Stembiljet voor de provincie

DONDERDAG 16 MAART 2023 Gisteren konden we o.a. stemmen voor de provincie. Op het stembiljet stonden de partijen en de kandidaten. Om te stemmen hoefden we alleen maar het rondje rood te maken voor onze favoriete kandidaat. Meer lezen was niet nodig. Maar wat staat er eigenlijk allemaal nog meer op een stembiljet?

NUMMER PARTIJ Zowel de kandidaten als de partijen op het stembiljet zijn genummerd. Elke partij heeft een ander nummer. Het staat boven de partijnaam. Dit nummer is niet willekeurig gekozen. Nummer 1 is voor de partij die bij de vorige provinciale verkiezingen de meeste stemmen heeft gekregen. Die vorige verkiezingen waren in 2019. Nummer 2 is voor de partij die toen de op een na meeste stemmen heeft gekregen. En zo voort. In Zuid-Holland heeft Forum voor Democratie nummer 1, want die partij is in 2019 met elf zetels de grootste geworden in deze provincie.

NUMMER BLIJFT Onbelangrijk is dat de fractie in de afgelopen vier jaar zo is gekrompen dat ze niet langer de meeste zetels heeft, doordat fractieleden uit de fractie zijn gestapt en zelfstandig of in een andere fractie zijn verder gegaan. Het nummer van een partij kan per provincie verschillen. Partijen die bij de vorige verkiezingen geen enkele zetel in die provincie hebben gehaald, krijgen de laatste nummers.  

NUMMER KANDIDAAT  Ook de kandidaten van een partij hebben een nummer. De hoogste kandidaat op de lijst – de lijsttrekker – heeft nummer 1. De eerstvolgende op de lijst heeft nummer 2, enzovoorts. Het nummer is belangrijk, want hoe hoger een kandidaat op de lijst staat, des te groter zijn kans op een zetel. Het is de politieke partij die bepaalt welk nummer een kandidaat heeft. Het nummer is niet afhankelijk van hoeveel stemmen een kandidaat bij de vorige verkiezingen heeft gekregen: de partij mag de kandidaat die destijds de meeste stemmen heeft gekregen ergens onderaan de lijst plaatsen. Wij kiezers kunnen de lijstvolgorde echter doorbreken door te stemmen op lager geplaatste kandidaten. Maar het is niet zo dat de kandidaat met de meeste stemmen altijd een zetel krijgt. Voor het doorbreken van de lijstvolgorde is namelijk een minimumaantal voorkeurstemmen nodig, de zogenaamde voorkeurdrempel. Meestal zijn er maar weinig kandidaten die over die drempel gaan.

TOT WEL VIJFTIG Partijen mogen maximaal vijftig kandidaten op hun lijst plaatsen. Bij een aantal partijen is er dan ook een kandidaat met nummer 50. Minder kandidaten mag natuurlijk ook. Er geldt geen minimumaantal.

ZELFS NOG MEER Partijen die bij de vorige verkiezingen zestien of meer zetels hebben gekregen, mogen meer kandidaten op hun lijst plaatsen. Maximaal tachtig. Geen enkele partij heeft dat vier jaar geleden bereikt.

ONCE UPON A TIME De laatste keer dat dit een partij lukte was in 2007, zestien jaar geleden. Het is na gisteren moeilijk voor te stellen, maar dat was volgens Wikipedia het CDA dat zowel in Limburg als in Noord-Brabant achttien zetels haalde. Dat was trouwens geen toevalligheid, want bij de verkiezingen daarvoór (2003) haalde het CDA zelfs in acht provincies zestien zetels of meer. In Noord-Brabant werden toen dertig zetels gescoord! Het CDA was dat jaar trouwens niet de enige partij die boven de vijftien zetels uitkwam. Ook VVD en PvdA haalden in dat jaar in twee respectievelijk zes provincies zestien zetels of meer! Het ziet ernaar dat gisteren BoerBurgerBeweging (BBB) de grens van zestien zetels heeft bereikt, en dat zelfs in meer dan één provincie.    

KIESKRING Per kieskring kan het aantal kandidaten van een partij verschillen. Per kieskring kan een partij ook andere kandidaten hebben. Per kieskring kan het stembiljet er dus anders uitzien. Maar wat is eigenlijk een kieskring? Alleen de grotere provincies hebben meerdere kieskringen. In zo’n provincie worden de kiezers verdeeld over meer dan twee kieskringen. Het hangt van zijn woonplaats af bij welke kieskring een kiezer thuishoort. Zuid-Holland heeft vier kieskringen. Ook Gelderland, Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg hebben er twee of meer. Alle andere provincies hebben er elk maar één. In bijvoorbeeld Groningen, Flevoland en Zeeland vormt de hele provincie dus één kieskring. Daarom ziet het stembiljet er in zo’n provincie overal hetzelfde uit.

NIET  MEEDOEN Politieke partijen hoeven niet in elke kieskring mee te doen. Waar zij niet meedoen, kunnen de kiezers echter niet op hun stemmen, en wordt de kans op een zetel in provinciale staten dus een stuk kleiner. Partijen moeten voor elke provincie waar ze mee willen doen aan een aantal eisen voldoen, zoals de betaling van een waarborgsom. Sommige eisen gelden per kieskring.

HANDTEKENINGEN Zo hebben partijen die bij de vorige verkiezingen geen enkele zetel hebben gehaald ondersteuningshandtekeningen van kiezers nodig. Per kieskring minstens dertig. Anders mag ze in die kieskring niet meedoen. Sommige partijen is dat bij de verkiezingen van gisteren niet gelukt: de Drentse Ouderenpartij (DOP) in Drenthe, Hart voor Vrijheid in Noord-Brabant en Limburg en Jezus Leeft in Zuid-Holland, Noord-Holland, Friesland en Flevoland.

KIESWET Alle bovenstaande regels zijn terug te vinden in de Kieswet.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 14 april of een dag eerder

Waterschapsverkiezingen belangrijker geworden

VRIJDAG 17 FEBRUARI 2023 Over een maand zijn er weer  verkiezingen. Dit keer voor de provincies en de waterschappen. De waterschapsverkiezingen zijn (nog) belangrijker geworden door veranderingen in de samenstelling van het waterschapsbestuur. Wat is veranderd?

ALGEMEEN BESTUUR Het algemeen bestuur van een waterschap kan nu nog bestaan uit vier categorieën vertegenwoordigers: vertegenwoordigers van de ingezetenen, van de bedrijven, van de eigenaren van landbouwgronden en van de eigenaren van natuurterreinen. Het zijn trouwens niet alleen de eigenaren van de landbouwgronden en natuurterreinen die in het algemeen bestuur zijn vertegenwoordigd, maar ook andere bezitters en wie een beperkt hebben. Het algemeen bestuur kan slechts uit deze categorieën vertegenwoordigers bestaan.     

INGEZETENEN Vertegenwoordigers van de ingezetenen worden gekozen door de mensen die in het gebied van het waterschap wonen. Zij worden dus rechtstreeks gekozen. Iedereen die daar woont, is ingezetene. (Vrijwel) iedere meerderjarige ingezetene mag zijn stem uitbrengen. Net als bij Tweede Kamerverkiezingen of gemeenteraadsverkiezingen brengt hij een stem uit door in een stemlokaal op een stembiljet een hokje rood te maken en het biljet vervolgens onder toeziend oog van een lid van het stembureau in een stembus te deponeren. Waterschapsverkiezingen worden elke vier jaar gehouden. 15 maart is de eerstvolgende.

GEBORGDE ZETELS Bij de waterschapsverkiezingen worden alleen de vertegenwoordigers van de ingezetenen gekozen. De waterschapsverkiezingen gaan dus niet over het kiezen van de vertegenwoordigers van de bedrijven, de landbouwgronden en de natuurterreinen. De vertegenwoordigers van die laatste drie categorieën worden ‘gekozen’ door belangenorganisaties. Daarom worden de zetels die deze vertegenwoordigers in het algemeen bestuur bezetten ‘geborgde zetels’ genoemd. De vertegenwoordigers van de bedrijven zijn steeds gekozen door de Kamer van Koophandel. 

MEERDERHEID Ons land telt 21 waterschappen. Elk waterschap heeft een (eigen) algemeen bestuur. Volgens de Waterschapswet moet het aantal bestuursleden tussen 18 en 30 liggen. Elke vertegenwoordiger bezet één zetel. Het aantal zetels voor ingezetenen moet minimaal 10 zijn en maximaal 23; het aantal geborgde zetels  moet 7, 8 of 9 zijn. Verder moet het aantal zetels voor ingezetenen altijd hoger zijn dan het aantal geborgde zetels. In het algemeen bestuur worden besluiten genomen met meerderheid van stemmen; elke vertegenwoordiger heeft één stem. De vertegenwoordigers van de ingezetenen zijn dus in de meerderheid.     

EXIT KvK Na de verkiezingen van 15 maart verandert de samenstelling van het algemeen bestuur. Want dat bestaat dan niet langer uit vertegenwoordigers van de bedrijven die door de Kamer van Koophandel zijn gekozen. Voor bedrijven zijn er dan dus geen geborgde zetels meer.

RUIMERE MEERDERHEID Dat algemeen bestuur zal na de verkiezingen van 15 maart nog wél bestaan uit geborgde zetels voor landbouwgronden en natuurterreinen. Maar ook voor hen gaat er iets veranderen: na de verkiezingen van 15 maart is het aantal geborgde zetels verlaagd voor hun. Dan bezetten zij namelijk nog maar vier zetels: twee voor landbouwgronden en twee voor natuurterreinen. In de praktijk neemt daardoor het aantal zetels voor vertegenwoordigers van ingezetenen toe: dat worden er minimaal 14 en maximaal 26. Dus heeft de categorie ingezetenen na 15 maart een (nog) ruimere meerderheid in het algemeen bestuur.

MODERN? In NRC van afgelopen dinsdag juicht professor Herman Havekes deze ‘moderne’ ontwikkeling toe. Niet iedereen is echter even positief over deze ontwikkeling. Waterschappen zijn anders dan gemeenten en provincies. Daarom horen geborgde zetels misschien bij waterschappen. Misschien zou de modernisering beter kunnen worden gezocht in een transparantere manier waarop de belangenorganisaties de vertegenwoordigers kiezen (zie hierover ook mijn eerder blogs uit 2019: Voor wie zijn de geborgde zetels in de waterschapsbesturen? en geborgde zetels bij de waterschappen). Maar over één ding lijkt iedereen het wél eens: waterschapsverkiezingen zijn (nog) belangrijker geworden.   

MINDERHEID De vertegenwoordigers van de ingezetenen hebben trouwens niet altijd een meerderheid gehad in het algemeen bestuur. Pas sinds vijftien jaar is dat het geval. Pas in 2007 is dat namelijk in de Waterschapswet opgenomen. Vóór 2007 kon het zo zijn dat zij slechts een (kleine) minderheid hadden in het algemeen bestuur. De provincie waarin het waterschap lag bepaalde hoeveel of hoe weinig zetels de categorie vertegenwoordigers van de ingezetenen kregen.

NIHIL Er zijn zelfs tijden geweest dat de ingezetenen geen enkele vertegenwoordiger in het algemeen bestuur hadden. Dat was tot vijftien jaar dáárvoor het geval, in de jaren vóór 1992. Weliswaar hadden sinds eind jaren zestig ‘huishoudelijke vervuilers’ vertegenwoordigers, maar daaronder werd slechts een deel van de (meerderjarige) ingezetenen begrepen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 17 maart

Franse Tweede Kamer buiten spel gezet

VRIJDAG 20 JANUARI 2023 In het afgelopen half jaar heeft de Franse regering de Assemblée nationale (hun Tweede Kamer) geregeld buiten spel gezet bij de behandeling van belangrijke wetsvoorstellen. Wat is daar aan de hand?

REGEL Net als in Nederland kunnen er in Frankrijk geen wetten tot stand komen zonder de medewerking van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Franse Eerste Kamer heet Sénat, de Tweede Kamer is de Assemblée nationale. Zonder hun goedkeuring geen wetten.

UITZONDERING Tenminste, dat is de hoofdregel. Er bestaat namelijk een uitzondering op. Die staat in de derde alinea van artikel 49 van de Franse grondwet (la Constitution). Dat artikel maakt het mogelijk om een wet tot stand te brengen zonder medewerking van de Tweede Kamer. In dat geval wordt de Assemblée nationale dus buiten spel gezet. 

AMENDEMENTEN In de regel kan de Franse Tweede Kamer niet alleen een wetsvoorstel afwijzen, maar ook wijzigen. Een ander woord voor wijzigen is amenderen. Amendementen komen in de plaats van het wetsvoorstel zoals dat door de regering is ingediend. Net als in Nederland wordt hiervan in Frankrijk volop gebruik gemaakt. Zodra de Franse regering echter een beroep doet op artikel 49, komen alle wijzigingen te vervallen en wordt het oorspronkelijke wetsvoorstel geacht te zijn aangenomen door de Assemblée nationale. Vervolgens wordt dat naar de Sénat gestuurd, de Franse Eerste Kamer. In de Sénat mag de regering trouwens geen beroep doen op artikel 49.    

MINDERHEIDSREGERING De regering van president Emmanuel Macron heeft in het afgelopen half jaar geregeld een beroep gedaan op artikel 49. Macron is al bijna zes jaar president. Maar in de eerste vijf jaar heeft zijn regering nimmer een beroep gedaan op dit artikel. Wat is er sinds een half jaar veranderd? In die eerste vijf jaar hadden de regeringspartijen de absolute meerderheid in de Assemblée nationale. Deze Kamer telt 577 leden en de regeringspartijen bezetten toen tot bijna 350 Kamerzetels! Afgelopen zomer waren er  Kamerverkiezingen en toen heeft de regering haar absolute meerderheid verloren. Regeringspartijen Renaissance (voorheen: LREM), Horizons en MoDem bezetten nu nog maar 250 Kamerzetels! Voor de absolute meerderheid zijn er minstens 289 nodig. De regering van president Macron was dus vijf jaar lang een meerderheidsregering, maar is sinds een half jaar minderheidsregering geworden.   

MOTION DE CENSURE Betekent dit nu dat de regering met een beroep op artikel 49 de Assemblée nationale zonder meer tot een tandeloze tijger kan maken? In theorie niet, want de Assemblée nationale kan een motie van wantrouwen aannemen, elke keer dat de regering een beroep doet op artikel 49. Als een motie van wantrouwen wordt aangenomen, dan moet de regering haar ontslag aanbieden en wordt het wetsvoorstel geacht niet te zijn aangenomen. Maar een motie van wantrouwen (motion de censure) kan alleen worden aangenomen als zij door minstens 289 Kamerleden wordt gesteund.   

OPPOSITIE Bijde huidige politieke verhoudingen schijnt dat geen probleem te zijn, omdat 299 Kamerleden zich namelijk officieel hebben laten registreren als oppositie. Dat zijn er tien meer dan nodig voor een motie van wantrouwen. Maar schijn bedriegt hier, want in de praktijk oordeelt de oppositie nogal verdeeld over de wetsvoorstellen van de regering. De linkse oppositiepartijen van NUPES (waartoe LFI) en de populistische partij RN (Marine Le Pen) zijn het over het algemeen oneens met de regeringsvoorstellen. Terwijl de rechtse oppositiepartij LR (ooit geleid door Chirac) het over het algemeen juist eens is met de regeringsvoorstellen. Zonder de stemmen van LR krijgt geen enkele motie van wantrouwen de steun van 289 Kamerleden, ook al is LR de kleinste oppositiepartij. RN en NUPES hebben in het afgelopen half jaar bij zo’n beetje elk van de wetsvoorstellen waarvoor de regering een beroep deed op artikel 49 een motie van wantrouwen ingediend. Zij hebben elkaars moties van wantrouwen ook vaak gesteund. Maar geen enkele keer was er de steun van LR. Die steun was er trouwens vaak wel voor amendementen.

PRESIDENT Na een motie van wantrouwen moet de regering haar ontslag aanbieden aan de president. De president zelf blijft echter in functie; hij is net als de Kamerleden van de Assemblée nationale rechtstreeks door het volk gekozen. De president zal vervolgens een nieuwe premier benoemen en op haar voordracht ook de andere ministers. Momenteel is Elisabeth Borne de premier (Première ministre).  

FINANCE EN FINANCEMENT De regering mag zich ‘alleen’ op artikel 49 beroepen als het gaat om ‘projets de loi de finances’ of ‘projets de loi de financement de la sécurité sociale’. Een projet de loi is een wetsvoorstel van de regering. Onder een projet de loi de finances vallen o.a. de begrotingsvoorstellen.

