Het demissionaire kabinet Rutte III

DINSDAG 20 APRIL 2021Hoewel er sinds de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart dit jaar intensief overlegd is over de vorming van een nieuw kabinet, is dit nog niet in zicht. In de tussentijd is het evenmin zo dat Nederland zonder kabinet is. Het kabinet dat na de voorlaatste verkiezingen – in 2017 – is gevormd is er namelijk nog steeds. Dat is het kabinet Rutte III. Al is dat nu wel een demissionair kabinet geworden. Wat is een demissionair kabinet?

ONTSLAG Een demissionair kabinet is een kabinet dat collectief zijn ontslag heeft aangeboden aan de Koning. Zo’n aangeboden ontslag is nog geen aftreden. Een afgetreden kabinet is een kabinet dat er niet meer is, en dat dus niet meer vergadert, besluiten neemt of in het parlement spreekt. Een demissionair kabinet is (nog) niet afgetreden, en gaat zolang door met vergaderen, besluiten nemen en in het parlement spreken. Een demissionair kabinet treedt pas af als er een nieuw kabinet is gevormd.

CONTROVERSIËLE EN LOPENDE ZAKEN Wat is het verschil tussen een demissionair kabinet en een gewoon (missionair) kabinet? Een demissionair kabinet zou geen omstreden of controversiële zaken mogen behandelen. Het zou alleen lopende zaken mogen afhandelen. Maar wat is een controversiële zaak en wat is een lopende zaak?

LOPENDE ZAKEN Zelf verklaarde premier Rutte op 15 januari – de dag dat het kabinet demissionair werd – dat het kabinet ‘in elk geval doorgaat met de strijd tegen het coronavirus en met het opvangen van de economische en maatschappelijke gevolgen daarvan door middel van bestaande en aangekondigde steunpakketten. En ook dat het kabinet blijft werken aan snelle compensatie voor de getroffen ouders in de (kinderopvang)toeslagenaffaire.’ Dat zouden dan geen controversiële zaken betreffen maar slechts de afhandeling van lopende zaken.

CONTROVERSIËLE ZAKEN De Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben elk een lijst vastgesteld waarop o.a. wetsvoorstellen staan die zij controversieel hebben verklaard. De Kamer zal die wetsvoorstellen niet verder behandelen zolang het kabinet demissionair is. Pas na de officiële installatie van een nieuw kabinet wordt de parlementaire behandeling van die wetsvoorstellen weer opgepakt. De Kamers mogen zulke lijsten zelfstandig vaststellen, want (alleen) zijzelf gaan over hun agenda. Het is de meerderheid die beslist wat er op de lijst komt te staan. Het voornaamste criterium dat de Tweede Kamer voor het al dan niet controversieel verklaren tussen 1994 en 2012 blijkt te hanteren is behoud van keuzevrijheid voor het nieuwe kabinet. De Tweede Kamer heeft op 11 februari jl. een lange lijst van controversiële wetsvoorstellen vastgesteld. Dat was dus de oude Tweede Kamer, die van vóór de verkiezingen. Op die lijst staat bijvoorbeeld een wetsvoorstel om het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te wijzigen. In dit wetboek wordt o.a. de wijze van procederen in civiele zaken geregeld, dat zijn zaken waarin de ene burger de andere burger voor de rechter daagt. In het wetsvoorstel worden voorstellen gedaan om de bewijsregels te vereenvoudigen en te moderniseren. De Tweede Kamer heeft dat wetsvoorstel dus controversieel verklaard.

LOPENDE ZAAK? Is het dan niet merkwaardig dat het kabinet zo’n twee weken geleden een wetsvoorstel voor een geheel nieuw Wetboek van Strafvordering voor advies naar de Raad van State heeft gestuurd? Het nieuwe wetboek zal in de plaats komen van het huidige Wetboek van Strafvordering, dat bestaat uit meer dan elfhonderd wetsartikelen. Daarin worden onderwerpen geregeld als de bevoegdheden van politie en justitie en de rechten van verdachten, advocaten en slachtoffers. In het voorstel voor een nieuw wetboek worden o.a. de opsporingsbevoegdheden van de politie uitgebreid. Kan zo’n voorstel voor een nieuw wetboek nog worden gezien als het afdoen van een lopende zaak, zou het echt niet controversieel zijn? Het kabinet vindt het blijkbaar niet controversieel. Na het advies van de Raad van State gaat een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. De lijst die de oude Tweede Kamer op 11 februari heeft vastgesteld kan natuurlijk worden aangepast. We zullen zien of de Kamer dit wetsvoorstel aan haar lijst zal toevoegen. De meerderheid van de (nieuwe) Tweede Kamer beslist hierover. Na de verkiezingen van maart zijn de politieke verhoudingen veranderd. Weliswaar heeft de oude coalitie haar meerderheid behouden, maar daarbinnen zijn de onderlinge krachtverhoudingen veranderd (zo heeft de VVD het CDA nu minder zetels en D66 veel meer) en bovendien is het nog maar zeer de vraag of de huidige coalitie überhaupt zal worden voortgezet (een andere coalitie impliceert een andere parlementaire meerderheid). Daardoor zal het nieuwe kabinet waarschijnlijk heel andere keuzes willen maken dan het huidige kabinet, bijvoorbeeld voor een nieuw Wetboek van Strafvordering. Daarom zouden we kunnen verwachten dat de Tweede Kamer ook dat wetsvoorstel controversieel verklaart.

DEMISSIONAIR OP VERZOEK Het kabinet Rutte III heeft op 15 januari zijn ontslag aangeboden aan de Koning, omdat ‘’op alle niveaus, door het hele politiek-bestuurlijk-juridische systeem, fouten zijn gemaakt die ertoe hebben geleid dat duizenden ouders groot onrecht is aangedaan’’. Het gaat hier uiteraard over de toeslagenaffaire.

DEMISSIONAIR OMDAT HET MOET In sommige gevallen moet een kabinet zijn ontslag aanbieden. Bijvoorbeeld op de dag vóór Tweede Kamerverkiezingen. Elk zittend kabinet wordt dus na de verkiezingen demissionair. Een kabinet kan ook al (ruim) vóór verkiezingen zijn ontslag moeten aanbieden, bijvoorbeeld als het niet langer het vertrouwen krijgt van een meerderheid in de Tweede Kamer. Zo’n vertrouwensbreuk is er o.a. als de Kamer een motie van wantrouwen aanneemt.

AFTREDEN Het demissionaire kabinet Rutte III treedt in beginsel pas af als er een nieuw kabinet is gevormd. Op eigen verzoek kunnen demissionaire ministers eerder aftreden. Eric Wiebes heeft dat op 15 januari gedaan in verband met de toeslagenaffaire. Op 1 april is in de Tweede Kamer een motie van wantrouwen ingediend tegen de premier. Die motie werd net niet aangenomen: ze kreeg steun van 73 van de 150 Kamerleden (de hele oppositie). Wat als de motie wél was aangenomen? Volgens de regels van het staatsrecht moet een minister zijn ontslag aanbieden aan de Koning als de Kamer zo’n motie tegen hem aanneemt. De premier had echter net als de andere ministers al op 15 januari zijn ontslag aangeboden. Wat de motie wilde bereiken, was dat de premier daadwerkelijk zou aftreden. Trouwens, op diezelfde dag is er met ruime meerderheid wél een motie van afkeuring aangenomen. Wat deze motie leek te willen bereiken, was dat de premier op eigen verzoek zou aftreden. Maar dat heeft hij dus niet gedaan.

(Mr. Leon)

Volgend blog: donderdag 29 april

Kabinetsformatie in Duitsland en België

DONDERDAG 8 APRIL 2021 Het vorige blog ging over de kabinetsformatie in Nederland. In dit blog wordt de Nederlandse kabinetsformatie vergeleken met die bij onze zuider- en oosterburen: België en Duitsland.

