De Tijdelijke coronawet

DONDERDAG 5 NOVEMBER 2020 De Eerste Kamer heeft vorige week dinsdag (27 oktober) de Tijdelijke coronawet aangenomen. Daarmee is deze wet, officieel Tijdelijke wet maatregelen covid-19, tot stand gekomen. Wat staat er zoal in?

WET PUBLIEKE GEZONDHEID De Tijdelijke coronawet is vooral een uitbreiding van de Wet publieke gezondheid. Deze wet bestaat al vele jaren. Daaraan zijn nu enkele tientallen nieuwe wetsartikelen toegevoegd. Daarnaast brengt de Tijdelijke coronawet kleine wijzigingen aan in enkele andere wetten, zoals in de Wet kinderopvang en de Wegenverkeerswet. Zonder instemming van Tweede en Eerste Kamer waren deze uitbreidingen en wijzigingen van bestaande wetten niet mogelijk geweest.

MINISTERIËLE REGELING Op grond van de (uitgebreide) Wet Publieke Gezondheid kan de minister regelingen vaststellen. Hij kan bijvoorbeeld regelen dat groepjes van twee of meer personen verboden zijn of dat theaters worden gesloten. Die ministeriële regelingen zijn erg belangrijk, omdat bijna alle coronamaatregelen daarin zullen komen te staan. In de Tijdelijke coronawet zelf staan namelijk geen maatregelen. Nou ja, misschien eentje: de anderhalve meter maatregel. Hoewel, daarover staat in de wet alleen maar dat men een veilige afstand tot andere personen moet houden. Wat in dit verband veilig is, gaat de regering in een apart besluit regelen (en uiteraard nadat daarover het RIVM is gehoord).

RAAMWET Voor alle andere maatregelen geeft de Tijdelijke coronawet alleen maar de bevoegdheid. De bevoegdheid om ministeriële regelingen uit te vaardigen waarin corona maatregelen staan. De minister krijgt bijvoorbeeld de bevoegdheid om groepsvorming te verbieden, theaters en musea te sluiten of voor een beperkt publiek open te stellen, evenementen te verbieden, een mondkapjesplicht op te leggen, ov-gebruik te beperken en schoolgebouwen te sluiten. Maatregelen hoeven trouwens niet in elke gemeente gelijk te zijn. Zo kan de minister in de ene gemeente de theaters sluiten terwijl hij ze in andere gemeenten (beperkt) openstelt. De minister kan zelfs in één gemeente het ene theater sluiten terwijl hij de andere open houdt. Lokaal en regionaal maatwerk is dus mogelijk, niet alleen voor theatersluitingen maar voor heel veel maatregelen.

TWEEDE KAMER Zo’n ministeriële regeling geldt pas nadat ze in werking is getreden. Het parlement kan de inwerkingtreding voorkomen. Het parlement, dat wil hier zeggen: alleen de Tweede Kamer. De Eerste Kamer kan dat niet voorkomen. De Tweede Kamer moet dan besluiten dat ze niet instemt met de ministeriële regeling. Dat is trouwens iets anders dan wat de Kamer doet bij de totstandkoming van nieuwe wetten en wijzigingen van bestaande wetten. Daarvoor is namelijk haar instemming nodig. Zonder instemming kan die (wijziging van de) wet niet in werking treden. Voor de inwerkingtreding van ministeriële regelingen op grond van de Tijdelijke coronawet is echter geen instemming van de Kamer nodig. Als de Tweede Kamer geen besluit neemt, treedt de ministeriële regeling gewoon in werking. Inwerkingtreding kan alleen worden voorkomen als de Kamer besluit dat ze niet instemt. De Tweede Kamer heeft daarvoor slechts één week de tijd.

2X DRIE MAANDEN De Tijdelijke coronawet en de daarop gebaseerde ministeriële regelingen vervallen drie maanden nadat de wet in werking is getreden. De regering kan tot een verlenging besluiten, met nog eens drie maanden. Voordat verlenging ingaat, moeten zowel de Tweede als de Eerste Kamer daarover hebben kunnen debatteren. Maar hun instemming is voor verlenging niet nodig.

MINISTER Welke minister is het eigenlijk die de ministeriële regelingen op grond van de Tijdelijke coronawet maakt? Dat is er niet slechts één. Het zijn er in elk geval drie: de minister van Justitie en Veiligheid (Grapperhaus), die van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ollongren) en die van Volksgezondheid (De Jonge). Bovendien moet elke ministeriële regeling ‘in overeenstemming zijn met het gevoelen van de ministerraad’; dus ook de minister-president (Rutte) is betrokken.

NOODVERORDENING In het afgelopen half jaar stonden bijna alle coronamaatregelen in noodverordeningen. Deze noodverordeningen waren uitgevaardigd door de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s. Elke voorzitter maakte een noodverordening voor zijn of haar eigen veiligheidsregio. De coronamaatregelen waren van kracht, omdát ze in die noodverordeningen stonden. De ministeriële regelingen die op grond van de Tijdelijke coronawet worden uitgevaardigd, gaan deze noodverordeningen vervangen.

BURGEMEESTER Het is trouwens niet zo dat alle coronaverplichtingen straks vanuit Den Haag worden bepaald. Burgemeesters mogen namelijk op grond van de Tijdelijke coronawet soms ontheffingen verlenen van de ministeriële regelingen. De minister kan deze bevoegdheid overdragen aan de voorzitter van de veiligheidsregio; dat is meestal de burgemeester van de grootste gemeente in de regio.

NIET UNANIEM Het wetsvoorstel voor de Tijdelijke coronawet is in oktober aangenomen. In de Tweede Kamer gebeurde dat op 13 oktober en in de Eerste Kamer twee weken later, op 27 oktober. In beide Kamers is dat niet unaniem gebeurd. De fracties die in de Tweede Kamer tegen stemden, deden dat ook in de Eerste Kamer.

STAATSBLAD De Tijdelijke coronawet is weliswaar door het parlement aangenomen maar hij is nog niet in werking getreden. Een wet treedt pas in werking nadat hij is bekendgemaakt in het Staatsblad. Dus kunnen er evenmin al ministeriële regelingen zijn uitgevaardigd. Daarom is ook de ’tijdelijke verzwaring van de gedeeltelijke lockdown’, die gisterenavond is ingegaan, net als al die andere coronamaatregelen van het afgelopen halfjaar weer in noodverordeningen geregeld. Totdat zij zullen worden vervangen door ministeriële regelingen.

(Mr. Leon)

Van wie is eigenlijk de natuur in Nederland?

DONDERDAG 29 OKTOBER 2020 Natuurgebieden zijn vaak in het nieuws. Vanwege de neergeslagen stikstofverbindingen. Of de sterk afgenomen biodiversiteit. Of omdat het er zo heerlijk wandelen, fietsen, varen of zitten is. Van wie zijn die gebieden eigenlijk? Zijn ze van de overheid?

NATUURGEBIEDEN in Nederland zijn volgens Wikipedia bijna allemaal van Staatsbosbeheer, de Vereniging Natuurmonumenten, een provinciaal landschap of een drinkwaterbedrijf.

RECHTSPERSONEN Deze organisaties bezitten allemaal rechtspersoonlijkheid. Een rechtspersoon kan net als een natuurlijk persoon (een mens) eigenaar zijn van onroerend goed, zoals een natuurgebied. De vier organisaties zijn wél heel verschillende rechtspersonen.

STAATSBOSBEHEER heeft overal in het land natuurgebieden, zoals in de Maasvallei in Limburg en het Land van Maas en Waal in Gelderland. Staatsbosbeheer is op grond van de Wet verzelfstandiging staatsbosbeheer een publiekrechtelijke rechtspersoon. Overheid dus. Publiekrechtelijke rechtspersonen komen voor in heel verschillende soorten en maten. Ook gemeenten en provincies zijn dat bijvoorbeeld. Staatsbosbeheer is van de soort zelfstandig bestuursorgaan, vaak afgekort tot zbo. Het is niet de enige zbo. Andere zbo’s zijn bijvoorbeeld uitkeringsinstantie de UWV en voor rijbewijzen het CBR, waarnaar trouwens momenteel een parlementair onderzoek loopt. Staatsbosbeheer heeft o.a. een directeur en een raad van toezicht. Beide worden benoemd door de minister van LNV; de directeur op voordracht van de raad. De minister draagt daarvoor natuurlijk politieke verantwoordelijkheid. Verder is de minister volgens de officiële toelichting op de wet politiek gezien alleen verantwoordelijk voor wezenlijke aangelegenheden van Staatsbosbeheer, zoals haar bedrijfsvoering op hoofdlijnen.

