Incompatibiliteiten

DINSDAG 31 AUGUSTUS 2021 Begin deze maand en eerder in mei zijn drie Tweede Kamerleden benoemd tot staatssecretaris. Ze zijn daarna Kamerlid gebleven. Zowel in de Kamer als in de wetenschap wordt betwijfeld of deze combinatie van Kamerlidmaatschap en staatssecretariaat wel in overeenstemming is met de Grondwet. De Kamervoorzitter heeft de Raad van State daarom gevraagd om advies. Dat advies heet officieel voorlichting. De Raad van State heeft nog geen voorlichting gegeven. Wat staat er – zonder volledig te willen zijn – in de wet over het tegelijkertijd uitoefenen van het Kamerlidmaatschap met een ander overheidsambt?

SENATOR Een Tweede Kamerlid kan volgens de Grondwet niet tegelijkertijd Eerste Kamerlid zijn. Eerste Kamerlid wordt ook wel senator genoemd. Tweede Kamerlidmaatschap gaat trouwens wél samen met het zijn van volksvertegenwoordiger in een gemeente (gemeenteraadslid) of in een provincie (Statenlid). Van de huidige Kamerleden zijn diversen actief als gemeenteraadslid of als Statenlid.

RECHTER Een Tweede Kamerlid kan niet tegelijkertijd rechter zijn bij de Hoge Raad (‘raadsheer’) of bij de Raad van State. Kamerlidmaatschap is trouwens wél verenigbaar met het zijn van rechter in een rechtbank of gerechtshof. In de huidige Kamer hebben twee rechters zitting: een rechtbankrechter die op non-actief is gesteld, en een grensrechter (grapje).

AMBTENAAR Een Tweede Kamerlid kan niet tegelijkertijd werkzaam zijn als ambtenaar op een ministerie of als militair ambtenaar, politieambtenaar en officier van justitie. Hij wordt dan ingevolge de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement óf eervol ontslagen óf op non-actief gesteld als ambtenaar. De keuze is aan hem. In deze wet wordt het op non-actief stellen ‘tijdelijk ontheven van de waarneming van zijn ambt’ genoemd. In de huidige Kamer maken diverse leden gebruik van de terugkeerregeling bij een ministerie. Kamerlidmaatschap is trouwens niet incompatibel met het werkzaam zijn als gemeenteambtenaar of provincieambtenaar. De gemeenteambtenaar die Kamerlid wordt kan dus aan het werk blijven bij de gemeente. In de huidige Kamer heeft één gemeenteambtenaar zitting, maar hij is op non-actief gesteld.

BURGEMEESTER? Een Tweede Kamerlid kan ook tegelijkertijd werkzaam zijn als burgemeester of wethouder. Hij kan echter niet tegelijkertijd commissaris van de Koning in de provincie zijn.

STAATSSECRETARIS Een Tweede Kamerlid kan niet tegelijkertijd bewindspersoon zijn. Het Kamerlidmaatschap is dus onverenigbaar met het ambt van minister of staatssecretaris. Dat staat sinds 1938 in de Grondwet.

DEMISSIONAIR Dat staat in de Grondwet, maar daarin staat ook het volgende: Niettemin kan een minister of staatssecretaris, die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld, dit ambt verenigen met het lidmaatschap van de Tweede Kamer, totdat omtrent die beschikbaarstelling is beslist. Wat betekent dit? Hoe moet dit worden uitgelegd? Men is het er over eens dat dit in elk geval zo moet worden uitgelegd dat een demissionaire staatssecretaris of minister die Kamerlid wordt beide ambten kan verenigen. Dat is het geval voor negen bewindslieden in het huidige kabinet. Deze ministers en staatssecretarissen zijn namelijk bij de verkiezingen in maart (tevens) Kamerlid geworden. Sindsdien verenigen ze dus de ambten van bewindspersoon en Kamerlid. Als bewindslieden hebben ze al in januari ‘hun ambt ter beschikking gesteld’. Dat wil zeggen: hun ontslag aangeboden bij de Koning. Dat gebeurde vanwege de toeslagenaffaire. Ze hebben weliswaar hun ontslag aangeboden, maar bleven werkzaam als minister of staatssecretaris. Daar zullen ze mee doorgaan totdat er een ander in hun plaats wordt benoemd, bijvoorbeeld omdat er een nieuw kabinet geformeerd is. Pas dan is er ‘omtrent hun beschikbaarstelling beslist’. Voor de drie staatssecretarissen die in mei en augustus zijn benoemd gaat dit alles niet op: zij zijn namelijk eerst Kamerlid geworden en werden pas daarna staatssecretaris. De volgorde is dus omgekeerd. Of de Grondwet ook dit mogelijk maakt, is onduidelijk. Daarom is hierover voorlichting aan de Raad van State gevraagd.

DRIE MAANDEN Er is een tijd geweest dat een demissionair bewindspersoon die vervolgens ook Kamerlid werd hooguit drie maanden beide ambten kon verenigen. Dat is nog niet eens zo heel lang geleden: tot 1983. Het aflopen van die drie maanden kon grote (politieke) consequenties hebben. Dat was bijvoorbeeld tien jaar daarvoor het geval, in 1973. Na de verkiezingen van eind 1972 was er drie maanden zonder succes gewerkt aan de vorming van een nieuw kabinet. Toen moesten de demissionaire bewindspersonen die bij de verkiezingen (ook) Kamerlid waren geworden een keuze maken: tussen het blijven van bewindspersoon óf het Kamerlidmaatschap. Ook demissionair premier Barend Biesheuvel moest die keuze maken. Hij was na de verkiezingen (ook) Kamerlid én fractieleider van de ARP geworden, een partij die enkele jaren later zou opgaan in het CDA. Als fractieleider was hij nauw betrokken bij de kabinetsformatie. Een mogelijke uitkomst van die formatie was een kabinet met PvdA’er Joop Den Uyl als premier. Biesheuvel stond daar bij voorbaat afwijzend tegenover. Ofschoon de meerderheid van zijn fractie daar anders in stond.

VIER JAAR Biesheuvel moest dus een keuze maken. Hij koos voor het demissionair premierschap en verloor daardoor zijn Kamerlidmaatschap. En daarmee het leiderschap van een belangrijke fractie in de formatie. Hij werd opgevolgd door Kamerlid Willem Aantjes. Anders dan Biesheuvel stond Aantjes niet bij voorbaat afwijzend tegenover een coalitie met de linkse partijen, zoals de PvdA. Mede door die grondwettelijk afgedwongen machtswisseling kwam er enkele maanden later een coalitie van o.a. PvdA en ARP tot stand, met Den Uyl als premier. Biesheuvel’s positie is enigszins vergelijkbaar met die van Mark Rutte nu, die immers ook demissionair premier is én leider van een belangrijke fractie in de formatie. Tot zover de overeenkomsten; er zijn belangrijke verschillen. Ten eerste is de maximumtermijn waarin beide ambten verenigbaar zijn in 1983 afgeschaft en kunnen demissionaire bewindslieden – wat de Grondwet betreft – tot de volgende verkiezingen over vier jaar Kamerlid blijven, of beter nog: tot er na de volgende verkiezingen een nieuw kabinet is gevormd. Zolang de formatie duurt hoeft de premier geen keuze te maken uit beide ambten, hoe lang dat ook duurt. Ten tweede heeft de PvdA nu geen 43 zetels, maar 9. Ten derde zien CDA en VVD D66 (destijds: D’66) niet meer als linkse partij. Ten vierde heeft de formatie in 1973 net zolang geduurd als nu, met dit verschil dat er toen een kabinet op het bordes stond en nu niet (en dat voorlopig ook niet wordt verwacht). Zou een grondwetswijziging – terug naar de regeling die gold tot 1983 – in de toekomst wellicht kunnen bijdragen aan kortere kabinetsformaties?

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 17 september

Achternaam

VRIJDAG 20 AUGUSTUS 2021 In de NRC van vorige week zaterdag staat dat de regels voor achternamen binnenkort (weer) gaan veranderen. Hiervoor is een wetsvoorstel in de maak. We wachten het af, maar hoe ziet eigenlijk het geldende achternaamrecht eruit (in grote lijnen)?

NAPOLEON In het algemeen wordt iemand aangeduid door het gebruik van zijn naam, dat is dan met zijn voornaam en/of achternaam. De achternaam of familienaam wordt in de wet geslachtsnaam genoemd, zoals in het Burgerlijk Wetboek. Iedereen moet een officiële achternaam hebben, dat wil zeggen een achternaam die bij de overheid geregistreerd is. Deze verplichting is twee eeuwen geleden tijdens de Franse Tijd ingevoerd, toen ons land deel uitmaakte van het keizerrijk onder N. Bonaparte.