BONDSDAG De Tweede Kamer heet in België Kamer van Volksvertegenwoordigers; die Kamer heeft net als bij ons land 150 leden. In Duitsland heet de Tweede Kamer Bundestag (Bondsdag). De Bondsdag heeft ruim 700 leden. België is net als Nederland een monarchie; het staatshoofd is een koning. Duitsland is een republiek; het staatshoofd is een president. In België is de ‘’regeringsleider’’ net als in Nederland de premier. In Duitsland is de bondskanselier de regeringsleider.

INFORMATEUR In Nederland wijst de Tweede Kamer de informateur aan, die in kaart brengt welke coalitie mogelijk is. In België wijst de Koning de informateur aan. Net als in ons land kan iedereen informateur worden. De Koning der Belgen is Filip. In Duitsland wordt geen informateur aangewezen. De (nieuwgekozen) lijsttrekkers en de voorzitters van hun politieke partijen (!) gaan om de tafel zitten met de andere (nieuwgekozen) lijsttrekkers en hun partijvoorzitters om te onderhandelen over een nieuwe regeringscoalitie.

FORMATEUR In Nederland wijst de Tweede Kamer (ook) de formateur aan, die de ministers uitzoekt. In België is het de Koning die (ook) de formateur aanwijst. Meestal wordt de formateur daar net als hier de nieuwe premier. In Nederland wordt de premier ook wel minister-president genoemd, in België ook wel Eerste minister. In Duitsland wordt de bondskanselier de formateur. Men wordt daar dus eerst bondskanselier en pas daarna formateur. In Nederland en België is de volgorde omgekeerd: hier wordt men eerst formateur en pas daarna premier.

NIEUWE PREMIER In Nederland ondertekenen Koning en beoogd premier het besluit waarmee de premier wordt benoemd. In België ondertekenen Koning en demissionair premier dat besluit. Belgisch premier is nu Alexander de Croo; zijn benoemingsbesluit is destijds ondertekend door Sophie Wilmès. In Duitsland wordt het besluit waarmee de bondskanselier wordt benoemd (alleen) ondertekend door de president. De huidige kanselier is Angela Merkel.

MINISTERS In Nederland ondertekenen Koning en de nieuwe premier de besluiten waarmee de ministers worden benoemd. In België gaat het net zo. In Duitsland worden de besluiten waarmee de ministers worden benoemd (alleen) ondertekend door de president. President is nu Frank-Walter Steinmeier.

In België mag een kabinet uit hooguit 15 ministers bestaan, dat is inclusief de premier. De huidige regering bestaat uit dat maximale aantal. Bovendien moeten er evenveel Nederlandstalige als Franstalige ministers zijn, de premier niet meegeteld. Nederland en Duitsland kennen dit soort eisen niet.

KAMER In Nederland kan de Tweede Kamer het hele (nieuwe) kabinet heenzenden door duidelijk te maken dat ze er geen vertrouwen in heeft, bijvoorbeeld door een motie van wantrouwen aan te nemen. In België mag een nieuw kabinet pas aan het werk gaan nadat de Kamer een motie van vertrouwen heeft aangenomen. In Duitsland is het zo dat de president altijd tot bondskanselier benoemt degene die de (meerderheid van de) Bondsdag heeft gekozen.

VERKENNER In Nederland wijst de voorzitter van de oude Tweede Kamer de verkenner(s) aan na overleg met de gekozen lijsttrekkers. In België is de Koning (zelf) die verkenner. Duitsland heeft geen (officiële) verkenner.

DE PRESIDENT in Duitsland wordt gekozen door de Bondsdag en door vertegenwoordigers van de parlementen van de deelstaten. Het koningschap in België is net als in ons land erfelijk bepaald.

(Mr. Leon)

Volgende blog: dinsdag 20 april

De kabinetsformatie

DINSDAG 30 MAART 2021 Het is twee weken geleden dat er Tweede Kamerverkiezingen waren. Morgen worden de 150 nieuwe Tweede Kamerleden beëdigd. Dan is de nieuwe Kamer geïnstalleerd. Hoe verloopt daarna de vorming van het nieuwe kabinet?

INFORMATEUR De nieuwe Tweede Kamer vergadert over de verkiezingsuitslag en wijst vervolgens een informateur aan. Informateur kan een Kamerlid zijn, maar dat hoeft niet. Het kan één informateur zijn, maar het kunnen er ook meerdere zijn. De informateur moet in kaart brengen welke kabinetten allemaal mogelijk zijn. Hij of zij krijgt daarvoor een opdracht mee, die meer of minder precies is. De Kamer beslist bij (gewone) meerderheid over de inhoud van die opdracht en wie informateur wordt.

IN 2017? Hoe ging dat bij de voorlaatste verkiezingen, die van 2017? Toen heeft de Tweede Kamer één informateur aangewezen. Dat was Edith Schippers, destijds demissionair minister (van Volksgezondheid!). Haar opdracht was nogal precies omschreven, namelijk de mogelijkheden onderzoeken van een stabiel kabinet met VVD, CDA, D66 en GroenLinks. Na twee maanden concludeerde Schippers dat zo’n kabinet niet mogelijk was. De Kamer wees toen een nieuwe informateur aan: Herman Tjeenk Willink, minister van Staat. Zijn opdracht was minder specifiek, namelijk om de mogelijkheden te onderzoeken van een kabinet dat op voldoende steun kan rekenen in de Eerste en Tweede Kamer. Na een maand concludeerde Tjeenk Willink dat (alleen) VVD, CDA, D66 en ChristenUnie bereid waren om gezamenlijk de vorming van een kabinet te onderzoeken. De Kamer wees daarop Gerrit Zalm aan als informateur, oud minister. Hij moest onderzoeken of zo’n kabinet inderdaad mogelijk was. En dat bleek het geval! Zijn onderzoek duurde trouwens even lang als dat van zijn twee voorgangers tezamen.

FORMATEUR Als de informatie is gelukt, wijst de Tweede Kamer een formateur aan. De formateur moet de ministers uitzoeken. Informatie en formatie zijn trouwens geregeld in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer.

IN 2017? Hoe ging dat in 2017? Toen wees de Kamer Mark Rutte aan als formateur, toen net als nu ook (demissionair) minister-president. Hij moest een kabinet vormen van ministers van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Dat lukte binnen enkele weken. Rutte werd zelf de nieuwe minister-president: Rutte III was geboren. Het gaat sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw trouwens steeds zo dat de formateur minister-president wordt van het nieuwe kabinet. Zo was Mark Rutte ook de formateur van de kabinetten Rutte II en Rutte I. Hij zal het dus ook wel worden van Rutte IV.

MINISTERS Als de formatie is gelukt kunnen de ministers (en staatssecretarissen) worden benoemd. Wie benoemt hen? Een minister wordt volgens de Grondwet benoemd door een besluit dat zowel door de Koning als door de nieuwe minister-president wordt ondertekend.

NIEUWE MINISTER-PRESIDENT Maar wie ondertekent – naast de Koning – het besluit waarbij de nieuwe minister-president wordt benoemd? Dat is volgens de Grondwet de nieuwe minister-president zelf. Hij (of zij) wordt echter pas minister-president door het benoemingsbesluit, door de ondertekening dus. Feitelijk is hij dus ten tijde van die ondertekening nog niet de nieuwe minister-president! Hij is dan slechts de beoogde minister-president.

DEMISSIONAIRE MINISTER-PRESIDENT Als Mark Rutte straks voor de vierde keer minister-president zou worden, is hij feitelijk bij ondertekening van zijn (eigen) benoemingsbesluit wél demissionair minister-president. Dat was ook het geval toen hij minister-president werd van Rutte III en van Rutte II. Maar dat was het niet toen hij in 2010 voor de eerste keer minister-president werd. Toen was hij geen demissionair minister-president, zelfs geen demissionair minister (in het kabinet Balkenende IV).

