiatief samen met enkele Republikeinen. Zo’n joint resolution heeft – zoals gezegd – kracht van wet.

Veto Tenzij de president er zijn veto over uitspreekt. Onlangs hééft President Trump zijn veto uitgesproken over Bernie Sanders’ resolution, onder andere omdat het zijn grondwettelijke bevoegdheden zou verzwakken. Trump’s veto kan alleen worden doorbroken met een 2/3 meerderheid in beide Kamers; alleen dan krijgt het alsnog kracht van wet. Die versterkte meerderheid lijkt hier echter onhaalbaar, omdat Senaat en Huis van Afgevaardigden de resolution hebben aangenomen met respectievelijk 54 stemmen voor (en 46 tegen) en 247 stemmen voor (en 175 tegen). Het Amerikaanse leger maakt nog steeds deel uit van de internationale coalitie onder leiding van Saoedi-Arabie, en dat zal voorlopig dus wel zo blijven.

BRONNEN:

”Machten”

Article I Section 1 van The Constitution of the United States luidt (gedeeltelijk): All legislative Powers herein granted shall be vested in a Congress of the United States, which shall consist of a Senate and House of Representatives.

Article II Section 1 Sub 1 luidt (gedeeltelijk): The executive Power shall be vested in a President of the United States of America.

Article III Section 1 luidt (gedeeltelijk): The judicial Power of the United States, shall be vested in one supreme Court, and in such inferior Courts as the Congress may from time to time ordain and establish.

”Oorlog”

Article I Section 8 Sub 11 van The Constitution of the United States luidt (gedeeltelijk): The Congress shall have Power: To declare War.

Article II Section 2 Sub 1 luidt (gedeeltelijk): The President shall be Commander in Chief of the Army and Navy of the United States, and of the Militia of the several States, when called into the actual Service of the United State.

”Vietnamoorlog”

U.S. Code. Title 50: War and National Defense. Chapter 33: War Powers Resolution (1973).

”Golfoorlogen”

Paragraph 1541 van de U.S. Code Title 50 (War Powers Resolution) luidt (gedeeltelijk): Sub (a). It is the purpose of this chapter to fulfill the intent of the framers of the Constitution of the United States and insure that the collective judgment of both the Congress and the President will apply to the introduction of United States Armed Forces into hostilities, or into situations where imminent involvement in hostilities is clearly indicated by the circumstances, and to the continued use of such forces in hostilities or in such situations. Sub (c). The constitutional powers of the President as Commander-in-Chief to introduce United States Armed Forces into hostilities, or into situations where imminent involvement in hostilities is clearly indicated by the circumstances, are exercised only pursuant to (1) a declaration of war, (2) specific statutory authorization, or (3) a national emergency created by attack upon the United States, its territories or possessions, or its armed forces

”War Powers Resolution”

Paragraph 1544 van de U.S. Code Title 50 (War Powers Resolution) luidt (gedeeltelijk): Sub (c) (…) at any time that United States Armed Forces are engaged in hostilities outside the territory of the United States, its possessions and territories without a declaration of war or specific statutory authorization, such forces shall be removed by the President if the Congress so directs by concurrent resolution.

Paragraph 1546a luidt (gedeeltelijk): Any joint resolution or bill introduced in either House which requires the removal of United States Armed Forces engaged in hostilities outside the territory of the United States, its possessions and territories, without a declaration of war or specific statutory authorization shall be considered in accordance with the procedures of section 601(b) of the International Security Assistance and Arms Export Control Act of 1976, except that any such resolution or bill shall be amendable.

”Resolution”

Article I Section 7 van The Constitution of the United States luidt (gedeeltelijk): Every Order, Resolution, or Vote to which the Concurrence of the Senate and House of Representatives may be necessary (except on a question of Adjournment) shall be presented to the President of the United States; and before the Same shall take Effect, shall be approved by him, or being disapproved by him, shall be repassed by two thirds of the Senate and House of Representatives, according to the Rules and Limitations prescribed in the Case of a Bill. (Het woord ”Concurrence” is een beetje misleidend hier!)

