DINSDAG 1 MEI 2018. Afgelopen vrijdag was het Koningsdag, met in de krant en andere media veel aandacht voor de koninklijke onderscheidingen in de Orde van Oranje-Nassau (de lintjesregen). Elke koninklijke onderscheiding wordt op grond van de Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau door de koning ondertekend. Voor zo’n onderscheiding komt iemand op grond van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau in aanmerking als hij zich geruime tijd voor de samenleving heeft ingespannen of een opvallende prestatie heeft geleverd die voor de samenleving bijzondere waarde heeft. Er zijn zes koninklijke onderscheidingen, ze worden graden genoemd: Ridder Grootkruis, Grootofficier, Commandeur, Officier, Ridder en Lid. De eerste graad (Ridder Grootkruis) is de hoogste onderscheiding; de zesde graad (Lid) is de laagste onderscheiding. Veruit de meeste gedecoreerden zijn Officier, Ridder of Lid. Bij de verlening van die drie graden wordt een kruis en een lint(je) overhandigd, waarvan de grootte varieert: kruis en lintje van een Officier en Ridder zijn groter dan van een Lid. Het lintje voor een vrouw die Officier of Ridder wordt, is kleiner dan dat van een man (en even groot als dat van een Lid). Politici (zoals gemeenteraadsleden) met een lange staat van dienst krijgen automatisch een koninklijke onderscheiding. Iedereen moet zijn koninklijke onderscheiding teruggeven na veroordeling tot een gevangenisstraf van een jaar.
Artikel 1 Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau luidt: Er wordt een Orde ingesteld, strekkende tot vererende onderscheiding van Onze onderdanen of vreemdelingen, die zich jegens Ons en de staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze hebben verdienstelijk gemaakt.
Artikel 2 luidt: Deze Orde draagt de naam van “de Orde van Oranje-Nassau”.
Artikel 5 luidt: Alle benoemingen in deze Orde geschieden bij koninklijk besluit.
Artikel 47 Grondwet luidt (gedeeltelijk). Alle koninklijke besluiten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.
Artikel 2 Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau luidt: . Lid 1. De Orde van Oranje-Nassau strekt tot onderscheiding van personen wegens bijzondere verdiensten jegens de samenleving. Lid 2. Van verdiensten als bedoeld in het eerste lid is sprake, indien: a. iemand zich geruime tijd ten bate van de samenleving heeft ingespannen of anderen heeft gestimuleerd; b. iemand een of meer opvallende prestaties heeft geleverd of werkzaamheden heeft verricht die voor de samenleving een bijzondere waarde hebben. Lid 3. Bij de vaststelling van de bijzondere verdiensten, bedoeld in het tweede lid, kan in aanmerking worden genomen dat iemand geruime tijd werkzaamheden heeft verricht op een wijze die betrokkene onderscheidt van anderen en die getuigt van een karaktervolle en voorbeeldige plichtsvervulling.
Artikel 6 Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau luidt: De Ridders van de eerste graad van deze Orde dragen de naam van Ridder Grootkruis. De Ridders van de tweede graad van deze Orde dragen de naam van Grootofficier. De Ridders van de derde graad van deze Orde dragen de naam van Commandeur. De Ridders van de vierde graad van deze Orde dragen de naam van Officier. De Ridders van de vijfde graad van deze Orde dragen de naam van Ridder. De Ridders van de zesde graad van deze Orde dragen de naam van Lid.
Artikel 7 Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau luidt (gedeeltelijk): Het versiersel dezer Orde bestaat in een kruis met acht geparelde punten en een doorlopende laurierkrans tussen de armen en gedekt met een koninklijke kroon.
Artikel 7 Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau luidt (gedeeltelijk): De uit te reiken onderscheidingstekens zijn voor de onderscheiden graden van:
Officier: 1°. het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 46 millimeter, hangende aan het lint, voorzien van een rozet in de kleuren van het lint, dat op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Het lint voor mannen is 37 millimeter en voor vrouwen 27 millimeter breed. Vrouwen dragen het lint opgemaakt in de vorm van een strik; 2°. het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint. Het draagteken wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.
e. Ridder: 1°. het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 46 millimeter, hangende aan het lint, dat op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Het lint voor mannen is 37 millimeter en voor vrouwen 27 millimeter. Vrouwen dragen het lint opgemaakt in de vorm van een strik;
2;. het draagteken, zijnde het lint, opgemaakt in de vorm van een strik, waaraan is toegevoegd een kleine zilveren kroon. Het draagteken wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.
f. Lid: 1°. het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 35 millimeter, hangende aan het lint met een breedte van 27 millimeter, dat op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Vrouwen dragen het lint opgemaakt in de vorm van een strik;
2°. het draagteken, zijnde het lint, opgemaakt in de vorm van een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.
Artikel 14 luidt: Lid 1. De volgende personen worden geacht aan een of meer van de in artikel 2 genoemde criteria te voldoen:
a. de leden van de Staten-Generaal, van de Staten van de Nederlandse Antillen en van de Staten van Aruba die ten minste tweemaal zijn herkozen en ten minste tien jaren zitting hebben gehad;
b. de Nederlandse leden van het Europees Parlement die ten minste een maal zijn herkozen en ten minste tien jaren zitting hebben gehad;
c. de leden van de provinciale staten en van de gemeenteraden in Nederland en van de eilandsraden van de Nederlandse Antillen die ten minste twaalf jaren zitting hebben gehad;
d. de ministers en staatssecretarissen van de landen van het Koninkrijk die hun ambt ten minste een jaar hebben bekleed.
Lid 2. Indien personen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, niet voldoen aan de daarin gestelde vereisten, worden zij geacht aan een of meer van de in artikel 2 genoemde criteria te voldoen, indien zij ten minste twaalf jaren zitting hebben gehad in twee of meer verschillende van de in de onderdelen a, b of c genoemde organen.
Artikel 11 Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau luidt (gedeeltelijk): Een onderscheiding in deze Orde vervalt, indien degene aan wie de onderscheiding is verleend, onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar.