IPO, wolvenplan en de provincie

DINSDAG 29 JANUARI 2019 Afgelopen donderdag is het Interprovinciaal wolvenplan vastgesteld. Dat gaat over de wettelijke bescherming die de wolf in Nederland geniet, over de schade die hij kan aanrichten (aan reeën en schapen, aan honden) en de vergoeding en/of preventie van die schade, over de bedreiging die de wolf voor de mens vormt en over de (onwenselijke) kruising tussen wolf en hond (hybridisatie). Wie heeft dit wolvenplan gemaakt?

Beschermen Het zijn de provincies die wettelijk verantwoordelijk zijn voor behoud en herstel van de in het wild levende wolf in ons land, de Canis lupus. Deze diersoort geniet een wettelijke bescherming: hij mag daarom niet gedood of verstoord worden. De provincie mag van dit verbod soms vrijstelling of ontheffing verlenen.

Provincie Elke provincie is daarvoor in eigen gebied verantwoordelijk. Het Interprovinciaal wolvenplan richt zich echter op het hele land. De keuze voor een landelijk plan heeft ermee te maken dat het leefgebied zich meestal niet beperkt tot het gebied van één provincie.

IPO Het Interprovinciaal wolvenplan is vastgesteld door het IPO: IPO is de afkorting voor Interprovinciaal Overleg. Het IPO wil beleidscoördinatie en gemeenschappelijke standpuntbepaling/besluitvorming tussen de provincies stimuleren. Het wolvenplan is daarvan een voorbeeld: het wil richting geven aan gezamenlijke beleidsuitvoering van provinciale taken rondom de wolf en de afzonderlijke provincies de basis bieden om beleid formeel te verankeren in verordeningen of beleidsregels.

Zangvereniging Het IPO is een vereniging volgens het Burgerlijk Wetboek, zoals ook de voetbalvereniging en de zangvereniging privaatrechtelijke verenigingen zijn. Het IPO is geen gemeenschappelijke regeling, want dat is publiekrechtelijk.

Twaalf ledenHet IPO is een vereniging volgens het Burgerlijk Wetboek die aan dezelfde wettelijke eisen moet voldoen als al die andere verenigingen die bij de notaris zijn opgericht. Het IPO zal dus onder anderen leden moeten hebben, een algemene vergadering (de ledenvergadering), een bestuur en statuten. IPO-leden kunnen volgens de statuten alleen maar Nederlandse provincies zijn. Het IPO is dus een vereniging van (en voor) de provincies. Elk van de twaalf provincies is er lid van. Het IPO heeft dus twaalf leden.

Stem Iedere provincie kiest twee personen die namens haar de lidmaatschapsrechten uitoefenen, in de algemene vergadering (ledenvergadering). Elke provincie – groot of klein – heeft dus evenveel vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers worden gekozen door Provinciale Staten. Vertegenwoordigers moeten zelf ook Statenleden zijn. De algemene vergadering neemt allerlei besluiten. Besluiten worden genomen doordat de vertegenwoordigers hun stem uitbrengen. Elke vertegenwoordiger heeft één stem. Elke provincie – groot of klein – heeft dus evenveel stemmen. Een gewone meerderheid van stemmen is in principe genoeg voor het nemen van een besluit.

Voordracht De algemene vergadering besluit er onder andere over wie in het bestuur van het IPO zitten. Dat bestuur bestaat uit dertien personen. Bestuursleden moeten gedeputeerde of commissaris zijn. Het college van Gedeputeerde Staten van iedere provincie mag voor één bestuurder een voordracht doen. Als de algemene vergadering al die voordrachten overneemt, heeft elke provincie dus haar eigen bestuurslid. De algemene vergadering kan zo’n voordracht alleen weigeren, maar dat kan alleen met minstens twee derden van de uitgebrachte stemmen; bovendien geldt een quorumeis. Het gaat hier dus om bindende voordrachten. Het huidige bestuur is politiek als volgt samengesteld: CDA (4), VVD (3), PvdA (3), D66 (2) en SP (1).

Wolvenplan Het Interprovinciaal wolvenplan is een besluit van het bestuur van het IPO. Het bestuur neemt besluiten met een gewone meerderheid van stemmen. Elk bestuurslid heeft één stem. Het bestuurslid van een grote provincie brengt dus evenveel stemmen uit als het bestuurslid van een kleine provincie. Wat elke bestuurder stemt, is niet openbaar.

Gebonden? Is een provincie juridisch gebonden aan bestuursbesluiten? In de statuten staat dat de provincies in beginsel juridisch gebonden zijn aan cao-afspraken die het bestuur met de vakbonden maakt. Het wolvenplan bevat dit soort afspraken natuurlijk niet. In de statuten staat ook dat de algemene vergadering kan besluiten dat de provincies ook door andere bestuursbesluiten worden gebonden, tenminste voor zover het gaat om privaatrechtelijke rechtshandelingen. Het wolvenplan lijkt niet te gaan over privaatrechtelijke rechtshandelingen. Besluiten van de algemene vergadering zijn trouwens – voor zover ik weet – niet openbaar. Conclusie: provincies zijn juridisch niet op grond van de statuten gebonden aan het Interprovinciaal wolvenplan. Provincies kunnen jegens het IPO alleen verplichtingen hebben als dit uit de statuten volgt.

Ten slotte ”Een wolf is een roofdier, geen knuffel, die met respect behandeld moet worden, maar vormt niet op voorhand een bedreiging voor mensen. Menselijke activiteiten in het buitengebied als wandelen, trimmen, mountainbiken, paardrijden, jagen, vissen, kamperen enzovoort zijn in een wolventerritorium gewoon mogelijk.” Gelukkig maar!

Bronnen:

”Beschermen” en ”Provincie”

Artikel 3.5 Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. Lid 2. Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. Lid 4. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.