EVRM Tegelijkertijd is iemands naam ook een recht. Het valt onder het mensenrecht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, dat bijvoorbeeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staat. Hoewel deze verdragsbepaling niet expliciet gaat over namen, heeft de hoogste rechter al in 1994 overwogen dat namen eronder vallen. Je naam is deel van je persoonlijkheid. Je naam maakt identificatie ten opzichte van anderen mogelijk; hij kan ook informatie geven, bijvoorbeeld over de familie waarin je bent geboren (al is dat gering bij veelvoorkomende namen).

MULTATULI Het hebben van een officiële achternaam is een verplichting, maar men is niet verplicht om deze achternaam te gebruiken. Wie getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft, mag de naam van zijn partner gebruiken. Trouwens, iedereen mag een willekeurig andere achternaam gebruiken, even afgezien van contacten met de overheid/politie en zo. Wie een boek schrijft, mag dat onder pseudoniem doen. Zoals Eduard Douwes Dekker dat deed in de negentiende eeuw onder de naam Multatuli. Wat weer niet mag is de achternaam van een ander voeren en daardoor de schijn wekken die ander te zijn of tot diens familie te behoren. Wie dat toch doet, pleegt een onrechtmatige daad jegens die ander (tenzij dat gebeurt met diens toestemming).

GEBOORTEAKTE De achternaam staat in de geboorteakte. De geboorteakte wordt opgemaakt door een gemeenteambtenaar (van de burgerlijke stand) naar aanleiding van de geboorteaangifte. Geboorteakten worden door de gemeente bewaard.

KEUZEVRIJHEID Een (Nederlands) kind heeft óf de achternaam van zijn moeder óf die van zijn vader. Als beide ouders onbekend zijn, dan bedenkt de overheid een achternaam. Als de ouders met elkaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, mogen ze een keuze maken. Voor homohuwelijken is het anders. Die keuzevrijheid bestaat nog niet zo lang; hij is er pas zo’n 25 jaar; voor die tijd had men zonder meer de achternaam van zijn vader. De gemeente legt de keuze van de ouders vast in een akte van naamskeuze. Beide ouders moeten daarvoor naar het gemeentehuis. Dat kan ook al vóór de geboorte, maar het moet uiterlijk bij de geboorteaangifte: het kind krijgt namelijk de achternaam van de vader, als de ouders dan nog steeds geen (officiële) keuze hebben gemaakt. Al zijn volle broertjes en zusjes moeten trouwens dezelfde achternaam hebben. De achternaam van het oudste kind is dus bepalend voor die van de anderen. De ouders kunnen voor hen geen keuze meer maken.

BY ANY OTHER NAME Afgezien van deze beperkte keuzevrijheid van ouders, ligt de achternaam vast. Hij is als in beton gegoten. Maar zelfs beton kan worden vervangen. Zo kan men ook het ministerie van Justitie om een naamswijziging verzoeken. Dat is trouwens niet gratis. En aan zo’n verzoek wordt alleen in heel bijzondere omstandigheden voldaan, bijvoorbeeld als de naam ‘kennelijk onwelvoeglijk of bespottelijk’ is of ‘zo veelvuldig voorkomt dat zij onvoldoende onderscheidend vermogen heeft’. Deze en andere wijzigingsgronden staan in het Besluit geslachtsnaamwijziging. Liefdesperikelen staan daar niet tussen, zelfs niet als de geliefden zijn geboren in families die al sinds mensenheugenis met elkaar een bloedvete uitvechten, en Romeo Montague en Juliet Capulet heten.

DUBBELE NAAM? In het vroege voorjaar heeft het kabinet een concept wetsvoorstel gepubliceerd waardoor de regels voor het achternaamrecht worden gewijzigd. In dit concept – het is nog niet bij de Tweede Kamer ingediend – overweegt het kabinet om de keuzevrijheid van ouders te verruimen, en wel zo dat ze straks niet alleen kunnen kiezen tussen de achternaam van de vader en die van de moeder maar dat ze er ook voor voor beider namen kunnen kiezen. Hun kinderen hebben dan een dubbele achternaam, die van vader én moeder. Uit een publiekspeiling die de overheid heeft gehouden zou blijken dat ‘twee derde van de bevolking positief of neutraal staat’ tegenover zo’n wetswijziging.

(Mr. Leon)

Volgend blog: dinsdag 31 augustus

Landsadvocaat

VRIJDAG 13 AUGUSTUS 2021 Jarenlang heeft een topfunctionaris van het Haagse advocaten- en notarissenkantoor Pels Rijcken voor meer dan tien miljoen euro fraude gepleegd met geld van cliënten. Pels Rijcken is niet zomaar een advocatenkantoor, want het is ook het kantoor waar de landsadvocaat werkt. Wat is de landsadvocaat?

ADVOCAAT De landsadvocaat is in de eerste plaats een advocaat. Niet iedereen mag zich advocaat noemen. Het is namelijk een beschermde titel. In de Advocatenwet staat dat iemand uitsluitend tot het voeren van deze titel gerechtigd is als hij is ingeschreven als advocaat bij de Nederlandse orde van advocaten. Dat kan alleen met een afgeronde universitaire rechtenstudie; voldoende is dat trouwens niet.

ORDE De Nederlandse orde van advocaten heeft allerlei voorschriften vastgesteld waaraan advocaten moeten voldoen. Zulke voorschriften staan bijvoorbeeld in de Verordening op de advocatuur.

PROCEDEREN (1) Wie wil procederen, kan dat (vaak) niet doen zonder advocaat. De wet eist dan dat de rechtzoekende er een advocaat bij roept. Zo staat in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat men ‘slechts bij advocaat’ kan procederen voor de rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad. Men kan een civiele rechtszaak dus alleen voeren als een advocaat het woord voert. Uitzondering is de kantonrechter: hier kan men zelf het woord of de pen voeren. Voor veel zaken kan een rechtzoekende evenwel niet bij de kantonrechter terecht. Tot zover de civiele zaken. In het Wetboek van Strafvordering staat dat wie verdachte is in een strafzaak, recht heeft op een raadsvrouw of raadsman; alleen advocaten kunnen raadsvrouw of raadsman zijn.

PROCEDEREN (2) Maar: wie een rechtszaak tegen de overheid begint, heeft in die bestuursrechtelijke procedure geen advocaat nodig. De Algemene wet bestuursrecht laat namelijk toe dat men zelf het woord voert of daar iemand voor machtigt die geen advocaat is.

TOGA Advocaten in de rechtbank zijn goed herkenbaar aan hun toga. Toga en andere kledingvoorschriften zijn minutieus uitgewerkt in het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie.

ZELFSTANDIG OF IN DIENST Een advocaat kan zelfstandige zijn of werknemer in dienst van een ander. Bij grote advocatenkantoren – zoals Pels Rijcken – werken veel advocaten in loondienst.

SAMENWERKINGSVERBAND Een zelfstandige advocaat kan een samenwerkingsverband aangaan met anderen. Dat mag dan weer niet met iedereen. In de Verordening op de advocatuur staat dat een samenwerkingsverband alleen mag worden aangegaan met andere advocaten, belastingadviseurs, octrooigemachtigden en notarissen. Pels Rijcken is een samenwerkingsverband van advocaten en notarissen.

NV Dat samenwerkingsverband kan juridisch in de vorm van een rechtspersoon worden gegoten, zoals een BV of een NV. BV’s en NV’s hebben o.a. een raad van bestuur en aandeelhouders. Pels Rijcken is een NV. De frauderende topfunctionaris was voorzitter van de raad van bestuur. Hij was trouwens geen advocaat; hij was notaris.

LANDSADVOCAAT De landsadvocaat is niet in dienst van het land. Hij is geen ambtenaar of zo. Het land (de Staat) is slechts een cliënt van hem; hij heeft ook andere cliënten. Een advocaat mag zich niet zomaar landsadvocaat noemen. Het is een beschermde titel die per koninklijk besluit wordt toegekend; dat volgt uit een wettelijke regeling, dat is het Besluit vaststelling nieuwe regeling landsadvocatuur. De landsadvocaat treedt volgens deze wettelijke regeling ‘geregeld’ op voor de Staat. Tegenwoordig is de landsadvocaat jaarlijks bij meer dan duizend zaken voor de Staat betrokken. In een contract worden zijn verplichtingen (en die van zijn kantoorgenoten) uitgewerkt. Ze zijn o.a. verplicht om geen rechtszaken tegen de Staat te zullen doen. Er is slechts één landsadvocaat.