ZWARTE’ DONDERDAG Begin volgende maand zal de regering het wetsvoorstel voor de pensioenhervorming indienen bij de Assemblée nationale. Dat wetsvoorstel heet projet de loi de financement de la Sécurité sociale rectificatif, afgekort tot PLFSSR. Voor dat wetsvoorstel kan de regering dus een beroep doen op artikel 49. Het wetsvoorstel wil o.a. de pensioenleeftijd verhogen. Van 62 jaar naar 64 jaar. Voor dit wetsvoorstel zijn de politieke verhoudingen extra precair. Sowieso zijn de linkse NUPES partijen tégen net als de populistische RN. De rechtse LR is weliswaar vóór, maar niet onvoorwaardelijk. En dat laatste geldt zelfs voor de regeringspartijen. De regering verwacht dan ook heel wat amendementen. Alleen dat zou al een reden kunnen zijn voor een beroep op artikel 49. Uiteraard er ook veel maatschappelijk verzet. Zo werd er gisteren in heel Frankrijk in zo’n beetje alle sectoren op grote schaal gestaakt en waren er meer dan een miljoen demonstranten in de straten. Dagblad Le Figaro sprak dan van le jeudi noir

ONAANVAARDBAAR VERKLARING De Nederlandse grondwet kent geen bepaling zoals artikel 49. Ons kabinet kan de Tweede Kamer dus niet op deze manier buiten spel zetten. Een Nederlands middel dat in de buurt komt is echter de ‘onaanvaardbaar verklaring’. Het Nederlands kabinet verklaart in dat geval dat de afwijzing van een wetsvoorstel of de aanneming van een amendement voor hem onaanvaardbaar zal zijn en dat het daarom zal aftreden als het wetsvoorstel desondanks wordt afgewezen respectievelijk het amendement wordt aangenomen. Dit middel staat niet in onze grondwet, het is ongeschreven staatsrecht. Het kabinet is trouwens niet verplicht om daadwerkelijk af te treden.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 17 februari

Schengenzone niet voor Roemenië en Bulgarije

VRIJDAG 23 DECEMBER 2022 Kroatië mag toetreden tot de Schengenzone; Roemenië en Bulgarije mogen dat tot hun grote teleurstelling (nog) niet. De landen die de Schengenzone vormen zijn vrijwel dezelfde als de landen die lid zijn van de Europese Unie (EU). Kroatië, Roemenië en Bulgarije zijn al  jaren lid van de Europese Unie. Wat voegt het voor burgers van de EU toe dat een EU-land ook Schengenland is?

IERLAND Bijna alle EU-landen zijn ook Schengenlanden: dat is bij 23 van de 27 het geval. Alleen Ierland is naast de drie hierboven genoemde landen geen Schengenland (en met Cyprus is iets bijzonders aan de hand). Maar landen als Duitsland, Frankrijk, België, Denemarken en Nederland: het zijn allemaal EU-landen én Schengenlanden.Alle Schengenlanden vormen tezamen de Schengenzone.

UNIEBURGERS Burger van de EU is iedereen die de nationaliteit van een EU-land heeft, zie artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Zo zijn Duitsers, Fransen, Belgen, Denen en Nederlanders burgers van de EU. Ook Bulgaren, Kroaten  en Roemenen zijn dat. Zij hebben dus niet alleen het  burgerschap van hun land, maar ook het burgerschap van de EU (het ‘Unieburgerschap’). Kijk maar in je paspoort.

ZWITSERLAND Niet élk Schengenland is trouwens EU-land: Zwitserland, Noorwegen en IJsland zijn geen EU-landen maar wel Schengenlanden. Datzelfde geldt voor de (piepkleine) Zuid-Europese landen Liechtenstein, Monaco, San Marino en Vaticaanstad. Het Verenigd Koninkrijk is geen Schengenland; dat was het ook vóór de Brexit niet.  

VRIJ VERBLIJF Unieburgers hebben het recht om zich vrij te verplaatsen op het grondgebied van EU-landen. Zij zijn dus vrij om hun (eigen) land te verlaten en te reizen naar een ander land. Ze zijn ook vrij om daar te verblijven, zie artikel 20 Werkingsverdrag. Bijvoorbeeld als toerist, om er te werken of om er na hun pensioen te wonen. En dat alles zonder dat ze gediscrimineerd mogen worden omdat ze een andere nationaliteit hebben dan de meeste mensen in hun nieuwe verblijfsland, zie artikel 24 van de Burgerschapsrichtlijn (er zijn enkele uitzonderingen op dit discriminatieverbod).

VRIJ VERKEER VAN PERSONEN Deze reisrechten en verblijfsrechten maken deel uit van het zogenaamde vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie (EU). Het geldt voor alle unieburgers, dus ook voor Roemenen en Bulgaren.   

GEEN PASPOORTCONTROLE Waarom willen Roemenië en Bulgarije dan zo graag óók Schengenland worden? Wat is hiervan de toegevoegde waarde voor Roemenen en Bulgaren? Die toegevoegde waarde is dat tussen Schengenlanden geen personencontrole wordt uitgeoefend, zie artikel 2 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Wie van het ene Schengenland naar het andere Schengenland reist, mag de grens daarvan overschrijden zonder dat hij wordt gecontroleerd, zie artikel 22 van de Schengengrenscode. Aan de grens mag geen personencontrole meer plaatsvinden. Daar staan geen slagbomen en grenswachters meer die vragen om (overlegging van) je paspoort. Automobilisten moeten de grens tussen twee Schengenlanden – een ‘binnengrens’ – zonder meer kunnen passeren.

WEL PASPOORTCONTROLE Bij de grens van EU-landen die geen Schengenland zijn mag die grensbewaking en personencontrole er nog wel zijn. Ook wie vóór de Brexit via België en Frankrijk naar het Verenigd Koninkrijk reed, kon de Belgische en Franse grens zonder meer passeren en daar gewoon doorrijden, maar moest bij de Britse grens in de file staan om zijn paspoort te overleggen. Wie van Roemenië naar buurland Hongarije reist, kan bij de grens te maken krijgen met slagbomen en personencontrole. Wie (straks) van Kroatië naar buurland Hongarije reist, kan daar niet meer mee te maken krijgen.

OPENBARE ORDE Tenminste: hij kan daar in normale situaties niet mee te maken krijgen.Een Schengenland mag namelijk besluiten om zijn personencontrole/paspoortcontrole en grensbewaking weer in te voeren aan de binnengrenzen. Dat is geoorloofd. Maar dan moet er sprake zijn van een ‘ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid’. Bovendien mag het alleen maar tijdelijk gebeuren. Wat hier tijdelijk is, hangt ervan af. Soms is het hooguit tien dagen; soms kan het zes maanden duren. Zie artikelen 26 en volgende van de Schengengrenscode. Er zijn trouwens vergevorderde plannen om het zelfs tot twee jaar te laten duren.

250 Zo’n tijdelijke herinvoering van de personencontrole en grensbewaking aan de binnengrenzen moet altijd een ‘uiterste middel’ zijn. Volgens NRC van 11 november is het echter al zo’n 250 keer gebeurd, in de afgelopen zeven jaar! De landen die dit deden hebben o.a. als redenen opgegeven corona en de oorlog in Oekraïne.

SCHENGEN Waar komt de naam ‘Schengen’ vandaan? Schengen is een dorp van enkele honderden inwoners in het zuidoosten van Luxemburg. Maar daar is in 1985 wel het verdrag gesloten dat ten grondslag ligt aan de opheffing van de grensbewaking en personencontrole/paspoortcontrole aan de binnengrenzen. Dit verdrag is in eerste instantie gesloten tussen slechts vijf landen: Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, België en Nederland. Inmiddels hebben zich er dus veel meer landen bij aangesloten.

(Mr. Leon)

Volgend blog: 20 januari 2023.

Wolf, edelhert en schaap

VRIJDAG 25 NOVEMBER 2022 In NRC stond twee weken geleden dat in de Oostvaardersplassen (Flevoland) zo’n zestienhonderd edelherten mogen worden afgeschoten, omdat er teveel van zijn. In dezelfde krant stond het bericht dat in Drenthe wolven niet mogen worden afgeschoten, ook al hebben deze dieren tientallen schapen en kalveren verwond en gedood. Waar komt dit verschil in behandeling tussen edelhert en wolf vandaan?

VERBOD Volgens de Wet natuurbescherming mag een in het wild levende wolf niet opzettelijk worden gedood. Evenmin mag hij worden gevangen of verstoord. En ook zijn voortplantingsplaats of rustplaats mag niet worden beschadigd of vernield.

VRIJSTELLING Van deze verboden is evenwel ontheffing of vrijstelling mogelijk. De provincie beslist daarover. Daar zijn dan wel strenge voorwaarden aan verbonden. Ten eerste moet zo’n ontheffing of vrijstelling nodig zijn om één van de redenen die in de wet worden genoemd.