Koningsdag

DINSDAG 23 APRIL 2019 Aanstaande zaterdag is het Koningsdag. Koning Willem-Alexander is dan jarig. Er wordt wel gezegd dat de taken van de koning bestaan uit ceremoniële en staatkundige taken. Een deel van de staatkundige taken staan in de Grondwet. Welke taken zijn dat en wat is hun staatsrechtelijke betekenis? Hieronder is in geen enkel opzicht naar volledigheid gestreefd.

Nederlanden Willem-Alexander is koning van de Nederlanden. Hij is niet alleen koning van Nederland, maar ook van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. En ook van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, want die laatste drie zijn Nederlandse gemeenten.

Regering De koning maakt deel uit van de regering. De regering wordt gevormd door de ministers én de koning. Maar: de ministerraad bestaat alleen uit de ministers. Het kabinet bestaat uit de ministers en de staatssecretarissen. De koning maakt er geen deel van uit. Hij maakt alleen deel uit van de regering, niet van de ministerraad of het kabinet.

Onschendbaar Is de koning mede verantwoordelijk voor het regeringsbeleid? Nee: alleen de ministers en staatssecretarissen zijn daarvoor verantwoordelijk. Zij zijn verantwoordelijk voor alles wat met de regering te maken heeft, dus ook voor wat de koning doet of niet doet als deel van de regering. De koning zelf is onschendbaar.

KB Als deel van de regering, ondertekent de koning bijvoorbeeld koninklijke besluiten. Daarvoor zijn dan een of meer ministers of staatssecretarissen verantwoordelijk. Een koninklijk besluit – meestal afgekort tot KB – is een besluit. Het is een besluit waaronder de handtekening staat van de koning én de handtekening van een of meer ministers of staatssecretarissen. De handtekening van minister of staatssecretaris heet hier contraseign. Dit contraseign zorgt ervoor dat alleen zij verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het KB.

Kabinet KB’s zijn bijvoorbeeld de besluiten waarbij ministers en staatssecretarissen worden benoemd. Hun benoeming gebeurt dus bij koninklijk besluit. Hun ontslag trouwens ook. Het contraseign bij deze besluiten is steeds van de minister-president. Hij contrasigneert zelfs zijn eigen benoeming en ontslag.

Burgemeesters Ook sommige andere functionarissen worden bij KB genoemd, zoals de rechters van rechtbanken en gerechtshoven en de leden van de Raad van State en van de Algemene Rekenkamer. Het contraseign bij de benoeming van rechters is van de minister van Justitie en Veiligheid. Tot eind vorig jaar stond in de Grondwet dat burgemeesters en commissarissen van de koning per KB worden benoemd. Dat is toen geschrapt uit de Grondwet. Dat betekent niet dat burgemeesters en commissarissen sindsdien zonder KB worden benoemd, want Gemeentewet en Provinciewet eisen het nog steeds. Het contraseign bij deze benoemingen is van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden.

(gewijzigd) De Tweede Kamer wordt alleen ontbonden bij vervroegde verkiezingen, dus als het kabinet valt en er geen uitzicht is op een nieuw kabinet dat de steun krijgt van de kamer. Die ontbinding gaat pas in op de dag dat de nieuwe kamer voor het eerst samenkomt. De laatste keer dat dit gebeurde was in 2012, met de val van het kabinet Rutte I. In dat geval moet in het KB ook staan dat er snel nieuwe verkiezingen worden gehouden. Ik neem aan dat het contraseign van de minister-president is. Als er geen vervroegde verkiezingen worden gehouden, treden alle Kamerleden automatisch en gelijktijdig af zodra de zittingsduur van de kamer is verstreken (meestal is dat vier jaar). Er is in dat geval geen sprake van ontbinding en er is dus ook geen KB voor nodig. Kamerontbinding gebeurt bij koninklijk besluit. De laatste keer dat dit gebeurde was in 2017.

Gratie verlenen Mensen die door de rechter zijn veroordeeld tot een straf, kunnen de koning om vermindering of kwijtschelding van hun straf verzoeken. Als dat verzoek wordt gehonoreerd en gratie wordt verleend, gebeurt dat in de vorm van een KB. Het contraseign is van de minister van Justitie en Veiligheid. Vorig jaar zijn zo’n 900 gratieverzoeken ingediend.