PARTNER Die landsadvocaat is trouwens evenmin in dienst bij Pels Rijcken NV. Hij is een van de partners. Volgens Wikipedia betekent partnerschap bij grote zakelijke dienstverleners dat men niet in dienst is bij de NV en dus evenmin salaris ontvangt. Zijn beloning is een aandeel in de jaarlijkse winst van de NV. Als aandeelhouder heeft hij bovendien stemrecht in de aandeelhoudersvergadering.

OLDENBARNEVELT De landsadvocaat is geen noviteit. De Staat maakt er al eeuwen gebruik van. De meesten werden geen bekende Nederlanders, terwijl sommigen zelfs eeuwen na hun dood nog een landelijke bekendheid zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval met Johan van Oldenbarnevelt; hij was trouwens behalve landsadvocaat ook raadpensionaris. Pels Rijcken heeft alle landsadvocaten ‘geleverd’ sinds de jaren zestig (van de vorige eeuw).

ADVOCATEN-GENERAAL Behalve advocaten zijn er ook advocaten-generaal. Ze zijn geen advocaten, maar ambtenaren bij een rechterlijke instantie. Zoals bij de Hoge Raad: hier werken verscheidene advocaten-generaal en plaatsvervangende advocaten-generaal. Hun taak is het om onafhankelijk advies te geven aan de rechters van de Hoge Raad over rechtszaken die aanhangig zijn. Zo’n advies wordt conclusie genoemd. Het kan zeer uitgebreid zijn en is vaak terug te vinden in de gepubliceerde uitspraak.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 20 augustus

Vechten tegen windmolens

VRIJDAG 6 AUGUSTUS 2021 Twee jaar geleden maakte de Brabantse gemeente Oss een bestemmingsplan voor de bouw van vier grote windturbines van elk 210 meter hoog (de zogenaamde tiphoogte). Omwonenden uitten bezwaren tegen dit bestemmingsplan en stapten naar de rechter. Vorige week woensdag heeft de rechter uitspraak gedaan: het bestemmingsplan is vernietigd. Hierdoor kunnen de windturbines niet gebouwd worden, tenminste voorlopig niet. Waarom heeft de rechter het bestemmingsplan vernietigd?

BESTEMMING In een bestemmingsplan staat wat de bestemming is van het grondgebied waarop het plan betrekking heeft. Bijvoorbeeld: bestemming Wonen, bestemming Agrarisch of bestemming Bedrijf. Een specifiekere bestemming kan ook. Bijvoorbeeld: Wonen/zorgwoningen of Wonen/studentenhuisvesting; Agrarisch/tuinbouw of Agrarisch/sierteelt; Bedrijf/caravanstalling of Bedrijf/windturbinepark. Meestal is het niet zo dat aan het hele grondgebied waarop een bestemmingsplan betrekking heeft dezelfde bestemming wordt gegeven. Per perceel kan de bestemming verschillen. In de Wet ruimtelijke ordening staat dat elke gemeente voor zijn hele grondgebied een of meer bestemmingsplannen moet vaststellen.

BESTEMMINGSREGEL De gemeente Oss heeft voor zijn hele grondgebied ruim twintig bestemmingsplannen. Ze hebben allemaal een eigen naam. Voor de vier windturbines was een apart bestemmingsplan vastgesteld: ‘’Windturbinepark Elzenburg-De Geer’’. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied aan de rand van bedrijventerrein Elzenburg-De Geer. In het plan is hieraan de specifieke bestemming Bedrijf/windturbinepark gegeven. In bestemmingsplannen worden niet alleen bestemmingen gegeven maar ook regels, bijvoorbeeld voor bebouwing. Ze worden bestemmingsregels of planregels genoemd. De (maximale) tiphoogte van 210 meter voor een windturbine is daarvan een voorbeeld in Windturbinepark Elzenburg-De Geer. In dat bestemmingsplan staat ook de bestemmingsregel dat de windturbines na 25 jaar weer moeten worden verwijderd.

GEMEENTERAAD Bestemmingsplannen worden vastgesteld door de gemeenteraad; dat staat weer in de Wet ruimtelijke ordening. De gemeenteraad is rechtstreeks door de inwoners gekozen en maakt deel uit van het gemeentebestuur. Ook de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders (B&W) maken daarvan deel uit. Dat staat dan in de Gemeentewet en daarin staat ook dat B&W in het algemeen de beslissingen van de gemeenteraad voorbereidt. Ook de vaststelling van een bestemmingsplan wordt door B&W voorbereid. B&W is niet rechtstreeks door de inwoners gekozen.

BEZWAREN Omwonenden hebben allerlei bezwaren geuit tegen het bestemmingsplan: dat de communicatie over het plan onzorgvuldig is verlopen, dat de akoestische onderzoeken die aan het bestemmingsplan ten grond liggen onjuist zijn, dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar laagfrequent en infrasoon geluid en naar het pulserend karakter van het geluid en dat er natuurwaarden worden aangetast. Maar dit waren niet de bezwaren die tot vernietiging van het bestemmingsplan hebben geleid. De rechter vond ze niet overtuigend.

PROVINCIALE VERORDENING Echter, een aantal andere bezwaren van omwonenden vond de rechter wél overtuigend. Een daarvan was dat het bestemmingsplan in strijd is met een verordening van de provincie Noord-Brabant. In de Verordening ruimte Noord-Brabant werden (destijds) namelijk regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen. Volgens de Wet ruimtelijke ordening is de provincie bevoegd om zulke regels te stellen. Een bestemmingsplan dat in strijd is met zulke regels wordt in een procedure als deze door de rechter vernietigd.

IN STRIJD MET In de Verordening ruimte Noord-Brabant stond de regel dat windturbines tijdelijk moeten zijn en na hooguit 25 jaar weer moeten worden verwijderd. Deze regel was in het bestemmingsplan opgenomen als bestemmingsregel, zoals hierboven al is gezegd. Maar met een andere regel uit de provinciale verordening was dat niet gebeurd. Dat is de verplichting om voor die verwijdering en voor herstel in de oude situatie financiële zekerheid te stellen. Die regel uit de Verordening ruimte Noord-Brabant is ten onrechte niet opgenomen in het bestemmingsplan. Daardoor is het bestemmingsplan in strijd met de provinciale verordening en (mede) daarom vernietigt de rechter (de vaststelling van) het bestemmingsplan.

RAAD VAN STATE Die rechter is de (afdeling bestuursrechtspraak van de) Raad van State. Hij heeft vorige week woensdag uitspraak gedaan in een beroep dat omwonenden zowel tegen het bestemmingsplan als tegen de omgevingsvergunningen die op dit bestemmingsplan waren gebaseerd hadden ingesteld. De Raad van State heeft niet alleen (de vaststelling van) het bestemmingsplan vernietigd maar ook het besluit van B&W om de omgevingsvergunning te verlenen. De verantwoordelijke wethouder vindt de uitspraak ‘zeer teleurstellend’ en ‘onbegrijpelijk’. De (ex) vergunninghouders – een energiebedrijf en een lokale energiecoöperatie – ‘betreuren’ de uitspraak en ‘beraden zich op het vervolg’.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 13 augustus 2021

Reces

VRIJDAG 16 JULI 2021 Sinds deze week zijn de Tweede Kamer en de ministerraad in reces. Wat is het gevolg van zo’n reces en wie nam het besluit?

GEEN VERGADERINGEN Tijdens een recesperiode wordt er niet vergaderd. Het reces dat deze week is begonnen heet zomerreces. De Tweede Kamer heeft ook andere jaarlijks terugkerende recessen, zoals kerstreces. Een reces betekent niet dat Kamerleden vakantie vieren. Ze kunnen dan namelijk buiten Den Haag actief zijn, zoals met het afleggen van werkbezoeken, het deelnemen aan (parlementaire) delegaties, het bestuderen van dossiers en het spreken met hun achterban.

MAAR TOCH ZITTING Tijdens een reces wordt er niet vergaderd en zitten er geen Kamerleden in de grote Vergaderzaal, maar de parlementaire zitting is niet gestopt. Het Kamerreces duurt tot maandag 6 september. Dat is twee weken voor de derde dinsdag van september: Prinsjesdag, de dag waarop de Koning elk jaar de Troonrede uitspreekt in het parlement. Tot begin jaren tachtig was Prinsjesdag ook de dag waarop de Koning(in) de parlementaire zitting opende. In de Grondwet stond dat die zitting jaarlijks moest worden geopend (en gesloten). Dat is sindsdien niet meer nodig. Volgens de huidige Grondwet geldt dat ‘de zittingsduur van beide kamers is vier jaren’, dat wil zeggen: tot de installatie van de nieuwe Kamer na de eerstvolgende verkiezingen. Rechtsgeleerden gaan (echter) uit van een ‘ononderbroken zitting’ (o.a. P. Bovend’Eert in 2017). In de praktijk van de Tweede Kamer wordt hier ook van uitgegaan. Zo werd er na de Tweede Kamerverkiezingen van half maart dit jaar in de laatste vergadering van de oude Kamer op 30 maart en in de eerste vergadering van de nieuwe Kamer op 31 maart niet gesproken van de sluiting respectievelijk opening van de parlementaire zitting.

