WW-uitkering voor wethouders

MAANDAG 24 SEPTEMBER 2018 Ex-wethouders kunnen recht hebben op een WW-uitkering, wachtgeld geheten. Vorige week stond er een artikel in de krant over een wethouder die sinds zijn aftreden in 2006 recht wachtgeld geniet ter aanvulling op een onderwijsfunctie die hij sinds zijn ontslag uitoefent; hij was 50 jaar oud toen zijn wethouderschap na meer dan tien jaar eindigde. Hoe lang kan een ex-wethouder recht hebben op wachtgeld?

APPA Dat is een afkorting die staat voor Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Op grond van deze wet kan een ex-wethouder recht hebben op ongeveer drie jaar wachtgeld. Wethouders die minder dan vijf jaar van hun pensioen zijn verwijderd, kunnen recht hebben op wachtgeld tot aan hun pensioen. Pensioen kan hier nimmer ingaan vóór de 65e verjaardag.

Overgangsregeling Dit is de wettelijke regeling zoals die nu geldt. De wet is in de loop der tijd echter veranderd. In het verleden was de wettelijke regeling gunstiger. Wethouders die zijn gestopt toen de oude wettelijke regeling nog gold, kunnen onder een wettelijke overgangsregeling vallen. De oude gunstigere regeling blijft voor hen dan (grotendeels) gelden.

Gemeente Een aantal gemeenteraden hebben de wettelijke wachtgeld regeling verruimd. Dat is in elk geval in enkele tientallen gemeenten gebeurd. Zij hebben een Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemaakt. Onder andere de gemeenteraad van Den Haag heeft zo’n verordening gemaakt. En daarin is bijvoorbeeld geregeld dat als een wethouder na zijn 50e verjaardag na meer dan tien jaar wethouderschap stopt, hij recht kan hebben op wachtgeld tot aan zijn pensioen. Zo’n verordening lijkt veel op de oude wettelijke regeling. De wethouder uit de krant was trouwens geen wethouder in Den Haag.

Mag het? Mag een gemeenteraad een verordening maken waarin ex-wethouders langer wachtgeld krijgen dan zij op grond van de Wet Appa krijgen? Ja, tenzij die ruimere gemeentelijke wachtregeling in strijd is met de Wet Appa. Is er die strijd? Ik heb in de Wet Appa geen uitdrukkelijk verbod gevonden voor zo’n ruimere wachtgeldregeling. Echter, strijd tussen een gemeentelijke verordening en een wet kan er ook zijn zonder zo’n uitdrukkelijk wettelijk verbod. Ik laat het bij deze laatste opmerking.

BRONNEN

Hoofdstuk 20. Artikel 130 Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers luidt (gedeeltelijk): (Wat hieronder staat over lid van gedeputeerde staten) is van overeenkomstige toepassing op burgemeesters en wethouders, met dien verstande dat wordt gelezen voor lid van gedeputeerde staten: burgemeester of wethouder.

Hoofdstuk 21. Artikel 131 luidt (gedeeltelijk): Aan een lid van gedeputeerde staten wordt met ingang van de dag van zijn aftreden, indien hij nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, recht op uitkering verleend ten laste van de provincie waarin hij als zodanig optrad, op de voet van de volgende artikelen.

Hoofdstuk 21. Artikel 132 luidt (gedeeltelijk): De uitkering wordt toegekend voor een duur gelijk aan de tijd waarin de belanghebbende lid van gedeputeerde staten is geweest, maar tenminste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van drie jaren en twee maanden. Als de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden vijf jaren of minder verwijderd is van de voor hem van toepassing zijnde pensioengerechtigde leeftijd en hij in de daaraan voorafgaande periode van twaalf jaren ten minste tien jaren lid van gedeputeerde staten is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot de pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 134 luidt (gedeeltelijk): De inkomsten die de belanghebbende geniet, worden met de uitkering verrekend.

Artikel 163e (behoort bij hoofdstuk 21) luidt: Ten aanzien van de uitkeringen die zijn toegekend ter zake van een ontslag of aftreden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet aanpassing uitkeringsduur Appa, blijft de uitkeringsduur van kracht zoals deze gold op de dag voorafgaand aan dat tijdstip.

Artikel 132 Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers luidde op 1 januari 2007: De uitkering wordt toegekend voor een duur gelijk aan de tijd waarin de belanghebbende lid van gedeputeerde staten is geweest, maar tenminste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van zes jaren. Indien de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden als lid van gedeputeerde staten de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en hij in het tijdvak van twaalf jaren dat direct aan zijn aftreden voorafgaat ten minste tien jaren lid van gedeputeerde staten is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot het tijdstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Artikel 2 Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de gemeente Den Haag: luidt (gedeeltelijk): De uitkering wordt toegekend voor ten hoogste voor de duur van zes jaren.

Artikel 3 van de Haagse verordening luidt (gedeeltelijk): Indien de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden als wethouder de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en hij in het tijdvak van twaalf jaren dat direct aan zijn aftreden voorafgaat ten minste tien jaren wethouder is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot het tijdstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Artikel 121 Gemeentewet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten of door algemene maatregelen van bestuur is (!) voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten niet in strijd zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *