Havens gesloten voor schip met drenkelingen

VRIJDAG 28 DECEMBER 2018 Gisteren stond in de Frankfurter Allgemeine Zeitung het bericht dat een schip vorige week zaterdag enkele tientallen drenkelingen heeft gered uit de Middellandse Zee, en sindsdien op zoek is naar een haven waar ze aan land mogen gaan. Italië en Malta lagen het meest voor de hand, maar de autoriteiten van deze landen hebben het verzoek afgewezen. De drenkelingen zijn migranten die ergens voor de Libische kust op volle zee aan boord zijn gekomen. Hierbij enige staatsrechtelijke helderheid bij deze problematiek.

Duitse vlag Het schip heet Sea-Watch. Het is een in Enkhuizen gebouwd schip dat sinds enkele jaren wordt gebruikt door een ngo, Mare Liberum. Het vaart tegenwoordig onder Duitse vlag. Over de betekenis van de vlag: zie https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=535.

Territoriale wateren Het schip moet om een haven van een land aan te doen de territoriale wateren van dat land in. Territoriale wateren worden ook wel territoriale zee genoemd. De territoriale wateren strekken zich uit over een strook van ongeveer 20 km langs de kust. Deze wateren vallen onder de soevereiniteit van de kuststaat. Italië en Malta hebben territoriale wateren, net als bijvoorbeeld Nederland.

Onschuldige doorvaart Die soevereiniteit moet echter wijken voor schepen die de territoriale wateren gebruiken voor een onschuldige doorvaart. Daarvan is sprake als het schip – eenvoudig gezegd – alleen maar gebruik maakt van de territoriale wateren om er doorheen te varen op weg naar een verder gelegen bestemming. De kuststaat mag die doorvaart niet verbieden, omdat het recht op onschuldige doorvaart in verdragen is geregeld.

Haven aandoen Bij een schip dat van plan is om een haven van de kuststaat aan te doen, bijvoorbeeld om daar drenkelingen aan land te brengen, is geen sprake van onschuldige doorvaart. De kuststaat mag die doorvaart dan ook wel verbieden en er handhavend tegen optreden.

Ontschepening op zee Ook bij een schip dat midden op zee – ver van een haven maar wel ergens in de territoriale wateren – voor anker gaat om de drenkelingen over te brengen naar een ander schip, is geen sprake van onschuldige doorvaart. De kuststaat mag haar de doorvaart verbieden en er handhavend tegen optreden.

Veilige plaats Dat is echter niet het hele verhaal. Volgens een ander verdrag kan een land namelijk verplicht zijn om een schip te helpen met drenkelingen aan boord. Die hulp bestaat er dan uit dat dit land de drenkelingen overneemt en naar een veilige plaats brengt. Die verplichting is er voor het land dat verantwoordelijk is voor de opsporing en redding van drenkelingen in het gebied waar zij aan boord van het reddende schip zijn gekomen. Wat de Middellandse Zee betreft, is er altijd wel een land dat zo’n verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, ook in gebieden die deel uitmaken van de volle zee (high seas).

Plaats versus haven Het verdrag is er niet duidelijk over of onder een veilige plaats altijd moet worden verstaan dat dit ergens aan land is. Een veilige plaats zou dus ook kunnen zijn een ander schip, maar dan wel een met meer faciliteiten, zoals ziekenboeg en genoeg eten en drinken. Ik weet niet welk land verantwoordelijk is voor de opsporing en redding van de drenkelingen die zich aan boord van de Sea-Watch bevinden.

Nederland Italië en Malta willen hun havens in elk geval niet open stellen voor de Sea-Watch. In de Frankfurter Allgemeine Zeitung stond dat Mare Liberum ook aan de Duitse, Franse, Spaanse en Nederlandse autoriteiten toestemming heeft gevraagd om een haven aan te doen zodat de drenkelingen daar aan land kunnen. In het krantenbericht stond dat nog geen enkele autoriteit heeft gereageerd!

BRONNEN:

Territoriale wateren:

Artikel 2 van United Nations Convention on the Law of the Sea – UNCLOS- luidt (gedeeltelijk): The sovereignty of a coastal State extends, beyond its land territory and internal waters and, in the case of an archipelagic State, its archipelagic waters, to an adjacent belt of sea, described as the territorial sea.

Artikel 3 luidt (gedeeltelijk): Every State has the right to establish the breadth of its territorial sea up to a limit not exceeding 12 nautical miles, measured from baselines determined in accordance with this Convention.

Artikel 11 luidt (gedeeltelijk): For the purpose of delimiting the territorial sea, the outermost permanent harbour works which form an integral part of the harbour system are regarded as forming part of the coast. Off-shore installations and artificial islands shall not be considered as permanent harbour works.

Onschuldige doorvaart:

Artikel 17 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Subject to this Convention, ships of all States, whether coastal or land-locked, enjoy the right of innocent passage through the territorial sea.

Haven aandoen:

Artikel 18 United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Passage means navigation through the territorial sea for the purpose of: (a) traversing that sea without entering internal waters or calling at a roadstead or port facility outside internal waters; or (b) proceeding to or from internal waters or a call at such roadstead or port facility. Passage shall be continuous and expeditious. However, passage includes stopping and anchoring, but only in so far as the same are incidental to ordinary navigation or are rendered necessary by force majeure or distress or for the purpose of rendering assistance to persons, ships or aircraft in danger or distress.

Ontschepening op zee:

Artikel 19 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Passage is innocent so long as it is not prejudicial to the peace, good order or security of the coastal State. Such passage shall take place in conformity with this Convention and with other rules of international law. Passage of a foreign ship shall be considered to be prejudicial to the peace, good order or security of the coastal State if in the territorial sea it engages in any of the following activities: (g) the loading or unloading of any commodity, currency or person contrary to the customs, fiscal, immigration or sanitary laws and regulations of the coastal State; (l) any other activity not having a direct bearing on passage.

Artikel 25: The coastal State may take the necessary steps in its territorial sea to prevent passage which is not innocent.

Artikel 21: The coastal State may adopt laws and regulations, in conformity with the provisions of this Convention and other rules of international law, relating to innocent passage through the territorial sea, in respect of all or any of the following: (h) the prevention of infringement of the customs, fiscal, immigration or sanitary laws and regulations of the coastal State. The coastal State shall give due publicity to all such laws and regulations. Foreign ships exercising the right of innocent passage through the territorial sea shall comply with all such laws and regulations and all generally accepted international regulations relating to the prevention of collisions at sea.

Veilige plaats en plaats versus haven:

Artikel 98 van United Nations Convention on the Law of the Sea luidt (gedeeltelijk): Every State shall require the master of a ship flying its flag, in so far as he can do so without serious danger to the ship, the crew or the passengers: (a) to render assistance to any person found at sea in danger of being lost; (b) to proceed with all possible speed to the rescue of persons in distress, if informed of their need of assistance, in so far as such action may reasonably be expected of him.