WEL COMMISSIEVERGADERINGEN Tijdens een reces zijn er geen vergaderingen, dat wil zeggen: er zijn dan geen plenaire vergaderingen van de Tweede Kamer. Een plenaire vergadering is een voltallige vergadering in de grote Vergaderzaal. Daarentegen kunnen vergaderingen van commissies van de Tweede Kamer doorgang blijven vinden, zoals daadwerkelijk gebeurde in het afgelopen kerstreces en in het zomerreces van vorig jaar. In het huidige zomerreces zijn er in elk geval deze week nog diverse commissievergaderingen geweest.

EN SOMS OOK PLENAIRE VERGADERING Tijdens het zomerreces zijn er geen plenaire vergaderingen van de Tweede Kamer, dat wil zeggen: die zijn er in de regel niet. In bijzondere omstandigheden kunnen er wel plenaire vergaderingen worden gehouden. Het reces wordt dan onderbroken. Dat gebeurt echter hoogst zelden. Maar als het gebeurt, gaat het om spoedeisende situaties waarover Kamerleden met de regering willen debatteren. In de afgelopen decennia gebeurde het in 2015, 2011, 2010, 2002 en 1995. In juli 1995 werd het zomerreces onderbroken in verband met de val van de Bosnische enclave Srebrenica. Dat is deze week precies 26 jaar geleden. Ook vorig jaar werd het zomerreces onderbroken, toen zelfs meermaals: o.a. vanwege de Europese Top van half juli, het bereikte pensioenakkoord en de ontwikkelingen rondom het coronavirus. En het zomerreces van 2021 is al in haar eerste week onderbroken: afgelopen woensdag is er met premier Rutte en minister De Jonge gedebatteerd over de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Tot die vergadering was reglementair besloten door de Kamervoorzitter.

MAAR NIET ZONDER ZITPLAATSEN Er werd afgelopen woensdag niet vergaderd in de grote Vergaderzaal, want daar stonden toen geen stoelen meer. Het Binnenhof wordt gerenoveerd en het meubilair – waaronder de bekende 150 blauwe stoelen in de vorm van een tulp – is verhuisd. Zonder zitplaatsen geen vergadering. Daarom werd er in de Ridderzaal vergaderd. Hier stonden wel nog stoelen.

WIE BESLIST erover wanneer en hoe lang het reces duurt? Noch de voltallige Tweede Kamer zelf. Noch Kamervoorzitter Vera Bergkamp. Het is het Presidium dat hierover gaat. Het Presidium van de Tweede Kamer bestaat op grond van zijn Reglement van Orde uit de Kamervoorzitter en de acht ondervoorzitters of hun plaatsvervangers. Ze zijn allemaal Tweede Kamerlid en in hun (onder)voorzitterschap benoemd door de voltallige Tweede Kamer. Momenteel leveren alle grotere fracties een ondervoorzitter. In november vorig jaar werden alle recessen voor 2021 vastgesteld, waaronder het huidige zomerreces. Tot zover het reces van de Tweede Kamer.

MINISTERRAAD Zoals gezegd heeft nu ook de ministerraad zomerreces. Volgens zijn reglement vergadert de ministerraad normaliter elke vrijdag. Vanaf deze week tot (vrijdag) 13 augustus staan echter geen vergaderingen meer gepland. Volgens het Handboek voor bewindspersonen is het de minister-president die de recesperiode vaststelt. Tijdens het reces kunnen ministers en staatssecretarissen met vakantie.

VERVANGINGSREGELING Alleen niet allemaal tegelijk, want voor het ondertekenen van spoedeisende stukken is het nodig dat een bewindspersoon door een collega wordt vervangen. De vervanging is geregeld in het Besluit vervangingsregeling tijdelijke afwezigheid minister. In die regeling wordt minister-president Rutte vervangen door een van de vicepremiers, dat zijn de ministers Hugo de Jonge, Kajsa Ollongren en Carola Schouten. Vanzelfsprekend kan ook het reces van de ministerraad worden onderbroken. Daartoe kan de minister-president reglementair besluiten.

EERSTE KAMER Ook die andere Kamer aan het Binnenhof – de Eerste Kamer – heeft nu zomerreces. Dat is afgelopen woensdag ingegaan en duurt tot (maandag) 13 september, een week voor Prinsjesdag.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 8 augustus

Coronavaccin voor minderjarigen

VRIJDAG 2 JULI 2021 Afgelopen dinsdag heeft de Gezondheidsraad het advies ‘Vaccinatie van adolescenten tegen COVID-19’ uitgebracht. Het advies gaat voor jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar in op de ‘ziektelast’ van het coronavirus, de ‘werkzaamheid en effectiviteit’ en ‘veiligheid’ van het BioNTech/Pfizer-vaccin en de ‘aanvaardbaarheid’ van hun vaccinatie. De raad concludeert ‘dat vaccinatie tegen COVID-19 van gezonde adolescenten in de leeftijd 12 tot en met 17 jaar met het Pfizer/BioNTech-vaccin zinvol en verantwoord is’ en dat het daarom voor hen beschikbaar moet worden gesteld. Mag een minderjarige zich tegen de wens van zijn ouders in laten vaccineren en mogen ouders hem laten vaccineren tegen zijn eigen wens in?

ZELFBESCHIKKINGSRECHT Ieder heeft recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Dit zelfbeschikkingsrecht staat in onze Grondwet, in artikel 11. Wat voor ‘ieder’ geldt, geldt ook voor minderjarigen. Bij ‘onaantastbaarheid van zijn lichaam’ gaat het vaak over handelingen op het gebied van de geneeskunst die rechtstreeks betrekking hebben op een patiënt. Ik noem ze hier medische verrichtingen. Ze kunnen er bijvoorbeeld toe dienen om de patiënt van een ziekte te genezen of om hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden. Ook bij vaccineren gaat het om een medische verrichting; vaccinaties dienen ertoe om de patiënt voor het ontstaan van een ziekte te behoeden.

CONTRACT Voor wat betreft de medische verrichtingen van een hulpverlener is het recht op onaantastbaarheid van het lichaam uitgewerkt in het Burgerlijk Wetboek; in die uitwerking is natuurlijk ook rekening gehouden met andere mensenrechten. Hoofdregel is dat de hulpverlener pas medische verrichtingen bij een patiënt mag uitvoeren nadat er tussen beiden een contract is gesloten. Zo’n overeenkomst heet (geneeskundige) behandelingsovereenkomst. Wie zich inschrijft bij zijn huisarts meldt vanwege hoofdpijn (laatste drie woorden zijn later toegevoegd), sluit een behandelingsovereenkomst met de huisarts. Wie een afspraak met de GGD maakt voor een coronavaccinatie, sluit een behandelingsovereenkomst met de GGD.

TOESTEMMING Een andere hoofdregel die in het Burgerlijk Wetboek staat is dat de hulpverlener voor elke medische verrichting die hij daarna uitvoert de toestemming van zijn patiënt nodig heeft. Zonder toestemming mag de hulpverlener geen enkele medische verrichting uitvoeren bij zijn patiënt. Zo mag een huisarts tijdens een consult pas de bloeddruk meten nadat patiënt daarvoor toestemming heeft gegeven. En zo mag ook de GGD-hulpverlener u pas gaan prikken na uw ter plekke gegeven toestemming.

MINDERJARIG Deze regeling uit het Burgerlijk Wetboek geldt zonder meer voor meerderjarige patiënten. Meerderjarig is iedereen van achttien jaar en ouder. In hoeverre geldt de regeling ook voor minderjarigen, mensen die jonger zijn dan achttien jaar?

16 EN 17 JAAR In het Burgerlijk Wetboek is voor jongeren van 16 en 17 jaar het recht op onaantastbaarheid van het lichaam op dezelfde manier uitgewerkt als voor meerderjarigen. Hij mag zelfstandig een behandelingsovereenkomst met een hulpverlener sluiten. En voor het uitvoeren van medische verrichtingen door die hulpverlener is (alleen) zijn toestemming nodig. Een zestienjarige kan dus geheel zelfstandig een afspraak maken met de GGD, naar die afspraak gaan en aldaar toestemming geven voor zijn prik.

