DINSDAG 2 APRIL 2019 Op 27 mei zijn er de verkiezingen voor de Eerste Kamer. De Eerste Kamer – de senaat – wordt niet door de burgers verkozen maar door volksvertegenwoordigers. Uit de uitslag van de provinciale staten verkiezingen van 20 maart wordt duidelijk dat de coalitiepartijen hun meerderheid in de Eerste Kamer zullen verliezen. Tot nu toe hadden ze een meerderheid, al is die met 38 van de 75 zetels aan de nipte kant.
Electoraat Electoraat van de Eerste Kamer zijn de leden van de Provinciale Staten, niet de burgers. Provinciale Staten zijn het parlement van de provincie. Elk van de twaalf provincies heeft één Provinciale Staten. In totaal zijn dat 570 Statenleden. Dat is echter niet het hele electoraat voor de Eerste Kamer. Daar komen namelijk nog bij de leden van de kiescolleges in Caribisch Nederland, de overzeese gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De burgers hebben op 20 maart per overzeese gemeente een eigen kiescollege gekozen. De leden van deze drie kiescolleges brengen op 27 mei hun stem uit voor de Eerste Kamer. In totaal zijn dat 19 kiescollegeleden, waarvan Bonaire met 9 leden bijna net zoveel leden heeft als de andere tezamen. De kiescollegeleden van Bonaire zijn verdeeld over drie verschillende partijen. Op 27 mei brengen al deze 570 plus 19 kiezers in hun eigen vergaderzalen hun stem uit, om drie uur ’s middags (althans: in Nederland). Allen stemmen individueel en in het geheim. Er wordt dus niet per partij gestemd, en zeker niet per Provinciale Staten. Een Statenlid hoeft niet te stemmen op de eigen partij. Dus hoeft een Statenlid van bijvoorbeeld GroenLinks niet op een Eerste Kamer kandidaat van die partij te stemmen, maar mag zij of hij ook stemmen op een kandidaat van bijvoorbeeld PvdA of ChristenUnie. Dat is een van de redenen waarom de uitslag van de Eerste Kamerverkiezing na vaststelling van de uitslag van de provinciale staten verkiezingen niet al bij voorbaat helemaal vaststaat.
Volle zetels Waarom zou een Statenlid stemmen op een andere partij? De Eerste Kamer heeft 75 zetels. Het aantal zetels dat een partij krijgt, is afhankelijk van het aantal stemmen dat op die partij is uitgebracht. De kiesdeler is het aantal stemmen dat nodig is voor één zetel. De partij die twee keer de kiesdeler heeft gehaald, krijgt twee zetels. Enzovoorts. Ik noem dat hier volle zetels. Het aantal stemmen dat in de praktijk op een partij wordt uitgebracht, is nooit precies het aantal van (een of meer keer) de kiesdeler. Ik noem hier de stemmen die niet nodig zijn voor de kiesdeler resterende stemmen. Vanwege deze resterende stemmen kan het van politieke wijsheid getuigen om op een andere partij te stemmen.
Restzetels
Na verdeling van alle volle zetels blijven er altijd een aantal
zetels over. Dat zijn de restzetels. Een restzetel gaat naar de
partij die het grootste gemiddelde aantal stemmen per zetel heeft
gehaald. Naarmate een partij meer volle zetels haalt, heeft ze minder
resterende stemmen nodig om een restzetel te krijgen. Een partij met
11 volle zetels heeft dus voor een restzetel minder resterende
stemmen nodig dan een met 8 volle zetels, die heeft er weer minder
nodig dan een met 6 volle zetels, en die met 6 weer minder dan een
met 3. In de NRC van 27 maart staat dat o.a. VVD, CDA, GroenLinks,
PvdA, ChristenUnie en Partij voor de Dieren kans maken op een
restzetel. De krant maakt onderscheid tussen restzetels die vrij
zeker zijn en restzetels die zeer onzeker zijn. Uit het
krantenbericht blijkt dat voor de partijen met veel volle zetels een
restzetel vrij zeker is: zo hebben VVD (11 volle zetels), CDA (8) en
GroenLinks (8) vrij zeker een restzetel. Terwijl voor de kleinere
partijen Partij voor de Dieren (2), ChristenUnie (3) en PvdA (6) een
restzetel zeer onzeker is. Dat is een mooie illustratie van de regel
dat partijen met veel volle zetels minder resterende stemmen nodig
hebben dan partijen met weinig volle zetels. Het is trouwens niet
uitgesloten dat zelfs een partij die de kiesdeler helemaal niet haalt
toch een restzetel krijgt, maar dan zal die partij (veel) meer
stemmen moeten hebben dan de andere partijen resterende stemmen
hebben. Op 27 mei zou de Onafhankelijke Senaatsfractie op die manier
haar ene zetel kunnen krijgen. De OSF komt op voor provinciale
partijen. Het is echter nog maar de vraag of dat daadwerkelijk gaat
gebeuren: in elk geval overwegen volgens hun websites de beide
Groningse provinciale partijen om hun stem aan een andere partij te
geven. In elk geval voor één van hen zou dat te maken hebben met
onvrede over de opstelling van de Onafhankelijke Senaatsfractie in
het Groninger gasdossier. In de Provinciale Staten maakt het na 27
mei trouwens niet meer uit of de zetels waarover een partij beschikt
restzetels of volle zetels zijn.
PvdA De vier coalitiepartijen verliezen na 27 mei hun meerderheid in de Eerste Kamer. De coalitie lijkt het straks aan zeven of acht zetels te ontbreken. Acht zetels, als ChristenUnie geen restzetel krijgt. 7 zetels, als ChristenUnie die wel krijgt, maar zoals gezegd is de restzetel voor deze partij zeer onzeker. Stel dat het lukt: ook dan moet bij oppositiepartijen worden gezocht naar kabinetssteun. Die zou bij de PvdA kunnen worden gevonden: deze partij lijkt te kunnen rekenen op zes volle zetels en ze maakt kans op een restzetel, maar die laatste zetel is zoals gezegd zeer onzeker. Alleen GroenLinks (9) en Forum voor Democratie (13) worden groot genoeg om het kabinet aan een meerderheid in de Eerste Kamer te helpen. De andere partijen zijn daarvoor sowieso te klein: SP (4), SGP (1), PVV (5) en 50Plus (2). Of zou een vier partijen kabinet als Rutte 3 afhankelijk willen zijn van de steun van meer oppositiepartijen?
Overleg Zoals gezegd kan het in het belang zijn van een partij dat sommige van haar Statenleden op 27 mei op een andere partij stemmen, bijvoorbeeld een politiek verwante partij of een partij die om andere redenen nuttig is. Als een laatste volle zetel of restzetel er toch niet meer in zit voor een partij – en de uitslag van de provinciale staten verkiezingen kan daarover duidelijkheid verschaffen – dan kunnen de stemmen van deze Statenleden beter op zo’n andere partij worden uitgebracht, als die daarmee nog een extra zetel kan krijgen. Tot dit strategisch stemmen gaan Statenleden alleen over in goed overleg met hun landelijke partijleiding. Enkele Statenleden van coalitiepartijen VVD, CDA en D66 zouden er op 27 mei voor kunnen kiezen om op coalitiegenoot ChristenUnie of zelfs op oppositiepartij PvdA te stemmen, om daarmee deze partijen aan een restzetel te helpen, natuurlijk doen ze dit alleen als hun eigen volle zetels en restzetels daardoor niet in gevaar komen.