TWEEDE KAMER Het besluit waarbij een minister wordt benoemd, is niet ondertekend door de Tweede Kamer. Heeft de Tweede Kamer dan geen invloed op wie er minister wordt? Alleszins wel! Een minister moet haar ontslag aanbieden aan de Koning, zodra blijkt dat ze niet langer het vertrouwen heeft van de (meerderheid van de) Tweede Kamer. Er zal daarom geen minister worden benoemd waarvan op voorhand duidelijk is dat zij (of hij) dat vertrouwen niet krijgt.

BORDESFOTO Nadat alle ministers zijn benoemd volgt de beëdiging van het nieuwe kabinet. Direct na de beëdiging is er gewoonlijk de bordesfoto: een officiële foto van de Koning met het volledige nieuwe kabinet op (de trappen van) het bordes naar het paleis. Laten we hopen dat tegen die tijd men daarop tegen niet meer anderhalve meter van elkaar hoeft te staan!

VERKENNER Zover is het echter nog niet, ook niet met de vorming van een nieuw kabinet. Vandaag vergadert de oude Tweede Kamer over de geloofsbrieven van de nieuwe Tweede Kamerleden (zie ook het vorige blog). Morgen wordt de nieuwe Tweede Kamer beëdigd. Die zal dan binnen een week de (eerste) informateur aanwijzen. Voorafgaand zal ze echter nog debatteren over het verslag van de verkenners. De eerste verkenners zijn al de dag na de verkiezingen aangewezen: Annemarie Jorritsma en Kajsa Ollongren, respectievelijk fractieleider van de VVD in de Eerste Kamer en demissionair minister voor D66. Verkenners verkennen de coalitiemogelijkheden door gesprekken te houden met o.a. alle fractieleiders. Jorritsma en Ollongren zijn aangewezen door de voorzitter van de Tweede Kamer, Khadija Arib, na overleg met de (voorlopig) gekozen lijsttrekkers. Zij hebben hun werkzaamheden beëindigd voordat ze alle fractieleiders hebben gesproken (‘’Positie Omtzigt. Functie elders’’). Arib heeft daarna Wouter Koolmees en Tamara van Ark aangewezen, beiden (demissionair) minister voor respectievelijk ook weer D66 en VVD. De verkenning is anders dan de informatie en de formatie niet geregeld in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (en evenmin ergens anders).

(Mr. Leon)

Volgende blog: donderdag 8 april

Hoe wordt de verkiezingsuitslag voor de Tweede kamer vastgesteld?

DONDERDAG 18 MAART 2021 Gisterenavond zijn rond negen uur (!) de laatste stemmen uitgebracht voor de Tweede Kamerverkiezing. Over twee weken – op woensdag 31 maart – worden de (150) leden van de nieuwe Tweede Kamer beëdigd. Wat wordt er in de tussentijd gedaan met de uitgebrachte stemmen?

GISTERENAVOND is kort ná negen uur begonnen met het tellen van de stemmen. In elk stembureau worden de stemmen geteld die daar zijn uitgebracht. De stembureaus van de gemeente Schiermonnikoog hadden gisterenavond als eerste de telling afgerond. Vanwege coronamaatregelen kan het gebeuren dat in sommige gemeenten de stemmen elders worden geteld en/of pas vandaag worden geteld. Van het tellen wordt een verslag gemaakt in de vorm van een proces-verbaal. De stembiljetten worden daarna verpakt en verzegeld.

AANSTAANDE MAANDAG stellen hoofdstembureaus vast hoeveel stemmen elke kandidaat heeft gekregen; dat gebeurt op basis van de verslagen van de stembureaus. Alle stembureaus zijn ingedeeld bij een van de twintig hoofdstembureaus. De grote steden hebben elk een eigen hoofdstembureau. Die vaststelling van een hoofdstembureau gebeurt in een vergadering. Voorzitter is de burgemeester van de gemeente waar wordt vergaderd. De andere (vier) leden zijn benoemd door de minister van Binnenlandse Zaken. Van de vergadering wordt een verslag gemaakt.

VOLGENDE WEEK VRIJDAG stelt de Kiesraad in een vergadering de officiële verkiezingsuitslag vast. Dat wil zeggen: aan welke 150 van de (veel) meer dan 1000 kandidaten een Kamerzetel is toegewezen. Deze toewijzing gebeurt op basis van de verslagen van de hoofdstembureaus. Van de vergadering wordt een verslag gemaakt. De (zeven) leden van de Kiesraad zijn benoemd door de regering.

OPENBAAR Het tellen op de stembureaus, de vergaderingen van de hoofdstembureaus en de vergadering van de Kiesraad zijn ingevolge de Kieswet openbaar. Dat betekent dat kiezers daarbij aanwezig mogen zijn. Ook politici en actieve partijleden zijn kiezers.

BEZWAAR MAKEN Een aanwezige kiezer mag tijdens de vergadering bezwaren inbrengen, bijvoorbeeld als er volgens hem sprake is van onregelmatigheden. De vergaderingen van de hoofdstembureaus en van de Kiesraad mogen volgens de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ook digitaal worden gehouden. In dat geval moet elke geïnteresseerde zo’n vergadering live via internet kunnen volgen en er mondeling bezwaren kunnen inbrengen.

VERKIEZINGSGESCHILLEN (1) Bezwaar maken is nog geen gelijk hebben of gelijk krijgen. Wel moeten alle bezwaren in het verslag van de betreffende vergadering worden opgenomen. Tijdens de vergadering van de Kiesraad kan de kiezer zijn bezwaar combineren met een verzoek om de stembiljetten van een of meer stembureaus opnieuw te laten tellen. De Kiesraad kan daartoe ook zonder zo’n verzoek besluiten. Bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen in 2017 en 2012 heeft de Kiesraad geen hertelling laten uitvoeren. In 2017 had een kiezer daar wel om verzocht. Bezwaarmakers die geen gelijk krijgen, kunnen hun bezwaar echter niet aan een rechter voorleggen!

VOLGENDE WEEK ZATERDAG krijgt de kandidaat aan wie een Kamerzetel is toegewezen hiervan schriftelijk bericht. Zij moet dan laten weten of ze haar zetel al dan niet aanvaardt. Wie aanvaardt, is daarmee tot Kamerlid is benoemd.

TWEEDE KAMER Wie is benoemd tot Kamerlid heeft echter nog niet het recht gekregen om aan vergaderingen van de Tweede Kamer deel te nemen, bijvoorbeeld door daar over wetsvoorstellen het woord te voeren of te stemmen. Daarvoor moet hij eerst worden toegelaten tot de Kamer. Dat geldt voor alle 150 benoemde Kamerleden, niet alleen voor de nieuwe Kamerleden, maar ook voor de zittende Kamerleden die opnieuw zijn benoemd. Over toelating beslist de Tweede Kamer zelf. Dat is Tweede Kamer in oude samenstelling.

GELOOFSBRIEVEN Aan elke toelating gaat per Kamerlid een onderzoek vooraf: het onderzoek van de geloofsbrieven. Een speciale Tweede Kamercommissie voert dat onderzoek uit: de Commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven. Wat wordt dan onderzocht? Ten eerste of het nieuwe Kamerlid aan de (grondwettelijke) vereisten voor het Kamerlidmaatschap voldoet, zoals het hebben van de Nederlandse nationaliteit en dat ze minstens 18 jaar oud is. Ten tweede of ze geen betrekking vervult die met het Kamerlidmaatschap onverenigbaar is.

