Voornaam en recht

Maandag 15 januari 2018. Emma en Noah hebben goud. Tess en Sem zilver. Sophie en Lucas brons. Het zijn de meisjes- en jongensnamen die ouders in 2017 het meest hebben gegeven aan hun pasgeborenen. De voornamen worden vermeld in de geboorteakte. Een voornaam hoeft niet hetzelfde te zijn als een roepnaam; voor de roepnaam bestaan geen wettelijke regels. Dat laatste is wel het geval voor voornamen. Op grond van het Burgerlijke Wetboek moeten ouders minstens één voornaam geven; de gemeente geeft het kind anders zelf een voornaam. Er lijkt geen regel te zijn voor het maximumaantal voornamen dat ouders kunnen geven aan hun kind. Ongepaste voornamen zijn niet toegestaan. De gemeente zal zo’n voornaam vervangen door een andere voornaam. Ongepast werden onder andere gevonden de namen Urine en Maastricht. De ouders kunnen daartegen bij de rechter in beroep gaan. De rechter vond onder andere Jeanne d’Arc niet ongepast. Ongebruikelijke voornamen die ook als achternaam voorkomen zijn evenmin toegestaan. In de VS is dat niet alleen wel toegestaan, maar komt het sinds het begin van de vorige eeuw ook steeds meer voor. Een heel bekend voorbeeld daarvan is John F. Kennedy, de president die in 1963 is vermoord. Die F staat namelijk voor Fitzgerald, en dat was de achternaam van zijn moeder. Ten slotte nog dit: de Nederlandse naamhouder mag zijn voornaam laten wijzigen; daarvoor moet hij wel naar de rechter.

Artikel 4 uit het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek luidt (gedeeltelijk): Een ieder heeft de voornamen die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op te nemen die ongepast zijn, of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn. Geeft de aangever geen voornamen op, of worden deze alle geweigerd zonder dat de aangever ze door een of meer andere vervangt, dan geeft de ambtenaar ambtshalve het kind een of meer voornamen, en vermeldt hij uitdrukkelijk in de akte dat die voornamen ambtshalve zijn gegeven. Wijziging van de voornamen kan op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank.

Koninkrijksregering op de Benedenwindse Eilanden

Donderdag 11 januari 2018. Venezuela houdt de grens met Aruba, Bonaire en Curacao langer gesloten. Het exportverbod leidt op deze ABC-eilanden tot zorg. Morgen is er overleg tussen de koninkrijksregering en Venezuela. Waaruit bestaat de koninkrijksregering? Op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de ministers van de koninkrijksregering de Nederlandse ministers plus een minister uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Koning Willem-Alexander is ook koning van de ABC-eilanden. Waarom is het overleg van morgen een verantwoordelijkheid voor de koninkrijksregering? Het gaat over buitenlandse betrekkingen en dat is een taak van de koninkrijksregering. Heeft de Nederlandse regering ook eigen taken op de eilanden? Ja, op Bonaire. Bonaire is namelijk deel van Nederland, het is een (bijzondere) Nederlandse gemeente. Dat is ook het geval met de Bovenwindse Eilanden Saba en Sint Eustatius. De drie worden samen ook wel Caribisch Nederland genoemd.

Artikel 7 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden luidt: De raad van ministers van het Koninkrijk is samengesteld uit de door de Koning benoemde ministers en de door de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten benoemde Gevolmachtigde Minister.

Artikel 1 luidt: Het Koninkrijk omvat de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 1a luidt: De Kroon van het Koninkrijk wordt erfelijk gedragen door Hare Majesteit Juliana, Prinses van Oranje-Nassau en bij opvolging door Hare wettige opvolgers.

Artikel 3 lid 1 aanhef en onder b luidt: Onverminderd hetgeen elders in het Statuut is bepaald, zijn aangelegenheden van het Koninkrijk de buitenlandse betrekkingen.

Artikel 41 lid 1: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden.