12-15 JAAR: DE AFSPRAAK MET DE GGD In het Burgerlijk Wetboek is voor een jongere tussen twaalf en zestien jaar op een andere manier het recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam uitgewerkt. Zo heeft hij voor het sluiten van een behandelingsovereenkomst altijd toestemming nodig van zijn ouders (ik ga er hier gemakshalve van uit dat steeds zijn ouders het gezag over hem uitoefenen). Die ouderlijke toestemming wordt ‘verondersteld’ als het ‘in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is’ dat iemand van zijn leeftijd zelfstandig een behandelingsovereenkomst aangaat. Een nauwkeurige lijst met leeftijden en daarbij behorende gebruikelijke rechtshandelingen ontbreekt uiteraard; het maatschappelijk verkeer en de gebruiken daarin veranderen voortdurend en zijn ook plaatselijk wellicht verschillend. Is het tegenwoordig overal in Nederland gebruikelijk dat een twaalfjarige zelfstandig een afspraak maakt met de GGD voor een vaccinatie (tegen welke ziekte ook)? Specifiek voor een coronaprik kan natuurlijk sowieso geen sprake zijn van een gebruik, want jongeren van die leeftijd hebben daarvoor nog geen afspraken kunnen maken. Volgens o.a. publicaties in het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht uit 1998 en 2004 is het gebruikelijk dat een twaalfjarige voor eenvoudige/routineachtige behandelingen een behandelingsovereenkomst zelfstandig sluit. Is een vaccinatie een eenvoudige/routineachtige behandeling? Waarschijnlijk wel, hoewel sommigen daar heel anders over denken. Stel dat dit wel het geval is en dat het ‘gebruikelijk’ is dat twaalfjarigen daarvoor zelfstandig een afspraak maken met de hulpverlener: kunnen ouders een GGD-afspraak die door hun kind is gemaakt dan weer ongedaan maken doordat ze bij de GGD expliciet kenbaar maken dat ze er geen toestemming voor geven? Ja, want hun toestemming wordt slechts verondersteld: dus zolang niet van het tegenovergestelde blijkt.

12-15: DE PRIK EN DE JONGERE Tot zover de afspraak voor een prik. Daarna is er nog toestemming nodig voor de prik zelf. Voor een jongere tussen twaalf en zestien jaar geldt dat voor een medische verrichting altijd zijn toestemming nodig is. ‘Altijd’ is trouwens niet helemaal waar, want er is een uitzondering als hij ‘niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake’, kortom: geen oordeel des onderscheids heeft. Dat blijft hier verder buiten beschouwing. Geen coronaprik dus zonder toestemming van de jongere van twaalf jaar of ouder. Zolang hij nog geen zestien jaar is, is zijn toestemming echter niet voldoende. Dan is er namelijk ook toestemming van de ouders nodig. Geen coronaprik dus zonder ouderlijke toestemming. Hierop formuleert de wet echter enkele uitzonderingen.

12-15: DE PRIK EN DE OUDERS Zo is ouderlijke toestemming niet nodig ‘indien de patiënt ook na de weigering van de toestemming de verrichting weloverwogen blijft wensen’. De bedoeling van de wetgever lijkt hier in ieder geval te zijn dat de jongere die een medische verrichting wenst dat eerst met zijn ouders bespreekt en dat hij daarna – eventueel tegen de mening van de ouders in maar daardoor des te meer ‘weloverwogen’ – dat blijft wensen. Volgens de publicatie in het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht uit 2004 dient de hulpverlener de ouders vooraf te informeren, uitzonderingen daar gelaten. Zo staat in het Burgerlijk Wetboek dat hij het informeren achterwege moet laten als hij wel informeren in strijd acht met een andere verplichting, namelijk de verplichting om de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen. Bij een coronaprik zal goed hulpverlenerschap volgens mij meestal niet in de weg staan aan het informeren van de ouders. In het Burgerlijk Wetboek staat ook dat ouderlijke toestemming voor verrichtingen van niet-ingrijpende aard mag worden verondersteld. De hulpverlener mag er in dat geval van uitgaan dat de ouders toestemming geven. Dient een hulpverlener de ouders voor verrichtingen van niet-ingrijpende aard wel nog vooraf te informeren? Ik meen van niet, maar daardoor is het initiatief tot een (keukentafel)gesprek tussen ouders en jongere wel helemaal afhankelijk geworden van de jongere. Is een coronaprik van niet-ingrijpende aard? Volgens de meesten wel, volgens sommigen zeker niet. Als een coronaprik van niet-ingrijpende aard is, dan wordt ouderlijke toestemming verondersteld en hoeft de GGD de ouders dus niet vooraf te informeren. De Gezondheidsraad lijkt hier ook van uit te gaan, want er is volgens deze raad ook voldoende toestemming als de jongere ‘niet onder begeleiding van een ouder naar de vaccinatielocatie komt en daar (mondeling) instemt met de vaccinatie’. Met andere woorden: blijk van uitdrukkelijke toestemming van de ouders is niet nodig en evenmin hoeft de GGD de ouders vooraf te hebben ingelicht over de coronaprik. Hiermee is trouwens niet gezegd dat voor een twaalfjarige zijn recht op onaantastbaarheid van het lichaam niet beter is gediend als hij vooraf met zijn ouders over medische verrichtingen zoals de coronaprik heeft gesproken.

MINISTER De Gezondheidsraad heeft het advies op verzoek van de minister van Volksgezondheid geschreven. Uit een Kamerbrief van afgelopen woensdag blijkt dat minister Hugo de Jonge het advies helemaal heeft overgenomen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 16 juli

Het Omtzigt congres van het CDA

VRIJDAG 25 JUNI 2021 Meer dan 500 leden van het CDA hebben inmiddels de brief ondertekend van de Stichting voor Sociale Christendemocratie van vorige week zondag. Daarin wordt het partijbestuur van het CDA verzocht om een congres te houden n.a.v. ‘het lekken van het interne memo van Pieter Omtzigt, en vooral de inhoud daarvan, de opmerkingen in de media door anonieme partijleden dat diens positie nu onhoudbaar is, en vervolgens het feit dat Pieter Omtzigt zijn lidmaatschap heeft opgezegd’. Het congres moet zo spoedig mogelijk en uiterlijk in de eerste week van augustus worden gehouden. Tot op heden heeft het partijbestuur hierop niet positief of negatief gereageerd volgens de briefschrijvers. Volgens de Volkskrant heeft het partijbestuur reeds vorige week dinsdag laten weten dat een congres pas eind september kan plaatsvinden. Dat is dus veel later dan de briefschrijvers en de 500 leden zouden willen. Staat het partijbestuur in haar recht?

VERENIGINGSRECHT Het recht dat hier toepasselijk is, is het verenigingsrecht. Het CDA is namelijk een vereniging, zoals ook zoveel andere politieke partijen dat zijn, net als ook een fanfare, sportclub en omroepvereniging. De regels die voor verenigingen gelden, staan in het Burgerlijk Wetboek. Een vereniging moet leden hebben en een bestuur. Af en toe moeten er een algemene (leden) vergadering worden gehouden, bij politieke partijen vaak congres of partijcongres genoemd. De algemene (leden) vergadering kan worden beschouwd als het belangrijkste orgaan van de vereniging. Alle leden mogen daarin het woord voeren en meestemmen over voorstellen. De CDA-leden die om een congres hebben verzocht, willen dat de leden die het congres bezoeken ‘richtinggevende uitspraken doen over de ontstane situatie en hoe daarmee om te gaan’.

STATUTEN en HUISHOUDELIJKE REGLEMENT Verenigingen zoals politieke partijen zijn niet alleen gebonden aan de wettelijke regels, maar ook aan de regels die ze zelf in hun statuten en (huishoudelijke) reglementen hebben opgenomen. Daarin worden de wettelijke regels uitgewerkt en aangevuld. Van sommige wettelijke regels kan zelfs worden afgeweken.

BURGERLIJK WETBOEK Op grond van het Burgerlijk Wetboek is het bestuur van een vereniging verplicht om een algemene (leden) vergadering te houden als daarom wordt verzocht door ‘een zodanig aantal leden (..) als bevoegd is tot het uitbrengen van een tiende gedeelte der stemmen in de algemene vergadering’. Zo’n vergadering moet dan ‘binnen vier weken na het verzoek’ worden gehouden. Het CDA heeft (ongeveer) 37.500 leden. Volgens deze wettelijke regel moet een verzoek voor het houden van een congres dus door (ongeveer) 3.750 leden worden gesteund, want elk lid heeft één stem. Dat is met (iets) meer dan 500 leden (nog) niet het geval. Deze wettelijke regel is dus (nog) niet van toepassing op het CDA.