SCHUW Zo’n reden is ‘het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang’. Aannemelijk lijkt mij dat bij een wolf die een of meer mensen aanvalt zo’n belang aan de orde is. Van zulke aanvallen in ons land heb ik nog niet gehoord. Het Gelderse provinciebestuur heeft enkele weken geleden ontheffing gegeven om te schieten op een wolf die rondloopt op de Veluwe, omdat deze niet (meer) schuw is voor mensen. Een nieuwe schuwe wolf is gevaarlijk voor mensen. Handhavers mochten daarom van de provincie met een paintballgeweer op dit jonge dier gaan schieten. Zo’n schot doodt de wolf niet, maar zal hem wel afschrikken en daardoor schuwer maken. In een kort geding heeft de rechtbank die ontheffing vorige week woensdag voorlopig geschorst, omdat een raak schot met een paintballgeweer een wolf ook ernstig kan verwonden en dan is er sprake van ‘het opzettelijk verstoren van de wolf’. Definitieve uitspraak wordt volgende week verwacht.

ERNSTIGE SCHADE Andere in de Wet natuurbescherming genoemde redenen voor ontheffing of vrijstelling zijn ‘het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna’ en ‘voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom’. De in Drenthe door wolven aangevallen schapen zijn ‘gehouden’ vee (veehouderij of veeteelt). Maar zou het doden en verwonden van enkele tientallen schapen en runderen door wolven een geval zijn van ‘ernstige schade aan de veehouderijen’? Schapen die niet worden gehouden maar tot de ‘wilde fauna’ behoren, zijn er trouwens ook in ons land. Dat zijn bijvoorbeeld de moeflons die sinds honderd jaar op de Veluwe leven en hier een belangrijke bijdrage leveren aan de biodiversiteit en het afwisselende landschap. Liever gezegd: zij leefden daar. Want op de website van Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe staat dat door de komst van de wolf het aantal moeflons in de laatste paar jaar van enkele honderden is teruggelopen tot ‘zo goed als nihil’. Daarom heeft het park de provincie afgelopen zomer gevraagd om de wolven te mogen vangen of doden. Het verzoek is eergisteren afgewezen, waarbij de provincie zich beriep op de wettelijke bescherming van de wolf. Zou het niet ‘in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna’ zijn om het verdwijnen van de moeflonpopulatie tegen te gaan?

PYRENESE BERGHOND Als dat zou worden aangenomen, dan is dat toch niet genoeg om de wolf te kunnen aanpakken. Er gelden namelijk nog twee andere voorwaarden waaraan een ontheffing of vrijstelling moet voldoen: er mag ‘geen andere bevredigende oplossing bestaan’ en er mag geen ‘afbreuk (worden gedaan) aan het streven naar een gunstige staat van instandhouding van de wolvenpopulatie’. Wat de eerste voorwaarde betreft is het bijvoorbeeld de vraag of wolvenrasters en inzet van Pyrenese berghonden als kuddehond naast bordercollies bevredigende alternatieven vormen. Wat de tweede voorwaarde betreft: die sluit afschot van complete wolvenpopulaties dus sowieso uit.  

STIKSTOF Toch zijn er situaties waarin het vangen en doden van wolven is toegestaan zonder dat aan de drie bovenstaande voorwaarden is voldaan. Volgens de Wet natuurbescherming zijn die voorwaarden namelijk ‘niet van toepassing op handelingen ter uitvoering van een instandhoudingsmaatregel of een passende maatregel’ nodig in Natura 2000-gebieden, zie artikel 3.8. De Veluwe is zo’n gebied; ook in Drenthe komen dit soort gebieden voor. Ik maak hierover twee opmerkingen. Enerzijds dat uit uitspraken van de Raad van State duidelijk is geworden dat Natura 2000-gebieden in elk geval heel harde grenzen kunnen stellen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan menselijke activiteiten waarbij stikstof wordt uitgestoten, zoals verkeer, landbouw en bouwnijverheid. Anderzijds dat de wolf aan zulke gebieden schade toebrengt (moeflons) maar dat hij daaraan ook positieve bijdragen levert (toppredator).  

HABITATRICHTLIJN Natuurlijk hoeft een wet er niet voor de eeuwigheid te zijn. Regering en parlement kunnen hem veranderen en zelfs intrekken. De bescherming die de wolf in de Wet natuurbescherming heeft kan echter niet worden veranderd, omdat die bescherming is voorgeschreven door de EU. In de Habitatrichtlijn van de Europese Unie staat namelijk dat alle landen van de EU (waaronder Nederland) voor de in het wild levende wolf ‘de nodige maatregelen treffen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming’. Daarbij moeten die landen  o.a. ‘een verbod  op het opzettelijk vangen of doden’ instellen, zie artikel 12 van de Habitatrichtlijn en Bijlage IV (p 54). In ons land zijn die verboden in de Wet natuurbescherming opgenomen.

RAAD VAN MINISTERS Natuurlijk is ook de Habitatrichtlijn niet in beton gegoten. De richtlijn kan worden aangepast, bijvoorbeeld door de wolf uit de lijst van ‘strikt beschermde’ diersoorten te schrappen (dat is bijlage IV). Daarmee zou de wolf minder beschermd zijn. Maar dat kan Nederland niet alleen. Daarvoor is medewerking nodig van de Europese Commissie én van de Raad van Ministers. De Raad van Ministers bestaat uit de ministers van alle EU-landen. Elk EU-land stuurt haar eigen minister die over soortenbescherming gaat naar deze Raad van Ministers. Over een aanpassing van bijlage IV besluit de raad overigens niet per gewone meerderheid, maar met versterkte meerderheid. Ik veronderstel dan ook dat er momenteel onvoldoende draagvlak is voor het schrappen van de wolf uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn.   

PAINTBALL Het opzettelijk verstoren van de wolf is in de Europese Habitatrichtlijn vooral tijdens bepaalde perioden verboden, zoals voortplanting en afhankelijkheid van de jongen, zie artikel 12. Het verbod om te verstoren is in de Habitatrichtlijn dus minder vergaand dan het verbod om opzettelijk te doden. Maar in de nationale Wet natuurbescherming gaan beide verboden even ver, zie artikel 3.5. De Wet natuurbescherming kan voor wat betreft het verbod om te verstoren dus worden versoepeld zonder dat aanpassing van (bijlage IV van) de Habitatrichtlijn nodig is. Na die wetsverandering zou gebruik van een paintballgeweer op een wolf dan meestal niet meer zijn verboden. Volgens de hierboven besproken rechtbankuitspraak van vorige week woensdag kwam zo’n gebruik namelijk neer op opzettelijk verstoren van de wolf.

VOS De wolf is niet het enige roofdier dat ‘strikte bescherming’ geniet. Hij is wel de enige hondachtige met deze beschermingsstatus. Zo bezit de vos deze status niet. Andere hier in het wild voorkomende roofdieren met dezelfde strikte bescherming als de wolf zijn de otter en de wilde kat.

EDELHERT Het edelhert op de Oostvaardersplassen leeft daar in het wild. Voor deze dieren geldt dat zij niet de strikte bescherming van de wolf hebben. In de Wet natuurbescherming wordt het edelhert weliswaar beschermd, maar deze bescherming gaat veel minder ver dan die van de wolf. In deze wet mag het edelhert weliswaar net als de wolf niet opzettelijk worden gedood of gevangen, maar anders dan de wolf mag hij bijvoorbeeld wel worden ‘verstoord’. En weliswaar mag het edelhert net als de wolf niet opzettelijk worden gedood of gevangen, maar de provincie mag om veel meer redenen dan bij de wolf ontheffing of vrijstelling verlenen van deze verboden, zie artikel 3.10 Wet natuurbescherming. Bijvoorbeeld ook ‘ter voorkoming van overlast of schade’ en ‘ter beperking van de omvang van de populatie van dieren’. Die laatste reden voert de provincie Flevoland aan voor de afschot van de 1600 edelherten in de Oostvaardersplaatsen. Om een idee te geven van hoe ver de wettelijke bescherming van het edelhert reikt: konijn, haas en ree hebben dezelfde wettelijke bescherming. Edelherten komen trouwens ook op de Veluwe voor.

SCHAPEN Schapen en koeien die worden ‘gehouden’ zijn geen in het wild levende dieren en ontlenen daarom geen enkele bescherming aan de Wet natuurbescherming. Voor hen geldt een andere wet: de Wet dieren. Deze wet geldt voor alle dieren die door mensen worden gehouden. Deze wet geeft geen soortenbescherming, maar schrijft voor hoe mensen dieren moeten behandelen die door hen worden gehouden.  