Poepen van loslopende kat in het openbaar bestrijden met Gemeentewet en APV

Dinsdag 9 januari 2018. De SGP in de Zeeuwse gemeente Kapelle en Lijst Smolders in Tilburg pleiten voor een gemeentelijk verbod voor het in het openbaar poepen van katten. De Lijst Smolders denkt daarbij aan een boete van 400 euro. Hoe moet de gemeente zo’n verbod tot stand brengen en hoe hoog mag de boete zijn? Op grond van de Gemeentewet moet zo’n gemeentelijk verbod worden opgenomen in de algemene plaatselijke verordening (APV), een gemeentelijke verordening waarin de gemeenteraad regelt wat hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Op grond van diezelfde Gemeentewet kan de gemeenteraad aan overtreding van zijn verordeningen een geldboete verbinden van de tweede categorie. Wat een geldboete van de tweede categorie is, is in het Wetboek van Strafrecht geregeld: dat is (maximaal) 4150 euro en minimaal 3 euro. Aan overtreding kan trouwens ook hechtenis worden verboden, van maximaal drie maanden.

Artikel 149 van de Gemeentewet luidt: De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

Artikel 154 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De raad kan op overtreding van zijn verordeningen straf stellen maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 23 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): Het bedrag van de geldboete is ten minste € 3. De geldboete die voor een strafbaar feit ten hoogste kan worden opgelegd, is gelijk aan het bedrag van de categorie die voor dat feit is bepaald. Er zijn zes categorieën: de tweede categorie, € 3 350 [Red: Per 1 januari 2018: € 4.150.]

Drones, cold cases, gevangenissen en huizen van bewaring

Maandag 8 januari 2018. De krant van vandaag bericht over Britse gevangenen bij wie drones mobiele telefoons bezorgen (kunnen tussen de tralies van hun ramen door worden aangenomen) en er staat een bericht in over gevangenen in Nederlandse huizen van bewaring die de politie helpen bij het oplossen van cold cases. Het eerste is uiteraard illegaal; het tweede legaal. Bestaan er eigenlijk wetten voor mensen die van hun vrijheid zijn beroofd door de rechter? Jazeker. Dat is de Penitentiaire beginselenwet. Daarin heten gevangenen gedetineerden die verblijven in penitentiaire inrichtingen. De wet kent verschillende inrichtingen, zoals de gevangenis en het huis van bewaring. Een gevangenis is voor mensen die na een veroordeling hun straf uitzitten. Een huis van bewaring is hoofdzakelijk voor mensen in voorlopige hechtenis, de rechtbank heeft nog geen vonnis uitgesproken. Meestal is de verblijfsduur in een huis van bewaring (veel) korter dan in een gevangenis. Ik vermoed daarom dat bovenstaand krantenbericht ten onrechte van huizen van bewaring spreekt in plaats van gevangenissen. Het opperbeheer van alle penitentiaire inrichtingen berust bij de minister van justitie. Elke inrichting heeft een directeur, benoemd door de minister van justitie.

Artikel 1 aanhef en sub b en e luidt (gedeeltelijk): Voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder inrichting een penitentiaire inrichting (en onder) gedetineerde een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt.

Artikel 9 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Inrichtingen zijn te onderscheiden in huizen van bewaring, gevangenissen en inrichtingen voor stelselmatige daders.

Artikel 10 lid 1 luidt: Gevangenissen zijn bestemd voor de opneming van personen die, al dan niet onherroepelijk, tot vrijheidsstraf zijn veroordeeld.

Artikel 9 lid 2 aanhef en sub a luidt : Huizen van bewaring zijn bestemd voor de opneming van: personen ten aanzien van wie een bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven en die in afwachting zijn van berechting in eerste aanleg;

Artikel 3 lid 2 luidt (gedeeltelijk): Het opperbeheer van de inrichtingen berust bij Onze Minister.

Artikel 3 lid 3 luidt: Het beheer van een inrichting of afdeling berust bij de directeur, die als zodanig door Onze Minister wordt aangewezen.

Inlevering van de kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen

Donderdag 4 januari 2018. Sylvana Simons heeft deze week de kandidatenlijst van haar partij Bij1 gepresenteerd voor de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen. Die partij heette tot voor kort Artikel 1. De verkiezingen vinden plaats op 21 maart, over ruim twee maanden dus. De kandidatenlijst kan pas officieel worden na inlevering ervan bij het centraal stembureau. Dat is een overheidsinstantie. Voor die inlevering moeten speciale formulieren worden gebruikt. Die formulieren moeten in de eerste week van februari worden ingeleverd. Inlevering mag alleen gebeuren door iemand die mag stemmen in de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen, samen met dertig handtekeningen van andere mensen die mogen stemmen in de Amsterdamse raadsverkiezingen. Dit alles (en veel meer) staat in de Kieswet.