VERKIEZINGSGESCHILLEN (2) Ten derde onderzoekt deze Tweede Kamercommissie eventuele verkiezingsgeschillen, bijvoorbeeld naar aanleiding van door kiezers ingebrachte bezwaren bij (hoofd)stembureaus of Kiesraad. Dat onderzoek gebeurt op basis van de verslagen van de Kiesraad, de hoofdstembureaus en de stembureaus. In totaal meer dan 9000 verslagen! De Tweede Kamer is de instantie die deze geschillen beslecht, in plaats van de rechter. De Tweede Kamer mag opdracht geven om het tellen van de stemmen bij een of meer stembureaus over te doen (hertelling), net als de Kiesraad. Bovendien mag de Tweede Kamer opdracht geven om de stemming in een of meer stembureaus over te doen (herbestemming). Herbestemming betekent dat de kiezers in dat stembureau opnieuw kunnen gaan stemmen. Wat de Tweede Kamer uiteindelijk ook besluit, daarmee zijn de geschillen definitief beslecht: een gang naar de rechter is niet mogelijk.

WOENSDAG 31 MAART Een nieuw Kamerlid dat door de oude Tweede Kamer is toegelaten hoeft daarna alleen nog maar beëdigd te worden om met haar of zijn feitelijke werkzaamheden te kunnen beginnen, zoals het woord voeren en stemmen over wetsvoorstellen. Alle 150 Kamerleden worden op woensdag 31 maart beëdigd. Dat gebeurt in een speciale vergadering. De oude Tweede Kamerleden zijn dan inmiddels allemaal afgetreden.

(Mr. Leon)

Verkiezingsprogramma’s over democratie, rechtsstaat en overheid (2)

DINSDAG 9 MAART 2021 In november heb ik een blog geschreven over democratie, rechtsstaat en overheid in de verkiezingsprogramma’s van partijen die nu vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer. Vandaag gaat het over de verkiezingsprogramma’s van partijen die (nog) niet in de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd. Alleen de partijen waarop overal in (Europees) Nederland kan worden gestemd komen aan bod.

WELKE PARTIJEN ZIJN DAT? Dat zijn BIJ1, JA21, Volt, NIDA, JONG, Splinter, Oprecht, Piratenpartij (PP), Libertaire Partij (LP), Boerburgerbeweging (BBB) en Lijst Henk Krol (LHK). In het programma van NLBeter heb ik over dit onderwerp niets kunnen vinden en van Code Oranje heb ik geen programma kunnen vinden.

GRONDWET In artikel 1 staan de discriminatieverboden, zoals ras en geslacht. Binnenkort waarschijnlijk ook handicap en seksuele gerichtheid. LHK wil hier leeftijd aan toevoegen. BIJ1 wil etniciteit, genderidentiteit, genderexpressie, afkomst en nationaliteit bij (artikel) 1.

Splinter wil de godsdienstvrijheid van artikel 6 schrappen.

Oprecht wil dat de verenigingsvrijheid van artikel 8 alleen door de rechter kan worden beperkt.

Bewindslieden en Kamerleden moeten volgens artikelen 49 en 60 een eed (of verklaring) afleggen aan de Koning en trouw zweren (of beloven) aan de Grondwet. JONG wil de eed (of verklaring) aan de Koning schrappen.

De Tweede Kamer bestaat door artikel 51 uit 150 leden. De PP wil dit aantal verdubbelen.

De krijgsmacht is er volgens artikel 97 voor de verdediging en bescherming van de belangen van het koninkrijk en voor de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Oprecht wil hieraan opsporing van milieudelicten op zee toevoegen.

WETGEVENDE MACHT: KIESRECHT Nederlanders hebben volgens de Kieswet vanaf hun 18e stemrecht. BIJ1, PP, Splinter en – uiteraard – JONG willen dat vanaf 16 jaar.

In de Kieswet staat ook dat als een Kamerlid tussentijds opstapt, zijn zetel automatisch overgaat naar de kandidaat die op dezelfde kandidatenlijst de hoogste plaats inneemt. Splinter wil dat zijn zetel automatisch overgaat naar de kandidaat met de meeste voorkeurstemmen; dat kan ook een kandidaat zijn die op een andere kandidatenlijst staat (dus van een andere partij is).

WETGEVENDE MACHT: REFERENDA Een wetsvoorstel wordt wet, zodra het door het parlement is aangenomen en door de Koning is bekrachtigd. PP, LP, BBB, LHK, JA21 en Splinter willen een (juridisch) bindend referendum, zodat de bevolking kan voorkomen dat een aangenomen wet gaat gelden. JONG wil geen bindend maar raadgevend referendum. Volt wil geen referendum, maar een burgerforum (op basis van loting).

WETGEVENDE MACHT: EERSTE KAMER Parlementariërs worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging. Oprecht wil een districtenstelsel.

De Eerste Kamerleden worden gekozen door de Provinciale Statenleden. BBB wil dat gemeenteraadsleden onze senatoren gaan kiezen.

UITVOERENDE MACHT: MINISTERS Een nieuwe minister-president wordt benoemd per koninklijk besluit. Als blijkt dat de nieuwe minister-president niet (meer) het vertrouwen heeft van de meerderheid van de Tweede Kamer, moet hij of zij ontslag aanbieden (aan de Koning). LP wil dat de minister-president wordt gekozen door de bevolking.

UITVOERENDE MACHT: AMBTENAREN Uit de Ambtenarenwet volgt dat rijksambtenaren trouw moeten zweren/beloven aan de Grondwet én aan de Koning. JONG wil dat dit alleen nog aan de Grondwet gebeurt.

RECHTERLIJKE MACHT: TOETSINGSRECHT Een wet mag nooit in strijd zijn met de Grondwet. Echter: alleen regering en parlement beoordelen of dat zo is. Daardoor is ieder wetsvoorstel dat zij aannemen (volgens hun) niet in strijd met de Grondwet. Rechters mogen een wet niet aan de Grondwet toetsen. Dat is hun grondwettelijk verboden. BBB wil dit grondwettelijk toetsingsverbod schrappen zodat rechters (bestaande) wetten wél mogen toetsen aan de Grondwet. Daarnaast moet er een Constitutioneel Hof komen. Dat is een rechtscollege dat speciaal in het leven wordt geroepen om (nieuwe) wetten aan de Grondwet te toetsen. Ook Volt, PP en BIJ1 willen zo’n Constitutioneel Hof.

RECHTERLIJKE MACHT: MINDERJARIGEN Een minderjarige kan niet zelfstandig naar de rechter stappen. In het Burgerlijk Wetboek staat dat hij daarvoor ouders, voogd of een curator nodig heeft. Splinter wil dat veranderen zodat kinderen wél zelfstandig naar de rechter kunnen stappen.

GEMEENTE De burgemeester wordt volgens de Gemeentewet door de regering benoemd, al heeft de gemeenteraad de nodige invloed op die beslissing. JA21, PP, LP, Volt, BBB, LHK en Oprecht willen een burgemeester die door de bevolking wordt gekozen. Zij willen dus een rechtstreekse verkiezing. (Geen partij gaat blijkbaar voor een burgemeester die door de gemeenteraad wordt gekozen.) Voor Volt is ook de rechtstreeks gekozen wethouder bespreekbaar. Nu worden wethouders door de gemeenteraad gekozen.

Volgens de Kieswet moeten gemeenteraadsverkiezingen in alle gemeenten op dezelfde dag worden gehouden. LHK wil dat veranderen.

Een partij zonder parlementariërs krijgt geen overheidssubsidie. Lokale partijen kunnen dus nooit overheidssubsidie krijgen. PP en BBB willen dat veranderen. PP zou ook (meer) overheidssubsidie willen voor lokale (en regionale) politieke verslaggeving.

WATERSCHAPPEN De dijkgraaf is de voorzitter van een waterschap; in sommige waterschappen heet zij watergraaf. Ze wordt nu net als de burgemeester door de regering benoemd. PP wil dat dit door de bevolking gebeurt.

RAAD VAN STATE geeft o.a. adviezen aan regering en parlement; zo geeft ze over elk wetsvoorstel advies. Bovendien houdt ze toezicht op de naleving van begrotingsregels die in Europa zijn afgesproken en toetst ze Klimaatplan en Klimaatnota aan de Klimaatwet. NIDA wil dat de Raad wordt uitgebreid met mensen uit wetenschap, levensbeschouwelijke organisaties en kunst- en cultuursector. Bovendien zou de Raad er een taak bij moeten krijgen: optreden tegen politici die onverantwoorde uitlatingen doen. Zodat er meer ethiek komt in politiek.