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 23 december

Gijs van Dijk wil graag terugkeren als PvdA-Kamerlid

VRIJDAG 28 OKTOBER 2022 Gijs van Dijk wil graag terugkeren in de Tweede Kamer, berichtte NRC afgelopen vrijdag. Hij was PvdA-Kamerlid sinds 2017, maar heeft in februari zijn Kamerlidmaatschap opgezegd. Hij wil terugkeren door vertrekkend Kamerlid en partijgenoot Khadija Arib op te volgen. De PvdA lijkt daar niet zo blij mee te zijn. Kan hij haar toch opvolgen?  

DRIEWERF Wie gaat er eigenlijk over de opvolging van mevrouw Arib: de Tweede Kamer, de Kamervoorzitter, de PvdA-fractie of gaat het vertrekkend Kamerlid zelf over haar opvolging? Nee, driewerf nee en nog eens nee!  

PARTIJ? Is het dan de PvdA, de Partij van de Arbeid? Bij Tweede Kamer verkiezingen is het inderdaad zo dat de politieke partijen beslissen wie er op hun kandidatenlijsten komen te staan. En in de praktijk is alleen verkiesbaar wie op zo’n lijst staat. Bij verkiezingen is het dus de politieke partij die beslist wie verkiesbaar is. De partij gaat ook over de volgorde van de kandidaten op de lijst. En hoe hoger een kandidaat op de lijst staat, des te groter is zijn of haar kans om verkozen te worden.

VOORKEURSTEM Maarde kiezer kan deze lijstvolgorde doorbreken. Namelijk door een voorkeurstem uit te brengen. De kandidaat die bij de laatste Tweede Kamer verkiezingen meer dan (ongeveer) 17.500 voorkeurstemmen kreeg, kreeg een hogere plaats op de lijst dan de politieke partij hem of haar had gegeven. Dat gebeurt door het Centraal Stembureau; deze overheidsinstantie verandert de lijstvolgorde op grond van de Kieswet, zie artikel P19. Bij de PvdA hadden vier kandidaten meer dan 17.500 voorkeurstemmen gekregen bij de laatste verkiezingen. Toevallig bezetten deze kandidaten toch al de bovenste vier plaatsen op de kandidatenlijst zoals die door de partij was vastgesteld. Bij de PvdA is de lijstvolgorde er dus niet door veranderd. De heer Van Dijk was niet één van die vier. De Partij van de Arbeid haalde negen zetels zodat de bovenste vier kandidaten sowieso Kamerlid konden worden. De overige vijf zetels waren voor de andere kandidaten.

DE KANDIDATENLIJST De overige vijf zetels die de PvdA heeft gewonnen gaan op grond van de Kieswet naar de eerstvolgende kandidaten op de kandidatenlijst. Dus naar de nummers 5 tot en met 9. Ook zij konden dus Kamerlid worden. De heer Van Dijk stond op nummer 8 van de lijst, en kon dus Kamerlid worden. Hoe hoger een kandidaat is geplaatst op de kandidatenlijst, des te groter is dus zijn of haar kans op een Kamerzetel. Ook al zou kandidaat nummer 25 van de PvdA veel meer voorkeurstemmen hebben gekregen dan de kandidaten nummers 5 tot en met 9, dan nog gaat er geen Kamerzetel naar nummer 25. Kort samengevat: afgezien van de kandidaten die meer dan 17.500 voorkeurstemmen krijgen, is het dus de politieke partij die over de lijstvolgorde bij verkiezingen gaat.

OPNIEUW DIE KANDIDATENLIJST! Maar nu zijn er geen verkiezingen gehouden. Nu is er alleen maar sprake van het tussentijds vertrek van een Kamerlid dat moet worden opgevolgd. Is het ook dan de politieke partij die over de opvolging gaat? Ook dit onderwerp is geregeld in de Kieswet. Daarin staat dat de kandidatenlijst opnieuw beslissend is. Bedoeld is de kandidatenlijst bij de laatste verkiezingen, uiteraard gecorrigeerd voor kandidaten met meer dan 17.500 voorkeurstemmen. In de wet staat namelijk dat dan het Kamerlidmaatschap eerst moet worden aangeboden aan de kandidaat die ‘het hoogst is geplaatst op de lijst waarop degene die moet worden opgevolgd is gekozen’, zie artikel W1 Kieswet. Uiteraard moet dat een kandidaat zijn die momenteel geen Kamerlid is. De hoogst geplaatste kandidaat op de PvdA-lijst die nu geen Kamerlid is, is de heer Van Dijk. Hij kan dus inderdaad opnieuw Kamerlid worden. De PvdA kan zich daar (juridisch) niet tegen verzetten. Trouwens, toen hij in februari stopte is de heer Van Dijk zelf ook opgevolgd, namelijk door de nummer 10 op die lijst: Songül Mutluer. Van Dijk had trouwens al bij het tussentijds vertrek van Lilianne Ploumen in april jl. weer Kamerlid kunnen worden. Toen wilde hij dat niet. Daardoor werd mevrouw Ploumen opgevolgd door de nummer 11 op die lijst: Mohandis Mohammed.

TERUG IN DE PvdA-FRACTIE? Zijn Kamerlidmaatschap betekent niet automatisch dat de heer Van Dijk ook kan terugkeren in de PvdA-fractie, ook al gaat daar volgens het NRC-bericht zijn voorkeur naar uit. In de Kieswet wordt hierover niets geregeld. Aannemelijk is dat de PvdA-fractie daar zelf over gaat. Uit een uitspraak van de Amsterdamse rechter in maart dit jaar over een Volt-Kamerlid dat uit de fractie werd gezet kan worden afgeleid dat de fractie zich daarbij wél aan allerlei voorschriften en regels moet houden. Tegen die uitspraak loopt trouwens een hoger beroep.  

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 25 november

Visum voor Russen

VRIJDAG 30 SEPTEMBER 2022 In de afgelopen weken is in de media uitgebreid bericht dat het voor (gewone) Russen moeilijker is geworden om een visum te krijgen. Wat is eigenlijk een visum? Wat zijn de Nederlandse visumregels? Hoe luiden die regels voor Russen?

TOESTEMMING Een visum is een soort van vergunning dat de regering van een land aan een buitenlander geeft voor een kort durend verblijf of reis in haar land. Een visum van een EU-land staat zo’n verblijf hooguit 90 dagen toe (drie maanden dus), maar de toestemming kan ook voor een kortere duur zijn. Om te controleren dat de visumhouder niet te lang in het land verblijft, wordt bij aankomst een datumstempel in zijn paspoort geplaatst. Men kan ook vragen om een visum voor een niet aaneengesloten periode; met zo’n visum kan de visumhouder meerdere keren in- en uitreizen gedurende die periode.

VISUMPLICHTIG Er zijn buitenlanders die geen visum nodig hebben. Zo hebben de burgers uit de andere EU-landen geen visum nodig voor Nederland of een ander EU-land. EU-landen zijn de 27 landen die de Europese Unie vormen. Ook buiten de EU zijn er landen waarvan de ‘onderdanen’ geen visum nodig hebben voor Nederland (en vrijwel alle andere EU-landen). Zoals Australië, Canada, de VS, Japan, Brazilië en bijvoorbeeld Oekraïne. De lijst met landen wier onderdanen wél een visum nodig hebben – de visumplichtige landen – is trouwens een stuk langer. Dat zijn bijna alle Afrikaanse landen, Turkije, China, Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea, Suriname en bijvoorbeeld Rusland.

VISUM KORT VERBLIJF Zo’n visum heet visum kort verblijf. Een visum is trouwens niet genoeg voor een kort verblijf of reis. De buitenlander moet namelijk ook aan een aantal (andere) voorwaarden voldoen. Tijdens zijn gehele verblijf moet hij bijvoorbeeld een reisverzekering hebben voor medische kosten, over voldoende middelen van bestaan (geld) beschikken en een retourticket hebben (of de terugreis op andere manier zeker gesteld hebben). Ook onderdanen van landen die geen visum nodig hebben, moeten aan deze voorwaarden voldoen. Voor EU-burgers gelden geen voorwaarden; voor hun familieleden gelden andere en gunstigere voorwaarden.

VISUMCODE Regels die over de visumafgifte gaan staan niet in Nederlandse wetten. Dat betekent trouwens niet dat er geen wettelijke regels bestaan die over visumafgifte gaan. Ze bestaan wel, ze staan in EU-wetten. Zoals de Schengengrenscode en de Visumcode. Zulke EU-wetten zijn vastgesteld door de wetgever van de EU; dat is het Europees Parlement en de Raad van Ministers. Het visum kort verblijf wordt ook Schengenvisum genoemd. De regels die over de afgifte van het Schengenvisum gaan zijn dan ook in (vrijwel) alle EU-landen hetzelfde.