Regen De burgemeester- en commissarisbenoemingen zijn niet de enige besluiten waarvoor een KB nodig is, maar dat niet uitdrukkelijk in de Grondwet wordt geëist. Bijvoorbeeld besluiten waarbij koninklijke onderscheidingen worden toegekend. In de komende dagen zullen weer heel wat lintjes worden uitgereikt. Mensen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving, komen in aanmerking voor een koninklijke onderscheiding in de Orde van Oranje-Nassau. Deze lintjesregen bereikte vorig jaar de 2888. Elk lintje uit deze ridderorde moet per koninklijk besluit worden toegekend. Het contraseign is afkomstig van een of meer ministers; welke minister dat is, hangt ervan af.

Wetsvoorstel De indiening van een wetsvoorstel is geen KB, maar elk wetsvoorstel dat de regering bij de Tweede Kamer indient begint met een door de koning ondertekende koninklijke boodschap. In 2018 heeft de regering 217 wetsvoorstellen ingediend.

Wet Een wetsvoorstel dat door Tweede én Eerste Kamer is aangenomen, kan geen wet worden zonder handtekeningen van de koning en het contraseign van een of meer ministers of staatssecretarissen. In het vergaderjaar 2017/2018 heeft de Eerste Kamer 211 wetsvoorstellen aangenomen.

Eed of belofte De staatkundige taken van de koning hebben niet alleen betrekking op het nemen van schriftelijke besluiten. Ze bestaan bijvoorbeeld ook uit het afnemen van de eed of belofte van de nieuwbenoemde ministers en staatssecretarissen.

Troonrede En bijvoorbeeld op Prinsjesdag – elke derde dinsdag van september – houdt de koning de Troonrede. Dat doet hij in de Ridderzaal op het Binnenhof. Daarvoor zijn onder de leden van de Eerste kamer, de Tweede Kamer en het kabinet uitgenodigd.

Koningsdag Aanstaande zaterdag is het Koningsdag. Dat is de dag waarop de verjaardag van de koning officieel wordt gevierd. Welke dag dat is, wordt per koninklijk besluit aangewezen. Dit KB is uitgevaardigd voordat Willem-Alexander koning was. Het is dan ook niet zijn handtekening maar die van de vorige koning – koningin Beatrix – die eronder staat. Zoals gezegd is 27 april ook de dag waarop hij jarig is. Er had ook een andere dag aangewezen kunnen worden: zo werd Koninginnedag ten tijde van het koningschap van Beatrix niet op haar verjaardag gevierd. Koningsdag of Koninginnedag is een algemeen erkende feestdag.

BRONNEN:

”Nederlanden”

Artikel 1 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden luidt: Het Koninkrijk omvat de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 1a luidt: De Kroon van het Koninkrijk wordt erfelijk gedragen door Hare Majesteit Juliana, Prinses van Oranje-Nassau en bij opvolging door Hare wettige opvolgers.

Artikel 2 luidt (deels): De Koning voert de regering van het Koninkrijk en van elk der landen. Hij is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.

Artikel 4 luidt (deels): De koninklijke macht wordt in aangelegenheden van het Koninkrijk uitgeoefend door de Koning als hoofd van het Koninkrijk.

‘Regering”

Artikel 42 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.

Artikel 45 luidt (gedeeltelijk): De ministers vormen tezamen de ministerraad.

”Onschendbaar”

Artikel 42 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

”KB”

Artikel 47 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Alle koninklijke besluiten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.

Artikel 42 luidt (gedeeltelijk): De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

”Kabinet”

Artikel 43 Grondwet luidt: De minister-president en de overige ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.

Artikel 44 luidt (gedeeltelijk): Bij koninklijk besluit worden ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.

Artikel 46 luidt (gedeeltelijk): Bij koninklijk besluit kunnen staatssecretarissen worden benoemd en ontslagen.