De ene stem is de andere niet De stem die een Statenlid van de ene partij uitbrengt is natuurlijk even zwaar als de stem die een Statenlid van een andere partij fractie uitbrengt. Echter: de stem die een Statenlid van de ene provincie uitbrengt, weegt nooit hetzelfde als de stem die een Statenlid van een andere provincie uitbrengt. Het stemgewicht kan zo sterk uiteenlopen dat de zwaarste stem (bijna) tien keer zoveel weegt als de lichtste. Het stemgewicht neemt toe naarmate een provincie meer inwoners telt. Daarom hebben de 55 Zuid-Hollandse Statenleden de zwaarste stemmen en de 39 Zeeuwse Statenleden de lichtste stemmen. De andere provincies zitten daar ergens tussen in. Zo wegen de stemmen van de 43 Groningse Statenleden anderhalf keer zoveel als die van de Zeeuwse, maar slechts 1/7 van die van de Zuid-Hollandse. Bij het strategisch stemmen moet natuurlijk rekening worden gehouden met deze uiteenlopende stemgewichten. Het stemgewicht van de 19 kiescollegeleden van Caribisch Nederland is trouwens nog veel minder dan die van de Zeeuwse Statenleden: de stemmen van de 9 kiescollegeleden van Bonaire wegen slechts 1/20 van de Zeeuwse stemmen.
Voorkeurstemmen Net als burgers bij rechtstreekse verkiezingen doen, brengen Statenleden hun stem niet uit op een partij, maar op een kandidaat van die partij. Ze brengen met andere woorden altijd een voorkeurstem uit; ook een stem op de hoogste kandidaat – de lijsttrekker – is een voorkeursstem, in ieder geval in de zin van de wet. De Statenleden van een van de Groningse provinciale partijen overwegen volgens hun website om hun stem aan de nummer twee van een andere partij te geven, dat is dan dus een echte voorkeurstem. Burgers kunnen bij rechtstreekse verkiezingen de lijstvolgorde doorbreken met 25% van de kiesdeler. Dat gaat niet op voor Statenleden: zij kunnen bij de Eerste Kamerverkiezingen de lijstvolgorde pas met 100% van de kiesdeler doorbreken. De lijstvolgorde wordt bepaald door de landelijke partijorganisatie.
BRONNEN:
”Electoraat”
Artikel
Q 1 van de Kieswet luidt: De leden van de Eerste Kamer worden gekozen
door de leden van provinciale staten. De leden van provinciale staten
komen per provincie in vergadering bijeen tot het uitbrengen van hun
stem.
Artikel Ya 30 luidt: De
leden van de Eerste Kamer worden in de openbare lichamen gekozen door
de leden van de kiescolleges. De leden van de kiescolleges komen per
openbaar lichaam in vergadering bijeen tot het uitbrengen van hun
stem. De bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen betreffende de
verkiezing van de leden van de Eerste Kamer zijn, voor zover deze
paragraaf niet anders bepaalt, van toepassing op de verkiezing van
deze leden door de leden van de kiescolleges, met dien verstande dat
telkens in die bepalingen mede wordt gelezen in plaats van:a. «de
provincie» of «de provincies»: het openbaar lichaam
onderscheidenlijk de openbare lichamen; b. «provinciale staten» en
«staten»: het kiescollege; c. «statenlid»: kiescollegelid; d.
«statenvergadering»: vergadering van het kiescollege.
Artikel Ya 2 luidt
(gedeeltelijk): In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen
wordt verstaan onder: a. openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire,
Sint Eustatius of Saba;
Artikel Ya 22 luidt
(gedeeltelijk): De bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen
betreffende de verkiezing van de leden van provinciale staten zijn,
voor zover deze paragraaf niet anders bepaalt, van toepassing op het
kiescollege, met dien verstande dat telkens in die bepalingen wordt
gelezen in plaats van: a. «de provincie» en «een provincie die één
kieskring vormt»: het openbaar lichaam; b. «provinciale staten» en
«staten»: het kiescollege;
Website Kiesraad 27 maart
2019: Op 27 mei vindt de verkiezing plaats van de 75 leden van de
Eerste Kamer. Gestemd wordt door de op 20 maart gekozen (570)
provinciale statenleden en de (19) leden van de kiescolleges van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Niet iedere stem telt daarbij even
zwaar; dit hangt af van het inwoneraantal van de provincie
respectievelijk openbaar lichaam. Op basis van de door het Centraal
Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingsaantallen per 1
januari 2019 heeft de Kiesraad de volgende stemwaarden vastgesteld.
Artikel T 1 luidt
(gedeeltelijk): De stemming vindt plaats om vijftien uur
(Europees-Nederlandse tijd).
Artikel T 3 luidt: De
voorzitter benoemt uit de statenvergadering drie leden, die met hem
als voorzitter het stembureau vormen.
Artikel 53 Grondwet luidt:
De leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van
evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.
De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.
”Volle zetels”
Artikel
O 2 Kieswet luidt (gedeeltelijk): Het hoofdstembureau stelt ten
aanzien van iedere lijst
vast het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som
van deze aantallen. Deze som wordt stemcijfer genoemd.
Artikel U 7 luidt: Het
centraal stembureau deelt de som van de stemcijfers van alle lijsten
door het aantal te verdelen zetels. Het aldus verkregen quotiënt
wordt kiesdeler genoemd.
Artikel U 8 luidt: Zoveel
maal als de kiesdeler is begrepen in het stemcijfer van een lijst
wordt aan die lijst een zetel toegewezen.
”Restzetels”
Artikel U 9 van de Kieswet
luidt: De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden
achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de
zetels het grootste gemiddelde aantal stemmen per toegewezen zetel
hebben. Indien gemiddelden gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
”De ene stem is de andere
niet”
Artikel
U 2 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): Elke stem geldt, naar gelang
van de provincie waar zij is uitgebracht, voor een aantal stemmen,
gelijk aan het getal dat verkregen wordt door het inwonertal van de
provincie te delen door het honderdvoud van het aantal leden waaruit
provinciale staten bestaan. Het quotiënt wordt daarna afgerond tot
een geheel getal, naar boven, indien een breuk 1/2 of meer, en naar
beneden, indien een breuk minder dan 1/2 bedraagt. Dit getal wordt de
stemwaarde genoemd.
Artikel U 3 luidt: Ten
aanzien van iedere provincie vermenigvuldigt het centraal stembureau
de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de
stemcijfers van de lijsten met de voor die provincie geldende
stemwaarde. Voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing
gelden de aldus verkregen produkten als de aantallen op ieder
kandidaat uitgebrachte stemmen, onderscheidenlijk de stemcijfers van
de lijsten.
De
stemgewichten van provincies en kiescolleges staan op de website van
de Kiesraad.
”Voorkeursstemmen”
Artikel
Q 4 van de Kieswet luidt: De kandidaatstelling voor de verkiezing van
de leden van de Eerste Kamer vindt plaats op de dinsdag in de periode
van 19 tot en met 25 april.
Artikel
R 4 luidt (gedeeltelijk): De namen van de kandidaten worden op de
lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt
gegeven.
Artikel
U 15 luidt (gedeeltelijk): Gekozen zijn de kandidaten van de lijst,
daartoe aangewezen door overeenkomstige
toepassing
van de artikelen P 15 tot en met P18 en P 19 en P 19a, met dien
verstande dat in afwijking van artikel P 15, eerste lid, eerste zin,
zijn gekozen de kandidaten die een aantal stemmen hebben verkregen,
groter dan of gelijk aan de kiesdeler.
Artikel
P 15 luidt (gedeeltelijk): In de volgorde van de aantallen op hen
uitgebrachte stemmen zijn gekozen die kandidaten die op de
gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben
verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler, voor zover aan de
lijstengroep of de niet van een lijstengroep deel uitmakende lijst
voldoende zetels zijn toegewezen. Indien aantallen gelijk zijn,
beslist zo nodig het lot.
Artikel P 17 luidt: De
zetels, toegewezen aan de al dan niet van een lijstengroep deel
uitmakende lijsten, die na toepassing van de artikelen P 15 en P 16
nog niet aan een kandidaat zijn toegewezen, worden aan de nog niet
gekozen kandidaten van de desbetreffende lijsten toegewezen in de
volgorde van de lijst.