VRIJDAG
8 FEBRUARI 2019 De burgemeester van Amsterdam heeft besloten om de
buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) geen wapenstok en
pepperspray te geven. De boa’s zijn geen politieambtenaren. Vooral
vanwege de problemen in de binnenstad hadden de boa’s om deze wapens
gevraagd. Wel komen er in de Amsterdamse binnenstad meer
politieambtenaren voor de daadwerkelijke handhaving van de
rechtsorde. Er komt dus meer blauw op straat. Die politieambtenaren
hebben wel een wapenstok en pepperspray bij zich. Welke wapens hebben
politieambtenaren zoal bij zich?
Pepperspray
De politieambtenaar draagt altijd een korte wapenstok, pepperspray,
een pistool en handboeien bij zich. De wapenstok wordt gummiknuppel
genoemd; sinds enige tijd
heeft de politie uitschuifbare wapenstokken.
Pepperspray is een spray met een sterk prikkelende stof; hij
wordt meegenomen in een
spuitbus. Een
politieambtenaar heeft ook altijd een nazorgset bij
zich, voor het
geval hij iemand heeft bespoten met pepperspray.
Zijn
pistool is semiautomatisch. De korpschef (de
landelijke baas van de
politie) kan daaraan een lange wapenstok, tiewraps (soort
handboeien), (beschermings)schild en helm toevoegen. Handboeien
en schild zijn wettelijk gezien trouwens geen wapens maar uitrusting.
Bovendien heeft de Mobiele eenheid ook altijd een lange wapenstok bij zich, een granaatwerper en een waterkanon. De granaatwerper is een geweer dat wordt gebruikt om traangasgranaten af te schieten. Het waterkanon heet officieel waterwerper.
Arrestatieteams hebben naast traangasgranaten ook altijd andere granaten bij zich, namelijk rookgranaten en lawaaigranaten. Het team draagt naast de gummiknuppel ook het stroomstootwapen, de elektrische wapenstok. Wat de vuurwapens betreft, wordt niet alleen een handwapen (pistool) gedragen maar ook schoudervuurwapens en repeteervuurwapens. Ook heeft het team de beschikking over explosieven.
Wapengebruik
Natuurlijk betekent het dragen van een wapen niet dat de
politieambtenaar het onder alle omstandigheden mag gebruiken.
Wapengebruik mag alleen als dat
redelijk is en een ander middel om
het beoogde doel te bereiken niet mogelijk is.
Marechaussees
zijn onder andere de politieambtenaren op Schiphol en (op andere
plaatsen) aan de grens. De Marechaussees kunnen beschikken over alle
wapens waarover de politieambtenaar kan beschikken. Ze kunnen echter
over veel meer wapens beschikken, zoals stiletto’s, katapulten,
alle soorten vuurwapens, degens en sabels en niet te vergeten
kruisbogen
en harpoenen.
BRONNEN:
”Vrijdag
8 februari 2019”
Artikel
2 Politiewet: Ambtenaren van politie in de zin
van deze wet zijn:
a. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak;
b. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van
technische, administratieve en andere taken ten dienste van de
politie;
c. vrijwillige ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering
van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering van
technische, administratieve en andere taken ten dienste van de
politie;
d. ambtenaren van de rijksrecherche die zijn aangesteld voor de
uitvoering van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering
van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de
rijksrecherche.
Artikel
3 luidt: De politie heeft tot taak in
ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de
geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van
de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
”Pepperspray”
Artikel
22 Politiewet 2012: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
worden regels gesteld omtrent de bewapening, de uitrusting en de
kleding van de ambtenaren van politie.
Artikel
1 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: In
dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a. ambtenaar: de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2,
onderdeel a, van de Politiewet 2012, met de rang hoger dan die van
surveillant van politie
b. pistool: semi-automatisch pistool, kaliber 9 millimeter maal
19 millimeter;
g. pepperspray: spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC);
Artikel
2 luidt:
Lid 1. De bewapening van de ambtenaar bestaat tijdens de
uitoefening van de dienst uit:
a. een
korte wapenstok;
b. pepperspray;
c. het
pistool.
Lid
2. De korpschef kan bepalen dat de bewapening
van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede bestaat uit een
lange wapenstok.
Lid 3. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid,
bestaat uit:
a. handboeien;
b. een
koppel;
c. een
veiligheidsvest;
d. nazorgmiddelen
bij het gebruik van pepperspray.
Lid
4. Indien de korpschef dit noodzakelijk acht,
kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, mede worden uitgerust
met tie-wraps.
Lid
5. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het
eerste lid, kan mede bestaan uit:
a. een
tactisch vest;
b. een
kogelwerende helm;
c. een
gasmasker;
d. een
schild.
Artikel
14 luidt: Onverminderd de artikelen 2 tot en met 13 kan Onze Minister
aan door hem aangewezen ambtenaren andere dan de in dit besluit
genoemde wapens en munitie toekennen.
”Mobiele
eenheid”
Artikel
26 van het Besluit beheer politie luidt (gedeeltelijk): De
regionale eenheden beschikken ieder over een organisatie van mobiele
eenheden ten behoeve van (..)
Artikel
11 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: De
bewapening van de ambtenaar die behoort tot de mobiele eenheid,
bedoeld in artikel 26 van het Besluit beheer politie, kan tijdens de
uitoefening van de dienst mede bestaan uit:
a. een lange wapenstok;
b. de granaatwerper en CS-traangasgranaten;
c. een waterwerper.