(Mr. Leon)

Avondklok in drieën.

DINSDAG 23 FEBRUARI 2021 De avondklok: Drie rechterlijke uitspraken. Drie wetten. Drie ministers. En eigenlijk ook drie avondklokken. Alle goede dingen bestaan uit drieën, zegt men wel. Welke zijn dat bij de avondklok?

1e UITSPRAAK is gedaan in de rechtszaak die de Stichting Viruswaarheid tegen de Nederlandse Staat heeft aangespannen. Daarin eiste de stichting dat de avondklok buiten werking wordt gesteld. Op dinsdagochtend 16 februari – een week geleden – deed de rechtbank uitspraak: de Staat moest de avondklok buiten werking stellen. Diezelfde dag nog zodat de avondklok al in de nacht van dinsdag op woensdag buiten werking zou zijn.

2e UITSPRAAK is gedaan in het hoger beroep dat de Nederlandse Staat tegen de rechtbankuitspraak instelde. Gedaan op diezelfde dinsdag. De Staat eiste bij het gerechtshof vernietiging van de rechtbankuitspraak. Vaak leidt instelling van hoger beroep automatisch tot schorsing van de lagere rechtbankuitspraak voor zolang het gerechtshof nog geen uitspraak heeft gedaan. Dat zou hier dan betekenen dat de avondklok in elk geval voorlopig niet buiten werking hoefde te worden gesteld. Maar hier leidde de instelling van hoger beroep niet automatisch tot schorsing van de rechtbankuitspraak. Dat gebeurde niet, omdat de rechtbank uitspraak deed in een kort geding. Instelling van hoger beroep tegen een kortgedinguitspraak leidt niet automatisch tot schorsing van de uitspraak. In vaktermen: een kortgedinguitspraak is uitvoerbaar bij voorraad. Daarom heeft de Staat bij het gerechtshof niet alleen vernietiging van de rechtbankuitspraak geëist maar ook schorsing. Het gerechtshof deed nog diezelfde dag uitspraak. Daarin werd de eis toegewezen: de avondklok hoeft voorlopig niet buiten werking te worden gesteld, namelijk totdat datzelfde gerechtshof uitspraak doet over de eis tot vernietiging van de rechtbankuitspraak.

3e UITSPRAAK wordt de uitspraak van het gerechtshof over die laatste eis: de vernietiging van de rechtbankuitspraak. Het gerechtshof heeft aangegeven dat ze daarover in elk geval niet voor aanstaande vrijdag uitspraak doet.

RECHTSSTAAT Waarom moet de avondklok van de rechtbank buiten werking worden gesteld? De avondklok is een overheidsmaatregel die mensenrechten beperkt en die dus voor de burger belastend is. In een rechtsstaat als Nederland mag de regering alleen dan een belastende maatregel opleggen als ze daartoe wettelijk bevoegd is. Een wettelijke bevoegdheid is een bevoegdheid die in een wet staat. Invoering van de avondklok is een bevoegdheid die in januari alleen nog stond in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Dat is geen gewone wet, maar een wet voor acute noodsituaties. Dat betekent volgens de rechtbank dat hij alleen in ‘superspoedeisende situaties’ kan worden toegepast, in ‘situaties die geen uitstel kunnen dulden’. Van zo’n noodsituatie was volgens de rechtbank geen sprake toen de avondklok op 22 januari werd ingevoerd, o.a. omdat het kabinet al ruim voor die tijd over de mogelijkheid van een avondklok had gesproken.

KAMERDEBAT Wat volgens de rechtbank de situatie toen des te minder spoedeisend maakte, is dat de premier een dag daarvoor met de Tweede Kamer heeft gedebatteerd over invoering van de avondklok. De rechtbank oordeelt dus dat (ook) dit debat in de weg stond aan een avondklok op basis van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. In mijn blog van 4 februari schreef ik dat dit debat noch nodig noch voldoende was voor een avondklok op basis van deze wet. De rechtbank overweegt dat het daarvoor zelfs nadelig was.

JOJO Waarom heeft het gerechtshof de rechtbankuitspraak geschorst? Het hof stelt voorop dat het hiermee ‘op geen enkele manier wil vooruitlopen’ op haar uitspraak over de al dan niet vernietiging van de rechtbankuitspraak. Het wil alleen een ‘jojo-effect’ voorkomen, dat wil zeggen dat de avondklok eerst enkele dagen (of iets langer) ‘eraf’ is om daarna weer (eventueel) ‘erop’ te moeten.

CIVIELE RECHTSZAKEN Alle drie rechtszaken zijn civiele rechtszaken: het zijn civiele rechters die de uitspraken doen. Toch is de invoering van de avondklok eigenlijk veel meer een bestuursrechtelijke aangelegenheid. Waarom zijn het dan geen bestuursrechters die uitspraak doen? Omdat de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 – dat is de regeling waarin van de wettelijke bevoegdheid gebruik wordt gemaakt – een algemeen verbindend voorschrift is. Je kunt bij de bestuursrechter geen rechtszaak aanspannen tegen algemeen verbindende voorschriften, tenminste niet rechtstreeks. De bestuursrechter is er alleen voor rechtszaken tegen vergunningen, subsidies, (bestemmings-) plannen en zo. Als je niet bij de bestuursrechter terecht kunt, dan kun je bij de civiele rechter terecht.

1e WET: toen de avondklok in januari werd ingevoerd was er slechts één wet die de landelijke avondklok mogelijk maakte. Dat was de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, en dan vooral artikel 8 eerste en derde lid. De rechtbank overweegt dat de situatie in januari zodanig was dat ook deze wet de avondklok niet mogelijk maakte, en dat de avondklok daarom buiten werking moet worden gesteld.

2eWET is de Wet voortduren van de werking van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Het voorstel voor die wet is op 2 februari ingediend en bekendgemaakt op 4 februari. Op 11 februari is dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen; een ruime meerderheid van regeringspartijen en oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en SP stemde voor. Voordat de Eerste Kamer er over heeft gestemd, is het door de regering ingetrokken. Dat gebeurde gisteren.

OKAY? Ik vraag me af of de gang van zaken bij dit wetsvoorstel staatsrechtelijk helemaal in orde was. Ten eerste moet zo’n wetsvoorstel volgens de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag ‘onverwijld’ worden ingediend, terwijl dat hier pas na anderhalve week is gebeurd. Ten tweede trekt de regering het wetsvoorstel in omdat ‘de noodzaak tot het debat (erover) in de Eerste Kamer (is) komen te vervallen’. Maar het debat zou erover gaan of een avondklok op basis van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag noodzakelijk was. En alleen de Eerste Kamer zelve gaat toch over die noodzaak?

3e WET is de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de open lucht covid-19, in de media wordt hij ook wel spoedwet genoemd. De regering heeft het voorstel voor deze wet de dag na de rechtbankuitspraak bij de Tweede Kamer ingediend. Dus op 17 februari. Het is dus mogelijk om een wetsvoorstel op zo’n korte termijn in te dienen! Het wetsvoorstel is ook in het parlement met spoed behandeld: de Tweede Kamer heeft het op 18 februari aangenomen en de Eerste Kamer op 19 februari, in beide Kamers stemde ook een groot deel van de oppositie voor. Deze spoedwet breidt de bevoegdheden van de Wet publieke gezondheid uit zodat er nu tweede wet is die het mogelijk maakt om een landelijke avondklok per ministeriële regeling in te voeren (en te verlengen). Trouwens, de Wet publieke gezondheid is in het afgelopen corona jaar herhaaldelijk uitgebreid met bevoegdheden. Zo maakt hij het sinds 1 december mogelijk dat per ministeriële regeling een mondkapjesplicht wordt opgelegd in gesloten ruimten en een verbod voor kappers om hun beroep uit te oefenen. Nu is daar dus aan toegevoegd de mogelijkheid om per zo’n zelfde ministeriële regeling een avondklok op te leggen.