Artikel 3.8 luidt (gedeeltelijk): Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 (…), ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 (..), ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden: a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing; b. zij is nodig (..); c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Bijlage IV onderdeel a van de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn) luidt (gedeeltelijk):

DIER- EN PLANTESOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG DIE STRIKT MOETEN WORDEN BESCHERMD

a) DIERSOORTEN

GEWERVELDE DIEREN

ZOOGDIEREN

CARNIVORA

Canidae

Canis lupus (uitgezonderd de Spaanse populaties ten noorden van de Duero en de Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad)

”IPO”

Artikel 3 Statuten van het IPO :Statuten december 2017 van het IPO: https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Vereniging”

Artikel 1 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

Artikel 40 Wet gemeenschappelijke regelingen luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van twee of meer provincies kunnen afzonderlijk of tezamen, ieder voor zover zij voor de eigen provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die provincies.

”Twaalf leden”

Artikel 5 van de IPO-statuten: 

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

Artikel 27 van het Burgerlijk Wetboek (Tweede Boek) luidt gedeeltelijk: Wordt een vereniging opgericht bij een notariële akte, dan moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen. De akte bevat de statuten van de vereniging. De statuten houden in: a. de naam van de vereniging en de gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft; b. het doel van de vereniging; c. de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben, of de wijze waarop zodanige verplichtingen kunnen worden opgelegd; d. de wijze van bijeenroeping van de algemene vergadering; e. de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders; f. de bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld.

”Stem”

Artikelen 5, 18 en 20 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Voordracht”

Artikel 10 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Wolvenplan”

Artikelen 14 en 20 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

”Gebonden?”

Artikel 9 van de IPO-statuten:

https://ipo.nl/files/6615/4176/8219/afschrift_akte_statutenwijziging.pdf

Artikel 27 van het Burgerlijk Wetboek (Tweede Boek) luidt gedeeltelijk: Wordt een vereniging opgericht bij een notariële akte, dan moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen. De akte bevat de statuten van de vereniging. De statuten houden in: c. de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben, of de wijze waarop zodanige verplichtingen kunnen worden opgelegd.

Netbeheerder Enexis zet FC Nieuw Buinen buiten spel. Terecht?

MAANDAG 14 JANUARI 2019 Een voetbalclub in de Drentse gemeente Borger-Odoorn – vlakbij het Groningse Stadskanaal – moet afzien van haar vergevorderde plannen om met 246 zonnepanelen op de kantine stroom te gaan leveren aan het elektriciteitsnet. De regionale netbeheerder – Enexis – zegt dat zijn net daarvoor te weinig capaciteit heeft, omdat er namelijk ook al vergevorderde plannen zijn voor een groot windpark in de provincie, De Drentse Monden en Oostermoer, en dit windpark haar plannen eerder had aangemeld. De hoeveelheid zonne-energie die voetbalvereniging Nieuw Buinen wilde gaan leveren bedraagt echter nog geen kwart procent van die van het windpark. Wat is de juridische positie van deze grote en kleine spelers?

TenneT Waar TenneT enig beheerder is van de (landelijke) hoogspanningskabels – 110 kV en hoger – zijn er zeven beheerders van regionale middenspannings- en laagspanningskabels, elk met een eigen regio. Enexis verzorgt het beheer in Groningen, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg. Andere regionale netbeheerders zijn bijvoorbeeld Liander in onder andere Gelderland en Noord-Holland en Stedin in de Randstad.

Wet verplicht tot aansluiten Netbeheerders hebben een wettelijke plicht om iedereen die daarom verzoekt aan te sluiten op hun net. Dat staat in de Elektriciteitswet 1998. Op die plicht bestaan geen uitzonderingen. Bovendien moet die aansluiting binnen een redelijke termijn worden aangelegd. Dankzij de aansluiting kan de aangeslotene gebruik maken van de elektriciteit op het net. De aansluiting maakt het bovendien technisch mogelijk dat de aangeslotene elektriciteit gaat leveren aan datzelfde net.

Wet verplicht ook tot afname Netbeheerders hebben ook de wettelijke plicht om van iedereen die daarom verzoekt elektriciteit af te nemen. Zoals van de particulier met zonnepanelen op zijn woonhuis of van de voetbalclub met zonnepanelen op het dak van haar kantine.

Maar met uitzondering Echter, op deze wettelijke plicht bestaat wel een uitzondering: als de netbeheerder voor de aangeboden elektriciteit ”redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft. Het is trouwens óók zijn wettelijke plicht om ”voldoende reservecapaciteit aan te houden”; net als het zijn wettelijke plicht is om zijn net tijdig uit te breiden. Aan een beroep op die uitzondering zijn voor de netbeheerder drie wettelijke voorwaarden verbonden.

Motiveren Toegespitst op de situatie voor voetbalvereniging Nieuw Buinen: Ten eerste moet hij uitleggen dát en waaróm hij redelijkerwijs geen capaciteit heeft voor haar zonnestroom. Netbeheerder Enexis zegt in de krant dat er geen capaciteit meer is vanwege de komst van een windpark op land. Kan die uitleg wel voldoen als de elektriciteit van de zonnepanelen van de voetbalvereniging minder dan een kwart procent is dan de elektriciteit van het windpark, met andere woorden minder dan een kwart van een honderdste?