Artikel 48 luidt: Het koninklijk besluit waarbij de minister-president wordt benoemd, wordt mede door hem ondertekend. De koninklijke besluiten waarbij de overige ministers en de staatssecretarissen worden benoemd of ontslagen, worden mede door de minister-president ondertekend.

”Burgemeesters”

Artikel 117 Grondwet luidt (gedeeltelijk): De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.

Artikel 74 luidt (gedeeltelijk): De leden van de Raad (van State) worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.

Artikel 77 luidt (gedeeltelijk):De leden van de Algemene Rekenkamer worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 131 Grondwet luidde tot eind vorig jaar: De commissaris van de Koning en de burgemeester worden bij koninklijk besluit benoemd.

Artikel 61 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De burgemeester wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar.

Artikel 61 van de Provinciewet luidt (gedeeltelijk): De commissaris van de Koning wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar.

”De Tweede Kamer”

Artikel 64 Grondwet luidt: Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden kamer en tot het samenkomen van de nieuw gekozen kamer binnen drie maanden.

”Gratie”

Artikel 122 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Gratie wordt verleend bij koninklijk besluit na advies van een bij de wet aangewezen gerecht en met inachtneming van bij of krachtens de wet te stellen voorschriften.

”Wetsvoorstel”

Artikel 83 Grondwet luidt: Voorstellen van wet, ingediend door of vanwege de Koning, worden gezonden aan de Tweede Kamer of, indien daarvoor behandeling door de Staten-Generaal in verenigde vergadering is voorgeschreven, aan deze vergadering.

”Regen”

Artikel 1 van de Wet instelling van Oranje-Nassau luidt: Er wordt een Orde ingesteld, strekkende tot vererende onderscheiding van Onze onderdanen of vreemdelingen, die zich jegens Ons en de staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze hebben verdienstelijk gemaakt.

Artikel 5 luidt: Alle benoemingen in deze Orde geschieden bij koninklijk besluit.

Artikel 9 van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau luidt (gedeeltelijk): Onze Minister wie het aangaat doet de voordracht voor het koninklijk besluit tot verlening van de onderscheiding. Indien de voordracht meer dan een minister aangaat, wordt het koninklijk besluit tot verlening van de onderscheiding gezamenlijk voorgedragen.

Artikel 6 van de Wet instelling van Oranje-Nassau luidt: De Ridders van de eerste graad van deze Orde dragen de naam van Ridder Grootkruis. De Ridders van de tweede graad van deze Orde dragen de naam van Grootofficier. De Ridders van de derde graad van deze Orde dragen de naam van Commandeur. De Ridders van de vierde graad van deze Orde dragen de naam van Officier. De Ridders van de vijfde graad van deze Orde dragen de naam van Ridder. De Ridders van de zesde graad van deze Orde dragen de naam van Lid.

Artikel 111 van de Grondwet luidt (slechts): Ridderorden worden bij de wet ingesteld.

”Wet”

Artikel 87 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Een voorstel wordt wet, zodra het door de Staten-Generaal is aangenomen en door de Koning is bekrachtigd

Artikel 47 luidt (gedeeltelijk): Alle wetten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.

”Eed of belofte”

Artikel 49 Grondwet luidt: Op de wijze bij de wet voorgeschreven leggen de ministers en de staatssecretarissen bij de aanvaarding van hun ambt ten overstaan van de Koning een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.

”Troonrede”

Artikel 65 Grondwet luidt: Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven.

Besluit vaststelling en aanduiding zevenentwintigste april als Koningsdag luidt: Overwegende dat het wenselijk is met het oog op de toepassing van wettelijke voorschriften ter zake een dag aan te wijzen, waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en deze dag van een aanduiding te voorzien; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1. Met ingang van 1 januari 2014 wordt de zevenentwintigste april in het vervolg aangeduid als Koningsdag, behoudens uitzonderingen in verband met zondagen. Artikel 2 Het koninklijk besluit van 24 april 1980, nr. 11, wordt ingetrokken. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. ’s-Gravenhage, 30 januari 2013. Beatrix. De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Artikel 3 van de Algemene termijnenwet luidt (gedeeltelijk): Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.