DRIE AVONDKLOKKEN: de eerste avondklok gold van 23 januari tot 10 februari. De tweede – die eigenlijk een verlenging was van de eerste – gold van 10 februari tot 3 maart. Zojuist werd bekend dat de avondklok ook na 3 maart wordt verlengd, in elk geval tot 15 maart. Dat wordt dan de derde.

DRIE MINISTERS: De eerste avondklok is door de minister van Justitie & Veiligheid ‘samen met’ de premier ingevoerd. De tweede alleen door de minister van Justitie & Veiligheid. Invoering van de derde avondklok – eigenlijk ook een verlenging – zal gebeuren door de ministers van Justitie & Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en bovendien ‘in overeenstemming met de minister die het mede aangaat’ en ook nog ‘in overeenstemming met het gevoelen de (hele) ministerraad’. Trouwens, bij die derde avondklok zullen ook de Tweede en Eerste Kamer moeten worden betrokken; van de Tweede Kamer is dan zelfs goedkeuring nodig.

(Mr. Leon)

De GGD

DINSDAG 16 FEBRUARI 2021 De GGD is sinds de coronatijd veel in het nieuws, bijvoorbeeld in verband met testen en vaccineren. Wat is eigenlijk de GGD?

GGD is niet pas opgericht in de coronatijd maar bestaat al jarenlang. De letters staan voor Gemeentelijke gezondheidsdienst.

GEZONDHEIDSDIENST De GGD is dus een gezondheidsdienst die publieke gezondheidszorg verleent, dat wil zeggen maatregelen die de gezondheid voor de bevolking of specifieke groepen daaruit beschermen en bevorderen, inclusief het voorkomen en vroegtijdig opsporen van ziekten. Ze heeft bijvoorbeeld zorgtaken op het gebied van jeugdgezondheid en ouderengezondheid en houdt zich bezig met de bestrijding van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Dit zijn slechts enkele voorbeelden: het takenpakket is veel ruimer.

GEEN CURATIEVE ZORG De gezondheidsdiensten van de GGD bestaan vooral uit preventie, voorlichting en onderzoek. Curatieve zorg valt daar niet onder. Dat is de zorg die bijvoorbeeld ziekenhuizen en verpleeghuizen, huisartsen, tandartsen en apotheken aan hun patiënten verlenen.

GEMEENTELIJK Elke gemeente in ons land heeft een gemeentelijke gezondheidsdienst. Er is dus niet één GGD, maar er zijn veel GGD’s. Daarmee is trouwens niet gezegd dat elke gemeente een eigen gezondheidsdienst heeft. Integendeel: geen enkele gemeente heeft een eigen gezondheidsdienst. Elke GGD is namelijk een samenwerking van verschillende gemeenten. Zo werken in GGD Haaglanden 9 gemeenten met elkaar samen, 15 in GGD Rotterdam-Rijnmond en in die van Gelderland-Midden en zelfs 21 in die van Brabant-Zuidoost. In sommige GGD’s werken alle gemeenten van een provincie met elkaar samen; dat is bijvoorbeeld het geval in Groningen, Zeeland en Utrecht. Ons land telt vijfentwintig GGD’s.

SAMENWERKENDE GEMEENTEN Gemeenten werken niet alleen voor gezondheidsdiensten met elkaar samen. Dat gebeurt ook op veel andere beleidsterreinen, zoals bijvoorbeeld milieu, inkoop, ICT, energie en jeugd- en gezinshulp. Gemeenten mogen in het algemeen zelf bepalen in welke vorm ze met elkaar samenwerken. Zo kunnen ze net als particulieren kiezen voor een vereniging of vennootschap. Ze kunnen er ook voor kiezen om een openbaar lichaam op te richten; particulieren kunnen dit laatste niet. Soms moeten gemeenten kiezen voor een openbaar lichaam als samenwerkingsvorm. Dat is het geval met de GGD: de GGD mag geen vereniging of vennootschap zijn, het moet een openbaar lichaam zijn.

OPENBAAR LICHAAM Er zijn in ons land heel veel openbare lichamen. Zo is elk van de 350 Nederlandse gemeenten een openbaar lichaam, net als de provincies. De meeste openbare lichamen zijn typisch overheid. Er zijn echter uitzonderingen: zo is ook de Nederlandse Orde van Advocaten een openbaar lichaam.

BESTUUR Een openbaar lichaam kan net als een vereniging en een particulier zelfstandig deelnemen aan de maatschappij. Om dat te doen heeft ze een bestuur nodig. Een gemeentebestuur bestaat uit gemeenteraad, burgemeester en college (van burgemeester en wethouders). Dat is zo geregeld in de Gemeentewet. De inwoners kiezen de gemeenteraad; de gemeenteraad kiest de wethouders en – tot op zekere hoogte – de burgemeester.

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Een GGD bestaat uit algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter. In het algemeen bestuur van een GGD zitten wethouders en burgemeesters. Ze zijn gekozen door en uit de colleges van de deelnemende gemeenten. Dit algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter en de andere leden van het dagelijks bestuur. Dat is zo geregeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een GGD is een openbaar lichaam én een gemeenschappelijke regeling; een gemeente is alleen een openbaar lichaam.

GGD REGIO UTRECHT Ter illustratie een voorbeeld. In de GGD (regio) Utrecht werken alle (26) gemeenten van de provincie Utrecht met elkaar samen. Dat gebeurt op basis van een overeenkomst. Het algemeen bestuur bestaat in deze GGD helemaal uit wethouders. Elk van de 26 colleges (van burgemeester en wethouders) heeft er uit zijn midden één aangewezen, meestal de wethouder voor Volksgezondheid.

VERANTWOORDING Kan die wethouder gewoon zijn gang gaan? De wethouder moet in elk geval aan zijn college en aan de gemeenteraad verantwoording afleggen voor wat hij in het algemeen bestuur doet of nalaat. Vragen van individuele raadsleden moet hij beantwoorden. Het college kan hem zo nodig ontslaan uit het algemeen bestuur; de gemeenteraad kan dat niet.

ONGELIJKE KAPPEN Elke Utrechtse gemeente heeft dus een wethouder in het algemeen bestuur, maar dit betekent niet dat bij het nemen van besluiten elke wethouder een gelijke stem heeft. Toch hebben de wethouders van de (negen) kleinste gemeenten nog altijd ieder één stem, terwijl de Utrechtse wethouder in zijn eentje ‘slechts’ goed is voor negen stemmen. Er zijn in totaal 68 stemmen uit te brengen; er is dan dus een gewone meerderheid vóór bij 35 stemmen.

DAGELIJKS BESTUUR Nu is het ook weer niet zo dat stemgewicht in het algemeen bestuur de machtsverhouding in het bestuur van de GGD bepaalt. Het algemeen bestuur van de GGD Regio Utrecht vergadert namelijk niet wekelijks, het hoeft dat maar twee keer per jaar te doen. Daarom is er ook nog een voorzitter en een dagelijks bestuur. Zes dagelijkse bestuurders worden uit en door het algemeen bestuur gekozen; dat zijn dus ook wethouder. Dat gebeurt met een gewone meerderheid van stemmen. Het resultaat moet wel zijn dat er een geografische spreiding is van die dagelijkse bestuurders. Elke dagelijkse bestuurder heeft één stem.

VOORZITTER En de zevende dagelijkse bestuurder, de voorzitter, is altijd de Utrechtse wethouder!

DIRECTEUR Die voorzitter moet worden onderscheiden van de directeur publieke gezondheid. De directeur heeft de leiding over de gezondheidsdienst en is secretaris in de besturen. Hij is geen wethouder. Hij wordt weliswaar door het algemeen bestuur benoemd, maar – en dat is tevens een wettelijke eis – wel altijd in overeenstemming met het bestuur van de Utrechtse veiligheidsregio. Dat bestuur bestaat alleen uit de burgemeesters.