Niet discrimineren Ten tweede mag een beheerder niet discrimineren tussen degenen die elektriciteit willen leveren aan zijn net. Hij moet zich van ”iedere vorm van discriminatie” tussen hen onthouden. Wanneer is daarvan sprake? Van discriminatie is in elk sprake als de ene aangeslotene op een andere wijze wordt behandeld dan de andere in een vergelijkbare situatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Deze discriminatie wordt al verboden in de Algemene wet gelijke behandeling (en deels ook in de Grondwet). De Elektriciteitswet 1998 verbiedt ”iedere vorm van discriminatie”. Gaat dit niet (veel) verder? Is daardoor bijvoorbeeld niet evenzeer discriminatie tussen grootschalige professionele windparken en kleinschalige amateuristische zonneparken verboden? In de krant staat dat het windpark na haar aanmelding zijn geplande elektriciteitsleveranties met bijna 20% heeft uitgebreid. Als de aanmelding van de voetbalclub dateert van vóór deze uitbreiding, zou dit dan geen verboden discriminatie opleveren? Bovendien: zou een netbeheerder anno 2018 bij het maken van afspraken met grootschalige initiatiefnemers niet gewoon rekening moeten houden met de mogelijkheid dat veel kleinschalige initiatieven in de pipeline zitten?

ACM Ten derde moet Enexis de weigering van vv Nieuw Buinen melden bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en bij deze organisatie aangeven welke maatregelen worden genomen om dergelijke weigeringen in de toekomst te voorkomen.

BRONNEN:

”TenneT”

Artikel 1 lid 1 van de Electriciteitswet 1998 luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen onderdeel uitmaken van een directe lijn of liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;

Artikel 1 lid 1 luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: landelijk hoogspanningsnet: het net, bedoeld in artikel 10, eerste lid;

Artikel 10 eerste lid luidt: Het landelijk hoogspanningsnet omvat de netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110 kV of hoger en die als zodanig worden bedreven, met uitzondering van het net op zee, en landsgrensoverschrijdende netten met wisselstroom.

Artikel 1 lid 1 luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: k. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13, 14 of 15a is aangewezen voor het beheer van een of meer netten;

”Wet verplicht tot aansluiten”

Artikel 1 lid 1 luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak (..)

Artikel 23 van de Electriciteitswet 1998 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net (..). Lid 2. De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt. Lid 3. Een aansluiting wordt door de netbeheerder gerealiseerd binnen een redelijke termijn.

‘Wet verplicht ook tot afname”

Artikel 24 van de Electriciteitswet 1998 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren (..).

”Maar met uitzondering”

Artikel 24 van de Electriciteitswet 1998 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren (..).

Artikel 16 lid 1 luidt (gedeeltelijk): De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem (..) vastgestelde gebied tot taak: de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden, waarbij in overweging worden genomen maatregelen op het gebied van duurzame elektriciteit, energiebesparing en vraagsturing of decentrale elektriciteitsproductie waardoor de noodzaak van vervanging of vergroting van de productiecapaciteit ondervangen kan worden; voldoende reservecapaciteit voor het transport van elektriciteit aan te houden;

”Motiveren”

Artikel 24 van de Electriciteitswet 1998 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren (..). Lid 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft.

”Niet discrimineren”

Artikel 24 van de Electriciteitswet 1998 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren (..). Lid 3. De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.

Artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling luidt: Lid 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. onderscheid: direct en indirect onderscheid, alsmede de opdracht daartoe; b. direct onderscheid: indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat; c. indirect onderscheid: indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat in vergelijking met andere personen bijzonder treft. Lid 2. Onder direct onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap.

Artikel 7 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Onderscheid is verboden bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake, indien dit geschiedt: a. in de uitoefening van een beroep of bedrijf; b. door de openbare dienst; c.

Artikel 1 Grondwet luidt: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

”ACM”

Artikel 24 van de Electriciteitswet 1998 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren (..). Lid 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft. Indien ten aanzien van duurzame elektriciteit een weigering transport uit te voeren als bedoeld in de eerste volzin plaatsvindt, meldt de netbeheerder dit aan de Autoriteit Consument en Markt, waarbij de netbeheerder aangeeft welke maatregelen worden genomen om toekomstige weigeringen te voorkomen.

Artikel 1 lid 1 luidt (gedeeltelijk): 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:u. duurzame elektriciteit: elektriciteit, opgewekt in productie-installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride productie-installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

Artikel 1 lid 1 luidt (gedeeltelijk): 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:t. hernieuwbare energiebronnen: wind, zonne-energie, omgevingslucht-, oppervlaktewater- en aardwarmte, energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

Wetsvoorstel Klimaatwet

DONDERDAG 13 DECEMBER 2018 Vorige week donderdag heeft de Tweede Kamer gesproken over het wetsvoorstel Klimaatwet. Het wetsvoorstel is nog niet aangenomen. Wat is er tot nu toe gebeurd?

Het wetsvoorstel heet voluit het voorstel voor een wet houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet). Als het eenmaal wet is, zal het Klimaatwet heten.

Initiatiefwetsvoorstel De meeste wetsvoorstellen worden door de regering ingediend. Het wetsvoorstel Klimaatwet is echter ingediend door twee Kamerleden,Jesse Klaver (GroenLinks) en Diederik Samsom (PvdA). Dat was in september 2016, dus vóór de laatste Tweede Kamerverkiezingen. Het is dus een initiatiefwetsvoorstel. In januari van vorig jaar hebben enkele andere Kamerleden zich bij de indieners aangesloten; daar waren ook Kamerleden bij van SP, D66 en ChristenUnie. In juni 2018hebben er zich bovendien enkele Kamerleden van VVD en CDA bij aangesloten. Kamerleden van alle coalitiepartijen plus van drie oppositiepartijen zijn dus nu mede-indieners van het wetsvoorstel. Indieners mogen hun wetsvoorstel wijzigen, zolang het nog niet is aangenomen; de indieners van de Klimaatwet hebben dat inderdaad gedaan. Zo is de (formulering van de) emissiedoelstelling in het wetsvoorstel gewijzigd, nadat Kamerleden van CDA en VVD mede-indieners werden. Over die wijziging is vorige week nog uitgebreid bericht in de krant.