STATUTEN Op grond van het Burgerlijk Wetboek is het bestuur van een vereniging soms verplicht om ook bij een verzoek door een (veel) kleiner aantal leden een congres te houden binnen vier weken. Dat is alleen het geval als in de statuten van die vereniging een (veel) kleiner aantal leden is genoemd dat voor zo’n verzoek nodig is. Het CDA heeft in haar interne regels bepaald dat een verzoek voor een congres slechts door 1% van de leden hoeft te worden gesteund. 1% van de CDA-leden, dat zijn zo’n 375 leden. De brief van zondag 13 juni is ondertekend door meer dan 500 leden. Dat zijn er meer dan de benodigde 375. Toch hoeft het partijbestuur ook nu weer niet binnen vier weken een congres te houden. Waarom niet? Omdat het lagere aantal leden dat nodig is voor een congres niet in de CDA-statuten is genoemd, maar alleen maar in haar huishoudelijk reglement.

HUISHOUDELIJK REGLEMENT Het partijbestuur is dus niet verplicht om uiterlijk binnen vier weken een congres te houden, dus vóór half juli. In de brief van zondag 13 juni is dat ook niet verzocht. Daarin staat het verzoek om zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen acht weken een congres te houden. Hoe komt men nu aan die termijn van acht weken? Die staat in het huishoudelijk reglement. Daarin staat dat het partijbestuur op verzoek van 1% van de leden binnen acht weken een congres moet houden. Is het partijbestuur dan wél verplicht om binnen acht weken een congres te houden, dus voor half augustus?

STATUTEN versus HUISHOUDELIJK REGLEMENT Ook daarop is het antwoord: nee. Waarom wederom niet? Omdat een lager aantal leden dan volgens de wet nodig is – volgens de wet is zoals gezegd 10% van de leden nodig – wordt beschouwd als een afwijking van die wet, en zo’n afwijking kan alleen geldig in statuten worden opgenomen. Een afwijking is ongeldig als hij (alleen) in het huishoudelijk reglement is opgenomen. Irrelevant is dat zowel het huishoudelijk reglement als de statuten door het congres worden vastgesteld. Een ongeldige bepaling in het huishoudelijk reglement geldt niet. Het partijbestuur staat dus in haar recht als ze niet wil voldoen aan het verzoek van de door meer dan 500 leden ondertekende brief van de Stichting voor Sociale Christendemocratie. Een andere vraag is of dit ook wijs is. Het partijbestuur hoeft niet maar mág wél besluiten om vóór half augustus een congres te houden. En zou het misschien niet ook kunnen zijn dat de huidige omstandigheden ertoe leiden dat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd dat het partijbestuur dit daadwerkelijk besluit? Niet per se driewerf nee dus! Het partijbestuur wordt trouwens over enige tijd waarschijnlijk opgesplitst in een landelijk bestuur en een verenigingsraad.

BIJ ANDERE POLITIEKE PARTIJEN Hoe hebben andere politieke partijen dit onderwerp geregeld? Anders dan het CDA hebben de partijen die tijdens de kabinetsformatie steeds in beeld zijn – daar beperk ik me hier toe – het wél in hun statuten geregeld, en soms daarnaast ook in het huishoudelijk reglement.

VVD en GROENLINKS schrijven in hun statuten dat het bestuur verplicht is om een congres te houden als 10% van de leden daarom verzoeken. Dat is dus een even hoog percentage als in de wet staat. In de statuten van de VVD staat – ook weer conform de wet – verder dat dan binnen vier weken het congres moet worden gehouden, bij deze partij trouwens algemene leden vergadering genoemd. Daarentegen staat in de statuten van GroenLinks dat het congres (pas) ná minstens dertig dagen mág worden gehouden; hier dus geen maximumtermijn van vier weken maar een minimumtermijn van een maand. Op dit punt lijken de statuten van GroenLinks me daarom in strijd met de wet; in plaats daarvan geldt daar dan ook de regel uit de wet, namelijk dat binnen vier weken het congres moet worden gehouden, bij deze partij trouwens initiatiefcongres genoemd.

D66 en PVDA nemen wél met een lager aantal verzoekende leden genoegen. Zij hebben in hun statuten geregeld dat het bestuur al bij een verzoek door (omgerekend) 3,5% respectievelijk minder dan 2% van de leden een congres moet houden. Maar net als bij GroenLinks is de uiterlijke termijn waarop het congres moet worden gehouden ook bij hen te lang. In de PvdA-statuten wordt namelijk gesproken over ‘een volgend congres’, terwijl het congres volgens het huishoudelijk reglement van D66 ‘binnen drie maanden’ moet worden gehouden. Op dit punt lijken de PvdA-statuten en het D66-reglement me daarom in strijd met de wet en geldt in plaats daarvan de regel uit de wet dat het congres binnen vier weken moet worden gehouden.

CHRISTENUNIE Last, but not least! De statuten van deze partij hebben namelijk de (voor de verzoekende leden) gunstigste regeling: het bestuur moet binnen vier weken een partijcongres houden als (omgerekend) minder dan 1% van de leden daarom verzoekt.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 2 juli

De Europese Centrale Bank en het rentebesluit

VRIJDAG 18 JUNI 2021 De Europese Centrale Bank heeft vorige week donderdag besloten om de rente voor het lenen van geld (wederom) niet te verhogen. Als ik het goed begrijp – maar ik ben geen econoom – blijft het daardoor in eurolanden zo dat men goedkoop geld kan lenen en dat spaarcenten nauwelijks rente opleveren of wordt daarvoor zelfs (negatieve) rente in rekening gebracht. Inflatie zal verder oplopen: hogere prijzen en geldontwaarding. Wat is de Europese Centrale Bank (ECB) en wie is daarin verantwoordelijk voor het rentebesluit?

EU De ECB maakt deel uit van de Europese Unie (EU). Dat staat in het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het is een instelling van die EU. Zijn hoofdkantoor staat in Frankfurt am Main (midden Duitsland). De EU heeft nog zes andere instellingen, waaronder het Europees Parlement en de Europese Raad. De Europese Raad bestaat hoofdzakelijk uit de regeringsleiders van de EU-landen. Voor Nederland is dat premier Mark Rutte, voor Duitsland bondskanselier Angela Merkel en voor België premier Alexander de Croo.

FED? De ECB moet niet verward worden met andere monetaire instellingen, zoals het IMF, het FED en de Wereldbank. IMF en Wereldbank maken deel uit van de Verenigde Naties. IMF staat voor het Internationaal Monetair Fonds. Het FED is de centrale bank van de USA; FED staat voor Federal Reserve System.

ONAFHANKELIJK De ECB is een onafhankelijke instelling. De Europese Raad, het Europees Parlement en de andere EU-instellingen kunnen hem geen instructies geven. Dat staat in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

RAAD VAN BESTUUR is het hoogste orgaan van de ECB. De belangrijkste besluiten van de ECB worden door deze Raad van Bestuur genomen, waaronder de rentebesluiten. De Raad van Bestuur – in het Engels: Governing Council – wordt in dit blog verder afgekort tot RvB. De RvB wordt in de eerste plaats gevormd door de ‘bazen’ van de centrale banken van de eurolanden. In sommige landen zoals in België heten ze gouverneurs, in andere landen directievoorzitters en in landen als Duitsland en Nederland president. De presidenten enzovoorts van de nationale centrale banken worden in dit blog verder bankpresidenten genoemd. Er zijn negentien bankpresidenten (allen heren!). De Nederlandse centrale bank is De Nederlandsche Bank; bankpresident is Klaas Knot. De RvB wordt in de tweede plaats gevormd door zes benoemde ‘directieleden’. De RvB bestaat dus uit vijfentwintig bestuurders. In sommige kranten wordt de RvB aangeduid met beleidscomité. Dit lijkt me minder juist, want het woord ‘comité’ is in het reglement van orde van de RvB gereserveerd voor een soort van ondersteunende commissie van die RvB.

LAGARDE De zes directieleden zijn lid van de RvB en gaan daarnaast over de lopende zaken; het zijn dan ook full time functionarissen. Ze zijn benoemd vanwege hun deskundigheid en goede naam. Hun benoeming gebeurt voor voor acht jaar. Ieder directielid bezit de nationaliteit van een euroland. Het is de Europese Raad die ze benoemt. De directievoorzitter is tevens voorzitter en daarmee president van de RvB. Sinds 2019 is dat Christine Lagarde; Lagarde is Française, was eerder directeur van het IMF en minister. Er is ook een Nederlands directielid.

GEEN CONSENSUS Het rentebesluit van de ECB van vorige week donderdag staat niet op zichzelf. De ECB houdt de rente al jarenlang laag. Eurolanden kunnen onderling heel verschillend denken over de wenselijkheid van dit monetaire beleid. Zo blijkt in krant en op televisie dat de noordelijke eurolanden het minder wenselijk vinden dan de zuidelijke. Ofschoon de stemming in de RvB geheim blijft, verklaarde ECB-president Lagarde na afloop van de RvB van vorige week donderdag dat enkele bestuurders tegen het rentebesluit hadden gestemd. Volgens de Volkskrant behoorden daar mogelijk ook de Duitse en de Nederlandse bankpresidenten toe. Wat is er eigenlijk nodig voor de RvB om tot een (rente)besluit te komen?