Artikel
1 luidt: In dit hoofdstuk en de daarop berustende
bepalingen wordt verstaan onder: e. granaatwerper: een
granaatwerper, kaliber 40 mm;
”Arrestatieteams”
Artikel
11, onder a, van het Besluit beheer politie luidt (gedeeltelijk): De
Dienst speciale interventies heeft in ieder geval tot taak: a. het in
stand houden van aanhoudings- en ondersteuningsteams die, indien
redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende
omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen,
Artikel
1 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt: In dit
hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: c.
semi-automatisch schoudervuurwapen: semi-automatisch
schoudervuurwapen, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter; d.
automatisch schoudervuurwapen: automatisch schoudervuurwapen, kaliber
9 millimeter maal 19 millimeter;
f. repeteervuurwapen: een repeteervuurwapen, kaliber 12; h.
aanhoudings- en ondersteuningsteam: een aanhoudings- en
ondersteuningsteam als bedoeld in artikel 11, onder a, van het
Besluit beheer politie
Artikel
13 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De bewapening van de ambtenaar die
behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningsteam, kan tijdens de
uitoefening van de dienst mede bestaan uit:
a. rook- en lawaaigranaten;
b. een elektrische wapenstok;
c. de granaatwerper en CS-traangasgranaten;
d. het semi-automatisch schoudervuurwapen;
e. het automatisch schoudervuurwapen;
f. het repeteervuurwapen;
g. het stroomstootwapen.
Lid
2. De uitrusting van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bestaat
mede uit explosieven.
”Wapengebruik”
Artikel
7 Politiewet luidt (gedeeltelijk): De
ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de
politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening geweld of vrijheidsbeperkende middelen te gebruiken,
wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het
gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op
een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat
zo mogelijk een waarschuwing vooraf.
Dit is verder uitgewerkt in de Ambtsinstructie voor de politie, de
Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (een KB).
”Marechaussees”
Artikel
4 van de Politiewet 2012luidt
(gedeeltelijk): Lid 1. Aan de Koninklijke
marechaussee, die onder het beheer van Onze Minister van Defensie
staat, zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere
wetten, de volgende politietaken opgedragen:
c. de uitvoering van de politietaak op de luchthaven Schiphol en
op de andere door Onze Minister en Onze Minister van Defensie
aangewezen luchtvaartterreinen, alsmede de beveiliging van de
burgerluchtvaart;
f. de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000
opgedragen taken, waaronder begrepen de bediening van de daartoe door
Onze Minister voor Immigratie en Asiel aangewezen doorlaatposten en
het, voor zover in dat verband noodzakelijk, uitvoeren van de
politietaak op en nabij deze doorlaatposten, alsmede het verlenen van
medewerking bij de aanhouding of voorgeleiding van een verdachte of
veroordeelde;
Artikel
17 van het Besluit bewapening en uitrusting politie luidt
(gedeeltelijk): De bewapening van (..) de Koninklijke marechaussee
bestaat uit:
a. de wapens, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 14;
b. andere wapens van de categorieën I, II, III en IV en munitie
van de categorieën II en III, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet
wapens en munitie.
Artikel
2 van de Wet wapens en munitie luidt (gedeeltelijk): Wapens
in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig
dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende
categorieën.
Categorie I
1°. stiletto’s, valmessen en vlindermessen;
2°. andere
opvouwbare messen (..)
3°. boksbeugels, ploertendoders, wurgstokken, werpsterren,
vilmessen, ballistische messen en geluiddempers voor vuurwapens;
4°. blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp
dan een wapen;
5°. pijlen en pijlpunten bestemd om door middel van een boog te
worden afgeschoten, die zijn voorzien van snijdende delen met de
kennelijke bedoeling daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken;
6°. katapulten;
7°. andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een
ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een
wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.
Categorie II
1°. vuurwapens die niet onder een van de andere categorieën
vallen;
2°. vuurwapens, geschikt om automatisch te vuren;
3°. vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het
dragen niet of minder zichtbaar is dan wel dat de aanvalskracht wordt
verhoogd;
4°. vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan
een wapen;
5°. voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met
uitzondering van medische hulpmiddelen;
6°. voorwerpen, bestemd voor het treffen van personen met
giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en
soortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen en
van vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen, bestemd
voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of
traanverwekkende stof;
7°. voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken
door vuur of door middel van ontploffing, met uitzondering van
explosieven voor civiel gebruik indien met betrekking tot deze
explosieven erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven
voor civiel gebruik.
Categorie III
1°. vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen voor
zover zij niet vallen onder categorie II sub 2°, 3° of 6°;
2°. toestellen voor beroepsdoeleinden die geschikt zijn om
projectielen af te schieten;
3°. werpmessen;
4°. alarm- en startpistolen en -revolvers, met uitzondering van
alarm- en startpistolen die:
a. geen loop of een kennelijk verkorte, geheel gevulde loop
hebben;
b. zodanig zijn ingericht dat zij uitsluitend knalpatronen van een
kaliber niet groter dan 6 mm kunnen bevatten; en
c. waarvan de ligplaats van de patronen en de gasuitlaat loodrecht
staan op de loop of op de lengterichting van het wapen.
Categorie IV
1°. blanke wapens waarvan het lemmet meer dan een snijkant heeft,
voor zover zij niet vallen onder categorie I;
2°. degens, zwaarden, sabels en bajonetten;
3°. wapenstokken;
4°. lucht-, gas- en veerdrukwapens, behoudens zulke door Onze
Minister overeenkomstig categorie I, sub 7°, aangewezen die zodanig
gelijken op een vuurwapen dat zij voor bedreiging of afdreiging
geschikt zijn;
5°. kruisbogen en harpoenen;
6°. bij regeling van Onze Minister aangewezen voorwerpen die
geschikt zijn om daarmee personen ernstig lichamelijk letsel toe te
brengen;
7°. Voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden
waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden
aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen
of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën
vallen.