 Verslag Het wetsvoorstel is – zoals altijd gebeurd met wetsvoorstellen– eerst onderzocht in een Kamercommissie, in dit geval de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Dat onderzoek bestond eruit dat verschillende fracties over het wetsvoorstel schriftelijke vragen hebben gesteld en opmerkingen gemaakt. Daarvan is op 6 november 2018 een officieel verslag gemaakt, zoals altijdverslag geheten.

Nota n.a.v. het verslag Zij hebben daarop enkele weken later – op 22november – schriftelijk antwoord gekregen van de (mede) indieners van het wetsvoorstel. Ook daarvan is een officieel verslag gemaakt,zoals altijd nota naar aanleiding van het verslag geheten. De indieners gaven daarin gezamenlijk antwoord.

Plenair Vorige week donderdag was er dan de eerste plenaire vergadering over dit wetsvoorstel. Veel fracties hebben het woord gevoerd. De (mede) indieners van het wetsvoorstel hebben alleen geluisterd; ook de minister was aanwezig. De reactie op wat er is gezegd, gebeurt echter in een volgende vergadering.

Amendementen Op de plenaire vergadering van afgelopen donderdag heeft het Kamerlid Lammert Van Raan (Partij voor de Dieren) verschillende amendementen ingediend. Dat zijn voorstellen om het wetsvoorstel te wijzigen. Van Raan is geen mede-indiener van het wetsvoorstel, maar dat hoeft ook niet om wijzigingsvoorstellen in te mogen dienen: elk Kamerlid heeft het recht om voorstellen in te dienen om het wetsvoorstel te wijzigen. Dat is het recht van amendement. Een Kamerlid hoeft niet tot de plenaire vergadering te wachten met de indiening van amendementen. De amendementen van Van Raan stellen onder andere een andere formulering van de emissiedoelstelling voor.

BRONNEN:

Initiatiefwetsvoorstel:

Artikel 82 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Voorstellen van wet kunnen worden ingediend door of vanwege de Koning en door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voorstellen van wet, in te dienen door de Tweede Kamer worden bij haar door een of meer leden aanhangig gemaakt.

Artikel 84 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Zolang de Tweede Kamer een door haar in te dienen voorstel van wet niet heeft aangenomen, kan het door haar, door het lid of de leden door wie het aanhangig is gemaakt, worden gewijzigd.

Verslag:

Artikel 93 Reglement van Orde Tweede Kamer luidt (gedeeltelijk):De leden van de Kamer zijn bevoegd binnen een door de commissie te bepalen termijn schriftelijk hun opmerkingen omtrent een voorstel van wet aan haar in te zenden. Van de gestelde termijn wordt mededeling gedaan aan de leden van de Kamer.

Amendementen:

Artikel 84 Grondwet luidt (gedeeltelijk) ook: Zolang de Tweede Kamer een door haar in te dienen voorstel van wet niet heeft aangenomen, kan het door haar, op voorstel van een of meer leden, worden gewijzigd.

Artikel 96 Reglement van Orde Tweede Kamer luidt: Indienen amendementen. Vanaf het tijdstip dat een voorstel van wet in handen van een commissie is gesteld staat het ieder lid vrij amendementen, voorzien van een beknopte toelichting, in te dienen. Een amendement wordt met de meeste spoed vermenigvuldigd en rondgedeeld.

Lupus ovibus et hominibus lupus

MAANDAG 13 AUGUSTUS 2018 De krant bericht dat er steeds meer wolven zijn in Nederland. Hij komt uit het oosten (Duitsland) en wordt nu ook al in de provincies Flevoland en Utrecht aangetroffen. Zijn aanwezigheid blijkt bijvoorbeeld uit doodgebeten schapen. Schaaphouders zijn dan ook niet blij met de komst van de wolf.

Beschermde diersoort De in het wild levende wolf is een wettelijk beschermde diersoort. Zijn wetenschappelijke naam is Canis lupus. Hij wordt beschermd door de Wet natuurbescherming. Het is verboden om hem te doden, te vangen of te verstoren. En de plekken waar hij zich voortplant of rust mogen niet word en beschadigd of vernield. Hij mag dus bijvoorbeeld niet beschoten of verdreven worden.

Ontheffingen en vrijstellingen De overheid kan soms ontheffing of vrijstelling verlenen van een of meer van deze verboden. Dat is alleen mogelijk als aan drie voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde is: er is geen andere bevredigende oplossing. De tweede voorwaarde is: de wolfpopulatie in ons land lijdt er niet onder. Een derde voorwaarde is: de wolf brengt ernstige schade toe aan veehouderijen of andere vormen van eigendom die zonder (bijvoorbeeld) het doden, vangen of verstoren van de wolf niet voorkomen kan worden. Openbare veiligheid en volksgezondheid (de wolf als gevaar voor de mens?) kan ook als derde voorwaarde gelden.

Provincie De ontheffing of vrijstelling verlenende overheid is de provincie.

Artikel 3.5 Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Lid 1 Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. Lid 2. Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. Lid 4. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.

Bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna) luidt (gedeeltelijk):

DIERSOORTEN GEWERVELDE DIEREN ZOOGDIEREN CARNIVORA

Canidae Canis lupus (uitgezonderd de Spaanse populaties ten noorden van de Duero en de Griekse populaties benoorden de 39e breedtegraad)

Bescherming van de soorten

Artikel 3.8 Wet natuurbescherming luidt (gedeeltelijk): Lid Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Lid 2 Provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten. Lid 5 Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden: a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing; b. zij is nodig: 2°. ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom; 3°. in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten; c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Ook Noord-Holland gaat overtredingen zware chemie publiceren

DONDERDAG 26 JULI 2018. De provincie Noord-Holland gaat in navolging van Zuid-Holland geconstateerde overtredingen op de provinciale website publiceren van bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 2015.