TOEPASSEN VISUMCODE Een voorbeeld van zo’n regel is dat een visum wordt geweigerd als de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid (zie artikel 32 Visumcode). Deze regel geldt voor alle EU-landen die over een visumaanvraag beslissen. Dat wil echter nog niet zeggen dat zo’n EU-regel ook overal op dezelfde manier wordt toegepast. Uit berichten van deze week op de websites van Raam-op-Rusland (‘partner van Clingendael en Universiteit Leiden’) en van de NOS leid ik af dat op grond van deze regel de Baltische staten, Polen en Finland sommige Russische visumaanvragen altijd zullen weigeren. Andere EU-lidstaten zullen in zulke gevallen niet zo absoluut weigeren, en passen dan die regel dus anders toe.     

TOERIST Volgens de Visumcode wordt een visum ook geweigerd als het doel van het verblijf niet vooraf is aangetoond met bewijsmiddelen. Dit is ook meteen de meest voorkomende reden voor weigering. Geoorloofde verblijfsdoelen zijn bijvoorbeeld toerisme,bezoek aan familie of vrienden, zaken, medische redenen en studie. De EU heeft met Rusland in 2007 een overeenkomst gesloten waardoor de afgifte van visa aan Russen werd versoepeld. Die versoepeling houdt bijvoorbeeld in dat er lagere eisen worden gesteld aan het bewijs waarmee het verblijfsdoel wordt aangetoond. Deze overeenkomst is op 6 september jl. door de EU ‘volledig opgeschort’. Zoals gezegd doen de Baltische staten, Polen en Finland daar nog een schepje bovenop: zij geven geen visa meer af aan Russen als hun verblijfsdoel toerisme, zaken, cultuur of sport is. Voor andere verblijfsdoelen, zoals bezoek aan familie en studie, gebeurt dat nog wel. Een visumhouder mag in (vrijwel) alle landen van de EU verblijven en reizen (voor zover dat nodig is voor het verblijfsdoel).

AANVRAAG Een visum moet worden aangevraagd. Dat moet gebeuren enkele maanden tot enkele weken voordat men aan de grens wil staan. De aanvraag is (deels) schriftelijk. Bij het consulaat of ambassade van het EU-land waar men (het langst) naar toe wil. In de meeste Afrikaanse landen, Turkije, China, Indonesië, Papoea-Nieuw-Guinea, Suriname en bijvoorbeeld Rusland staat een Nederlandse ambassade. De aanvraag hoeft altijd maar bij één EU-land te worden ingediend. Heel soms kan men zo’n visum ook nog aan de grens aanvragen.

HUMANITAIR In uitzonderingsgevallen kan een visum worden afgegeven op humanitaire gronden. Dan is er sprake van een humanitair visum. Het verblijfsdoel is dan niet aan de orde. Er zijn geen EU-regels voor afgifte of juist weigering van een humanitair visum, behalve hele vage. Daarom mag elk EU-land in de praktijk zelf bepalen wat die redenen zijn. Een EU-land kan daarin dus zijn eigen beleid voeren. De Baltische staten en Finland hebben volgens de berichtgeving op Raam-op-Rusland gezegd dat zij een humanitair visum voor gemobiliseerde Russen niet uitsluiten. Een houder van een humanitair visum mag alleen reizen en verblijven in het EU-land dat hem dat humanitair visum heeft gegeven. Niet ook in andere EU-landen dus. Dat is een verschil met het ‘gewone’ visum.

ASIEL Gemobiliseerde Russen – die zijn opgeroepen voor de oorlog in Oekraïne – kunnen ook asiel aanvragen. De regels voor het afgeven of weigeren van een asielvergunning staan zowel in nationale wetten als in EU-wetten (maar andere dan de Visumcode of Schengengrenscode). Volgens NRC van afgelopen dinsdag hebben de Baltische ministers al laten weten dat zij geen asiel zullen verlenen, terwijl daarentegen bijvoorbeeld de Duitse minister heeft gezegd asielverlening zeker niet uit te sluiten. Maar ja, het motto van de EU is dan ook: In Varietate Concordia.

Mr. Leon

Volgend blog: vrijdag 28 oktober

Mark Rutte: én premier én minister van Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken en Financiën?

VRIJDAG 2 SEPTEMBER 2022 Twee weken geleden was in het nieuws dat de Australische premier tijdens het hoogtepunt van de coronapandemie ook minister van Volksgezondheid, Financiën en Binnenlandse Zaken was, en dat zonder dat de andere ministers dat wisten. Zou dat ook in Nederland mogelijk zijn?

GOVERNOR ‘Down under’ gaat een ministersbenoeming volgens de Australische grondwet als volgt. Een minister wordt benoemd door de Gouverneur-Generaal, zie Section 64 van de Australische grondwet. Hij is de vertegenwoordiger van de koning van het Verenigd Koninkrijk in Australië, die immers ook hun koning is. De benoeming van Britse ministers geschiedt trouwens door de koning zelf.   

MINISTERRAAD In Nederland verloopt de benoeming als volgt. In ons land wordt een minister benoemd door een besluit dat is ondertekend door de koning en de premier, zie artikelen 47 en 48 van de grondwet. Ik beperk me hier verder tot de tussentijdse benoeming van een minister, dus de benoeming van een minister in een zittende regering; dat is ook wat ook in Australië het geval was. Voordat zo’n besluit genomen wordt in Nederland, moet het worden besproken in de ministerraad. Zo staat het tenminste in het Reglement van orde voor de ministerraad, zie artikel 4. Volgens dit reglement mag de premier oftewel minister-president zo’n besluit alleen ondertekenen als de meerderheid van de aanwezige ministers daarmee instemt, zie artikel 11. Daarop bestaat echter één uitzondering: hij mag van het reglement afwijken als dat noodzakelijk is voor de bestrijding van het coronavirus, zie artikel 26a. In die situatie mag hij iemand buiten de ministerraad om tot minister benoemen. Uiteraard mag de Tweede Kamer een minister te allen tijde naar huis sturen, maar haar rol blijft hier verder onbesproken.

GRONDWET Mag de Nederlandse premier – al dan niet met instemming van de ministerraad – een besluit ondertekenen waarin hij zichzelf tot minister benoemt? Wat staat hierover in de grondwet? Volgens artikel 57 van de grondwet kan iemand niet tegelijkertijd premier én Kamerlid zijn (met uitzondering van de demissionaire premier), maar de grondwet sluit niet uit dat een premier tevens een ‘gewone’ minister is. Ik bedoel hier met ‘gewone’ ministers bijvoorbeeld de ministers van Volksgezondheid, van Financiën of van Binnenlandse Zaken. De grondwet sluit het dus niet uit dat de premier bijvoorbeeld ook minister van Binnenlandse Zaken is. Daaruit kan worden afgeleid dat zo’n combinatie van ambten grondwettelijk geoorloofd is. Het is ook voorgekomen, herhaaldelijk zelfs, al was het dan onder oudere versies van de grondwet. Zo was premier Hendrik Colijn in 1925 en 1926 ook minister van Financiën. Premier Louis Beel was twintig jaar later in 1946 en 1947 ook minister van Binnenlandse Zaken en premier Jelle Zijlstra was wederom twintig jaar later in 1966 en 1967 ook minister van Financiën. Zie Wikipedia. Zoals gezegd is volgens het Reglement van orde voor de ministerraad de benoeming van een premier tot minister zelfs buiten de ministerraad om mogelijk, namelijk in het geval dat dit noodzakelijk is voor de bestrijding van het coronavirus.

ALGEMENE ZAKEN Sinds de Tweede Wereldoorlog is trouwens elke premier óók (gewone) minister geweest. Een premier is namelijk tevens minister van Algemene Zaken. Als minister van Algemene Zaken geeft hij leiding aan het ministerie van Algemene Zaken. Dat is een heus ministerie met ambtenaren en diensten, zoals de Rijksvoorlichtingsdienst, al is het allemaal van zeer beperkte omvang.