NATUURMONUMENTEN heet officieel Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Ook deze organisatie heeft overal in het land natuurgebieden, zoals de Loosdrechtse Plassen en de Brabantse Kesselse Waard. Natuurmonumenten is op grond van haar statuten een vereniging. Een privaatrechtelijke rechtspersoon dus, die geen overheid is. Iedereen kan er lid van worden; inmiddels zijn er meer dan 700.000 leden en donateurs. Het heeft o.a. een bestuur en een ledenraad. De ledenraad kiest en benoemt het bestuur. De leden kiezen op regionale bijeenkomsten de ledenraad.

PROVINCIALE LANDSCHAPPEN zijn er in alle provincies. Iedere provincie heeft haar eigen provinciaal landschap. In Utrecht is dat het Utrechts Landschap, dat bijvoorbeeld over het Amerongse Bos gaat. Utrechts Landschap is net als de andere provinciale landschappen een stichting. Ook dit is een privaatrechtelijke rechtspersoon, die geen overheid is. Het is echter geen vereniging maar een stichting. Voor stichtingen geldt een wettelijk ledenverbod. Utrechts Landschap heeft op grond van haar statuten een directie die wordt benoemd door een raad van toezicht. Wie deel uitmaakt van de raad van toezicht, bepaalt deze raad zelf.

DRINKWATERBEDRIJVEN zorgen er allereerst voor dat overal in Nederland drinkwater wordt geleverd. Er zijn tien van zulke bedrijven; elk heeft een eigen verzorgingsgebied. Dunea doet dat voor (delen van) Zuid-Holland. Maar het heeft ook natuurgebieden, zoals Meijendel tussen Den Haag en Wassenaar. Vitens verzorgt het drinkwater in Friesland, Overijssel, Flevoland, Utrecht en Gelderland. Het heeft o.a. natuurgebied Heumensoord in Gelderland. Vitens en Dunea zijn op grond van hun statuten – net als de meeste andere waterbedrijven – naamloze vennootschappen, NV’s dus. Ook dat zijn privaatrechtelijke rechtspersonen. NV’s hebben o.a. een directie, een raad van commissarissen en aandeelhouders. Bij Vitens en Dunea zijn het de aandeelhouders die de directie en de commissarissen benoemen.

INTERNE STRIJD Vitens heeft tientallen aandeelhouders. Dat zijn tal van gemeenten in het gebied en de vijf provincies. Dunea heeft alleen (zeventien) gemeenten als aandeelhouder. Eigenlijk zijn deze drinkwaterbedrijven dus overheid, ondanks dat ze een NV zijn. Bij Dunea zijn de aandelen ongelijk verdeeld. De grootste aandeelhouder is Den Haag, met meer dan 1/3 van alle aandelen. Ik weet niet wat de verdeling bij Vitens is. Voor de benoeming van een nieuwe commissaris of een nieuwe directeur doet de raad van commissarissen een voordracht. De aandeelhouders kunnen besluiten om die voordracht over te nemen. Zo’n besluit kan per meerderheid genomen worden. Dat is niet de meerderheid van de aanwezige aandeelhouders, maar de meerderheid van de aanwezige aandelen. De aandeelhouders kunnen ook besluiten om die voordracht niet over te nemen, maar dan is er meer nodig dan deze meerderheid. Zo’n besluit moet dan een groter draagvlak bij de aandeelhouders hebben. Hoeveel groter dat draagvlak moet zijn, verschilt tussen Dunea en Vitens. Dunea is strenger, want daar is er voor een alternatieve directeursbenoeming een (nog) groter draagvlak nodig dan voor een alternatieve commissarisbenoeming. Dat is bij Vitens niet het geval.

(Mr. Leon)

Het Beneluxparlement

DONDERDAG 15 OKTOBER 2020 Begin oktober vergaderde het Beneluxparlement in Luxemburg. Wat is het Beneluxparlement?

BENELUX België, Nederland en Luxemburg hebben met elkaar een samenwerkingsverband. Dat is de Benelux. Over hun samenwerking zijn al tijdens de oorlogsjaren afspraken gemaakt, toen de regeringen van de drie landen in ballingschap waren in Londen.

STEEDS MEER UNIE Aan de huidige samenwerking ligt een verdrag uit 2008 ten grondslag: het Benelux Unie Verdrag. Daarin staat dat de drie landen samenwerken op het gebied van economie, financiën, sociale zaken, duurzame ontwikkeling, justitie en binnenlandse zaken. Dat zijn ook gebieden waarop de drie landen in het verband van de Europese Unie met 25 andere samenwerken, maar in Beneluxverband gaat die samenwerking net iets verder. Het verdrag uit 2008 is een herziening van een verdrag uit 1958. De samenwerking is nu uitgebreider. In het verdrag van 1958 beperkte de samenwerking zich tot economische samenwerking. Dat kwam ook in de naam van het toenmalige samenwerkingsverband tot uiting, namelijk Benelux Economische Unie. Sinds 2008 is de naam gewijzigd in Benelux Unie. Al in 1944 gold op basis van de afspraken die in ballingschap waren gemaakt een douane-unie. Sinds die tijd bestaan er geen grenscontroles meer tussen de landen, enkele periodes uitgezonderd (zoals afgelopen voorjaar).

COMITÉ VAN MINISTERS Vorige week was er een Benelux-top van de drie premiers: Mark Rutte, Xavier Bettel (Luxemburg) en Alexander de Croo (België). Vanzelfsprekend was corona een belangrijk gespreksonderwerp. Een ander gespreksonderwerp was het nieuwe meerjarenplan, dat gaat lopen van 2021 tot en met 2024. Daarin staat bijvoorbeeld dat de digitale transportbrief voor het wegvervoer wordt uitgebreid. De premiers kwamen bij elkaar als Comité van Ministers. Dit comité is een van de vijf officiële instellingen van de Benelux Unie die in het verdrag worden genoemd. Het comité moet minstens eens per jaar vergaderen. Vaak gebeurt dat zonder premiers: waar het om gaat is dat elk land (minstens) één vertegenwoordiger op ministerieel niveau stuurt. Welke minister naar de vergadering wordt gestuurd, hangt af van het onderwerp dat op de agenda staat. De top van vorige week is trouwens door middel van een videoconferentie gehouden. Het comité heeft geen vaste voorzitter; elk jaar vervult een ander land die rol. Dit jaar is dat Nederland. Het comité kan alleen besluiten nemen als geen enkel land bezwaar maakt.

BENELUXPARLEMENT Een andere officiële instelling van de Benelux Unie is het Beneluxparlement, ook wel Benelux Interparlementaire Assemblee genoemd of Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. De drie landen hebben er een apart verdrag voor gesloten. Het Beneluxparlement bestaat uit 49 leden. Ze moeten allemaal parlementariër zijn in een van de drie landen. 21 Belgische, 21 Nederlandse en 7 Luxemburgse mogen erin. De 21 Nederlandse parlementariërs zijn gekozen uit en door de Tweede en Eerste Kamer. Twaalf zijn Tweede Kamerleden, negen zijn senatoren.

VAKER NIET DAN WEL BIJEEN Meestal vergadert het parlement drie keer per jaar: in maart, juni en eind november of begin december. Dit jaar is de vergadering van maart vanwege corona niet doorgegaan. Wel is er vergaderd in juni en begin oktober, en staat er een in december gepland. Een vergadering duurt twee dagen (vrijdag en zaterdag) en is openbaar. Het parlement is dus vaker niet dan wél bijeen. Het parlement kiest uit haar midden een voorzitter. De vergaderlocatie wisselt en is steeds in het land waaruit de voorzitter komt. Dit jaar is dat een Luxemburger en dus worden dit jaar alle vergaderingen in Luxemburg gehouden. Overigens, vanwege corona konden de parlementariërs hun vergadering ook thuis achter hun laptop bijwonen. De vergadering is in het Frans en Nederlands.

FRACTIES Bijna alle leden van het Beneluxparlement zijn lid van een politieke fractie in dat parlement. Zo vormen de Nederlandse Beneluxparlementariërs van CDA en ChristenUnie samen met hun Luxemburgse en Belgische geestverwanten de Christelijke fractie. De Christelijke fractie is een van de drie grote fracties. De Liberale fractie (o.a. VVD en D66) en de Socialistische fractie (o.a. GroenLinks, SP en PvdA) zijn de andere twee; die laatste heet trouwens officieel SGD/SVD-fractie. De Nederlandse Beneluxparlementariërs zijn in het Nederlandse parlement lid van negen verschillende politieke partijen, waaronder de vier coalitiepartijen. Niet elke politieke partij heeft dus iemand in het Beneluxparlement, al is het dan weer wél zo dat elke Beneluxparlementariër een officiële plaatsvervanger heeft en de officiële plaatsvervangers ook van andere politieke partijen komen.

BERAADSLAGEN Het parlement beraadslaagt. Iedere parlementariër heeft spreekrecht; ook ministers uit de drie landen hebben dat. Interrupties zijn niet geoorloofd volgens het reglement van orde. Iedere parlementariër mag schriftelijke vragen stellen aan het Comité van Ministers en aan de gezamenlijke regeringen van de drie landen, en heeft recht op antwoord. Uiteraard zijn er agendapunten. Iedere parlementariër kan daarvoor trouwens voorstellen doen. Op de vergadering van begin oktober waren o.a. de gevolgen van de Brexit en de mensenrechten in Wit-Rusland geagendeerd. Voor het laatste onderwerp waren ook parlementariërs van de Baltische Assemblee uitgenodigd. De Baltische Assemblee is vergelijkbaar met het Beneluxparlement, maar bestaat uit parlementariërs van Letland, Estland en Litouwen.

AANBEVELING De beraadslaging kan leiden tot het nemen van een besluit, zoals het geven van een advies en het doen van een aanbeveling. Die zijn dan gericht aan het Comité van Ministers of aan de (gezamenlijke) regeringen van de drie landen. Tot welke adviezen of aanbevelingen op de vergadering van begin oktober is besloten, is nog niet gepubliceerd op de website. Maar in de afgelopen jaren zijn o.a. aanbevelingen gedaan over waterstofeconomie, aanpak van mensenhandel in de virtuele wereld, arbeidsmobiliteit, zelf rijdende auto’s en circulaire economie. Aanbevelingen en adviezen krijgen enige tijd later een schriftelijk antwoord van het Comité van Ministers.

PARLEMENT? Het Beneluxparlement heet dan wel parlement, maar eigenlijk is het geen echt parlement, want anders dan bijvoorbeeld de parlementen in België, Nederland en Luxemburg is ze o.a. geen wetgever, gaat ze niet over de begroting van (het Comité van) Ministers en heeft ze niet het recht om (het Comité van) Ministers naar huis te sturen.

(Mr. Leon)

Wanneer is een kerk te vol?

DONDERDAG 8 OKTOBER 2020 Deze week was er veel ophef over de kerkdiensten in de Overijsselse gemeente Staphorst. Daar waren in een kerk met 2300 zitplaatsen 550 kerkgangers toegelaten. Aan welke aantallen kerkgangers moeten kerken zich in coronatijden houden?

KERKDIENST In dit blog zijn kerkdiensten samenkomsten in een kerkgebouw van mensen die in gemeenschap met anderen hun godsdienst belijden. Een kerkdienst is uitoefening van de godsdienstvrijheid. In de Grondwet wordt deze vrijheid beschermd in artikel 6. Voor zover hier relevant staat daarin dat ieder het recht heeft om in een gebouw zijn godsdienst in gemeenschap met anderen vrij te belijden. De Grondwet beschermt ook de uitoefening van de godsdienstvrijheid buiten gebouwen, maar die bescherming gaat iets minder ver; hij wordt in dit blog niet verder besproken.

NOODVERORDENING Vanwege de corona crisis hebben de voorzitters van de veiligheidsregio’s noodverordeningen vastgesteld. Dat gebeurt al sinds maart, en sindsdien zijn die noodverordeningen diverse keren (ingrijpend) gewijzigd. Er zijn in Nederland 25 veiligheidsregio’s. Elke veiligheidsregio stelt haar eigen noodverordening vast, maar in de praktijk zijn ze inhoudelijk allemaal zo goed als gelijk. Het Veiligheidsberaad, een bestuurlijk overleg van de 25 voorzitters, heeft een model noodverordening opgesteld; die is in elke veiligheidsregio praktisch een op een overgenomen. Bijvoorbeeld in de Veiligheidsregio IJsselland, waar Staphorst onder valt.

GEBOUW In de noodverordeningen staat sinds vorige week dinsdag onder andere (weer) een regeling over samenkomsten van personen die in gemeenschap met anderen hun godsdienst belijden in een gebouw, zoals een moskee, kerk, synagoge of boeddhistische tempel. Gemakshalve spreek ik alleen over kerken. Maar wat voor de kerken geldt, geldt ook voor de andere gebedshuizen. Een gebouw wordt in de noodverordening trouwens ruim opgevat. Zo zijn ook een tent en een schip gebouwen.

CAFÉ Voor bijvoorbeeld cafés, restaurants, theaters en bioscopen staat in de noodverordening een vast maximum van 30 bezoekers. Dat aantal geldt per zelfstandige ruimte in het gebouw. Voor het hele gebouw kan er dus een hoger maximumaantal gelden.

KERK De noodverordening kent geen vast maximum voor het aantal kerkgangers in een kerkdienst. Ook voor uitvaarten en het religieuze deel van de huwelijksplechtigheid is dat er niet. Dat is er evenmin voor allerlei samenkomsten die geen religieuze bijeenkomst of plechtigheid zijn. Zoals markten, demonstraties, vergaderingen, sportbeoefening, treinen en hotels.

SCHOUWBURG Ook voor sommige schouwburgen geldt het vaste maximumaantal van 30 bezoekers niet, maar dat geldt alleen dan niet als de veiligheidsregio een maximumaantal bezoekers bepaalt dat daarin dan wél tegelijk mag worden toegelaten. In Veiligheidsregio IJsselland is dat o.a. gebeurd voor de schouwburg in Deventer en een schouwburg in Zwolle; voor beide is het nieuwe maximumaantal bepaald op 250 bezoekers per voorstelling. Verder zijn ook kantoren en werkplaatsen uitgezonderd van het vaste maximumaantal van 30, voor zover dat noodzakelijk is voor de continuering van hun dagelijkse activiteiten; in dat geval geldt landelijk een vast maximumaantal van 100 personen, per zelfstandige ruimte.

PLACERING EN RESERVERING Dat er voor kerken geen maximumaantal van 30 kerkgangers geldt, betekent niet dat voor hen geen bijzondere voorschriften gelden. Zo moeten alle kerkgangers een vaste zitplaats krijgen (placering). Placering is niet nodig voor bijvoorbeeld kantoren. Als er meer dan 100 kerkgangers zijn, moet er bovendien gereserveerd worden en gevraagd naar ziekteverschijnselen van COVID19 (de gezondheidsverificatie). Op een markt en bij een demonstratie is ongeacht het aantal aanwezigen reservering noch gezondheidsverificatie nodig.

ANDERHALVE METER Ook al zijn de kerken uitgezonderd van het maximumaantal van 30 personen, dat betekent nog niet dat alle zit- en staanplaatsen bezet mogen worden. Zo moeten kerken – uiteraard – zorgen voor anderhalve meter afstand tussen de kerkgangers (de bekende uitzonderingen daargelaten). In Staphorst leidde dat afgelopen zondag tot een allesbehalve volle kerk.

AFSPRAAK Afgelopen maandag heeft de minister van Justitie en Veiligheid gesproken met vertegenwoordigers van kerken, synagogen, moskees en (boeddhistische) tempels in Nederland. Dat heeft geresulteerd in afspraken, zoals dat men bij alle samenkomsten het aantal personen zoveel mogelijk zal beperken tot 30. Dus ook bij kerkdiensten. Volgens de minister is deze afspraak niet juridisch afdwingbaar.

BEPERKING GRONDRECHT? Noodverordeningen zijn wél juridisch afdwingbaar. Tenminste voor zover ze niet in strijd zijn met hoger recht. Grondrechten in de Grondwet zijn van hoger recht. Stel dat de afspraak van afgelopen maandag zou worden opgenomen in een noodverordening, is hij dan wél juridisch afdwingbaar? Niet volgens de Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van regering en parlement. Dat leid ik af uit een oordeel dat de raad in mei van dit jaar gaf. De raad oordeelde toen dat het grondrecht van de godsdienstvrijheid wordt beperkt als de overheid een maximumaantal van 30 kerkgangers per kerkdienst voorschrijft. Dat grondrecht staat in artikel 6 van de Grondwet. Daarin staat zoals gezegd dat ieder het recht heeft om in een gebouw zijn godsdienst in gemeenschap met anderen vrij te belijden. Alleen als het om een acute situatie gaat en om een korte periode, zou er volgens de raad bij een redelijke uitleg van dit grondrecht misschien geen sprake zijn van zo’n beperking. Van zo’n situatie of periode lijkt me nu – na ruim een half jaar corona maatregelen – geen sprake meer te zijn.