GELIJKE STEM In beginsel weegt de stem van elk bestuurslid even veel. De stem van de bankpresident van Duitsland is dus even zwaar als die van Malta of Luxemburg. Ook de stem van een directielid weegt even veel als die van een bankpresident. Bij het staken der stemmen – het kan zijn dat een of meer bestuurders afwezig zijn – is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

STEMMEN ZONDER LAST De RvB neemt zijn besluiten door te stemmen over voorstellen, bijvoorbeeld van de directie. In beginsel worden besluiten genomen met een gewone meerderheid van stemmen. De vijfentwintig bestuurders stemmen onafhankelijk; dat staat in het Verdrag betreffende de werking van de EU. Nationale regeringen mogen ‘hun’ bankpresident dus geen steminstructie geven en een bankpresident is niet verplicht om te stemmen conform de wensen die zijn regering in het parlement heeft geuit.

OF GEEN STEM Alle bankpresidenten hebben soms geen stem. Dat systeem is ingevoerd omdat de RvB anders te groot wordt om slagvaardig te kunnen zijn. Er is ruim van te voren afgesproken wie wanneer geen stemrecht heeft. In dit roulatiesysteem hebben steeds vier bankpresidenten geen stem, dus vier van de negentien. Bovendien zijn alle bankpresidenten verdeeld over twee groepen. Er is een groep van vijf bankpresidenten, waarvan er steeds een in elke vergadering geen stem heeft; gemakshalve noem ik ze (de bankpresidenten van) de grootste economieën. Tot die groep behoren Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië en ons land (!). Van de overige veertien bankpresidenten hebben er steeds drie geen stem. Onthouding van stemrecht is voor een of enkele maanden. Gemiddeld kunnen dus de (bankpresidenten van de) grootste economieën iets vaker stemmen. De zes directieleden wordt het stemrecht nooit onthouden.

STEMMEN OP 10 JUNI In deze zomerse maand hebben de Italiaanse, Maltese, Oostenrijkse en Portugese bankpresidenten geen stem. Die van Duitsland en Nederland mochten vorige week donderdag dus wél meestemmen. De Nederlands bankpresident mocht niet in februari en mag straks niet in juli en december stemmen. Voor de Duitse bankpresident was dat in maart het geval en straks in augustus. De Belgische bankpresident heeft de laatste drie maanden van dit jaar geen stem.

ALGEMENE RAAD Er is naast de directie en de RvB ook nog een Algemene Raad. Daarvan zijn ook lid de bankpresidenten van de niet-eurolanden.

RECHTERLIJKE TOETSING De ECB is weliswaar onafhankelijk, maar dat betekent niet dat hij mag doen en laten wat ie wil. Zijn handelingen en nalatigheden zijn namelijk onderworpen aan toetsing door het Hof van Justitie, dat is de (hoogste) rechter van de Europese Unie.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 25 juni

De nieuwe dierenwet

VRIJDAG 11 JUNI 2021 Eind vorige week was er in krant en op televisie veel aandacht voor een nieuwe dierenwet die vorige week officieel is bekendgemaakt. Deze nieuwe wet zou het (mogen) houden van vogels, konijnen, cavia’s, honden, katten en vele andere dieren als gezelschapsdieren gaan beperken. Wat is er aan de hand?

WET DIEREN Wat een nieuwe dierenwet wordt genoemd, is officieel een wijziging van de Wet dieren. Deze wet bestaat al tien jaar.

MISDRIJF Al jaren bepaalt de Wet dieren dat het verboden is bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen, tenminste als dat gebeurt zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is. Zo staat het in de wet. Dat zijn nogal vage termen: het is niet zo dat van elke handeling die men t.o.v. een dier pleegt meteen duidelijk of daarmee dit verbod wordt geschonden. Al langere tijd is het daarom voor sommige handelingen verduidelijkt in wetgeving, bijvoorbeeld voor het schoppen van een dier, het vervoer van een koe met overvolle uiers en het gebruiken van een hond als trekkracht. Die handelingen zijn uitdrukkelijk verboden. Wie bij een dier zonder redelijk doel pijn of letsel veroorzaakt enzovoorts, maakt zich schuldig aan dierenmishandeling op grond van de Wet dieren. Dat is een misdrijf waarvoor de rechter een gevangenisstraf tot drie jaar kan opleggen.

HUISVESTING De nieuwe dierenwet wil o.a. meer duidelijkheid verschaffen over wat ‘geen redelijk doel’ is om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel zijn gezondheid of welzijn te benadelen. Die duidelijkheid wordt verschaft doordat er een bepaling aan wordt toegevoegd. Deze bepaling houdt in dat een bepaalde wijze van huisvesting of een bepaald systeem van houderij nooit een redelijk doel kan zijn om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel zijn gezondheid of welzijn te benadelen. De eisen die een bepaalde wijze van huisvesting of een bepaald systeem van houderij stellen kunnen nooit een redelijk doel zijn.

AMENDEMENT Dat deel van de nieuwe dierenwet is het gevolg van een amendement. Een amendement is een wijziging van een wetsvoorstel. Het is een grondwettelijke bevoegdheid van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel van de regering te wijzigen. Elk van de 150 Kamerleden mag een amendement voorstellen. De meerderheid van de Kamer besluit of het wetsvoorstel geamendeerd wordt. Een Kamerlid van de Partij voor de Dieren heeft het amendement voor verduidelijking van wat een redelijk doel is voorgesteld. Dat was begin vorige maand. De Kamer heeft het amendement aangenomen en vrijwel de hele Kamer stemde vóór het geamendeerde wetsvoorstel. Tijdens het debat merkt de minister op dat het amendement zo is geformuleerd dat het niet alleen op veeteelt van toepassing zal zijn, maar ook op gezelschapsdieren.

ONTRADEN De regering kan een amendement niet tegenhouden. Wél heeft de minister het amendement voor verduidelijking van wat een redelijk doel is ‘ontraden’, omdat het heel algemeen geformuleerd is, tot heel veel discussie zal leiden en praktisch niet uitvoerbaar is. Volgens de minister verschaft het amendement dus niet meer duidelijkheid over wat een ‘redelijk doel’ is. De regering kan een wetsvoorstel intrekken, zolang het nog niet door beide Kamers is aangenomen, maar dat is hier niet gebeurd.

TOELICHTING Een voorstel tot een amendement gaat meestal gepaard met een schriftelijke toelichting waarin de indiener het voorgestelde amendement motiveert en uitlegt. In de toelichting van het amendement voor verduidelijking van wat een redelijk doel is staat dat gehouden dieren niet ernstig zouden mogen worden beperkt in hun natuurlijk gedrag. Voorbeelden van dieren die volgens de toelichting door het houden ernstig in hun natuurlijk gedrag worden beperkt zijn eenden in een eendenhouderij die geen toegang hebben tot zwemwater, konijnen in een konijnenhouderij die in kooien worden gehouden waar ze niet in kunnen graven, biggen in een stal waarvan de staartjes worden gecoupeerd (om staartbijten te voorkomen), kalfjes en geitjes in een stal die worden onthoornd (om verwonding van ander staldier te voorkomen) en hanen waarvan een teen wordt verwijderd (om verwonding van de hen te voorkomen).

EU-VERORDENING Het amendement is een wijziging van het wetsvoorstel dat de regering heeft ingediend. Het wetsvoorstel van de regering was slechts bedoeld om ‘technische’ wijzigingen aan te brengen in de Wet dieren. Die wijzigingen zijn nodig in verband met de uitvoering van een verordening van de Europese Unie, die sinds april geldt. Een EU-verordening is eigenlijk een wet, maar dan van de EU. Zo’n verordening kan niet zonder medewerking van het Europees Parlement tot stand komen. De technische wijzigingen die de regering in de Wet dieren heeft aangebracht zijn nodig voor een goede uitvoering van deze verordening, dat is de Europese diergezondheidsverordening.

DIERENZIEKTEN De Europese diergezondheidsverordening gaat over dierziekten, en wel over dierziekten die overdraagbaar zijn op andere dieren of op mensen. Er staan (uitsluitend) regels in die besmettelijke dierziekten willen voorkomen of bestrijden. De verordening gaat dus niet over dierenwelzijn, al staat er wel in dat bij het uitvoeren van de regels uit de verordening rekening moet worden gehouden met het dierenwelzijn.