BRZO Dit besluit wordt meestal afgekort tot BRZO. Het BRZO is een wet. Het is echter geen parlementaire wet, maar een wet van de regering. Zo’n regeringswet wordt ook wel algemene maatregel van bestuur genoemd.

SEVESO III De regering was verplicht om deze wet te maken. Een richtlijn van de Europese Unie uit 2012 verplichtte daartoe: de zogenaamde SEVESO III richtlijn. De (voorganger van deze) richtlijn is tot stand gekomen naar aanleiding van rampen met chemiebedrijven zoals in het Italiaanse Seveso (1976), het Indiase Bhopal (1984) en het Nederlandse Enschedé (de vuurwerkramp van 2000).

Gevaarlijke stoffen in zekere omvang BRZO geldt voor bedrijven waar gevaarlijke stoffen in een zekere omvang aanwezig zijn. In de eerste bijlage van de richtlijn staat om welke stoffen en om welke omvang (in tonnen) het minimaal moet gaan. Soms wordt in die bijlage de gevaarlijke stof met name genoemd, zoals voor chloor (10 ton) en zuurstof (200 ton). Soms gebeurt dat niet en wordt gesproken over oxiderende gassen van een bepaalde categorie of ontplofbare stoffen van een bepaalde subklasse.

BRZO, wat aan de eigenlijke wetsartikelen vooraf gaat, luidt gedeeltelijk: Gelet op Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012

SEVESO III richtlijn 2012/18/EU van 4 juli 2012, wat aan de eigenlijke richtlijnartikelen vooraf gaat, onder (2) luidt gedeeltelijk: Zware ongevallen hebben vaak ernstige gevolgen, zoals onder meer is gebleken uit de ongevallen in Seveso, Bhopal, Schweizerhalle, Enschede, Toulouse en Buncefield.

Artikel 1 lid 1 BRZO luidt (gedeeltelijk): In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: aanwezigheid van gevaarlijke stoffen: werkelijke of verwachte aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de inrichting of van gevaarlijke stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat deze kunnen ontstaan bij verlies van controle over de processen, met inbegrip van opslagactiviteiten, in installaties binnen de inrichting, in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempelwaarden, genoemd in deel 1 of deel 2 van bijlage I bij de richtlijn;

SEVESO III richtlijn, bijlage I, DEEL 2

Gevaarlijke stoffen die met naam genoemd worden. Luidt (gedeeltelijk):

10. Chloor. Drempelwaarde (ton): 10

25. Zuurstof. Drempelwaarde (ton): 200

SEVESO III richtlijn, bijlage 1, DEEL 1

Gevarencategorieën overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008. Luidt (gedeeltelijk):

P4. Oxiderende gassen van categorie 1. Drempelwaarde (ton): 50

P1b. Ontplofbare stoffen van subklasse 1.4. Drempelwaarde (ton): 50

Klimaatakkoord, Sectortafels en democratie

DINSDAG 26 JUNI 2018. In het regeerakkoord van 2017 is een Klimaatakkoord aangekondigd om de uitstoot van broeikasgassen met 49% te beperken in 2030. Het kabinet heeft op 23 februari 2018 de kabinetsinzet voor een (nationaal) Klimaatakkoord bekendgemaakt. Die inzet bestaat bijvoorbeeld uit de instelling van vijf sectortafels: industrie, gebouwde omgeving, mobiliteit, elektriciteit, landbouw en landgebruik. En uit de benoeming van de sectortafel voorzitters. Vervolgens zijn anderen per sectortafel begonnen met het voeren van besprekingen over de inhoud van het Klimaatakkoord.

Wie zijn die anderen? Die anderen zijn bedrijfsleven, maatschappelijke partijen en mede overheden. In de sectortafel gebouwde omgeving zijn dat volgens de bekendmaking van 23 februari onder andere de vereniging van woningcorporaties (Aedes), de vereniging van bouw- en infrabedrijven (Bouwend Nederland), Vereniging Eigen Huis, de Woonbond, de energiebedrijven, FNV, natuur- en milieuorganisaties, een beleggersvereniging, de belangenorganisatie voor installatiebedrijven UNETO-VNI, Interprovinciaal Overleg (IPO), Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Wie heeft hen gekozen? Volgens de bekendmaking van 23 februari heeft de voorzitter van de sectortafel de deelnemers van zijn tafel gekozen, in afstemming met de verantwoordelijke ministers.

Welke rol hebben kabinet en parlement bij de inhoud van het Klimaatakkoord? Volgens een Kamerbrief (een brief van minister Wiebes aan de Tweede Kamer) van dezelfde dag hebben de verantwoordelijke ministers ”kaders” opgesteld voor de uitkomsten van de besprekingen aan de sectortafels, waaronder kostenefficiëntie, concreetheid, volledigheid, toekomstgerichtheid en doorrekenbaarheid. Daarnaast hebben die ministers per sectortafel ”beoogde resultaten” opgesteld. Voor gebouwde omgeving zijn dat bijvoorbeeld dat Nederland in 2050 aardgasvrij is en dat voor het einde van het huidige kabinet 30.000 tot 50.000 woning aardgasvrij (ready) zijn gemaakt. In de Kamerbrief staat ook dat de verantwoordelijke ministers aan het parlement verantwoording zullen afleggen over hun rol als regisseur van het akkoord en over hun rol als één van de partijen in het akkoord.