Artikel F1 lid 1 Kieswet luidt: De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, provinciale staten, het algemeen bestuur en de gemeenteraad vindt plaats op de maandag in de periode van 30 januari tot en met 5 februari of, in een schrikkeljaar, op de maandag in de periode van 31 januari tot en met 6 februari.

Artikel H1 van die wet luidt: Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij het centraal stembureau van negen tot zeventien uur kandidatenlijsten worden ingeleverd. Ten minste drie weken voor de kandidaatstelling brengt het centraal stembureau ter openbare kennis waar en wanneer kandidatenlijsten, alsmede de daarbij horende stukken, kunnen worden ingeleverd. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de kandidatenlijsten, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel H3 lid 1 van die wet luidt: De inlevering van de lijst geschiedt persoonlijk door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing. De inleveraar identificeert zich met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. De kandidaten kunnen bij de inlevering aanwezig zijn.

Artikel H4 lid 1 sub d en lid 2 van die wet luidt (gedeeltelijk): Bij de lijst worden, voor iedere kieskring waarvoor de lijst wordt ingeleverd, schriftelijke verklaringen van ondersteuning overgelegd. Het minimum aantal te overleggen verklaringen bedraagt voor iedere andere kieskring: dertig.Verklaringen van ondersteuning voor een kieskring kunnen slechts worden afgelegd door personen die binnen die kieskring als kiezer zijn geregistreerd voor de desbetreffende verkiezing.

Mag politieke partij of fractie Kamerlid ontslaan?

Dinsdag 2 januari 2018. Tweede Kamerlid William Moorlag is niet bereid om zonder meer op te stappen. Het bestuur van de PvdA dringt daar wel op aan. De PvdA-fractie doet dat niet. Kan de PvdA hem ontslaan? Nee. Kan de fractie hem ontslaan? Nee. Partij noch fractie kunnen een Kamerlid ontslaan. Iemand anders evenmin trouwens, althans tot aan de volgende verkiezingen natuurlijk. In de Grondwet en Kieswet zijn wel enkele formele eisen aan het Kamerlidmaatschap gesteld, zoals Nederlanderschap, meerderjarigheid en geen minister zijn. Wie volgens de Kamervoorzitter daaraan niet meer voldoet, is volgens het Reglement van Orde voor de Tweede Kamer geen Kamerlid meer. Moorlag is in oktober Jeroen Dijsselbloem opgevolgd. Dijsselbloem heeft zelf ontslag genomen: dat maakt de Kieswet mogelijk. PvdA noch fractie noch iemand anders konden evenmin voorkomen dat Moorlag in oktober Kamerlid werd. Op grond van de Kieswet wordt de vacature namelijk automatisch vervuld door de eerstvolgende kandidaat op de kandidatenlijst van de PvdA bij de laatste Tweede Kamer verkiezingen, tenzij die kandidaat dat weigert of er een lager geplaatste kandidaat is met voldoende voorkeursstemmen. Dat laatste was alleen het geval bij Lilianne Ploumen, maar zij is al Kamerlid.

Artikel C1 van de Kieswet luidt: De leden van de Tweede Kamer worden gekozen voor vier jaren. Zij treden tegelijk af op de donderdag op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip in de periode van 23 tot en met 29 maart.

Artikel C5 van deze wet luidt: Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats tot lid is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel X1 van deze wet luidt: Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

Artikel 56 van de Grondwet luidt: Om lid van de Staten-Generaal te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel X3 van de Kieswet luidt: Wanneer een lid van de Tweede of van de Eerste Kamer wordt benoemd in een ambt als bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Grondwet, houdt zijn lidmaatschap van de Kamer van rechtswege op.

Artikel 57 lid 2 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens zijn minister.

Artikel 3 lid 1 Reglement van Orde voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal luidt (gedeeltelijk): Indien een lid het oordeel van de Voorzitter dat dit lid heeft opgehouden lid te zijn, wegens hetzij het niet bezitten van een van de vereisten voor het lidmaatschap hetzij het vervullen van een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking, aan het oordeel van de Kamer onderwerpt, doet de Kamer over de zaak geen uitspraak dan nadat een daartoe door haar uit haar midden benoemde commissie van onderzoek verslag heeft uitgebracht. De commissie hoort het desbetreffende lid, indien die de wens daartoe te kennen geeft.

Artikel X2 lid 1 van de Kieswet luidt (gedeeltelijk): Een lid van een vertegenwoordigend orgaan, tot wiens toelating is besloten, kan te allen tijde zijn ontslag nemen.