GEOORLOOFDE BEPERKING? Weliswaar is het grondrecht hoger recht dan de noodverordening, maar niet elke beperking van een grondrecht levert ook strijd op met dat grondrecht. Alleen bij strijdigheid kan een beperking niet juridisch afdwingbaar zijn. Een beperking kan geoorloofd zijn. Dan is er geen strijdigheid. Welke beperkingen geoorloofd zijn en welke dat niet zijn, volgt uit het grondrecht zelf. In het grondrecht van artikel 6 Grondwet staat hierover voor zover relevant: (In een gebouw) heeft ieder het recht zijn godsdienst in gemeenschap met anderen vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Uit het laatste woord – ‘’wet’’ – volgt dat dit grondrecht alleen in een parlementaire wet kan worden beperkt. Dat is een wet die door Tweede én Eerste Kamer is aangenomen, en vervolgens door de regering is ondertekend. Het wetsvoorstel voor de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 gaat een parlementaire wet worden, maar het is nu nog maar een voorstel dat bij de Tweede Kamer ligt. Een noodverordening van de voorzitter van een veiligheidsregio is beslist geen parlementaire wet. In een noodverordening mag dus het grondrecht van artikel 6 niet worden beperkt. Als dat toch gebeurt, is de noodverordening in zoverre niet juridisch afdwingbaar.

(Mr. Leon)

Partijbonzen in de massamedia

VRIJDAG 2 OKTOBER 2020 De Eerste Kamer buigt zich momenteel over aanpassing van de Mediawet. De Mediawet wet gaat over de televisie- en radio-omroepen. Onderdeel van de aanpassing is de invoering van een verbod voor landelijke bestuurders van politieke partijen om bestuurder of commissaris van een publieke omroeporganisatie te worden. Wat is hier aan de hand?

PUBLIEK Niet alle omroeporganisaties in Nederland zijn publieke omroeporganisaties. Zo zijn bijvoorbeeld SBS6, Net5 en Veronica geen publieke maar commerciële omroeporganisaties. Het verbod uit het wetsvoorstel betreft alleen de publieke omroep. AVROTROS, BNNVARA, KRO-NCRV, EO, VPRO en MAX zijn wél publieke omroeporganisaties.

TWEEDE KAMER De Tweede Kamer heeft vorig jaar ingestemd met aanpassing van de Mediawet, officieel Mediawet 2008 geheten. Hoewel het wetsvoorstel daarvoor van de regering kwam, was daarin geen verbod opgenomen voor bestuurders van politieke partijen om bestuurder of commissaris van een publieke omroeporganisatie te zijn. Dat verbod is er pas in opgenomen door een amendement van de Tweede Kamer.

AMENDEMENT Een amendement is een wijziging van een wetsvoorstel. Het amendement was voorgesteld door de Tweede Kamerleden Thierry Aartsen (VVD) en Harry van der Molen (CDA). Zij vonden het onwenselijk dat bestuurdersleden van politieke partijen invloed mogen uitoefenen bij een publieke omroeporganisatie, omdat een vrije pers gevrijwaard dient te blijven van politieke bemoeienis, en vermenging van politiek en media onwenselijk is. De Tweede Kamer heeft het amendement (unaniem) aangenomen.

EERSTE KAMER Een wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is aangenomen, gaat geamendeerd naar de Eerste Kamer. Voor de totstandkoming van een wet is namelijk instemming van Tweede én Eerste Kamer nodig. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer bleek dat een grote meerderheid van de Eerste Kamer moeite had met het amendement Aartsen/Van der Molen. Met de rest van het wetsvoorstel had zij geen moeite. De Eerste Kamer deed daarom een beroep op de Raad van State. Zij wilde van de Raad van State horen of het amendement schending van de (grondwettelijke) verenigingsvrijheid oplevert.

VERENIGINGSVRIJHEID Alle publieke omroeporganisaties zijn verenigingen volgens het burgerlijk recht. Verenigingsvrijheid is een mensenrecht en een grondrecht. In de Grondwet is het geregeld in artikel 8. Dat artikel luidt als volgt: Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde. De Raad van State gaf het volgende oordeel. Het amendement Aartsen/Van der Molen beperkt de mogelijkheid om te worden gekozen tot lid van een orgaan van een vereniging, zoals het bestuur en de raad van toezicht. Beperkt wordt zowel de mogelijkheid om tot bestuurder van een politiek partij te worden gekozen als de mogelijkheid om tot bestuurder of interne toezichthouder van een publieke omroeporganisatie te worden gekozen. Daardoor is het amendement een beperking van de verenigingsvrijheid. Nu is het niet zo dat elke beperking van de verenigingsvrijheid ook altijd een schending van die verenigingsvrijheid oplevert. Net als veel andere grondrechten kan de verenigingsvrijheid namelijk rechtmatig worden beperkt. Voor de verenigingsvrijheid mag dat echter alleen gebeuren in het belang van de openbare orde. De beperkingen uit het amendement zijn niet in het belang van de openbare orde. De Raad van State concludeert dan ook dat het amendement in strijd is met (het grondrecht van) de verenigingsvrijheid.

LEDEN De Raad van State kijkt voor wat betreft de verenigingsvrijheid naar het recht om gekozen (en benoemd) te worden in het bestuur of de raad van toezicht van een vereniging. Maar wie kiest eigenlijk die bestuurders en die commissarissen? Commissarissen zijn de leden van de raad van toezicht van een vereniging. In beginsel is dat de Algemene (Leden) Vergadering; dat staat zo in het Burgerlijk Wetboek. Dat is de vergadering waar elk lid zijn (ene) stem mag uitbrengen en besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, bijvoorbeeld de benoeming van het bestuur. In beginsel, want in de statuten van de vereniging mag hiervan tot op zekere hoogte worden afgeweken, bijvoorbeeld door daarin te regelen dat alleen afgevaardigden mogen stemmen op de Algemene Vergadering. Een Algemene Vergadering die uit afgevaardigden bestaat heet dan ook geen Algemene Leden Vergadering, maar bijvoorbeeld verenigingsraad of ledenraad. Die afgevaardigden moeten op hun beurt trouwens wél door de leden zijn gekozen. In de statuten mag zelfs geregeld zijn dat de helft van de bestuurders en de helft van de commissarissen door anderen dan de leden (of hun afgevaardigden) wordt gekozen.

GEEN AMENDEMENTSRECHT Waarschijnlijk zou voor de Eerste Kamer het oordeel van de Raad van State over de schending van de verenigingsvrijheid reden zijn geweest om het wetsvoorstel te verwerpen. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel namelijk alleen aannemen of verwerpen. Het mag dus niet slechts het geamendeerde deel van het wetsvoorstel verwerpen en de rest van het wetsvoorstel aannemen. Dat zou een verkapt amendementsrecht opleveren. De Eerste Kamer heeft geen amendementsrecht; alleen de Tweede Kamer heeft dat. De regering heeft het niet zo ver willen laten komen dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt.

NOVELLE Zij heeft namelijk bij de Tweede Kamer een novelle ingediend. Wat is een novelle? Een novelle is een wetsvoorstel dat een door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel wil verbeteren of aanvullen. De Eerste Kamer mag zelf geen novelle indienen. De regering dient een novelle in om te voorkomen dat de Eerste Kamer een wetsvoorstel verwerpt. Nadat de Tweede Kamer met een novelle heeft ingestemd, wordt die aan de Eerste Kamer voorgelegd. Normaliter neemt de Eerste Kamer vervolgens zowel die novelle aan als het wetsvoorstel zoals dat door de Tweede Kamer is aangenomen. De combinatie van novelle en wetsvoorstel levert de wet op die de Eerste Kamer graag ziet. Novelles komen niet vaak voor. Jaarlijks gaat het volgens Wikipedia om twee tot drie. Een novelle lijkt op een verkapt amendementsrecht voor de Eerste Kamer. Zoals gezegd ontbreekt het de Eerste Kamer aan dat recht. Staatsrechtelijk zou de novelle dus problematisch zijn. In de juridische literatuur wordt echter verwezen naar een oordeel van de Raad van State uit 1975 waarin staat dat novelles staatsrechtelijk geoorloofd zijn, als ze slechts af en toe worden ingediend.