Bekendmaking 23 februari 2018: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/02/23/kabinet-geeft-startschot-voor-klimaatakkoord

Onder de tabel met samenstelling sectortafels staat: De voorzitters van de sectortafels hebben, in afstemming met de verantwoordelijk bewindspersonen, de sectortafels samengesteld op basis van de criteria zoals geformuleerd in de TK-brief van 23 februari jl. Aan de tafels nemen partijen deel die een concrete bijdrage leveren aan de transitie binnen de sector, kennis over de sector inbrengen en met mandaat afspraken kunnen maken.

Kamerbrief van 23 februari 2018 (32813 no 163):

p 2 Dat alles stelt eisen aan de manier waarop we aan dit Klimaatakkoord beginnen. Zo moeten we de kosten van de transitie hanteerbaar houden, iedere partij blijven aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid, tegelijkertijd een scherp oog houden voor het internationale speelveld en voor ongewenste verplaatsingseffecten, en consequent denken in samenhang tussen sectoren. Alleen dan kunnen we slagen. Het kabinet heeft de kaders hiertoe in deze brief uitgewerkt. Hieronder stelt het kabinet een aantal kaders voor, om de kans op een kwantitatief bevredigende en tegelijkertijd maatschappelijk geaccepteerde uitkomst maximaal te maken. 1.Sturen op één centraal doel 2.Kostenefficiëntie moet leidend zijn bij keuzes ( p 4) 3.Het Regeerakkoord is uitgangspunt (p 4) 4.Maatregelpakketten zijn toekomstgericht (p 5) 5.Afspraken zijn concreet en volledig (p 5) 6.Integrale aanpak is nodig (p 6) 7.Het akkoord dient het publieke belang (p 6) 8.Afspraken zijn doorrekenbaar (p 7)

Dezelfde Kamerbrief p 9 Betrokkenheid parlement:

Het kabinet streeft naar een Klimaatakkoord dat breed maatschappelijk en politiek draagvlak geniet. Dat draagvlak is onontbeerlijk om de ambitieuze opgave voor 2030 en daarna te realiseren. Het kabinet zal daarbij zowel over de rol als regisseur van het akkoord, alsook over de rol als één van de partijen in het akkoord, verantwoording aan uw Kamer afleggen. Immers, het doel dat met het Klimaatakkoord moet worden gerealiseerd is een politieke doelstelling van het kabinet en de wijze waarop overheidsinstrumenten en -middelen zullen worden ingezet moet aan een democratische toets onderworpen worden. Daarom bespreek ik graag binnenkort de inzet van het kabinet voor het Klimaatakkoord met u, zal ik uw Kamer vervolgens in de zomer over afspraken op hoofdlijnen informeren en voor eind 2018 over de programma’s van het akkoord.

Dezelfde Kamerbrief p 10 Bijlage kabinetsinzet per sector:

Gebouwde omgeving. Beoogde resultaten. Afspraken om 30.000–50.000 woningen aardgasvrij of aardgasvrij ready te maken voor het einde van de kabinetsperiode .Afspraken om tijdige opschaling en kostenreductie te realiseren bij het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. Afspraken over de benodigde infrastructuur om de warmtetransitie in de gebouwde omgeving te ondersteunen. Afspraken over de invulling van de regionale en de gemeentelijke regierol om richting 2050 te komen tot een aardgasvrije gebouwde omgeving.

Grote grazers bij de Oostvaardersplassen en de Wet dieren

DONDERDAG 26 APRIL 2018. In het (droge) deel van de Oostvaardersplassen in de provincie Flevoland zijn in de afgelopen maanden veel grote grazers overleden. Er was te weinig voedsel beschikbaar voor de vele konikpaarden, heckrunderen en edelherten. Daardoor leden de dieren honger en stierven uiteindelijk de hongerdood (of werden om humane redenen gedood door de beheerders). De beheerders wilden de dieren om ecologische redenen niet bij voederen, onder andere omdat de natuur haar gang moest kunnen gaan. Velen waren het daar om dierenwelzijnsredenen niet mee eens; zij wijzen bijvoorbeeld naar de Wet dieren. Daarin staat onder andere dat dieren in elk geval gevrijwaard moeten zijn van honger en onjuiste voeding. De beheerders wijzen erop dat deze wet alleen van toepassing is op gehouden dieren en dat de grote grazers in de Oostvaardersplassen in het wild leven en dus geen gehouden dieren zijn in de zin van de wet (ook al staan er hekken om het leefgebied). Wat staat erover in de wet en wat zegt de minister erover bij de behandeling van het wetsvoorstel? De wet is hierover niet erg duidelijk. De minister zegt bij de behandeling van het wetsvoorstel dat tot de gehouden dieren in elk geval de landbouwhuisdieren (bijvoorbeeld melkkoeien) en gezelschapsdieren (hond en kat) worden gerekend. Ik denk niet dat de grote grazers in de Oostvaardersplassen daartoe gerekend kunnen worden. De minister zegt dat ook bij andere dieren sprake kan zijn van het houden van dieren. Of dat zo is, is dan afhankelijk van de verkeersopvattingen. Ter ondersteuning verwijst de minister naar de wettelijke regeling over het houden van dingen (waaronder dieren) in het Burgerlijk Wetboek. Ik heb maar een deel van de parlementaire behandeling bekeken!

Artikel 1.2 Wet dieren luidt (gedeeltelijk): Het bij en krachtens deze wet gestelde over dieren is van toepassing op gehouden dieren, voor zover niet anders is bepaald.

Artikel 1.3 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend. Lid 2. Onder erkenning van de intrinsieke waarde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan erkenning van de eigen waarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. (Er) wordt in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd. Lid 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt tot de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven in elk geval gerekend dat dieren zijn gevrijwaard van dorst, honger en onjuiste voeding, voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd.