(Mr. Leon)

Avondklok

DONDERDAG 4 FEBRUARI 2021 Sinds anderhalve week geldt er in ons land een nieuwe coronamaatregel: de avondklok. De maatregel houdt in dat het verboden is om tussen negen uur ‘s avonds en half vijf ‘s ochtends in de open lucht te vertoeven (behalve in de eigen tuin). Hij geldt in elk geval tot volgende week, maar waarschijnlijk nog langer. Is de avondklok vanuit het staatsrecht gezien hetzelfde als al die andere coronamaatregelen?

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID heeft de avondklok ingevoerd. Hij heeft dat gedaan door middel van een ministeriële regeling. Die regeling heet officieel Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19.

ALLERLEI GRONDRECHTEN worden door de avondklok beperkt. Zoals de vrijheid om te staan en te gaan waar men wil oftewel de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet). Zoals de vrijheid van vergadering en betoging (artikel 9 Grondwet). Zoals de godsdienstvrijheid (artikel 6 Grondwet). Nu is het niet zo dat een beperking van grondrechten altijd betekent dat die grondrechten ook geschonden zijn: beperking van grondrechten is namelijk tot op zekere hoogte geoorloofd. Wel is het zo dat elke maatregel waardoor een of meer grondrechten beperkt worden een maatregel is die voor de burgers belastend is.

BELASTEND is de avondklok dus zonder meer. Het openbaar bestuur – en dus ook de minister van Justitie en Veiligheid – mag een belastende maatregel alleen opleggen als hij hiertoe wettelijk bevoegd is. De wetgever moet hem die bevoegdheid hebben gegeven. Waarom is dat nodig? Omdat de rechtsstaat dit eist. Zonder wetmatigheid van bestuur zou Nederland geen rechtsstaat zijn. Is er een wet die de minister bevoegd maakt om een avondklok in te stellen?

NIET GEWOON Die is er, maar dat is geen gewone wet. Het is geen wet waarin gewone bevoegdheden worden gegeven die gelden in ‘gewone’ omstandigheden. Een gewone wet in coronatijden is bijvoorbeeld de Tijdelijke coronawet die sinds december vorig jaar geldt en op grond waarvan bijvoorbeeld de mondkapjesplicht is ingevoerd. De avondklok staat daar niet in. De wet waarin staat dat de minister de avondklok mag invoeren staat in een noodwet. Een noodwet is een wet die alleen in buitengewone omstandigheden geldt. De avondklok staat in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag. Invoering van de avondklok is dus een buitengewone bevoegdheid. Staatsrechtelijk is een avondklok dus niet hetzelfde als de andere coronamaatregelen!

NOODTOESTAND Invoering van de avondklok is in deze wet in de eerste plaats bedoeld voor als er een noodtoestand is afgekondigd. Afkondiging van een noodtoestand oftewel uitzonderingstoestand gebeurt als de uitwendige of inwendige veiligheid van het land in geding is. De inwendige veiligheid is in geding bij een aanslag, oproer, opstand of burgeroorlog. De uitwendige veiligheid bij een oorlog of oorlogsverklaring, bezetting of belegering. Dat zijn toch andere buitengewone omstandigheden dan die waarin wij nu leven. Ook al is de corona epidemie een aanslag op de volksgezondheid en voelt het virus als een bezetting.

GEEN NOODTOESTAND? Er is dan ook geen noodtoestand afgekondigd. En toch is de invoering van de avondklok geldig. Waarom? Omdat van sommige buitengewone bevoegdheden in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag gebruik kan worden gemaakt zonder dat er een noodtoestand is afgekondigd. Dit wordt in de officiële toelichting op die wet separate toepassing genoemd. De avondklok is zo’n buitengewone bevoegdheid die separaat kan worden toegepast. Separate toepassing of niet: elke toepassing van een buitengewone bevoegdheid is staatsnoodrecht. Bovendien: elke buitengewone bevoegdheid is door de wetgever primair bedoeld voor een noodtoestand.

PREMIER De minister van Justitie en Veiligheid mag een avondklok natuurlijk niet zomaar invoeren. Daaraan worden in de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag strikte voorwaarden gesteld. Ten eerste heeft hij toestemming nodig van de minister-president. Die toestemming is officieel gegeven op 22 januari jl. Ten tweede moeten beide bewindslieden van oordeel zijn dat een avondklok ‘met het oog op de handhaving van de openbare orde en veiligheid geboden is’. Wat zegt de premier zelf over zijn oordeel? Als we daarvoor de officiële toelichting op zijn toestemming lezen, dan verwijst hij eigenlijk alleen naar het advies van het OMT.

PARLEMENT Ten derde moet de regering ‘onverwijld’ een wetsvoorstel indienen bij het parlement omtrent het voortduren van de bevoegdheid om een avondklok in te voeren. Als Tweede of Eerste Kamer die bevoegdheid niet willen laten voortduren – doordat ze het wetsvoorstel verwerpen – moet de bevoegdheid om een avondklok in te voeren ‘onverwijld buiten werking worden gesteld’, en dus ook de avondklok. Er zijn inmiddels twee weken verstreken, maar ik heb het wetsvoorstel niet gevonden. Wel heeft de Tweede Kamer een dag vóór invoering van de bevoegdheid hierover met de premier gedebatteerd. Dat was op 21 januari. Hieruit bleek dat invoering van de avondklok op voldoende steun in de Tweede Kamer kan rekenen. Staatsrechtelijk was dit debat echter niet nodig; dat hoefde pas na zijn besluit. Staatsrechtelijk was het echter ook niet genoeg: zowel Tweede als Eerste Kamer moeten een wetsvoorstel kunnen behandelen omtrent het voortduren van de bevoegdheid om een avondklok in te voeren. Geen van beide heeft dat gedaan, als ik mij niet vergis.

(Mr. Leon)

De demonstratie tegen de coronamaatregelen van 17 januari in Amsterdam

DINSDAG 26 JANUARI 2021 Op het Museumplein in Amsterdam is vorige week zondag 17 januari gedemonstreerd tegen de coronamaatregelen van de overheid. Daartegen heeft de politie (ME) opgetreden, met volgens de Volkskrant de inzet van honden, politie te paard, waterkanon en het uitdelen van klappen. Is hier de demonstratievrijheid geschonden?

MENSENRECHT Demonstreren oftewel betogen is een recht dat in de Grondwet staat, namelijk in artikel 9. Het is dus een mensenrecht en een grondrecht.

WET OPENBARE MANIFESTATIES Dit grondrecht is in de wet uitgewerkt, namelijk in de Wet openbare manifestaties. Demonstreren is niet de enige (openbare) manifestatie die in deze wet is geregeld: dat is bijvoorbeeld ook het geval met het houden van een kerkdienst in de buitenlucht.

GEMEENTERAAD Bij demonstraties geeft deze wet het gemeentebestuur een belangrijke rol. Zo regelt de gemeenteraad in welke gevallen iemand die een demonstratie wil organiseren de gemeente daarvan vooraf moet informeren. Dat moet gebeuren door middel van een schriftelijke kennisgeving. Er is dus geen vergunning nodig voor het houden van een demonstratie.

DE AMSTERDAMSE GEMEENTERAAD eist in haar Algemene Plaatselijke Verordening dat in alle gevallen een voorafgaande schriftelijke kennisgeving nodig is. Die moet minstens 24 uur van te voren worden gegeven aan de burgemeester. Daarin moet o.a. staan wat de datum, begin- en eindtijd, begin- en eindplaats en het verwachte aantal deelnemers is.

NEDERLAND IN VERZET’ heeft op 26 november vorig jaar de burgemeester van Amsterdam schriftelijk kennis gegeven dat ze op zondag 17 januari tussen twee en vier uur in de middag een demonstratie wilde organiseren op het Museumplein en hierbij tweeduizend demonstranten verwacht. Aan de verplichtingen uit de Amsterdamse raadverordening is voldaan.