TWEE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID? In Australië was het niet alleen zo dat de Prime Minister tegelijkertijd óók minister was van Volksgezondheid, Financiën en Binnenlandse Zaken. Hij combineerde al deze ambten terwijl iemand anders ook al minister op deze ministeries was namelijk. Er waren dus twee ministers van Volksgezondheid, van Financiën en van Binnenlandse Zaken. Kan dat ook in Nederland? Mag onze premier ook tot minister worden benoemd op een ministerie waaraan al een minister is verbonden? De minister van Volksgezondheid geeft leiding aan het ministerie van Volksgezondheid (en Welzijn en Sport), de minister van Binnenlandse Zaken geeft leiding aan het ministerie van Binnenlandse Zaken (en Koninkrijksrelaties) en de minister van Financiën geeft leiding aan het ministerie van Financiën. In de grondwet staat dat een ministerie ‘onder leiding van een minister’ staat, zie artikel 44 lid 1. Daaruit kan worden afgeleid dat een ministerie slechts door één minister mag worden geleid. Zo beschouwd laat de grondwet niet toe dat de premier tot minister van Volksgezondheid wordt benoemd, terwijl een ander al minister van Volksgezondheid is.  

INWONEND Het huidige kabinet (Rutte IV) heeft niet alleen ministers die leiding geven aan een ministerie, maar ook ministers die dat niet doen. De grondwet laat dat expliciet toe, zie artikel 44 lid 2. Zo’n minister wordt ook wel minister zonder portefeuille genoemd. Een voorbeeld van een minister zonder portefeuille in Rutte IV is Hugo de Jonge: hij is minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Een minister zonder portefeuille ‘maakt gebruik’ van een deel van de ambtenaren, budgetten, huisvesting enzovoorts van een ministerie waaraan een andere minister leiding geeft. Men zegt daarom dat hij ‘inwoont’ bij die andere minister. Zo woont De Jonge in bij de minister van Binnenlandse Zaken. De minister van Binnenlandse Zaken is Hanke Bruins Slot. Het ministerie van Binnenlandse Zaken staat uitsluitend onder haar leiding, hoewel er dus twee ministers zijn verbonden aan dit ministerie. Ook de premier kan worden benoemd tot een minister zonder portefeuille die (voor wat betreft dit ministerschap) inwoont bij een andere minister. Hij zou bijvoorbeeld tot minister voor Coronazaken kunnen worden benoemd en in die hoedanigheid inwonen bij de minister van Volksgezondheid (Welzijn en Sport), Ernst Kuipers.

GOVERNOR Nog even terug naar de Australische Gouverneur-Generaal. Deze functionaris lijkt op de gouverneurs van de Caribische landen van het Nederlandse koninkrijk. Dat zijn de eilanden Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Ook hier wordt de koning vertegenwoordigd door een gouverneur. Zo worden de ministers volgens de grondwet van Sint-Maarten benoemd door een besluit dat is ondertekend door de gouverneur en de minister-president van het eiland, zie Article 40.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 30 september

Motie van wantrouwen voor Franse regering

VRIJDAG 5 AUGUSTUS 2022 In de Tweede Kamer van Frankrijk is op 11 juli gestemd over een motie van wantrouwen tegen de regering (motion de censure). Wie heeft het in die Tweede Kamer voor het zeggen en hoe gaat een Franse motie van wantrouwen in haar werk?

MINDERHEIDSREGERING De regering van Frankrijk is sinds de verkiezingen van afgelopen juni een minderheidsregering. Ze kan dus niet steunen op een meerderheid in de Tweede Kamer, Assemblée nationale geheten. De oppositie vormt nu de meerderheid daarin. Die oppositie bestaat uit zowel linkse partijen als rechtse partijen. Linkse oppositiepartijen zijn de LFI van Jean-Luc Mélenchon, de groenen, de sociaaldemocraten en de communisten. Rechtse oppositiepartijen zijn de RN van Marine Le Pen en de centrumrechtse LR.

PREMIER MINISTRE De regering wordt geleid door de Premier ministre; dat is sinds enkele maanden Elisabeth Borne. Een premier wordt benoemd door het staatshoofd. Die kan haar ook weer ontslaan. Staatshoofd is de président, nu Emmanuel Macron. Hij is volgens de grondwet vrij in wie hij tot premier benoemt. In Nederland is dat anders geregeld: weliswaar is het ook volgens onze grondwet zo dat de medewerking  van het staatshoofd (de koning) nodig is om een premier oftewel minister-president te benoemen en te ontslaan, maar deze medewerking wordt zo uitgelegd dat het slechts een formaliteit betreft. Ook de andere Franse ministers worden trouwens door de president benoemd, al gebeurt dat dan op voordracht van de premier.

MEERDERHEIDSREGERING I Als de partij van de president ook de partij is die de Kamermeerderheid bezit, dan heeft de president niet alleen volgens de Franse grondwet (alle) keuzevrijheid in wie hij tot premier benoemt, maar bezit hij ook feitelijk die vrijheid. Voor Macron was dat het geval in de eerste jaren van zijn presidentschap, toen zijn partij – LREM/Renaissance – een ruime absolute meerderheid bezat.

MEERDERHEIDSREGERING II Die meerderheid verdween in de laatste jaren van zijn (eerste) presidentschap doordat een aantal Kamerleden uit zijn partij stapten. Dankzij enkele andere partijen uit het politieke midden bleef een Kamermeerderheid de premier (en de rest van de regering) echter steunen. Ook in zo’n situatie heeft de president ook feitelijk veel keuzevrijheid in wie tot premier wordt benoemd.

COHABITATION Andere politieke verhoudingen kunnen de vrijheid van de président om een premier te kiezen feitelijk ernstig beperken, of zelfs tot nul reduceren. Dat is het geval als de Kamermeerderheid uit partijen bestaat die én tegen het regeringsbeleid zijn én het met elkaar eens zijn over een ander regeringsbeleid. Zo’n situatie wordt ‘cohabitation’ genoemd. Een motie van wantrouwen zal dan snel zijn ingediend en aangenomen. Net als in Nederland moet de Franse regering haar ontslag aanbieden als de Tweede Kamer een motie van wantrouwen aanneemt. De président kan bij ‘cohabitation’ weinig anders doen dan de door de eensgezinde oppositie gewenste premier te benoemen. Via die premier zal hij dan vrijwel geen invloed op het regeringsbeleid kunnen uitoefenen.  

VERDEELDE OPPOSITIE Van zulke politieke verhoudingen lijkt momenteel geen sprake in Frankrijk, ondanks dat er een minderheidsregering is. Weliswaar bezit de oppositie de meerderheid in de Tweede Kamer, maar hun onderlinge verschillen zijn zo groot dat ze het nooit eens zullen kunnen worden over een (ander) regeringsbeleid. Hoewel …. helemaal zeker is dat natuurlijk niet! Bovendien is het niet uitgesloten dat deze oppositiepartijen het over specifieke onderwerpen soms wél eens worden. Dat bleek al enkele weken geleden toen de hele oppositie eensgezind en zeer tegen de zin van de regering in een belangrijke bepaling uit een nieuw coronawetsvoorstel schrapte en dit aldus geamendeerde wetsvoorstel vervolgens werd aangenomen in de Tweede Kamer, Assemblée nationale geheten. 

MOTIE VAN WANTROUWEN: DE INDIENERS Zoals gezegd leidt zowel in Nederland als in Frankrijk een aangenomen motie van wantrouwen ertoe dat de regering haar ontslag moet aanbieden. Maar de details verschillen. In Nederland kan één enkel Kamerlid een motie van wantrouwen indienen. In Frankrijk zijn er minstens 58 Kamerleden nodig om een motie van wantrouwen in te dienen. Dat is een tiende van het totaal aantal Kamerleden (577). In Nederland kan een Kamerlid zo vaak hij of zij dat wil zo’n motie indienen. Een Frans Kamerlid kan dat slechts een beperkt aantal keren doen: slechts drie keer per gewone zitting en zo’n zitting duurt normaliter een vergaderjaar (het vergaderjaar loopt van begin herfst tot ergens in de zomer).  

NUPES Bovenstaande motie van wantrouwen is ingediend door alle 150 Kamerleden van de linkse oppositie. Zoals gezegd bestaat de linkse oppositie uit verschillende partijen en fracties. Zij werken echter intensief met elkaar samen. Die samenwerking gaat terug op de verkiezingen van juni waaraan de linkse partijen onder gemeenschappelijke naam deelnamen: Nupes. Nupes wilde zoveel zetels verwerven dat Macron feitelijk niet anders zou kunnen doen dan de door Nupes gewenste premier te benoemen. Maar met 150 zetels is dat doel niet gehaald. Wat overblijft is dat Nupes de regering-Borne graag ten val wil brengen, bijvoorbeeld door zo vaak mogelijk een motie van wantrouwen in te dienen.