De minister schrijft in 2008 in de Memorie van toelichting (paragraaf 3.1) bij het wetsvoorstel: Het doel van het wetsvoorstel is te komen tot een samenhangend stelsel van regels die als kenmerk hebben dat zij direct verband houden met het gehouden dier. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren en overige gehouden dieren. Het wetsvoorstel ziet, behoudens uitzondering niet op in het wild levende dieren en ook niet op dierproeven als bedoeld in de Wet op de dierproeven. De regelgeving voor beide beleidsterreinen staat in een andere context, namelijk die van soortbescherming onderscheidenlijk wetenschappelijk, voornamelijk medisch onderzoek.

De minister schrijft in 2009 in de Nota naar aanleiding van het verslag (pagina 5): Of een dier wordt gehouden wordt, ingevolge artikel 3:107 van het Burgerlijk Wetboek aan de hand van verkeersopvattingen bepaald. Bij dieren wordt in jurisprudentie aangenomen dat sprake is van een gehouden dier als dat dier zich in de beschikkingsmacht van een mens bevindt.

Artikel 107 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek luidt: Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Bezit is onmiddellijk, wanneer iemand bezit zonder dat een ander het goed voor hem houdt. Bezit is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed voor hem houdt. Houderschap is op overeenkomstige wijze onmiddellijk of middellijk.

Artikel 108 luidt: Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, wordt naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de navolgende regels en overigens op grond van uiterlijke feiten.

Rookruimte in popcentrum

Dinsdag 10 april 2018. De staatssecretaris van Volksgezondheid wil een verbod van alle rookruimten in popcentra, clubs en discotheken, aldus een recent krantenbericht. Hoe is het nu geregeld? Op grond van de Tabakswet geldt er voor o.a. instellingen of verenigingen voor kunst en cultuur een rookverbod: dat is het verbod om tabaksproducten zoals sigaretten, sigaren en de pijp te roken. Ik neem aan dat popcentra, clubs en discotheken hier – net als theaters en schouwburgen – instellingen of verenigingen voor kunst en cultuur zijn. Op deze wet is het Tabaks- en rookwarenbesluit gebaseerd. Daarin staat dat de het rookverbod niet geldt in afsluitbare ruimten die zijn aangewezen als rookruimte. In zo’n rookruimte mag niet worden gewerkt.

Artikel 1 lid 1 Tabakswet luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: rookverbod: het verbod tabaksproducten te roken; tabaksproducten: producten die geconsumeerd kunnen worden en die, al is het slechts ten dele, bestaan uit tabak, ook indien genetisch gemodificeerd.

Artikel 10 lid 1 Tabakswet luidt (gedeeltelijk): In de navolgende gevallen is de navolgende persoon of het navolgende orgaan verplicht tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod: in een gebouw of inrichting, dat onderscheidenlijk die in gebruik is bij een instelling of vereniging voor kunst en cultuur: degene die over dat gebouw of die inrichting het beheer heeft.

Artikel 10 lid 2 Tabakswet luidt (gedeeltelijk): Op het rookverbod, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur beperkingen worden aangebracht, waarbij onder meer kan worden bepaald dat het rookverbod niet geldt voor bij die maatregel aangewezen: ruimten in gebouwen. Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld.

Artikel 6.2 Tabaks- en rookwarenbesluit luidt (gedeeltelijk): De verplichting, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet, geldt niet: in afsluitbare, voor het roken van tabaksproducten aangewezen en als zodanig aangeduide ruimten. In (deze) ruimte worden geen werkzaamheden verricht tijdens het gebruik van deze ruimte voor het roken van tabaksproducten.

Helikopterhaven Den Haag en de provincie

Vrijdag 30 maart en 6 april 2018. Op 1 april verliep de toestemming die de provincie Zuid-Holland enkele jaren geleden had gegeven voor de exploitatie van de helikopterluchthaven in Den Haag. De luchthaven is er voor helikoptervluchten, ook voor commerciële, al zijn commerciële rondvluchten uitgezonderd (1). De luchthaven ligt aan de Spoorlaan in de zuidoostelijke oksel van het Prins Clausplein en op enkele kilometers ten westen van treinstation Ypenburg. De provincie heeft de toestemming op 30 maart met twee jaar verlengd (2).

Overheidstoestemming voor exploitatie luchthavens Het is verboden om met een vliegtuig of helikopter op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven (3). Wie een luchthaven wil exploiteren, heeft daarvoor toestemming nodig van de overheid (4). Welke overheid dat is, hangt af van de soort luchthaven en de gevolgen die de luchthaven heeft voor het gebied eromheen, zoals de geluidsbelasting (5). Er is natuurlijk Schiphol, er zijn luchthavens van nationale betekenis (zoals Rotterdam The Hague Airport/Zestienhoven), maar er zijn ook luchthavens die slechts een regionale betekenis hebben (6).

Provinciale toestemming Voor luchthavens die slechts een regionale betekenis hebben, is toestemming nodig van de provincie. De helikopterluchthaven in Den Haag is zo’n luchthaven. Voor sommige van de luchthavens met slechts regionale betekenis is toestemming nodig van provinciale staten; provinciale staten geven hun toestemming in de vorm van een luchthavenbesluit (7). Voor de andere luchthavens van regionale betekenis is toestemming nodig van gedeputeerde staten; gedeputeerde staten geven hun toestemming in de vorm van een luchthavenregeling (8). Of toestemming nodig is van provinciale staten (luchthavenbesluit) is onder andere afhankelijk van de geluidbelasting in het gebied rond de luchthaven (9) die wordt veroorzaakt door de starts en landingen op de luchthaven (10). Als dat 56 decibel dB(A) of hoger is, is toestemming van provinciale staten nodig (11); als het overal lager is 56 decibel, is toestemming van gedeputeerde staten nodig (11). Ik merk volledigheidshalve op dat geluidbelasting niet het enige criterium is; het is bijvoorbeeld mogelijk dat vanwege de externe veiligheid toch toestemming van provinciale staten nodig is (11).