Ook DE BURGEMEESTER heeft een wettelijke rol. De burgemeester mag een voorgenomen demonstratie verbieden, beperken of er voorschriften aan verbinden.

DE AMSTERDAMSE BURGEMEESTER verbiedt de demonstratie van Nederland in Verzet niet, maar beperkt haar wel. Die beperking is tweeërlei: in plaats van op het Museumplein wordt ze in het Westerpark gehouden en er mogen niet tweeduizend maar slechts vijfhonderd demonstranten komen.

WAAROM worden deze twee beperkingen opgelegd? Vanwege corona: bij tweeduizend deelnemers zijn de ‘mensbewegingen’ bij aankomst en na afloop onbeheersbaar, en op het Museumplein is het praktisch onmogelijk om het maximumaantal deelnemers tot vijfhonderd te beperken.

Pas OP 13 JANUARI deelt de burgemeester dit besluit mee, vier dagen voor de demonstratie (en zes weken na de schriftelijke kennisgeving). Volgens de organisator had dat veel eerder gekund en is de tijd nu te kort om de demonstranten naar het Westerpark te laten komen. Hij stapt dan ook naar de rechter, dat is de Amsterdamse rechtbank.

DE RECHTBANK doet op vrijdag 15 januari uitspraak, twee dagen voor de demonstratie. Rechters toetsen overheidsbesluiten. Hoever die toetsing gaat, hangt o.a. af van het besluit in kwestie. Hier kan de rechter slechts toetsen of de burgemeester een redelijk besluit heeft genomen. Met anderen woorden: of het redelijk is dat de burgemeester de demonstratie vanwege de mensbewegingen bij aankomst en na afloop wil beperken tot vijfhonderd demonstranten, en de demonstratie (daarom) niet op het Museumplein mag worden gehouden maar in het Westerpark. De rechtbank vindt dat inderdaad redelijk. Organisator Nederland in Verzet heeft haar rechtszaak verloren, al is de rechter het met organisator eens dat de burgemeester deze beperkingen eerder hadden kunnen communiceren.

WATERKANON De organisator zegt daarna de demonstratie af (website van de gemeente Amsterdam). Zo beschouwd hebben de demonstranten op 17 januari op het Museumplein deelgenomen aan een demonstratie waarvoor de vereiste kennisgeving niet is gedaan. Dan mag een burgemeester de demonstranten opdracht geven hun demonstratie meteen te beëindigen en uiteen te gaan. Of dat gepaard mag gaan met de inzet van (politie)honden, bereden politie, waterkanon en het uitdelen van (politie)klappen is een andere vraag.

(Mr. Leon)

De Amerikaanse vicepresident in de Senaat

MAANDAG 18 JANUARI 2021 Opvolging van de president van de Verenigde Staten bij zijn overlijden, aftreding of afzetting (impeachment!) is niet de enige staatsrechtelijke bevoegdheid van de vicepresident. De vicepresident kan volgens de Amerikaanse grondwet ook een belangrijke rol spelen in de Senaat. Het ziet ernaar uit dat Kamala Harris die rol gaat krijgen. Wat is er aan de hand?

KAMALA HARRIS wordt de nieuwe Democratische vicepresident van de VS, naast Joe Biden als president. Ze wordt de eerste Madam Vice President. Mike Pence is nog enkele dagen de huidige Republikeinse Mr. Vice President, naast president Donald Trump. De vicepresident is altijd van dezelfde politieke partij als de president.

U.S. SENATE De Senaat vormt samen met het Huis van Afgevaardigden (House of Representatives) het Amerikaanse parlement (U.S. Congress). Alleen het parlement kan wetten maken. Ook de overheidsbegroting wordt per wet vastgesteld. Zowel Senaat als Huis moeten dan het wetsvoorstel (bill) aannemen. Dat gebeurt met een gewone meerderheid van de aanwezige volksvertegenwoordigers. De Senaat bestaat uit honderd senatoren, als alle zetels vervuld zijn. De bevolking van elke deelstaat kiest twee senatoren, of het nou een grote deelstaat is zoals Californië of kleine zoals Maine. Elke senator heeft één stem. Voor een gewone meerderheid is de yeah-stem van 51 senatoren nodig, als alle zetels zijn vervuld én alle senatoren aanwezig zijn.

SENATOR Een senator wordt voor zes jaar gekozen. Maar het is niet zo dat er om de zes jaar verkiezingen zijn. Verkiezingen zijn er elke twee jaar. Dan wordt een derde van de Senaat vernieuwd. Na de voorlaatste verkiezingen van eind 2018 bestond de Senaat uit 47 Democraten en 53 Republikeinen. Na de laatste verkiezingen van eind 2020 zal de Senaat bestaan uit vijftig Democraten en vijftig Republikeinen. De eerstvolgende verkiezingen worden eind 2022 gehouden. In de komende twee jaar is de verdeling van Republikeinse en Democratische senatoren dus fifty-fifty.

VICE PRESIDENT De vicepresident is volgens de Amerikaanse Grondwet ook voorzitter van de Senaat. In de praktijk wordt de voorzittershamer meestal door een ander vervuld (een gekozen senator). De vicepresident heeft geen stemrecht in de Senaat, tenzij de Senaat – in de woorden van de Amerikaanse grondwet – ‘’equally divided’’ is. Dat wil zeggen: bij het staken der stemmen. Met andere woorden: als er bij de stemming over een wetsvoorstel net zoveel ‘yeas’ als ‘nays’ worden geteld. Dat zal zich vaak voordoen als Republikeinen en Democraten ieder precies de helft van het aantal zetels bezetten, zoals in de komende twee jaar het geval zal zijn. Kamala Harris heeft dan de doorslaggevende stem. Zij mag zelf bepalen hoe ze stemt, maar het is aannemelijk dat ze steeds de Democraten aan een meerderheid zal helpen.

MIKE PENCE VERSUS JOE BIDEN Maar de doorslaggevende stem van de vicepresident is dus niet beperkt tot een Senaat waar Democraten en Republikeinen elk precies vijftig zetels hebben. Het gaat er maar om dat de uitgebrachte stemmen staken, al is het weer wel zo dat volgens het reglement van orde van de Senaat elke senator in principe moet stemmen. Zo heeft Mike Pence minstens acht keer zijn stem uitgebracht in de Senaat, hoewel de Republikeinen de meerderheid van de Senaatszetels in handen hadden in de afgelopen jaren. Een vicepresident is niet verplicht om zijn stem uit te brengen. Joe Biden heeft als vicepresident onder Obama nimmer gestemd.

DE NEDERLANDSE SENAAT – onze Eerste Kamer – bestaat uit 75 leden, als ie compleet is. De Kamer wordt om de vier jaar helemaal vernieuwd, vooralsnog. Dit is een oneven aantal en dus is het onmogelijk dat twee partijen ieder de helft van het aantal zetels bezetten. In de praktijk zijn de zetels trouwens altijd over (beduidend) meer dan twee partijen verdeeld. Momenteel zijn er vijftien partijen vertegenwoordigd. De grootste partij – de VVD – heeft twaalf zetels. Bij het staken der stemmen – niet alle senatoren hoeven hun stem uit te brengen, voldoende is dat 38 van hen dat doen – volgt eerst uitstel tot een volgende vergadering en – als de stemmen dan weer staken – wordt het voorstel volgens het Reglement van Orde geacht te zijn verworpen. Een Nederlandse vicepremier heeft nooit stemrecht in de Eerste Kamer of in de Tweede Kamer. In het huidige (demissionaire) kabinet is er trouwens niet één vicepremier maar zijn er drie: Hugo de Jonge, Kajsa Ollongren en Carola Schouten. Van elke coalitiepartij een, terwijl de VVD de premier levert.

(Mr. Leon)