PARTIJBONZEN De novelle die de regering voor de aangepaste Mediawet heeft ingediend, houdt in dat het amendement Aartsen/Van der Molen zal worden geschrapt uit het door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel. Daardoor zal het oorspronkelijke regeringsvoorstel weer in ere worden hersteld. Met die novelle is inmiddels door de Tweede Kamer ingestemd. Dat gebeurde unaniem. De Eerste Kamer moet zich er nog over buigen. De Eerste Kamer moet zich nu buigen over twee voorstellen: het wetsvoorstel voor een aangepaste Mediawet (inclusief het amendement Aartsen/Van der Molen) én de novelle die dit amendement weer schrapt uit dit wetsvoorstel. Zodra de Eerste Kamer met beide heeft ingestemd, komt de aangepaste Mediawet 2008 tot stand. Dat wil zeggen: exclusief het amendement Aartsen/Van der Molen. Partijbonzen kunnen dan opgelucht adem halen.

UNANIEM Novelle en amendement Aartsen/Van der Molen regelen het tegenovergestelde: óf een landelijke bestuurder van een politieke partij mag bestuurder of commissaris van een omroeporganisatie worden (novelle) of hij mag dat niet (amendement). Dat dezelfde Tweede Kamer beide heeft aangenomen, is niet zo vreemd. Anders zou een novelle nooit succesvol die Kamer kunnen passeren. Beetje vreemd is wél de unanimiteit waarmee de Tweede Kamer met beide akkoord is gegaan.

(Mr. Leon)

Doet de VNG straks nog wel mee?

DONDERDAG 24 SEPTEMBER 2020 Morgen houdt de VNG – de Vereniging van Nederlandse Gemeenten – haar jaarlijkse Algemene Leden Vergadering. Wat is de VNG en hoe neemt haar Algemene Leden Vergadering besluiten?

VERENIGING De VNG is een vereniging. Het is een vereniging die volgens het Burgerlijk Wetboek is opgericht. Dus een privaatrechtelijke vereniging. Sportclubs, fanfares en bijvoorbeeld politieke partijen zijn ook zulke verenigingen. Zij allen hebben o.a. leden, bestuur en statuten.

BELANGENORGANISATIE De VNG is de belangenorganisatie van de gemeenten. Belangenbehartiging gebeurt bijvoorbeeld door het voeren van overleggen met de rijksoverheid. De VNG is ook de werkgeversorganisatie die namens de gemeenten met de vakbonden onderhandelt over nieuwe cao’s voor gemeenteambtenaren. De VNG handelt via haar bestuur; het bestuur is de officiële vertegenwoordiger van de VNG.

ALV In verenigingsstatuten mogen voorwaarden worden gesteld aan het lidmaatschap, zodat alleen leden worden toegelaten die hieraan voldoen. In de VNG-statuten is zo’n kwaliteitseis gesteld. Daarin staat namelijk dat alleen gemeenten lid kunnen worden. Alle gemeenten in Nederland zijn er trouwens lid van. Leden van een vereniging hebben er wettelijk recht op dat minstens één keer per jaar een Algemene Leden Vergadering wordt gehouden, ook wel Algemene Vergadering genoemd en vaak afgekort tot ALV. In de VNG gebeurt dat normaliter in juni, maar dit jaar is dat vanwege Corona pas morgen het geval. In de rechtswetenschap wordt de ALV gezien als het belangrijkste orgaan van een vereniging. In beginsel heeft ieder lid het wettelijk recht om bij de ALV aanwezig te zijn, er het woord te voeren en er zijn stem uit te brengen.

STEMMEN De gemeenten die aan de ALV van de VNG willen meedoen, wijzen iemand aan die er als officiële vertegenwoordiger namens haar het woord mag voeren en mag stemmen. Die vertegenwoordiger kan bijvoorbeeld de burgemeester, een wethouder of een raadslid zijn. In de VNG-statuten staat dat het aantal stemmen dat de vertegenwoordiger uitbrengt per gemeente kan verschillen. Voor gemeenten met 75.000 inwoners of meer zijn dat namelijk 75 stemmen, terwijl dat voor gemeenten met een lager inwonertal net zoveel stemmen zijn als ze duizendtallen aan inwoners hebben. Zo brengt de vertegenwoordiger van een gemeente met 30.000 inwoners 30 stemmen uit en die van een gemeente met 50.000 inwoners 50 stemmen.

MEER GELD Op de agenda van de ALV van morgen wordt o.a. gestemd over motie 3b. Deze motie is genaamd: Gemeenten hebben acuut meer structureel geld nodig. Meer geld is o.a. nodig voor jeugdzorg. Daaraan schortte het al vóór de Corona, maar nu lopen de tekorten helemaal uit de hand. Daarom wordt het VNG-bestuur in de motie opgeroepen om tot actie over te gaan als het Rijk niet gauw met (veel) meer geld over de brug komt. Bij die acties gaat het bijvoorbeeld om voorbereiding van juridische acties en opschorting van overleggen met de rijksoverheid. Wellicht doet de VNG straks dus niet meer mee!

BESLUITEN De motie is ingediend door Zoetermeer. Deze Zuid-Hollandse gemeente heeft 125.000 inwoners. Haar officiële vertegenwoordiger brengt dus 75 stemmen uit, net als medeondertekenaar Lelystad (79.000 inwoners). Enkele andere medeondertekenaars zijn Vijfheerenlanden (57.000 inwoners) met 57 stemmen, Maassluis (33.000 inwoners) met 33 stemmen en Blaricum (11.000 inwoners) met 11 stemmen. Het aantal stemmen is bij benadering, want voor de inwonertallen is 1 januari 2019 de peildatum, terwijl de hier gehanteerde inwonertallen van recentere of vroegere datum kunnen zijn. In beginsel worden besluiten zoals het al dan niet aannemen van een motie genomen met een gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige gemeenten, dus de helft plus een. Het maakt daarbij niet uit hoeveel gemeenten aanwezig zijn, maar afwezige gemeenten mogen geen andere gemeente machtigen om namens haar te stemmen.

RAADSLEDEN, wethouders en burgemeesters die niet de officiële vertegenwoordiger van hun gemeente zijn, mogen op grond van de VNG-statuten wél aanwezig zijn in de ALV én er het woord voeren. Dat kan bijvoorbeeld zinvol zijn voor raadsleden die het niet eens zijn met wat de officiële vertegenwoordiger van zijn gemeente in de vergadering zegt en stemt.

STIEFMOEDER Het bestuur van de VNG wordt op grond van de statuten benoemd door de ALV. Weliswaar draagt een adviescommissie kandidaten voor, maar dit is geen bindende voordracht. Alleen burgemeesters, wethouders, raadsleden, raadgriffiers en secretarissen mogen bestuurslid worden. Het bestuur van de VNG bestaat momenteel uit 24 personen. Voorzitter is Jan van Zanen, burgemeester van Den Haag. Vicevoorzitter is Hubert Bruls, burgemeester van Nijmegen en in Coronatijd landelijk bekend geworden als voorzitter van het Veiligheidsberaad (club van voorzitters van de 25 Veiligheidsregio’s). Van de resterende 22 bestuursleden van de VNG zijn er drie raadslid, één secretaris en één griffier. De overige 17 bestuursleden zijn burgemeester of wethouder, onderling zo goed als fiftyfifty verdeeld. Op grond van de statuten moeten er minstens drie raadsleden, drie wethouders en drie burgemeesters in het bestuur zitten. Raadsleden zijn in het huidige bestuur dus nogal stiefmoederlijk bedeeld.

(Mr. Leon)

Maakt de Verenigde Vergadering het parlement sterker?

VRIJDAG 18 SEPTEMBER 2020 Afgelopen dinsdag was het Prinsjesdag. Elk jaar is er op de derde dinsdag van september de Verenigde Vergadering van het parlement. Op die dag wordt het parlementaire jaar geopend. Wat is de Verenigde Vergadering, en maakt die vergadering het parlement ook sterker?

TROONREDE De koning geeft elk jaar op Prinsjesdag een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid. Dit heet de Troonrede. Hij spreekt de Troonrede uit namens de regering. Hij doet dat in een vergadering waaraan alle Tweede Kamerleden en alle Eerste Kamerleden deel kunnen nemen. Dat is de Verenigde Vergadering. In die vergadering worden de Tweede Kamer en de Eerste Kamer als één beschouwd. Die ene kamer bestaat dan dus uit 225 Kamerleden, namelijk uit 150 Tweede Kamerleden en 75 Eerste Kamerleden. Tenminste, als alle Kamerleden present zijn. Normaliter zijn er bij de Troonrede ook nog bijna 800 (genodigde) gasten aanwezig. Vanwege corona zijn dat er dit jaar slechts enkele tientallen. De rede wordt normaliter in de Ridderzaal uitgesproken, maar dit jaar gebeurde dat in de (veel grotere) Grote Kerk in Den Haag.