ONTOELAATBAAR? Het wetsvoorstel van de regering gaat dan ook alleen over het voorkomen en bestrijden van dierziekten. Het amendement ter verduidelijking van wat een redelijk doel is gaat over dierenwelzijn. Is zo’n amendement dan wel toelaatbaar? Volgens het Reglement van Orde van de Tweede Kamer moet een rechtstreeks verband bestaan tussen de materie die het amendement regelt en de materie die het wetsvoorstel regelt. Is dat hier het geval? Heel belangrijk is die vraag echter niet, want in het reglement staat ook dat een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn zolang de (meerderheid van de) Tweede Kamer het niet ontoelaatbaar heeft verklaard. Zo’n verklaring is uitgebleven

STAATSBLAD De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel van de regering inclusief het amendement aangenomen op 11 mei. Vrijwel elke fractie heeft vóór gestemd. Twee weken later heeft de Eerste Kamer het (geamendeerde) wetsvoorstel aangenomen. Als hamerstuk. De Eerste Kamer mag een wetsvoorstel niet amenderen. De wijziging van de Wet dieren is een week later – op 2 juni – in het Staatsblad gepubliceerd.

INWERKINGTREDING Nu is het niet zo dat een wet geldt zodra het wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen. Eerst is nog bekrachtiging nodig. Dat gebeurt door een handtekening van de Koning en van een of meer bewindslieden. De wijziging van de Wet dieren is ondertekend door de ministers van Justitie en van Landbouw. Daarna moest de wet nog officieel worden bekendgemaakt; dat gebeurt altijd in het Staatsblad. De wijziging van de Wet dieren is op 2 juni in het Staatsblad gepubliceerd. Ten slotte moet nog officieel de dag worden bepaald waarop de wet in werking treedt. Pas dan geldt de wet. Voor de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet dieren is nog geen officiële datum bepaald.

EVALUATIE WET Zoals gezegd vond de minister tijdens het Kamerdebat in mei dat het amendement geen duidelijkheid verschaft over wat een redelijk doel is. Maar gisteren bleek tijdens een Kamerdebat over de ‘evaluatie Wet dieren’ dat een deel van de Tweede Kamer het met de minister eens was. VVD, CDA, BBB en Groep Van Haga hebben daarom een motie ingediend om op basis van wetenschappelijk onderzoek vast te stellen wat wordt verstaan onder het natuurlijk gedrag van een gehouden en daarmee gedomesticeerd (landbouw)huisdier, en of het vertonen van natuurlijk gedrag altijd bijdraagt aan een beter welzijn van een gehouden en daarmee gedomesticeerd (landbouw)huisdier. Volgende week wordt erover gestemd. De minister heeft de motie ontraden, omdat een juridische analyse al in voorbereiding is.

GEZELSCHAPSDIEREN? Tijdens dat debat van gisteren werd over één ding wel meer duidelijkheid verschaft: de richtinggevende Kameruitspraak dat gezelschapsdieren niet onder het amendement vallen, dat heeft de minister tenminste gehoord. Dat wil zeggen: dat een bepaalde wijze van huisvesting of een bepaald systeem van houderij nooit een redelijk doel kan zijn om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel zijn gezondheid of welzijn te benadelen niet van toepassing is op gezelschapsdieren, maar alleen op veeteelt. Minister Schouten zal er ‘voor zorgen dat we op dat punt (..) duidelijkheid kunnen gaan creëren’. Wat de minister hiermee precies bedoelt, is niet helemaal duidelijk, want uiteindelijk is het in Nederland zo dat het aan de rechter is om een wet uit te leggen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 18 juni

Gouverneur van Limburg is opgestapt

VRIJDAG 4 JUNI 2021 In de provincie Limburg is de commissaris van de Koning anderhalve maand geleden opgestapt, omdat de provinciale volksvertegenwoordiging een motie van wantrouwen tegen hem (en overige leden van het dagelijks bestuur) had aangekondigd. Is een commissaris juridisch verplicht om op te stappen als tegen hem een motie van wantrouwen wordt aangenomen?

CdK Elke provincie heeft een commissaris van de Koning, vaak afgekort tot CdK (commissaris des Konings). In Limburg wordt hij ook wel gouverneur genoemd. Een CdK is voorzitter van Provinciale Staten, de volksvertegenwoordiging van de provincie. Hij of zij is ook voorzitter van Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van de provincie. Een CdK heeft naast deze voorzitterstaken nog allerlei andere bestuurstaken, zoals het bevorderen van de bestuurlijke integriteit van de provincie.

VERANTWOORDEN Een CdK moet over die taakuitvoering verantwoording afleggen aan Provinciale Staten. Volgens de Limburgse Staten was gouverneur Theo Bovens tekort geschoten in zijn taak om de bestuurlijke integriteit van de provincie te bevorderen. Daarom was de motie van wantrouwen aangekondigd.

KONINKLIJK BESLUIT Een CdK is (juridisch) niet verplicht om op te stappen als Provinciale Staten een motie van wantrouwen aannemen. Want alleen de regering kan een CdK ontslaan; dat volgt uit de Provinciewet. Het ontslag van een CdK is – net als zijn benoeming – namelijk een koninklijk besluit: het is ondertekend door de Koning en de minister van Binnenlandse Zaken. De ministerraad moet er in hebben toegestemd; dat volgt uit het Reglement van de ministerraad.

PROVINCIALE STATEN Nu is het ook weer niet zo dat de regering hierbij geen enkele rekening hoeft te houden met wat Provinciale Staten willen. Integendeel: in beginsel moet de regering een CdK ontslaan als (een meerderheid van) Provinciale Staten aanbeveelt om de CdK te ontslaan vanwege een verstoorde verhouding.

AANBEVELING Voorafgaand aan die aanbeveling moeten Provinciale Staten een aantal stappen zetten. Provinciale Staten hoeven trouwens niet alle Statenleden te zijn, een meerderheid voldoet. Zo moeten Provinciale Staten hebben verklaard dat sprake is van een ‘verstoorde verhouding’. Als een motie van wantrouwen wordt aangenomen, dan zal sprake zijn van een verstoorde verhouding. Daarna moeten Provinciale Staten een aanbeveling tot ontslag aannemen. Dat laatste mag niet in dezelfde vergadering gebeuren als waarin zij hebben verklaard dat sprake is van een verstoorde verhouding. Tussen die vergaderingen moet namelijk een afkoelingsperiode van enkele weken tot enkele maanden liggen. Bovendien moet bij de oproeping voor die laatste vergadering het aanbevelingsvoorstel worden vermeld. Voordat de aanbeveling daadwerkelijk naar de minister mag worden gestuurd, moeten Provinciale Staten ook nog met die minister overleggen over de aanleiding van de verstoorde verhouding.

IN LIMBURG is het nooit zover gekomen. De regering heeft geen koninklijk ontslagbesluit genomen, noch hebben de Limburgse Staten de minister een aanbeveling tot ontslag gestuurd, noch een aanbeveling tot ontslag aangenomen en zelfs niet verklaard dat sprake is van een verstoorde verhouding of een motie van wantrouwen aangenomen. Bovens was juridisch dus niet verplicht om als gouverneur op te stappen.

DECONSTITUTIONALISERING Was het in Limburg wél zover gekomen, dan had de regering – zoals gezegd – in beginsel tot het ontslag van de gouverneur moeten besluiten. In beginsel, want de ministerraad had nog kunnen beslissen dat daarvan wegens ‘zwaarwegende gronden’ moet worden afgezien. Zo staat het sinds begin deze eeuw in de Provinciewet. Maar die wettelijke regeling zou wel eens kunnen gaan veranderen. Sinds twee jaar eist de Grondwet namelijk niet meer dat een CdK per koninklijk besluit wordt benoemd. Tot die tijd moest in de Provinciewet staan dat een CdK per koninklijk besluit wordt benoemd, want een wet mag niet strijdig zijn met de Grondwet. Maar sinds twee jaar laat de Grondwet toe dat in de Provinciewet komt te staan dat een CdK wordt benoemd door Provinciale Staten of rechtstreeks door de burgers. In de Provinciewet staat vandaag echter nog hetzelfde als twee jaar geleden, maar dankzij de deconstitutionalisering van twee jaar geleden zouden regering, Tweede Kamer en Eerste Kamer over kunnen gaan tot wijziging van de Provinciewet, bijvoorbeeld zo dat voortaan Provinciale Staten de CdK benoemen. Weliswaar betreft dit de benoeming, maar het ligt voor de hand dat dan ook meteen de ontslagregeling wordt gewijzigd, zo dat voortaan Provinciale Staten de CdK mogen ontslaan. De regering zou er dan niet meer over gaan. En een CdK zou na zo’n wetswijziging wél juridisch verplicht zijn om op te stappen na het aannemen van een motie van wantrouwen.

(Mr. Leon)

Volgend blog: vrijdag 11 juni