Toestemming helikopterluchthaven Den Haag De provincie heeft in oktober 2015 besloten om tijdelijk toestemming te geven, namelijk tot 1 april 2018 (13). Toestemming is gegeven voor maximaal 400 helikoptervluchten per kalenderjaar, dat wil zeggen 400 starts en 400 landingen (14), en voor maximaal 10 vluchten per dag, dat wil zeggen 10 starts en 10 landingen (14). Bovendien: alleen overdag en niet elke helikopter mag er starten of landen, maar alleen helikopters van het type 010 of 011 (15). Bij deze aantallen wordt de geluidbelasting die dit type helikopters veroorzaken in het gebied rond de luchthaven nergens hoger dan 56 dB(A), volgens de berekening van de provincie (16). Voor deze luchthaven is daarom geen toestemming van provinciale staten nodig, maar wel toestemming van gedeputeerde staten, in de vorm van een luchthavenregeling.

Geen toestemming van provinciale staten, maar wel betrokkenheid Toestemming van provinciale staten is hier niet alleen niet nodig maar zou ook niet voldoende zijn; uitsluitend toestemming van gedeputeerde staten is hier nodig en voldoende (17). Gedeputeerde staten mogen natuurlijk provinciale staten of een statencommissie om advies vragen, voordat zij overgaan tot het nemen van het definitieve besluit over de toestemming. Staten en statencommissie zijn evenwel niet verplicht om advies te geven; de staten en hun commissies bepalen zelf wat er op hun agenda staat (18). Gedeputeerde staten hebben hun ontwerp-besluit onlangs voor advies voorgelegd aan de statencommissie Verkeer en Milieu. Het ontwerp-besluit verschilt van het besluit van oktober 2015. Het verschilt door een wijziging van de in- en uitvliegroutes, of in ieder geval is de formulering gewijzigd. Het verschilt ook doordat de toestemming wordt verlengd met twee jaar tot 1 april 2020. De statencommissie Verkeer en Milieu heeft op 7 februari 2018 over het ontwerp-besluit gesproken. Eenduidig advies over de verlenging is evenwel niet gegeven. CDA en VVD steunen het, maar zij vormen geen meerderheid. SP, GroenLinks en 50PLUS steunen het niet, maar ook zij vormen geen meerderheid. Partij voor de Dieren, PvdA en D66 twijfelen in meer of mindere mate (19). Locatie, nut van commerciële helikoptervaart in Zuid-Holland, overtreding in 2017 door exploitant en dat gedeputeerde staten de in- en uitvliegroutes (zouden) wijzigen waren belangrijke argumenten. Gedeputeerde staten hebben het definitieve besluit van 30 maart niet veranderd ten opzichte van het ontwerp-besluit. Met uitzondering van de wijziging van de in- en uitvliegroutes: die wijziging komt in het definitieve besluit van 30 maart 2018 niet meer voor. Maar zoals gezegd weet ik niet of dit een inhoudelijke wijziging betrof of slechts een andere formulering.

NOTEN

1: artikel 8 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

2: gepubliceerd in het Provinciaal Blad onder nummer 2389

3: artikel 8.1a Wet luchtvaart

4: artikel 8.1a Wet luchtvaart

5: artikel 8.1a Wet luchtvaart

6: artikel 8.1 Wet luchtvaart

7: artikel 8.43 Wet luchtvaart; over provinciale in het algemeen Provinciale staten

8: artikel 8.64 Wet luchtvaart; over gedeputeerde staten in het algemeen Gedeputeerde staten

9: artikel 8.1a lid 3 Wet luchtvaart

10: artikel 1 lid 1 en artikel 3 Besluit burgerluchthavens en Deel I paragraaf 1.2 van de officiële toelichting op de ministeriële Regeling burgerluchthavens

11: artikel 5 Besluit burgerluchthavens

13: artikel 5 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

14: artikel 8 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

15: artikel 7 lid 1 Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

16: toelichting op de Luchthavenregeling Helikopterluchthaven Spoorlaan Den Haag, oktober 2015

17: artikel 143 en 105 Provinciewet

18: artikel 104 Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten, de Statencommissies, het Fractievoorzittersoverleg en de Agendacommissie van de provincie Zuid-Holland

19: officieel verslag van de commissievergadering, zoals vastgesteld in de commissie van 4 april 2018; over statencommissies in het algemeen Commissies

Het is verboden om PET-flesjes zomaar weg te gooien in de openbare ruimte

Dinsdag 13 maart 2018. Staatssecretaris Stientje van Veldhoven is voorlopig niet van plan om statiegeld in te voeren voor kleine plastic flesjes (zogenaamde PET-flesjes). Niet iedereen gooit de lege flesjes in de daarvoor bestemde afvalbakken en daardoor bestaat een belangrijk deel van het zwerfafval in de openbare ruimte uit deze flesjes. Zwerfafval is slecht voor het milieu. Het is verboden is om de flesjes zomaar ergens weg te gooien in de openbare ruimte. In welke wetten staat dat verbod? In de Wet milieubeheer die overal in Nederland geldt staat dat niemand handelingen mag verrichten waarvan hij kan vermoeden dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan. In de gemeente Rotterdam is in de gemeentelijke afvalstoffenverordening een expliciet verbod opgenomen om straatafval zoals verpakkingsmateriaal van zeer beperkte omvang en gewicht zomaar in de openbare ruimte achter te laten.

Artikel 1.1 Wet milieubeheer luidt (gedeeltelijk): In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

Artikel 1.1a Wet milieubeheer luidt (gedeeltelijk): Een ieder neemt voldoende zorg voor het milieu in acht. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Artikel 15 Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 luidt (gedeeltelijk): Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 1 Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 luidt (gedeeltelijk): straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;