BERAADSLAGEN EN BESLUITEN De Troonrede is niet de enige gebeurtenis die in de Verenigde Vergadering plaatsvindt. De Verenigde Vergadering wordt bijeengeroepen als de voorzitter dat nodig vindt of als minstens elf Kamerleden daar om vragen. Voorzitter is de voorzitter van de Eerste Kamer; dat is Jan Anthonie Bruijn. De Troonrede is voor de Kamerleden alleen een kwestie van luisteren. In de Verenigde Vergadering kúnnen echter ook debatten plaatsvinden, besluiten worden genomen en wetten worden vastgesteld. Zowel Kamerleden als ministers en staatssecretarissen mogen aan die debatten deelnemen. Voor de totstandkoming van besluiten en wetten is geen toestemming nodig van de Tweede Kamer of van de Eerste Kamer afzónderlijk. Debatteren, besluiten nemen en wetten vaststellen is echter alleen over bepaalde onderwerpen voorbehouden aan de Verenigde Vergadering. In de Grondwet staat welke onderwerpen dat zijn.

DECLARATION OF WAR Welke onderwerpen zijn dat zoal? Oorlogsverklaringen en de beëindiging daarvan. De noodtoestand die de regering heeft afgekondigd (wel of niet) laten voortduren. Diverse onderwerpen die met de koning en de monarchie te maken hebben, zoals toestemming geven voor het huwelijk van de koning. Het gaat dus om vrij uitzonderlijke onderwerpen.

107/225 Hoeveel stemmen zijn er nodig voor het nemen van besluiten en de totstandkoming van een wet in de Verenigde Vergadering? In de regel is daarvoor een gewone meerderheid voldoende, dat wil zeggen: de helft plus één van de aanwezigen. Als alle Kamerleden aanwezig zijn, dan is dit de helft plus een van 225, dat zijn 113 stemmen. Daarvoor zijn alle stemmen van Eerste Kamerleden tezamen dus niet voldoende, want dat zijn er slechts 75. Daarentegen zijn de stemmen van alle Tweede Kamerleden meer dan voldoende, want dat zijn er 150. Nu is het in de politieke praktijk niet zo dat alle Tweede Kamerleden anders stemmen dan alle Eerste Kamerleden. Wel kan het voorkomen dat de meerderheid van de Tweede Kamerleden anders stemt dan de meerderheid van de Eerste Kamerleden. Bijvoorbeeld omdat de politieke samenstelling van beide Kamers verschilt. De gewone meerderheid van alleen de Tweede Kamerleden is uiteraard nog geen meerderheid in de Verenigde Vergadering. VVD, D66, CDA en ChristenUnie zijn de huidige coalitiepartijen: zij steunen de huidige regering en de ministers en staatssecretarissen zijn lid van deze partijen. In de Tweede Kamer hebben zij 75 zetels, net één te weinig voor de meerderheid. In de Verenigde Vergadering bezetten zij 107 zetels, 6 zetels te weinig voor een meerderheid. De huidige regering moet dus voor het maken van de door haar gewenste wetten en besluiten in de Verenigde Vergadering op zoek naar 6 stemmen van 118 andere Kamerleden in de Verenigde Vergadering.

32/75 Dat is misschien geen sinecure, maar wél minder moeilijk dan de steun die ze bij andere Kamerleden in de Eerste Kamer moet zien te vinden. Daarin heeft de huidige coalitie 32 zetels. Voor een meerderheid zijn hier 38 stemmen nodig. Ook hier moet de regering dus op zoek naar 6 stemmen van een andere fractie, maar dat zijn dan 6 van 43 andere (Eerste) Kamerleden. Puur getalsmatig is dat (veel) moeilijker dan het vinden van 6 stemmen bij 118 andere Kamerleden. Voor de (meerderheid in de) Tweede Kamer en voor de regering kan een Verenigde Vergadering dus gunstig uitpakken.

GRONDWETSHERZIENINGEN Zoals hierboven bleek mag er tot nu toe alleen over uitzonderlijke onderwerpen worden gesproken en besloten in de Verenigde Vergadering. Het kabinet Rutte-III wil dat veranderen. Ze heeft bij de Tweede Kamer namelijk een voorstel ingediend om de Verenigde Vergadering een belangrijke rol te geven bij elke herziening van de Grondwet. Nu speelt de Verenigde Vergadering geen enkele rol bij grondwetswijzigingen. Het is nu namelijk zo dat beide Kamers afzonderlijk toestemming moeten geven voor een herziening van de Grondwet. Hoe gaat die afzonderlijke toestemming in zijn werk? Beide Kamers moeten twee keer akkoord gaan met een herziening. De eerste keer gebeurt dat met een gewone meerderheid, dus de helft plus één. De tweede keer met een twee derde meerderheid. In de Grondwet wordt trouwens niet van eerste keer en tweede keer gesproken, maar van eerste lezing en tweede lezing. Tussen beide lezingen worden er Tweede Kamerverkiezingen gehouden. Het is dus altijd een nieuwe Tweede Kamer die bij de tweede lezing toestemming geeft. De Eerste Kamer is in beginsel ongewijzigd. Zoals gezegd is het wél zo dat bij de tweede lezing beide Kamers met een twee derde meerderheid toestemming moeten geven. Als alle Kamerleden present zijn, zijn dat er in Tweede Kamer 100 en in de Eerste Kamer 50.

26 EERSTE KAMERLEDEN Vooral die twee derde meerderheid in de Eerste Kamer vindt de regering zeer onwenselijk. Ten eerste omdat daardoor ‘’een beperkte minderheid van de Eerste Kamer’’ – namelijk 26 van de 75 Kamerleden – een herziening van de Grondwet kan tegenhouden die wél kan rekenen op de steun van ‘’een grote meerderheid van de Tweede Kamer’’, namelijk minstens 100 van de 150 Kamerleden. Ten tweede omdat de Eerste Kamer minder representatief is en minder democratische legitimatie heeft voor wat betreft de grondwetsherziening, want de kiezers hebben de grondwetswijziging kúnnen laten meewegen bij het uitbrengen van hun stem bij de tussenliggende Tweede Kamerverkiezingen. Om aan die onwenselijke situatie een einde te maken, stelt de regering voor om de tweede lezing in een Verenigde Vergadering te houden in plaats van in afzonderlijke vergaderingen voor Tweede en Eerste Kamer. De eis van een twee derde meerderheid blijft staan. Zodoende moeten in het regeringsvoorstel minstens 150 van de 225 Kamerleden toestemming geven. Met andere woorden: 76 Kamerleden zijn nodig om een herziening van de Grondwet tegen te houden in de tweede lezing. Stel dat er voor een bepaalde grondwetsherziening 26 tegenstemmers zijn onder de Eerste Kamerleden. In het voorstel is dat onvoldoende om de grondwetsherziening tegen te houden. Dat kan straks alleen nog maar als er bovendien minstens 50 tegenstemmers onder de Tweede Kamerleden zijn. De Raad van State gaf een negatief advies over het voorstel van de regering.

UNITED WE STAND? Maakt een Verenigde Vergadering het parlement sterker? In zoverre wel, dat de Tweede Kamer er sterker van wordt; in zoverre niet, dat de Eerste Kamer er zwakker van wordt. In zoverre ook daarom niet, dat de coalitiepartijen – en daarmee de regering – er sterker van worden en oppositiepartijen zwakker.

(Mr. Leon)

Wetsvoorstel Coronawet: wat kan de burgemeester doen voor een minder streng beleid?

DONDERDAG 10 SEPTEMBER 2020 In de Tweede Kamer is deze week een begin gemaakt met de behandeling van de Coronawet, officieel geheten Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat de bestrijding van de epidemie landelijk beleid vergt. Dat is nieuw, want tot nu toe was het uitgangspunt regionaal beleid, namelijk via de noodverordening van de voorzitter van de veiligheidsregio. Nederland telt 25 veiligheidsregio’s en elke voorzitter mag zijn eigen noodverordening maken. Welke mogelijkheden krijgen de voorzitter en de burgemeester in het wetsvoorstel om dit landelijke beleid te verzachten?

BURGEMEESTER Tot nu toe was het zo dat de burgemeester geen bijzondere bevoegdheden heeft tijdens de coronacrisis. Zijn bevoegdheid om bij een crisis een noodverordening te maken gaat op grond van de Wet op de veiligheidsregio’s namelijk automatisch naar de voorzitter van de veiligheidsregio. In het wetsvoorstel wordt dit anders geregeld. Daarin staat namelijk dat de minister kán besluiten om die bevoegdheid soms aan de voorzitter van de veiligheidsregio over te dragen. Als hij dat niet besluit, blijft de bevoegdheid bij de burgemeester. Bovendien kan hij per burgemeester een ander besluit nemen, zodat de bevoegdheid door de ene burgemeester wordt behouden en door de andere burgemeester wordt verloren.

MINISTER Tot nu toe waren alle 25 noodverordeningen echter vrijwel gelijk. Dat is natuurlijk geen toeval. De voorzitters hebben dat met elkaar en met de minister afgestemd, zodat er feitelijk toch sprake was van landelijk beleid. Wel is het zo dat dit is gebeurd op vrijwillige basis. Vrijwillig in de zin van staatsrechtelijk vrijwillig. In het wetsvoorstel staat dat het landelijke beleid straks wordt opgenomen in een ministeriële regeling, nadat het in de ministerraad is besproken. Landelijk beleid betekent hier niet dat in alle gemeenten hetzelfde beleid gaat gelden. In de ministeriële regeling mag aan de ene gemeente een ander beleid worden opgelegd dan aan de andere gemeente. De minister mag zelfs aan het ene deel van een gemeente ander beleid opleggen dan aan het andere deel.

ONTHEFFINGEN De burgemeester – of de voorzitter van de veiligheidsregio als hij die bevoegdheid van de minister heeft gekregen – krijgt in het wetsvoorstel de bevoegdheid om ontheffingen te verlenen van het landelijk beleid dat aan zijn gemeente is opgelegd. Dat geldt niet voor al het landelijk coronabeleid. Het geldt bijvoorbeeld niet voor de anderhalve meter maatregel. De ontheffingen maken lokaal maatwerk bij de uitvoering van landelijk beleid mogelijk. Een ontheffing is een beschikking. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden en voorschriften worden verbonden.

GGD Voor een ontheffing zal de burgemeester steeds een belangenafweging moeten maken. Daarbij moet hij in elk geval ook de grondrechten betrekken die zijn beperkt door het landelijk beleid. Ontheffingen mogen alleen in bijzondere omstandigheden worden verleend. De burgemeester mag nimmer ontheffing verlenen als het belang van de coronabestrijding zich daartegen verzet. Daarom moet hij altijd vooraf advies vragen aan de GGD. Hij mag dit advies vervolgens echter naast zich neerleggen.

GEMEENTERAAD De burgemeester moet zich voor zijn besluiten verantwoorden aan de gemeenteraad. Niet alleen voor de verleende ontheffingen en de voorwaarden en voorschriften waaronder hij ze verleende, maar ook voor de geweigerde ontheffingen en de daarvoor gegeven motivering. Hij mag ook beleidsregels uitvaardigen waarin bijvoorbeeld staat in welke omstandigheden hij wel of geen ontheffing gaat verlenen. Ook daarover moet hij zich verantwoorden aan de raad. Dit alles maakt een lokaal debat mogelijk, bijvoorbeeld over de vraag waarom in het ene geval wel ontheffing wordt verleend en in het andere geval niet.

BRUILOFT De minister kan aan de gemeente een groepsverbod opleggen. Dat kan voor een enkele plaats in de gemeente of voor de hele gemeente (met uitzondering van woningen). De minister bepaalt daarbij vanaf hoeveel personen sprake is van een groep. Mensen die bij elkaar staan, vormen niet altijd een groep: zo vormen mensen die met elkaar bij een bus- of tramhalte wachten geen groep. De burgemeester kan besluiten om bijvoorbeeld ontheffing te verlenen voor bruiloften. Maar: de anderhalve meter blijft van kracht. Ook als de bruiloftsgasten op een bordes staan!

CAFÉS De minister kan publieke plaatsen aanwijzen waar het publiek niet meer mag komen, zoals alle of sommige horeca, winkels, dierentuinen, bioscopen, musea en recreatiegebieden. De burgemeester kan een gedupeerde exploitant hiervan ontheffing verlenen zodat hij zijn restaurant enzovoorts toch mag openstellen voor publiek, al dan niet onder voorwaarden en voorschriften.

WEDSTRIJDEN De minister kan evenementen aanwijzen die niet meer mogen worden georganiseerd of die alleen onder bepaalde voorwaarden – zoals met een maximumaantal deelnemers – gehouden mogen worden. Evenementen zijn bijvoorbeeld markten, discotheken en sportwedstrijden. De burgemeester kan ontheffing verlenen van voorwaarde of van verbod. Hij kan bijvoorbeeld ontheffing verlenen aan de organisator van de wekelijkse markt in het centrum of aan voetbalclub X voor haar zaterdagse amateurwedstrijden.

WET PUBLIEKE GEZONDHEID De voorgestelde wettekst die nu bij de Tweede Kamer ligt zal worden opgenomen in de Wet publieke gezondheid. Aan die wet wordt daarvoor een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Dat hoofdstuk heet Tijdelijke bepalingen bestrijding epidemie COVID-19. De Raad van State adviseerde om een geheel n De voorgestelde wettekst vervalt na een half jaar; de regering kan besluiten om er nog drie maanden aan toe te voegen. Daarom adviseerde de Raad van State om de wettekst in een aparte wet op te nemen, maar de regering heeft dit advies niet overgenomen.

(Mr. Leon)

OVSE wil Belarus (Wit-Rusland) helpen. Wat is de OVSE?

VRIJDAG 4 SEPTEMBER 2020 Afgelopen vrijdag heeft de voorzitter van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa aan Belarus (Wit-Rusland) hulp aangeboden, mits de mensenrechtensituatie in het land op de korte termijn wordt verbeterd. Wat is dit voor organisatie?

VERKIEZINGSUITSLAG Eerst even iets over de situatie in Wit-Rusland. Begin augustus waren er presidentsverkiezingen in Belarus. Volgens de officiële uitslag heeft zittend president Alexandr Loekasjenko gewonnen. Die uitslag wordt echter betwist. Sindsdien vinden er op grote schaal demonstraties plaats. De autoriteiten reageren daarop met veel geweld. Demonstranten worden gearresteerd, gemarteld en gedood.

CVSE De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa is in de jaren zeventig van de vorige eeuw opgericht (in de Helsinki Akkoorden). Het was in de eerste jaren nog geen echte organisatie, maar slechts een conferentie. Tot midden jaren negentig heette het daarom Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Met de ondertekening van o.a. de Charter of Paris for a New Europe en de Helsinki Document Challenges of Change kreeg het meer structuur en werd het een organisatie. Er is echter nooit een echt verdrag gesloten.

OVSE is de Nederlandse afkorting voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Nederlands is echter geen officiële werktaal van de OVSE. Engels is dat wel, en de (officiële) Engelse naam is Organization for Security and Co-operation in Europe, afgekort tot OSCE. Inmiddels zijn er 57 landen lid van, waarvan Nederland er een is. Alle EU-landen zijn lid net als bijvoorbeeld Rusland, Turkije, Albanië, Oekraïne, Verenigde Staten en Canada. En Belarus. Belarus grenst zowel aan Rusland als aan de Europese Unie, namelijk aan Litouwen, Letland en Polen.

TOPPEN De OVSE bestaat uit verschillende organen, de Formal Bodies. Hoogste orgaan zijn de bijeenkomsten van staatshoofden of regeringsleiders, de Toppen (Summits). Een van de lidstaten treedt dan op als gastland. Welke dat is, kan per keer verschillen. Echte toppen waren er maar af en toe. In de jaren negentig werden er vijf gehouden, o.a. in 1996 in Portugal en in 1999 in Turkije. In de afgelopen twintig jaar was er tot nog toe nog maar één, in Kazachstan in 2010. Een Top duurt in de regel hooguit twee dagen.

MINISTERRAAD Het tweede orgaan is de Ministerraad, de Ministerial Council. Hij bestaat uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten. Het is de regering van de OVSE tussen de Toppen, de central decision-making and governing body of the OSCE between Summits. De Ministerraad voert bijvoorbeeld de besluiten uit die op de toppen zijn genomen. Hij komt minstens eens per jaar bijeen, veel vaker dus dan de Toppen. Ook een raad duurt in de regel hooguit twee dagen. En ook zijn bijeenkomsten worden steeds in een andere lidstaat gehouden. Dit jaar is dat Albanië. Voorzitter is altijd de minister van het gastland; hij is voorzitter voor een heel kalenderjaar. Vorig jaar was dat Slowakije. Nederland was het in 2003. De Ministerraad kwam toen bijeen in Maastricht. Het grootste deel van dat jaar was Jaap de Hoop Scheffer minister van Buitenlandse Zaken, en dus voorzitter van de Ministerraad. Op de agenda van de Ministerraad stonden toen o.a. de regionale conflicten in Georgië en Moldavië. Nu is Albanië gastland. De Albanese minister is Edi Rama; hij is tevens de premier van het land.