Artikel P15 lid 1 van deze wet luidt (gedeeltelijk): In de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen zijn gekozen die kandidaten die een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler.

Artikel W1 lid 1 van deze wet luidt (gedeeltelijk): Wanneer, anders dan bij de vaststelling van de uitslag van een verkiezing, in een opengevallen plaats moet worden voorzien, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat die in de volgorde, bedoeld in artikel P19, het hoogst is geplaatst op de lijst waarop degene die moet worden opgevolgd, is gekozen.

Artikel P19 lid 2 en 3 van deze wet luiden (gedeeltelijk): Vervolgens worden, in de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen, gerangschikt de op de lijst voorkomende kandidaten die een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler die niet zijn gekozen verklaard. Tenslotte worden, in de volgorde van de lijst, gerangschikt de overige op de lijst voorkomende kandidaten.

Nieuwjaarsdag en Kerstmis in het staatsrecht

Maandag 1 januari 2018. Vandaag is het maandag, maar ook Nieuwjaarsdag. Vorige week maandag en dinsdag was het Eerste en Tweede Kerstdag. Nieuwjaarsdag en Eerste en Tweede Kerstdag zijn algemeen erkende feestdagen. Welke dagen algemeen erkende feestdagen zijn, is in de wet aangewezen. De wet waarin dat is gebeurd is de Algemene termijnenwet. Andere algemeen erkende feestdagen zijn Goede Vrijdag, Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Koningsdag en 5 mei. Een algemeen erkende feestdag is van invloed op wettelijke termijnen. Voor een algemeen erkende feestdag geldt hetzelfde als voor een zondag of zaterdag: de wettelijke termijn die volgens berekening op zo’n dag afloopt, loopt pas op de eerstvolgende werkdag af. Wie een woning koopt, krijgt drie dagen bedenktijd. Dat is zo geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Wie dus op dinsdag 19 december de koopakte voor zijn nieuwe woning tekende, mocht de koop tot en met vrijdag 22 december ongedaan maken. Wie dat echter een dag later deed, mocht de koop tot en met woensdag 27 december ongedaan maken. Voor een algemeen erkende feestdag geldt niet automatisch dat het een verplichte vrije dag is. Dat is afhankelijk van de arbeidsvoorwaarden en kan per werknemer verschillen.

Artikel 3 lid 1 en 2 van de Algemene termijnenwet luidt: Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei. Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.

Artikel 1 lid 1 van deze wet luidt: Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Artikel 2 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (boek 7) luidt (gedeeltelijk): De koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak wordt, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, schriftelijk aangegaan. De tussen partijen opgemaakte akte of een afschrift daarvan moet aan de koper ter hand worden gesteld, desverlangd tegen afgifte aan de verkoper van een gedateerd ontvangstbewijs. Gedurende drie dagen na deze terhandstelling heeft de koper het recht de koop te ontbinden.

Het Onze Vader

Dinsdag 19  december 2017. Miljoenen mensen in Nederland bidden wel eens het Onze Vader, in de kerk, in de privésfeer of in het openbaar. Sommigen wel meerdere keren op een dag. Zij belijden daarmee hun godsdienst. Ze hebben daartoe het volste recht. De Grondwet verleent hen namelijk dit recht met onder andere het grondrecht van de vrijheid van godsdienst. Het Onze Vader is een officieel gebed van de rooms-katholieke kerk; de woorden liggen vast. Paus Franciscus heeft in een interview gezegd dat in sommige vertalingen (waaronder de Nederlandse) enkele woorden uit het Onze Vader onduidelijk zijn en tot misverstand onder de gelovigen kunnen leiden. Hij roept de bisschoppen uit die landen op tot een wijziging van de vertaling te komen. In de rooms-katholieke kerk is het blijkbaar zo geregeld dat de vertaling van het Onze Vader een bisschoppelijke aangelegenheid is. De interne regeling van een godsdienst maakt deel uit van het grondrecht van de vrijheid van godsdienst.  Die godsdienstvrijheid wordt niet alleen in de Grondwet maar ook in verdragen beschermd, zoals het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, afgekort tot EVRM.

Artikel 6 lid 1 Grondwet (gedeeltelijk) luidt: Ieder heeft het recht zijn godsdienst, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden.