NUPES INDIENERS Waarom heeft Nupes dan haar eerste motie met twee maal zoveel indieners ingediend dan volgens de grondwet nodig is? Voor al die indieners betekent het dat ze daardoor in het lopende vergaderjaar één nieuwe motie van wantrouwen minder kunnen indienen. Ik zat er niet bij toen ze hierover vergaderden, maar het zal ermee te maken hebben dat hun motie van wantrouwen is behandeld tijdens een zogenaamde buitengewone zitting van de Tweede Kamer en een motie van wantrouwen die tijdens zo’n zitting wordt ingediend telt niet mee voor het aantal moties van wantrouwen dat tijdens een gewone zitting mag worden ingediend. Zonder medewerking van de regering is meer dan één buitengewone zitting per jaar trouwens niet mogelijk en bovendien mag zo’n buitengewone zitting maar kort duren. In oktober begint de volgende gewone zitting, het nieuwe vergaderjaar dus. Als ik het goed heb berekend, dan kan Nupes zonder hulp van andere oppositiepartijen in dat nieuwe vergaderjaar minstens zeven moties van wantrouwen indienen, tenminste als ze het aantal indieners zo laag mogelijk houdt.         

MOTIE VAN WANTROUWEN: AANNEMEN Deze motie van wantrouwen is niet aangenomen. Bij de stemming op 11 juli bleek er onvoldoende steun voor de motie. Voor het aannemen van een motie van wantrouwen is in Frankrijk de helft plus één van alle (577) Kamerleden nodig, dus 289. In Nederland hoeft slechts de helft van alle aanwezige Kamerleden zo’n motie te steunen, dat kunnen er dus (veel) minder zijn dan de helft plus één van alle Kamerleden.

MOTIE VAN WANTROUWEN: AFWIJZEN Slechts 146 van de Franse Kamerleden hebben deze motie van wantrouwen gesteund. Zelfs minder dan het aantal indieners. Dagblad Le Figaro berichtte dat enkele mede-indieners niet hebben deelgenomen aan de stemming. Het gaat om enkele sociaaldemocratische Kamerleden van Nupes. Buiten Nupes heeft slechts een enkel Kamerlid de motie gesteund. Met name oppositiepartijen LR en Le Pen’s RN hebben niet vóór de motie gestemd. Als zij dat wél hadden gedaan, dan was er voldoende steun geweest en had de regering-Borne haar ontslag moeten aanbieden. Macron was dan uiteraard president gebleven, want een président kan ook zonder het vertrouwen van de Assemblée nationale.

MÉLENCHON Jean-Luc Mélenchon is de partijleider van LFI, maar ook hij heeft niet vóór de motie gestemd. LFI bezit de helft van alle Nupes zetels. Daardoor is hij ook de ‘leider’ van  Nupes. Mélenchon was kandidaat bij de presidentsverkiezingen van afgelopen april en eindigde in de eerste ronde slechts enkele procenten achter Macron en Le Pen. Daarna heeft hij zich in de campagne voor de Tweede Kamer verkiezingen van juni  ‘verkiesbaar’ gesteld voor het premierschap in de (ijdel gebleken) hoop dat Nupes een Kamermeerderheid zou behalen. Sinds juni is hij evenwel ook geen Kamerlid meer en kon hij dus evenmin vóór de motie van wantrouwen stemmen.   

NAVOLGING? Zou het ook iets voor ons land zijn om voor een motie van wantrouwen een minimumaantal indieners voor te schrijven en een maximumaantal per indiener? Zulke beperkingen versterken de positie van de regering, want zij maken het moeilijker om de regering ten val te brengen. Die sterkere positie van de regering gaat noodzakelijkerwijs samen met een zwakkere positie van het parlement. In Frankrijk was dat bij invoering van de huidige grondwet in 1958 ook de uitdrukkelijke bedoeling. Is er in ons land in de afgelopen decennia reden geweest om de positie van de regering te versterken? In de jaren tachtig konden de kabinetten Lubbers grote maatschappelijke veranderingen doorvoeren, terwijl zij steunden op slechts een kleine meerderheid in de Tweede Kamer. Zelfs kabinetten die steunen op een coalitie van vier partijen met grote onderlinge verschillen (kabinetten Rutte) konden in de afgelopen jaren ingrijpende maatschappelijke veranderingen doorvoeren. Het lijkt er dan ook op dat de positie van Nederlandse regeringen niet hoeft te worden versterkt, en zeker niet ten opzichte van het parlement.  

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 2 september

NAM, Shell, SodM, Mijnraad en het Groningse aardgas

VRIJDAG 8 JULI 2022 De Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen heeft vorige week haar eerste openbare verhoren gehouden. Verhoord zijn (ex) functionarissen van NAM, Shell en het Staatstoezicht op de Mijnen. Wat zijn dit voor organisaties, en wat is hun rol bij de Groningse aardgaswinning?

NAM NAM is exploitant van de gasvelden. NAM staat voor Nederlandse Aardolie Maatschappij. Het is een private onderneming. De NAM is een BV, een besloten vennootschap. Een BV heeft altijd aandeelhouders. De NAM heeft er volgens het jaarverslag over 2021 slechts twee: oliemaatschappijen Shell en ExxonMobil. Beiden houden de helft van de aandelen.

SHELL Shell is dus bij deze BV betrokken als aandeelhouder. Shell is hier Shell Nederland. Elke BV heeft een bestuur dat uit één of uit meerdere personen kan bestaan. In het geval van de NAM is er maar één bestuurder, dat is Shell Nederland. Bestuurder van een BV kan ook een andere BV zijn. Dat is het geval bij de NAM, want Shell Nederland is zelf ook een BV. Shell Nederland BV is dus zowel (een van de twee) aandeelhouder(s) als (enig) bestuurder van de NAM.  

SodM Het Staatstoezicht op de Mijnen (afgekort tot SodM) is geen private onderneming, maar een overheidsdienst waar ambtenaren werken. Het is een buitendienst van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het houdt toezicht op de delfstoffen- en energiewinning in ons land. Daartoe behoort natuurlijk ook de gaswinning door de NAM, inclusief de gevolgen daarvan voor het milieu en de arbeidsomstandigheden. SodM is niet alleen bevoegd om toezicht te houden, maar ook om zo nodig handhavend op te optreden.

DECONCENTRATIE Als elke toezichthouder bij de overheid oefent het natuurlijk zijn bevoegdheden onafhankelijk uit. Het is echter geen zelfstandig bestuursorgaan zoals bijvoorbeeld het COA dat wél is (COA is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers). SodM is echter geen zelfstandig bestuursorgaan, want SodM is ondergeschikt aan de minister. Sommige van zijn bevoegdheden staan in wetten (Mijnwet en Gaswet). SodM oefent deze bevoegdheden uit op eigen naam. In zoverre is het een ‘gedeconcentreerde’ overheidsdienst.

MANDAAT Andere bevoegdheden van SodM zijn hem niet in wetten toegekend. Zulke bevoegdheden zijn hem gemandateerd, bijvoorbeeld door ministers. Het oefent die bevoegdheden dan namens die minister uit, in mandaat. In zoverre is het géén gedeconcentreerde overheidsdienst.

INSPECTEUR-GENERAAL Waar hierboven sprake is van bevoegdheden die aan SodM zijn toegekend of gemandateerd, is eigenlijk sprake van bevoegdheden aan de inspecteur-generaal van SodM; de inspecteur-generaal staat aan het hoofd van deze overheidsdienst.

MIJNRAAD SodM moet niet worden verward met de Mijnraad. De Mijnraad is geen toezichthouder of handhaver. Hij geeft alleen inlichtingen en adviezen aan de minister van Economische Zaken en Klimaat. In de Mijnbouwwet staat trouwens dat ook SodM de minister mag adviseren. De Mijnraad brengt ingevolge de Mijnbouwwet advies uit over het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte en het opslaan van stoffen in de diepe ondergrond. Dus ook over de Groningse gaswinning door de NAM. Dit jaar heeft de Mijnraad elf adviezen uitgebracht; afgelopen maand nog twee over het Groninger gasveld. 

EXTERNE ADVISEUR De Mijnraad bestaat momenteel uit acht personen. Dat zijn allemaal ter zake deskundigen; vijf van de acht zijn ingenieur. Ze zijn door de minister van Economische Zaken en Klimaat benoemd. Het zijn echter geen ambtenaren en de Mijnraad is ook niet ondergeschikt aan een minister. De Mijnraad is geen overheidsdienst, maar een externe adviseur van de minister.

(Mr. Leon)

Wilt u reageren? staatsrechtpraktijk@outlook.com

Volgend blog: 5 augustus