PERMANENTE RAAD Het derde orgaan is de Permanente Raad, de Permanent Council. Het is de regering tussen de bijeenkomsten van de Ministerraad, the principal decision-making body for regular political consultations and for governing the day-to-day operational work. Ook voert het zowel besluiten van de Ministerraad als van de Toppen uit. De Permanente Raad bestaat uit zogenaamde ambassadeurs, Ambassadors. Elk land wijst een eigen ambassadeur aan. De voorzitter van de Ministerraad coördineert ook de Permanente Raad, co-ordination of and consultation on current OSCE business. De Permanente Raad komt wekelijks bijeen in Wenen. De OVSE heeft meer dan deze drie organen.

BESLUITVORMING Geen bijeenkomst zonder agenda. De agenda’s voor een Top, voor de Ministerraad en voor de Permanente Raad worden opgesteld door de Voorzitter. De Top en de Ministerraad kunnen besluiten om zijn voorstel niet (helemaal) over te nemen. Vervolgens kunnen op alle bijeenkomsten besluiten worden genomen waaraan de lidstaten zijn gebonden. Dat zijn geen meerderheidsbesluiten. Besluiten worden namelijk alleen unaniem genomen. Dus heeft op een Top ieder staatshoofd of regeringsleider, in de Ministerraad elke minister en in de Permanente Raad iedere ambassadeur vetorecht. Volgens de Rules of Procedure is het zo dat wie het niet eens is met een voorgesteld besluit, zijn bezwaar kenbaar moet maken; wie dat nalaat, wordt geacht in te stemmen; ook wie afwezig is, wordt geacht in te stemmen.

OVSE-HULP? De OVSE-hulp die de voorzitter van de Ministerraad afgelopen vrijdag in een toespraak in de Permanente Raad aanbood aan de autoriteiten van lidstaat Belarus, heeft o.a. de steun van de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken, Ann Linde. Dat is belangrijk, want Zweden is over vier maanden de nieuwe voorzitter. Gaan de Wit-Russische autoriteiten gebruik maken van het aanbod? Vandaag staat in de krant dat er vergaande plannen zijn voor de vorming van een uniestaat tussen Belarus en Rusland; waarschijnlijk vindt ondertekening van het integratieakkoord al binnen een week plaats. Het lijkt daarom niet aannemelijk dat van het OVSE-aanbod gebruik zal worden gemaakt.

(Mr. Leon)

Amsterdamse mondkapjesplicht mag van de rechter. Wat zijn de redenen?

VRIJDAG 28 AUGUSTUS 2020 Vorige week woensdag heeft de Amsterdamse rechter uitspraak gedaan in een kort geding waarin wordt geëist om de mondkapjesplicht in de Amsterdamse binnenstad buiten werking te stellen, omdat het in strijd zou zijn met het privacygrondrecht. De rechter heeft de eis afgewezen. Welke redenen geeft de rechter voor zijn afwijzing? En waarop zijn die redenen gebaseerd?

PRIVACYGRONDRECHT Het privacygrondrecht staat in artikel 10 van de Grondwet: Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

BEPERKING De Amsterdamse rechter stelt vast dat het dragen van een mondkapje ongemak of ongenoegen geeft, omdat het als hinderlijk of zelfs schadelijk kan worden ervaren en dit ertoe kan leiden dat sommigen de plaatsen waar een mondkapjesplicht mijden. Dat is volgens de rechter een beperking op of inbreuk van het privacy grondrecht. Niet elke beperking op dit grondrecht is ongeoorloofd. De Amsterdamse rechter oordeelt dat de mondkapjesplicht een geoorloofde inbreuk is. Hoe komt hij tot dit oordeel?

EPIDEMIE IN AMSTERDAM Ten eerste stelt de rechter vast dat er al een tijdje een epidemie heerst. Bovendien is het aantal besmettingen in ons land weer aan het stijgen is, en stijgt het in Amsterdam (veel) harder dan gemiddeld. De gemeente Amsterdam mag (en moet) dus ingrijpen, bijvoorbeeld door het nemen van maatregelen die bijdragen aan handhaving van de anderhalve meter afstand maatregel op drukke plaatsen in de stad.

GEEN ALTERNATIEF Niet elke maatregel is volgens de rechter echter geoorloofd. Alleen noodzakelijke maatregelen zijn geoorloofd. Een noodzakelijke maatregel moet aan twee voorwaarden voldoen. De eerste voorwaarde is dat een minder ingrijpende maatregel niet voorhanden is of niet toereikend is. Dat is het beginsel van de subsidiariteit. De rechter stelt vast dat eerdere minder ingrijpende maatregelen onvoldoende waren om de anderhalve meter te handhaven, en oordeelt daarom dat de mondkapjesplicht aan de eerste voorwaarde voldoet.

GERINGE INBREUK De tweede voorwaarde is dat de genomen maatregel niet ingrijpender is dan in de gegeven situatie is vereist om het gevaar te beperken. Dat is het beginsel van de proportionaliteit. De rechter voert de volgende redenen aan om te concluderen dat ook aan deze voorwaarde is voldaan. Ten eerste: een mondkapje is slechts een geringe beperking van het privacygrondrecht.

PLAATSELIJK EN VAN KORTE DUUR Ten tweede: de verplichting wordt maar voor enkele plaatsen en enkele weken opgelegd.

NIET ONGEZOND Ten derde: gezondheidsschade door het dragen van een mondkapje is niet aannemelijk, en bovendien is ontheffing om medische redenen mogelijk.

GEOORLOOFDE BEPERKING? Tot zover de redenen die de Amsterdamse rechter geeft om de mondkapjesplicht in werking te laten. Wat is de juridische basis voor zijn redenen? Hij gaat ervan uit dat per noodverordening van de voorzitter van de veiligheidsregio grondrechten zoals het privacygrondrecht in artikel 10 van de Grondwet beperkt mogen worden. Hierover wordt echter heel verschillend gedacht in staatsrechtelijke kringen. Het is dus nog maar de vraag of dit een juist uitgangspunt is. De rechter is zich hiervan ook bewust. Hij verwijst voor zijn uitgangspunt o.a. naar een uitspraak van de Haagse rechter van eind vorige maand waarin werd geoordeeld dat noodverordeningen voldoende basis zijn voor coronamaatregelen, o.a. omdat deze maatregelen conform de adviezen van het Outbreak Management Team zijn. Mondkapjesplicht in Amsterdam bestond toen nog niet. Volgens mij is deze uitspraak hier niet relevant, omdat de Haagse rechter niet aan artikel 10 van de Grondwet toetste maar aan het privacyrecht in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Niemand in staatsrechtelijke kringen twijfelt eraan dat dit verdragsartikel ook per noodverordening beperkt mag worden. De Amsterdamse rechter toetst aan artikel 10 van de Grondwet.

REDELIJKE UITLEG Waarop had de Amsterdamse rechter dán zijn redenen moeten baseren? Bijvoorbeeld op redelijke uitleg van grondrechten. Een grondrecht zoals het privacygrondrecht van artikel 10 Grondwet moet redelijk worden uitgelegd. Redelijke uitleg van grondrechten wordt in een advies van de Raad van State van mei dit jaar als volgt omschreven: wat in abstracto onder een grondrecht valt, mag in concreto niet altijd en overal worden verricht. In literatuur en rechtspraak worden ook heel andere omschrijvingen gegeven, maar voor dit stukje voldoet de omschrijving van de Raad van State. De Raad geeft als voorbeeld brandveiligheidsvoorschriften en het grondrecht van de godsdienstvrijheid in artikel 6 van de Grondwet. Zulke voorschriften mogen het aantal personen in een religieus gebouw begrenzen, ook al is deze beperking van de godsdienstvrijheid geen beperking die volgens de woorden van het grondrecht zelf geoorloofd is. In beginsel mogen brandveiligheidsvoorschriften de godsdienstvrijheid beperken, mits niet verder dan nodig is voor de brandveiligheid; dat laatste biedt volgens mij ruimte voor de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. De Amsterdamse rechter had zijn redenen juridisch kunnen baseren op redelijke uitleg van het privacygrondrecht in artikel 10 van de Grondwet; ook in dat verband was er ruimte geweest voor de subsidiariteit en proportionaliteit in zijn motivering. Zie ook mijn eerdere blog De Rotterdamse en Amsterdamse mondkapjesplicht en de Grondwet.

(Mr. Leon)