Artikel 9 lid 1 EVRM (gedeeltelijk) luidt: Een ieder heeft recht op vrijheid van godsdienst; dit recht omvat de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.

Beledigingen in een gemeenteraad

Maandag 18 december 2017. De politieke partijen Denk en Leefbaar Rotterdam doen allebei mee aan de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam. Vertegenwoordigers van beide partijen discussieerden afgelopen zondag met elkaar in een televisieprogramma. Het ging er verbaal af en toe hard aan toe. Het is aannemelijk dat het er in de vergaderingen van de nieuwe gemeenteraad nog harder aan toe zal gaan. Men zou daarin bijvoorbeeld beledigende of ongepaste termen kunnen gebruiken; belediging is een misdrijf uit het Wetboek van Strafrecht. Kan het strafbaar zijn wat gemeenteraadsleden en wethouders in zo’n vergadering zeggen? Nee, want in de Gemeentewet is uitgesloten dat raadsleden en wethouders kunnen worden vervolgd voor wat zij in de raadsvergadering hebben gezegd. Wel mag de voorzitter van de Rotterdamse raadsvergadering een raadslid of wethouder die beledigende of ongepaste uitdrukkingen gebruikt tot de orde roepen en zo nodig het woord ontnemen. Dat is geregeld in het reglement van orde van de gemeenteraad.

Artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht luidt: Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel 22 van de Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd. 

Artikel 39 lid 1 en 2 van het Reglement van Orde voor vergaderingen van de raad (2016) van Rotterdam luidt (gedeeltelijk): Indien een spreker zich beledigende of ongepaste uitdrukkingen veroorlooft of op welke wijze dan ook de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Wanneer een spreker voortgaat met het bezigen van beledigende of ongepaste uitdrukkingen, het storen van de orde of het afwijken van het onderwerp in beraadslaging, ontneemt de voorzitter hem het woord. In de vergadering waarin dit plaats heeft mag het lid van wie het woord is ontnomen, aan de beraadslagingen over het onderwerp in behandeling niet meer deelnemen

Drechtraad

Donderdag 14 december 2017. Dordrecht en vijf kleine buurgemeenten werken op een aantal terreinen met elkaar samen als Drechtsteden. De juridische vorm voor deze vrijwillige samenwerking is de gemeenschappelijke regeling. De Wet gemeenschappelijke regelingen regelt de gemeenschappelijke regelingen die niet alleen daar maar overal in Nederland bestaan. Een gemeenschappelijke regeling heeft onder andere een algemeen bestuur. Dat bestaat uit gemeenteraadsleden. Elke gemeenteraad moet volgens deze wet uit zijn midden enkele afgevaardigden kiezen. Het algemeen bestuur in Drechtsteden heet Drechtraad. Alle fracties in de zes gemeenteraden hebben één fractielid afgevaardigd naar de Drechtraad. Ik neem aan dat de gemeenteraden die keuzes vervolgens hebben bekrachtigd. Bij het nemen van een besluit in de Drechtraad is het niet zo dat elke afgevaardigde één stem heeft. De ene afgevaardigde heeft meer stemmen dan de andere (”meervoudig stemrecht”). Het aantal stemmen dat een afgevaardigde heeft, wordt bepaald door het aantal stemmen dat zijn fractie bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen heeft gekregen. De stem van de afgevaardigde van de grootste fractie in de gemeenteraad van Dordrecht telt dus veel zwaarder dan van de afgevaardigde van de kleinste fractie in de gemeenteraad van Papendrecht. De stem van de afgevaardigde van de lokale partij Beter voor Dordt (14 zetels in de gemeenteraad van Dordrecht) telt dus veel zwaarder dan die van de afgevaardigde van GroenLinks in Papendrecht (1 zetel in de gemeenteraad van Papendrecht). Is dit wel in overeenstemming met de wet, zie de laatste alinea hieronder?

Artikel 1 lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen luidt (gedeeltelijk): De raden van twee of meer gemeenten kunnen een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten.

Artikel 12 lid 1 luidt: Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

Artikel 13 lid 1 luidt (gedeeltelijk): Het algemeen bestuur bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden worden aangewezen.

Artikel 13 lid 4 luidt (gedeeltelijk): De regeling kan inhouden, dat de aantallen leden, die door de raden van de deelnemende gemeenten worden aangewezen, onderling verschillen en dat leden, aangewezen door de raden van bepaalde deelnemende gemeenten, meervoudig stemrecht hebben.