Artikel 1.3 van de Annex van de International Convention on maritime search and rescue, 1979 – SAR – luidt (gedeeltelijk): The terms listed below are used in the Annex with the following meanings: .1 ‘Search’. An operation, normally co-ordinated by a rescue co-ordination centre or rescue sub-centre, using available personnel and facilities to locate persons in distress; .2 ‘Rescue’. An operation to retrieve persons in distress, provide for their initial medical or other needs, and deliver them to a place of safety;

Artikel 3.1.9 luidt (gedeeltelijk): Parties shall co-ordinate and co-operate to ensure that masters of ships providing assistance by embarking persons in distress at sea are released from their obligations with minimum further deviation from the ships’ intended voyage, provided that releasing the master of the ship from these obligations does not further endanger the safety of life at sea. The Party responsible for the search and rescue region in which such assistance is rendered shall exercise primary responsibility for ensuring such co-ordination and co-operation occurs, so that survivors assisted are disembarked from the assisting ship and delivered to a place of safety, taking into account the particular circumstances of the case and guidelines developed by the Organization. In these cases, the relevant Parties shall arrange for such disembarkation to be effected as soon as reasonably practicable.

Nederland en de Veiligheidsraad

MAANDAG 24 DECEMBER 2018 Morgen is het Kerstmis. Als ik aan Kerstmis denk, dan denk ik onder andere aan – het is een cliché – vrede op aarde. En ons land heeft het (bijna) afgelopen jaar een bijzondere bijdrage geleverd aan de wereldvrede: het was lid van de Veiligheidsraad van de VN. Hoe werkt de Veiligheidsraad?

VN De Verenigde Naties bestaat sinds 1945. Het overgrote deel van alle landen is er lid van: er zijn nu 193 staten lid. De Veiligheidsraad (Security Council) is net als de Algemene Vergadering (General Assembly) en het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice) een VN-orgaan.

Leden van de Algemene Vergadering Alle staten die lid zijn van de VN hebben een zetel in de Algemene Vergadering. Elk lid heeft daarin één stem.

Veiligheidsraad Zijn belangrijkste taak is de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

Leden van de Veiligheidsraad De Veiligheidsraad bestaat uit 5 landen met een vast lidmaatschap (de vijf permanente leden) en 10 landen die tijdelijk lid zijn. China, Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Russische Federatie en Frankrijk zijn de permanente leden.

Niet permanente leden Het tijdelijk lidmaatschap duurt één of twee jaar. Nederland is één jaar lid geweest. Tijdelijke leden worden gekozen door de Algemene Vergadering. Voor een geldige keuze is een gewone meerderheid niet genoeg, maar is een 2/3 meerderheid nodig. Er is geen sprake van een vaste roulatie van tijdelijke leden. Een staat zal moeten ”solliciteren”. En de Veiligheidsraad geeft vooraf zijn oordeel over de geschiktheid van een kandidaat.

Besluiten Veiligheidsraad Elk lid heeft één stem. Voor besluiten over internationale vrede en veiligheid heeft echter elk vast lid vetorecht. Daar komt nog eens bij dat een gewone meerderheid van de (15) stemmen niet genoeg is: er zijn negen stemmen nodig voor een geldig besluit. Dat is een stem meer dan de gewone meerderheid.

Nederland Nederland is één jaar lid geweest. Bolivia, Ivoorkust, Equatoriaal-Guinea, Ethiopië, Kazachstan, Koeweit, Peru, Polen en Zweden waren in 2018 de andere negen tijdelijke leden. Ons voorlaatste lidmaatschap, was in 2000.

2018 De Veiligheidsraad heeft in 2018 heel wat af vergaderd. In november tel ik 13 vergaderdagen, vaak meerdere vergaderingen op een dag. De andere maanden laten geen rustiger beeld zien. In december is er tot begin vorige week op minstens negen dagen vergaderd. Daar komen dan nog enkele vergaderingen bij. Zo staat in de krant van vandaag dat de Veiligheidsraad afgelopen vrijdag besloot om een Nederlandse (oud) militair een VN-waarnemingsmissie in Jemen te laten leiden.

2019 Ivoorkust, Equatoriaal-Guinea, Koeweit, Peru en Polen zijn in 2019 weer tijdelijk lid van de Veiligheidsraad. Indonesië en Zuid-Afrika zijn nieuwe leden, net als buurlanden België en Duitsland. Omdat Groot-Brittannië permanent lid is, zijn al le buurlanden volgend jaar lid van de Veiligheidsraad.

Bronnen:

VN:

Artikel 7 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): There are established as the principal organs of the United Nations: a General Assembly, a Security Council, an Economic and Social Council, a Trusteeship Council, an International Court of Justice, and a Secretariat.

Leden van de Algemene Vergadering:

Artikel 9 luidt (gedeeltelijk): The General Assembly shall consist of all the Members of the United Nations.

Veiligheidsraad:

Artikel 24 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): In order to ensure prompt and effective action by the United Nations, its Members confer on the Security Council primary responsibility for the maintenance of international peace and security, and agree that in carrying out its duties under this responsibility the Security Council acts on their behalf.

Leden van de Veiligheidsraad:

Artikel 23 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): The Security Council shall consist of fifteen Members of the United Nations. The Republic of China, France, the Union of Soviet Socialist Republics, the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, and the United States of America shall be permanent members of the Security Council.

Niet-permanente leden:

Artikel 23 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): The General Assembly shall elect ten other Members of the United Nations to be non-permanent members of the Security Council, due regard being specially paid, in the first instance to the contribution of Members of the United Nations to the maintenance of international peace and security and to the other purposes of the Organization, and also to equitable geographical distribution. The non-permanent members of the Security Council shall be elected for a term of two years. A retiring member shall not be eligible for immediate re-election. Each member of the Security Council shall have one representative.

Artikel 18 luidt (gedeeltelijk): Decisions of the General Assembly on important questions shall be made by a two-thirds majority of the members present and voting. These questions shall include: the election of the non-permanent members of the Security Council

Rule 58 van de Provisional Rules of Procedure luidt (gedeeltelijk): Any State which desires to become a Member of the United Nations shall submit an application to the Secretary-General. This application shall contain a declaration made in a

Rule 59 luidt (gedeeltelijk): The Security Council shall decide whether in its judgement the applicant is a peace-loving State and is able and willing to carry out the obligations contained in the Charter and, accordingly, whether to recommend the applicant State for membership. If the Security Council recommends the applicant State for membership, it shall forward to the General Assembly the recommendation with a complete record of the discussion. If the Security Council does not recommend the applicant State for membership or postpones the consideration of the application, it shall submit a special report to the General Assembly with a complete record of the discussion.

Besluiten Veiligheidsraad:

Rule 40 luidt (gedeeltelijk): Voting in the Security Council shall be in accordance with the relevant Articles of the Charter and of the Statute of the International Court of Justice.

Artikel 27 van het Handvest van de Verenigde Naties luidt (gedeeltelijk): Each member of the Security Council shall have one vote. Decisions of the Security Council on procedural matters shall be made by an affirmative vote of nine members. Decisions of the Security Council on all other matters shall be made by an affirmative vote of nine members including the concurring votes of the permanent members; provided that, in decisions under Chapter VI, and under paragraph 3 of Article 52, a party to a dispute shall abstain from voting.

Waterschapsinkomsten: taxation!

VRIJDAG 21 DECEMBER 2018 Over enkele maanden zijn er weer verkiezingen voor de waterschappen (maart 2019). Waterschappen worden ook wel hoogheemraadschappen genoemd. Wekelijks staat hier een bijdrage over het waterschap of zijn verkiezing. De laatste drie bijdragen gingen over de (begrote) uitgaven en taken van (het Zuid-Hollandse) Delfland. De bijdrage van deze week gaat over de inkomsten van Delfland en (het grotendeels) Gelderse Rivierenland.

Belastingen en heffingen De inkomsten van een waterschap komen grotendeels uit eigen belastingen en heffingen. Het algemeen bestuur van het waterschap legt die belastingen en heffingen op aan degenen die zij vertegenwoordigt: no representation without taxation!

Algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat niet alleen uit vertegenwoordigers van de mensen die in het waterschap wonen (de ingezetenen), maar ook uit vertegenwoordigers van de bezitters van land- en tuinbouwgronden en uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Bovendien bestaat het uit vertegenwoordigers van de bezitters van natuurterreinen. In de waterschappen Delfland en Rivierenland telt het algemeen bestuur 30 leden. Het algemeen bestuur van een waterschap – in Delfland Verenigde Vergadering geheten – is enigszins vergelijkbaar met de gemeenteraad.

In Delfland en Rivierenland Het algemeen bestuur in Delfland bestaat uit 21 vertegenwoordigers van de ingezetenen, vier vertegenwoordigers van bezitters van de land- en tuinbouwgronden, vier vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en ten slotte één vertegenwoordiger van de bezitters van natuurterreinen. Het algemeen bestuur in Rivierenland bestaat uit 22 vertegenwoordigers van de ingezetenen, vier vertegenwoordigers van de bezitters van de land- en tuinbouwgronden, drie vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en ten slotte één vertegenwoordiger van de bezitters van natuurterreinen.

Verordeningen Het algemeen bestuur legt de regels voor de belastingen en de heffingen vast in een of meer verordeningen. Het mag die bevoegdheid niet overdragen aan bijvoorbeeld het dagelijks bestuur. Delfland en Rivierenland hebben – als ik het goed zie – voor elke heffing een aparte (waterschaps)verordening gemaakt.

Waterschapswet Er zijn wettelijke grenzen aan de regels die het waterschap voor belastingen en heffingen mag vaststellen. Zo mogen er alleen heffingen worden geheven ter bestrijding van de kosten voor het watersysteem, de afvalwaterzuivering en het wegenbeheer. Mijn bijdragen van 5 december en 28 november gingen over de taken/uitgaven voor afvalwaterzuivering respectievelijk watersysteem in Delfland. Zie: https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=546 en https://staatsrechtpraktijk.nl/?p=537

Mogen én moeten Op grond van de Waterschapswet mogen waterschappen niet alleen een heffing vaststellen ter bestrijding van de kosten voor het watersysteem en voor de afvalwaterzuivering, maar moeten ze dat ook doen.

Mogen zonder moeten De heffing voor het wegenbeheer is echter niet verplicht op grond van de Waterschapswet. Delfland heeft bij mijn weten geen heffing voor wegenbeheer. Rivierenland heeft dat echter wel.

Toch weer wel moeten En waterschap Rivierenland moet ook zo’n wegenbeheerheffing opleggen. Weliswaar niet op grond van de Waterschapswet, maar wel op grond van een provinciale verordening. Provinciale Staten stellen bij verordening een reglement vast voor elk waterschap dat in hun provincie ligt. Ze leggen daarin bijvoorbeeld vast uit hoeveel leden het algemeen bestuur bestaat en uit hoeveel leden een categorie vertegenwoordigers bestaat, zie hierboven. Ze kunnen daarin echter veel meer regelen, zoals het waterschap verplichten om een wegenheffing in te voeren. Gelderland heeft dat gedaan voor Rivierenland; Zuid-Holland heeft dat dus niet gedaan voor Delfland.

BRONNEN:

Belastingen en verordeningen:

Artikel 83 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot: a. het vaststellen of wijzigen van de begroting; b. het vaststellen van de rekening; d. het heffen van belastingen of rechten; e. het vaststellen van verordeningen (..).

Artikel 110 luidt (gedeeltelijk): Het algemeen bestuur besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een waterschapsbelasting door het vaststellen van een belastingverordening.

Waterschapswet:

Artikel 113 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Behalve (….) worden door het waterschap geen andere belastingen (..) geheven dan de (..) de heffingen, bedoeld in de artikelen 117, 122a en 122d.

Mogen én moeten:

 Artikel 117 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een heffing geheven (..).

Artikel 122d luidt (gedeeltelijk): Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een heffing ingesteld ter zake van afvoeren.

Mogen zonder moeten:

Artikel 122a Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak ter zake van het wegenbeheer kan, binnen het gebied waar deze taak wordt uitgevoerd, onder de naam wegenheffing een heffing worden geheven.

Toch weer wel moeten:

Artikel 2 Waterschapswet luidt (gedeeltelijk): De bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verdere reglementering van waterschappen behoort aan provinciale staten (..). De uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): Het opheffen of instellen van een waterschap dan wel het vaststellen van een reglement van een waterschap, waarvan het gebied in twee of meer provincies is gelegen, geschiedt bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de desbetreffende provincies. Hetzelfde geldt voor het wijzigen van dat reglement, tenzij deze colleges bij reglement het vaststellen van wijzigingen die naar hun oordeel van beperkte strekking zijn opdragen aan één van hen.

Artikel 27 van het Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent Waterschap Rivierenland Reglement voor Waterschap Rivierenland luidt (gedeeltelijk): Provinciale Staten van Gelderland zijn bevoegd tot wijziging van dit reglement, tenzij het desbetreffende besluit een regeling bevat van de in artikel 5, eerste lid, van de wet genoemde onderwerpen.

Artikel 20 luidt (gedeeltelijk): Heffing wegentaak. In het op de kaart bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit reglement gearceerd aangegeven gebied, wordt ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan het wegenbeheer, door het waterschap onder de naam wegenheffing een heffing geheven (..).

25-kilometerscooter zit op Amsterdams fietspad niet meer snor

WOENSDAG 19 DECEMBER 2018 De gemeente Amsterdam gaat het 25-kilometerscooters verbieden om nog langer van de fietspaden gebruik te maken. Het verbod gaat niet gelden voor alle fietspaden, maar wel voor heel veel fietspaden. De motivering is divers, zoals: het is al zo druk op de Amsterdamse fietspaden; deze scooters hebben moeite met het inhalen van fietsers omdat ze nogal breed zijn; veel fietsers schrikken ervan; de maximumsnelheid van deze scooters is veel hoger dan die van fietsers en bovendien houden ze zich zelfs niet aan die maximumsnelheid.

Snorfiets = bromfiets De wettelijke term voor de 25-kilometerscooter is snorfiets. De wet ziet de snorfiets als een bijzondere bromfiets.

Snorfiets = fiets Desondanks zijn de wettelijke regels voor fietsen en fietsers van toepassing op snorfietsen en snorfietsers, en dus niet de wettelijke regels voor bromfietsen en bromfietsers. Snorfietsers mogen (en moeten) dus net als fietsers zowel het verplichte fietspad als het fiets/bromfietspad gebruiken;bromfietsers mogen (en moeten) alleen het fiets/bromfietspad gebruiken.

VerkeersbesluiGemeenten mogen snorfietsers weren van de verplichte fietspaden, tenminste als ze daarvoor goede redenen hebben. Dat is anders met fietsers: zij mogen daarvan niet geweerd worden. Amsterdam gaat de snorfietsers weren van veel verplichte fietspaden. Dat kon echter niet zonder meer gebeuren: de gemeente moest er een verkeersbesluitover nemen.

B&W Het is binnen het gemeentebestuur het college van burgemeester en wethouders dat bevoegd is om zo’n verkeersbesluit te nemen. Het is dus geen bevoegdheid van de gemeenteraad of van de burgemeester(alleen). Natuurlijk kan er wel over worden gesproken in de gemeenteraad.

Ontwerpbesluit Het Amsterdams college van B&W heeft in juli van dit jaar het ontwerpbesluit genomen. Dat was nog geen definitief besluit. In augustus en september kon iedereen de officiële stukken inzien en bezwaren (zienswijzen) indienen over dit ontwerp besluit. Uit de krant begrijp ik dat daarvan veel gebruik is gemaakt.

Definitief besluiDesondanks heeft het Amsterdams college het ontwerpbesluit onlangs omgezet in een definitief besluit, zo begrijp ik uit de krant. Tal van verplichte fietspaden in Amsterdam zijn door dit verkeersbesluit straks verboden voor de 25-kilometerscooters; in plaats daarvan zullen ze gebruik moeten maken van de rijbaan. Op de rijbaan rijden ook auto’s.

Helmplicht Aan het gebruik van de rijbaan verbindt de wet voor 25-kilometerscooters de verplichting om een helm te dragen. Op fietspaden is er voor hun geen helmplicht.

1 juli 2018 Gemeentebesturen kunnen pas sinds kort zo’n verkeersbesluit nemen. Tot 1 juli van dit jaar was er voor hen geen wettelijke mogelijkheid om zo’n verkeersbesluit te nemen. Tegelijkertijd is een nieuw verkeersbord ingevoerd: een verbodsbord dat 25-kilometerscootersverbiedt om van het verplichte fietspad gebruik te maken.

BRONNEN:

Kop:

Uit het ontwerp-besluit van 17 juli 2018 van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam: De snorfiets is op veelplaatsen een specifieke hinderlijke factor voor het volledig kunnen benutten van de capaciteit van het fietspad, door de grotere breedte van het voertuig en het snelheidsverschil met fietsen. Andere weggebruikers ondervinden veel overlast: stank, hinder en gevaarzetting door snorfietsers. De drukte op de fietspaden leidt ook tot verkeersonveilige situaties, bijvoorbeeld doordat er te weinig ruimte is voor inhalende snorfietsen of door schrikreacties die ontstaan doordat gebruikers van het fietspad onvoldoende afstand kunnen houden. De groeiende drukte en de grote diversiteit aan voertuigen op de relatief smalle fietspaden vormen een steeds groter probleem voor de verkeersveiligheid en bereikbaarheid van de stad per fiets. (..) Uit onderzoek is gebleken dat het aantal snorfietsers in Amsterdam de afgelopen jaren is gegroeid van 11.000 in 2008 naar35.000 in 2016 (groei van 223%). Ondanks het feit dat al jaren minimaal 20% van de handhavingscapaciteit van het team Verkeershandhaving van de nationale politie eenheid Amsterdam gericht is op snelheidsovertredingen van snor- en bromfietsen, moet worden geconstateerd dat anno 2016 nog altijd 87% van de snorfietsen te hard rijdt. Meer inzet van de politiecapaciteit is disproportioneel en gaat ten koste van andere verkeersveiligheidsprioriteiten zoals alcoholgebruik in het verkeer, roodlichtnegatie, te hoge snelheid van auto’s, afleiding door de smartphone en de aanpak van veelplegers.

Snorfiets = bromfiets:

Artikel 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV): In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

snorfiets: bromfiets die blijkens de gegevens in het kentekenregister is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die niet meer bedraagt dan 25 km per uur, met uitzondering van de speed-pedelec, of bromfiets als bedoeld in (..);

rijbaan: elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden;

wet: Wegenverkeerswet 1994;

Snorfiets = fiets:

Artikel 2b Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV): De regels van dit besluit betreffende fietsen en fietsers zijn, in plaats van de regels betreffende bromfietsen en bromfietsers, mede van toepassing op snorfietsen en snorfietsers, tenzij anders is bepaald.

Artikel 5 RVV luidt (gedeeltelijk): Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets/bromfietspad. Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

Artikel 6 RVV luidt: Bromfietsers gebruiken het fiets/bromfietspad. Zij gebruiken de rijbaan indien een fiets/bromfietspad ontbreekt.

Verkeersbesluit:

Artikel 5 lid 8 RVV luidt (per 1 juli 2018): Bestuurders van snorfietsengebruiken de rijbaan indien dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet is bepaald en bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft een onderbord dit aanduidt.

(Het RVV is een algemene maatregel van bestuur.)

Artikel 15 Wegenverkeerswet 1994: De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

B&W:

Artikel 18 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) luidt (gedeeltelijk): Verkeersbesluiten worden genomen: voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.

Artikel20 WVW luidt (gedeeltelijk): Een belanghebbende kan tegen een verkeersbesluit tot plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en onderborden of tot het treffen van maatregelen op of aan de weg ter regeling van het verkeer beroep instellen bij de rechtbank.

Ontwerp besluit:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-45691.html

Helmplicht en 1 juli 2018:

Artikel 60 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De bestuurder en de passagiers van bromfietsen, brommobielen zonder gesloten carrosserie, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen zonder gesloten carrosserie moeten een goed passende helm dragen, die door middel van een sluiting op deugdelijke wijze op het hoofd is bevestigd en die is voorzien vaneen goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 22, zesde lid van de wet.Lid 2. Het eerste lid geldt niet voor: a. de bestuurder en de passagiers van een snorfiets, behoudens wanneer artikel 5, achtste lid, van toepassing is;

Artikel 5 achtste lid RVV luidt (per 1 juli 2018): Bestuurders van snorfietsen gebruiken de rijbaan indien dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet is bepaald en bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft een onderbord dit aanduidt.

Artikel 8 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) luidt (gedeeltelijk) (per 1 juli 2018): Onder verkeersborden kunnen onderborden worden geplaatst. Deze onderborden kunnen: (…) bij het verkeersbord G11 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, een aanduiding inhoudende dat het gebruik van het fietspad niet is toegestaan voor snorfietsen, waaronder hier niet begrepen worden bromfietsen die zijn aangewezen op grond van artikel 20b, eerste lid, van de wet.

Rookverbod op de voetbaltribune

MAANDAG 17 DECEMBER 2018 In de krant van vanochtend wordt bericht over een boete van 2400 euro die de Johan Cruijff Arena in 2016 kreeg opgelegd vanwege het niet handhaven van het wettelijk rookverbod op de publiekstribune. In de rechtszaak stelt de advocaat van het voetbalstadion dat de boete onterecht is, want de tribune is in de open lucht en moet bovendien op één lijn worden gesteld met een horecaterras. De rechter – het College van Beroep voor het bedrijfsleven – was het daarmee niet eens. Hier volgt een analyse van de uitspraak die 4 december jongstleden is gedaan.

Terras? Op sommige terrassen bij een horecagelegenheid mag worden gerookt.Een publiekstribune bij een voetbalstadion kan echter volgens de rechter niet op één lijn worden gesteld met een horecaterras. De rechter geeft daarvoor twee redenen.

Andere vorm In de eerste plaats ziet een terras bij bijvoorbeeld een café of restaurant er heel anders uit dan een publiekstribune bij een voetbalstadion.

Consumptie verplicht In de tweede plaats wil een terras dat hoort bij café of restaurant haar bezoekers vooral rust bieden, met een kopje koffie, biertje en/of hapje erbij. Het is waar dat men op een tribune ook kan uitrusten en dat al dan niet kan doen in combinatie met het consumeren van een ter plekke bestelde koffie of snack. Een publiekstribune wil echter vooral het bekijken van de wedstrijd mogelijk maken. Uitrusten en consumpties zijn daaraan ondergeschikt.

Open lucht? In de open lucht mag gerookt worden, althans volgens de huidige wetgeving. Het stadion van de Johan Cruijff Arena is volledig overkapt. Het dak boven het voetbalveld kan worden geopend. Dat kan niet met het dak boven de publiekstribune. Als het dak boven het voetbalveld open is, dan merken de bezoekers op de tribune dat aan den lijve: als het buiten koud is, dan hebben zij het ook koud. Desondanks is er bij een wedstrijd die met open dak wordt gespeeld toch altijd sprake van een overdekte tribune.

TenniDeze uitspraak ging over het stadion van Ajax, een stadion van een voetbalclub uit de eredivisie. Wat hierin gezegd wordt over overdekte stadions van voetbalclubs, geldt natuurlijk ook voor overdekte stadions van andere sportclubs. Ook op hun publiekstribunes mag dus niet gerookt worden.

Langs de lijn Veelvoetbalclubs uit het amateurvoetbal zullen geen overdekte publiekstribunes hebben. Het publiek staat er langs de lijn, met andere woorden in de open lucht. Veel opener dan dat kun je het buitenshuis niet hebben! Het wettelijk rookverbod geldt hier dus niet. De KNVB is echter sinds vorig jaar partner van de Rookvrije Generatie en faciliteert sindsdien voetbalclubs om roken langs de lijn tegen te gaan. Inmiddels hebben sommige clubs inderdaad zo’n rookverbod ingevoerd. Een voorbeeld is het dicht bij Amsterdam gelegen FC Weesp.

BRONNEN:

Andere vorm:

Rechtsoverweging 5.5 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 december 2018 luidt (gedeeltelijk): Uit deze passage is duidelijk dat zij betrekking heeft op terrassen bij horecagelegenheden. Voor die terrassen is beoogd dat zij, afhankelijk van de wijze waarop zij van de omgeving zijn afgescheiden, al dan niet onder de uitzondering “inde open lucht” vallen. Naar het oordeel van het College kunnen de tribunes van het stadion van appellante, waar de vakken, galerij en omloop waarop de overtreding is geconstateerd, zijn gelegen, niet worden aangemerkt als een terras bij een horecagelegenheid. Hiertoe is allereerst in aanmerking genomen dat de tribunes wat betreft uiterlijke verschijningsvorm aanzienlijk verschillen van een terras bij een horecagelegenheid en wel zodanig dat de in de passage genoemde onderscheidende criteria daarop niet goed zijn toe te passen.

Consumptie verplicht:

Rechtsoverweging 5.5 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 december 2018 luidt (gedeeltelijk): Voorts is van belang dat de tribunes primair de functie hebben om mensen de mogelijkheid te bieden een sportwedstrijd te bekijken. Deze functie valt niet op één lijn te stellen met die van een terras bij een horecagelegenheid, welke er vooral op is gericht de bezoekers de gelegenheid te bieden uit te rusten of iets te consumeren (aldus de in de bedoelde passage geciteerde definitie uit het Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands). Dat bezoekers op de tribunes (ook) kunnen uitrusten en iets kunnen consumeren is zodanig ondergeschikt aan de hoofdfunctie van het bekijken van een sportwedstrijd dat daarin geen aanleiding kan worden gevonden de bedoelde uitzondering op het strikter ook beleid van toepassing te achten.

Open lucht:

Rechtsoverweging 5.3 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 december 2018 luidt: Niet in geschil is dat het dak van het stadion alleen boven het speelveld open kan, zodat, ook als het dak open is, de tribunes (met de galerij) en de omloop van het stadion nog steeds overkapt zijn. Gelet op de Nota van Toelichting bij het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek geldt de verplichting om een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven ook onder overkappingen, ongeacht de aard of het materiaal van de overkapping. Het College ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de regelgever dit uitgangspunt heeft verlaten bij het Besluit uitvoering Tabakswet.Het enkele feit dat de tribunes met de buitenlucht zijn verbonden,maakt – anders dan appellante heeft betoogd – niet dat reeds daarom sprake is van open lucht als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder c, van het Besluit uitvoering Tabakswet. Dat een tribune een zodanige constructie heeft dat de weersomstandigheden zich ook opeen overkapte tribune kunnen doen gevoelen, betekent niet dat niet van een overdekte ruimte kan worden gesproken (vergelijk de uitspraak van het College van 13 juni 2013, ECLI:NL:CBB:2013:47). Het College is dan ook van oordeel dat in het geval van appellante het uitzonderingsregime voor ‘in de open lucht’ toepassing mist.

Gilets jaunes en de Franse Tweede Kamer

VENDREDI LE 14 DÉCEMBRE 2018 De gelehesjesbeweging in Frankrijk – gilets jaunes – heeft afgelopen dinsdag ook de Franse Tweede Kamer in beweging gebracht. Want hoewel het Palais Bourbon op zaterdagen onbereikbaar is voor de demonstranten, is hier dinsdag naar aanleiding van de gilets jaunes een motie van wantrouwen ingediend tegen de regering.

Assemblée nationale Zo heet de Franse Tweede Kamer. Deze Kamer heeft 577 Kamerleden, députés genaamd. Het Franse parlement is een tweekamerstelsel. De andere Kamer is de Sénat.

 Motion de censure De gilets jaunes roepen op de Parijse Champs Elysées om het aftreden van de president, Macron démission! Een parlementaire motie van wantrouwen – motion de censure –is echter altijd gericht tegen de regering, le gouvernement. Die regering in Frankrijk bestaat uit de Premier ministre en de andere ministers. Philippe Edouard is de huidige Premier ministre. De president maakt geen deel uit van de regering, ofschoon hij de Premier ministre – en op diens voordracht de overige ministers – heeft benoemd en hij bovendien voorzitter is van de wekelijkse ministerraad. Het parlement kan geen motie van wantrouwen tegen de president indienen, want hij heeft een eigen democratische legitimatie. Ook hij is namelijk (rechtstreeks) gekozen door de burgers.

 Démission Net als in Nederland zorgt een aangenomen motie van wantrouwen ervoor dat de regering haar ontslag aanbiedt. In Frankrijk biedt de regering haar ontslag – démission – aan bij de president; in Nederland bij de Koning. Alleen de Assemblée nationale kan een motie van wantrouwen aannemen; de Sénat kan dat niet. In Nederland zijn de meningen verdeeld of ook de Eerste Kamer een motie van wantrouwen kan aannemen.

58 Een motie van wantrouwen kan in Frankrijk pas worden ingediend als minstens 58 Kamerleden – députés – er hun handtekening onder hebben geplaatst. In Nederland kan zo’n motie van wantrouwen door één enkel Kamerlid worden ingediend. De motie van wantrouwen die afgelopen dinsdag om kwart voor vijf `s middags werd ingediend in de Assemblée nationale is ondertekend door 62 députés.

Le refus de la politique sociale et fiscale injuste conduite depuis dix-huit mois. Dat is een zinsnede uit die motie. De indieners verklaren de demonstraties van de gilets jaunes als verzet van gepensioneerden, ambtenaren, jongeren en huurders tegen de sociale en fiscale politiek van de regering in de afgelopen anderhalf jaar, dus sinds het presidentschap van Macron. De indieners steunen het verzet. Ze nemen echter afstand van de vernielingen en gewelddadigheden. Volgens de indieners wordt het hoog tijd voor een nieuwe regering en een nieuwe sociale en fiscale politiek.

289Tussen indiening van de motie van wantrouwen en de stemming hierover moet minstens 48 uur liggen. De stemming heeft dan ook pas gisteren plaatsgevonden. Voor het aannemen van een motie van wantrouwen moet minstens de helft plus één van de députés vóór de motie stemmen. Er zijn dus minstens 289 vóór stemmers nodig. Er waren gisteren slechts 70 députés die vóór de motie stemden. Deze stemmen waren vrijwel volledig afkomstig van de linkse oppositiepartijen en van de partij van Marine Le Pen. Van de rechtse oppositiepartij Les Républicains heeft slechts één député vóór gestemd. Het was overigens op voorhand duidelijk dat de motie het niet ging halen, want de twee regeringspartijen bezitten een ruime meerderheid in de Assemblée nationale.

De indiening van zo’n (spontane) motie van wantrouwen is voor de indienende députés niet zonder gevolg, want het aantal moties van wantrouwen dat hij of zij mag mede-ondertekenen is beperkt tot drie per parlementair jaar; een parlementair jaar loopt van oktober tot juni. De motie van afgelopen dinsdag was niet de eerste van het afgelopen jaar. Het was geloof ik wel de eerste sinds afgelopen oktober.

BRONNEN:

Onderstaande Franse wetsbepalingen zijn afkomstig van DILA. Constitution  Version consolidée au 8 mars 2018https://www.legifrance.gouv.fr/Droit-francais/Constitution.

Assemblée nationale:

Artikel 24 Constitution luidt (gedeeltelijk): Le Parlement vote la loi. Il contrôle l’action du Gouvernement. Il évalue les politiques publiques. Il comprend l’Assemblée nationale et le Sénat.

Motion de censure:

Artikel 49 Constitution luidt (gedeeltelijk): L’Assemblée nationale met en cause la responsabilité du Gouvernement par le vote d’une motion de censure.

Artikel 5 luidt (gedeeltelijk): Le Président de la République est élu pour cinq ans au suffrage universel direct.

Artikel 8 luidt: Le Président de la République nomme le Premier Ministre .Il met fin à ses fonctions sur la présentation par celui-ci de la démission du Gouvernement. Sur la proposition du Premier ministre, il nomme les autres membres du Gouvernement et met fin à leurs fonctions.

Article 9 luidt: Le Président de la République préside le conseil des ministres.

Démission:

Artikel 50 Constitution luidt (gedeeltelijk): Lorsque l’Assemblée nationale adopte une motion de censure (..), le Premier ministre doit remettre au Président de la République la démission du Gouvernement.

Artikel 49 luidt (gedeeltelijk): L’Assemblée nationale met en cause la responsabilité du Gouvernement par le vote d’une motion de censure.

58:

Artikel 49 Constitution luidt (gedeeltelijk): Une telle motion n’est recevable que si elle est signée par un dixième au moins des membres de l’Assemblée nationale.

Le refus:

De motie staat op:

http://www2.assemblee-nationale.fr/static/15/motions_censure/motion_censure_111218.pdf

289:

Artikel 49 Constitution luidt (gedeeltelijk): Le vote ne peut avoir lieu que quarante-huit heures après son dépôt.

Artikel 49 luidt (gedeeltelijk): Seuls sont recensés les votes favorables à la motion de censure qui ne peut être adoptée qu’à la majorité des membres composant l’Assemblée.

3:

Artikel 28 Constitution luidt (gedeeltelijk): Le Parlement se réunit de plein droit en une session ordinaire qui commence le premier jour ouvrable d’octobre et prend fin le dernier jour ouvrable de juin. Le nombre de jours de séance que chaque assemblée peut tenir au cours de la session ordinaire ne peut excéder cent vingt. Les semaines de séance sont fixées par chaque assemblée.

Artikel 49 luidt (gedeeltelijk): Sauf dans le cas prévu à l’alinéa ci-dessous, un député ne peut être signataire de plus de trois motions de censure au cours d’une même session ordinaire et de plus d’une au cours d’une même session extraordinaire.

Wetsvoorstel Klimaatwet

DONDERDAG 13 DECEMBER 2018 Vorige week donderdag heeft de Tweede Kamer gesproken over het wetsvoorstel Klimaatwet. Het wetsvoorstel is nog niet aangenomen. Wat is er tot nu toe gebeurd?

Het wetsvoorstel heet voluit het voorstel voor een wet houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet). Als het eenmaal wet is, zal het Klimaatwet heten.

Initiatiefwetsvoorstel De meeste wetsvoorstellen worden door de regering ingediend. Het wetsvoorstel Klimaatwet is echter ingediend door twee Kamerleden,Jesse Klaver (GroenLinks) en Diederik Samsom (PvdA). Dat was in september 2016, dus vóór de laatste Tweede Kamerverkiezingen. Het is dus een initiatiefwetsvoorstel. In januari van vorig jaar hebben enkele andere Kamerleden zich bij de indieners aangesloten; daar waren ook Kamerleden bij van SP, D66 en ChristenUnie. In juni 2018hebben er zich bovendien enkele Kamerleden van VVD en CDA bij aangesloten. Kamerleden van alle coalitiepartijen plus van drie oppositiepartijen zijn dus nu mede-indieners van het wetsvoorstel. Indieners mogen hun wetsvoorstel wijzigen, zolang het nog niet is aangenomen; de indieners van de Klimaatwet hebben dat inderdaad gedaan. Zo is de (formulering van de) emissiedoelstelling in het wetsvoorstel gewijzigd, nadat Kamerleden van CDA en VVD mede-indieners werden. Over die wijziging is vorige week nog uitgebreid bericht in de krant.

 Verslag Het wetsvoorstel is – zoals altijd gebeurd met wetsvoorstellen– eerst onderzocht in een Kamercommissie, in dit geval de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat. Dat onderzoek bestond eruit dat verschillende fracties over het wetsvoorstel schriftelijke vragen hebben gesteld en opmerkingen gemaakt. Daarvan is op 6 november 2018 een officieel verslag gemaakt, zoals altijdverslag geheten.

Nota n.a.v. het verslag Zij hebben daarop enkele weken later – op 22november – schriftelijk antwoord gekregen van de (mede) indieners van het wetsvoorstel. Ook daarvan is een officieel verslag gemaakt,zoals altijd nota naar aanleiding van het verslag geheten. De indieners gaven daarin gezamenlijk antwoord.

Plenair Vorige week donderdag was er dan de eerste plenaire vergadering over dit wetsvoorstel. Veel fracties hebben het woord gevoerd. De (mede) indieners van het wetsvoorstel hebben alleen geluisterd; ook de minister was aanwezig. De reactie op wat er is gezegd, gebeurt echter in een volgende vergadering.

Amendementen Op de plenaire vergadering van afgelopen donderdag heeft het Kamerlid Lammert Van Raan (Partij voor de Dieren) verschillende amendementen ingediend. Dat zijn voorstellen om het wetsvoorstel te wijzigen. Van Raan is geen mede-indiener van het wetsvoorstel, maar dat hoeft ook niet om wijzigingsvoorstellen in te mogen dienen: elk Kamerlid heeft het recht om voorstellen in te dienen om het wetsvoorstel te wijzigen. Dat is het recht van amendement. Een Kamerlid hoeft niet tot de plenaire vergadering te wachten met de indiening van amendementen. De amendementen van Van Raan stellen onder andere een andere formulering van de emissiedoelstelling voor.

BRONNEN:

Initiatiefwetsvoorstel:

Artikel 82 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Voorstellen van wet kunnen worden ingediend door of vanwege de Koning en door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voorstellen van wet, in te dienen door de Tweede Kamer worden bij haar door een of meer leden aanhangig gemaakt.

Artikel 84 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Zolang de Tweede Kamer een door haar in te dienen voorstel van wet niet heeft aangenomen, kan het door haar, door het lid of de leden door wie het aanhangig is gemaakt, worden gewijzigd.

Verslag:

Artikel 93 Reglement van Orde Tweede Kamer luidt (gedeeltelijk):De leden van de Kamer zijn bevoegd binnen een door de commissie te bepalen termijn schriftelijk hun opmerkingen omtrent een voorstel van wet aan haar in te zenden. Van de gestelde termijn wordt mededeling gedaan aan de leden van de Kamer.

Amendementen:

Artikel 84 Grondwet luidt (gedeeltelijk) ook: Zolang de Tweede Kamer een door haar in te dienen voorstel van wet niet heeft aangenomen, kan het door haar, op voorstel van een of meer leden, worden gewijzigd.

Artikel 96 Reglement van Orde Tweede Kamer luidt: Indienen amendementen. Vanaf het tijdstip dat een voorstel van wet in handen van een commissie is gesteld staat het ieder lid vrij amendementen, voorzien van een beknopte toelichting, in te dienen. Een amendement wordt met de meeste spoed vermenigvuldigd en rondgedeeld.

PES

DINSDAG 11 DECEMBER 2018 Eind mei 2019 zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement. Dat is de volksvertegenwoordiging van de Europese Unie. Afgelopen zaterdag heeft de PES – dat is in het Nederlands de Partij van Europese Sociaaldemocraten – haar lijsttrekker gekozen: de Nederlander Frans Timmermans. Hoe kiest de PES haar lijsttrekker?

Europees Parlement Eerst even over het Europees Parlement. De parlementariërs worden rechtstreeks gekozen door de burgers. Ze worden voor vijf jaar gekozen. De vorige verkiezingen waren in 2014. Het parlement telt nu 751 leden. De Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten is een fractie waarin de PES samenwerkt met enkele verwante, (maar wel) veel kleinere partijen. De fractie is met 191 zetels de op één na grootste in het parlement.De grootste fractie is de Europese Volkspartij, met zo’n 30zetels meer.

Belgisch De PES is volgens haar statuten een Belgische rechtspersoon: zeis opgericht volgens het Belgische recht en het Belgische recht is dus op haar toepasselijk. Ze heeft haar statutaire zetel en hoofdkantoor in Brussel. De PES is een internationale vereniging zonder winstoogmerk volgens Belgisch recht. Deze internationale vereniging is geregeld in de (Belgische) Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen. In de toepasselijke wetsbepalingen staat bijvoorbeeld dat de leden niet persoonlijk aansprakelijk kunnen zijn voor de schulden van zo’n vereniging.

 Bond De vereniging heeft – als ik het goed zie – 38 leden met stemrecht (full membership). Het zijn politieke partijen (33) of andere organisaties (5). De politieke partijen zijn nationale partijen. Zo is de Nederlandse PvdA lid, net als de Britse Labour Party, de Franse Parti socialiste en de Spaanse PSOE. Sommige EU-landen hebben meer dan één lid, zoals België waar twee politieke partijen lid zijn (PS en sp.a). Er zijn ook leden die niet uit de EU komen, zoals de Noorse DNA. Er zijn nog allerlei andere leden,maar die laat ik hier buiten beschouwing, want zij hebben geen stemrecht. Mensen die lid zijn van nationale partijen met full membership, zijn automatisch lid van de PES. PvdA-leden zijn dus automatisch lid van de PES, maar zonder stemrecht.

Congress is het hoogste orgaan van de PES. Op het Election Congress wordt de lijsttrekker voor de verkiezingen van het Europees Parlement gekozen. Dat gebeurt op een vergadering. Stemrecht op die vergadering hebben afgevaardigden van bovengenoemde (33) nationale politieke partijen en (5) organisaties. Er zijn nog enkele andere afgevaardigden met stemrecht, zoals afgevaardigden van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten en van het bestuur van de PES.

Stem(pel) Elke nationale politieke partij kiest haar eigen afgevaardigden. Het aantal afgevaardigden vaneen partij is onder andere afhankelijk van het aantal volksvertegenwoordigers dat deze partij ”heeft” in het nationale parlement en in het Europees Parlement. De afgevaardigden van een partij moeten allemaal hetzelfde stemmen! De Britse Labour Party mag dus (aanzienlijk) meer afgevaardigden sturen dan de PvdA en kan daardoor een (veel)groter stempel drukken op de uitslag.Op het Election Congress kan de lijsttrekker worden gekozen met een gewone meerderheid van stemmen, maar dat is dus niet hetzelfde als een gewone meerderheid van de leden (en andere aanwezigen) met stemrecht. Wel is het zo dat een geldig besluit alleen kan worden genomen als minstens 22 van de nationale partijen aanwezig is.

Op het Election Congress van afgelopen zaterdag was Frans Timmermans trouwens de enige kandidaat. Er viel dus niet zoveel te kiezen voor de congresgangers.

BRONNEN:

Statuten van de PES (2015), artikelen 1.1, 1.2 (naamgeving), 4 (zetel), 9 (lidmaatschap), 12 (leden met stemrecht), 18, 20 en 22 (aantal afgevaardigden en aantal stemmen; quorumeis), 25 en 26 (Election Congress)  https://www.pes.eu/export/sites/default/Downloads/PES-Documents/FINAL_amended_PES_Statutes_EN_clean.pdf_64645215.pdf

Artikel 49 van de (Belgische) Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen luidt(gedeeltelijk): De leden gaan in deze hoedanigheid geen enkele persoonlijke verplichting aan inzake de verbintenissen die de internationale vereniging zonder winstoogmerk aangaat.

Verkeersborden

MAANDAG 10 DECEMBER 2018 Vorige week stond in de krant een groot artikel over de verkeersborden en dat op sommige plaatsen langs de weg zoveel verkeersborden bij elkaar staan dat automobilist en andere weggebruikers niet genoeg tijd hebben om ze allemaal te lezen. Wie gaat er in Nederland over de borden? Hoe verhouden die borden zich tot andere vormen van verkeersregulering?

Borden versus regels Verkeersborden hangen bijvoorbeeld boven de weg of zijn bevestigd aan een paal naast de weg. Verkeersborden regelen het verkeer maar het zijn geen verkeersregels. Die zijn er ook,verkeersregels. Bijvoorbeeld voor fietsers, voetgangers en ruiters. Zo mogen fietsers met tweeën naast elkaar rijden, andere fietsers alleen maar links inhalen en niet zo hardrijden dat ze niet meer op tijd kunnen stoppen voor iets of iemand die zichtbaar is op de weg voor hun. Voetgangers mogen op het fietspad lopen áls er geen trottoir of voetpad is. Dat is ruiters verboden: als er geen ruiterpad is, mogen zij (alleen) van de rijbaan of berm gebruik maken.

Borden boven regels Verkeersborden gaan boven verkeersregels: als een verkeersbord onverenigbaar is met een verkeersbord, dient de weggebruiker zich aan het verkeersbord te houden.

Borden door wegbeheerder De wegbeheerder gaat over de plaatsing (en verwijdering) van verkeersborden. Wegbeheerder is meestal een overheidsorgaan. De minister van Verkeer is de wegbeheerder voor de rijkswegen; gedeputeerde staten is het voor de provinciale wegen; het algemeen bestuur van een waterschap is het voor de waterschapswegen; het college van burgemeester en wethouders is het voor de gemeentelijke wegen.

Regels door regering Verkeersregels staan onder andere in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, officieel afgekort tot het RVV 1990. Het RVV 1990 is een wet; weliswaar is deze wet niet aangenomen door het parlement maar hij is wel aangenomen door de regering. Zo’n wet heet algemene maatregel van bestuur. Verkeersborden gaan bovenverkeersregels. Een verkeersbord dat is geplaatst door het college van burgemeester en wethouders gaat dus boven een verkeersregel die de regering heeft uitgevaardigd! De hierboven gegeven voorbeelden van verkeersregels zullen overigens niet snel onverenigbaar zijn met een verkeersbord, maar dat terzijde.

Straf Weggebruikers die geen gevolg geven aan een verkeersbord, maken zich schuldig aan een strafbaar feit. Zij kunnen worden veroordeeld tot een gevangenisstraf of tot een boete van meer dan 4000 euro. Het moet daarbij wel gaan om verkeersborden die een verbod of gebod inhouden.

Andere verkeerstekens Verkeersborden zijn niet de enige verkeerstekens.Andere verkeerstekens zijn verkeerslichten – zoals stoplichten,overweglichten en bruglichten – en verkeerstekens op het wegdek,zoals strepen en haaientanden. Wegbeheerders gaan ook over het aanbrengen van deze andere verkeerstekens; en ook deze verkeerstekens gaan boven de verkeersregels. De weggebruiker die zich er niet aanhoudt, maakt zich ook hier schuldig aan een strafbare feit en kan dezelfde straffen tegemoet zien. Ik denk niet – maar weet het niet zeker – dat wegbeheerders zelf verkeersborden en andere verkeerstekens mogen maken. Ik denk dat zij een keuze moeten maken uit de verkeersborden en andere verkeerstekens die in het RVV 1990 zijn opgenomen; alle verkeersborden staan in een bijlage van het RVV. Ze zijn dus allemaal door de regering uitgevaardigd.

BRONNEN:

Borden versus regels:

Artikel 3 RVV luidt (gedeeltelijk): Fietsers mogen met zijn tweeën naast elkaar rijden. Dit geldt niet voor snorfietsers.

Artikel 4 RVV luidt (gedeeltelijk): Voetgangers gebruiken het trottoir of het voetpad. Zij gebruiken het fietspad of het fiets/bromfietspad indien trottoir en voetpad ontbreken.

Artikel 8 RVV luidt: Ruiters gebruiken het ruiterpad. Zij gebruiken de berm of de rijbaan indien een ruiterpad ontbreekt.

Artikel11 RVV luidt (gedeeltelijk): Fietsers dienen elkaar links in te halen; zij mogen andere bestuurders rechts inhalen.

Artikel1 RVV luidt (gedeeltelijk): In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: bestuurders:alle weggebruikers behalve voetgangers; voertuigen:fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens;

Artikel 19 RVV luidt: De bestuurder moet in staat zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is.

Borden boven regels

Artikel 63 RVV luidt: Verkeerstekens gaan bovenverkeersregels, voor zover deze regels onverenigbaar zijn met deze tekens.

Artikel 64 RVV luidt: Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen.

Borden door wegbeheerder

Artikel 15 RVV luidt (gedeeltelijk): De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

Artikel 16 luidt (gedeeltelijk): De in artikel 15 bedoelde verkeerstekens en onderborden worden geplaatst of verwijderd, en de daar bedoelde maatregelen worden getroffen, door de zorg van het gezag dat het verkeersbesluit heeft genomen.

Artikel 18 Wegenverkeerswet (gedeeltelijk): Verkeersbesluiten worden genomen: a. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister; b. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten; c. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur; d. voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen,door een door hen ingestelde bestuurscommissie.

Regels door regering

Artikel 47 Grondwet luidt: Alle wetten en koninklijke besluiten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.

Artikel 89 Grondwet luidt (gedeeltelijk): Algemene maatregelen van bestuur worden bij koninklijk besluit vastgesteld.

Dit besluit kan worden aangehaald als “Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990” of als “RVV 1990”. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Tavarnelle, 26 juli 1990

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de elfde oktober 1990

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Straf

Artikel 62 RVV luidt: Weggebruikers zijn verplichtgevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.

Artikel 92 RVV luidt (gedeeltelijk): Overtreding van de artikelen (..) 62,met uitzondering van verkeersbord C22 van bijlage 1 is een strafbaar feit.

Artikel 177 Wegenverkeerswet luidt (gedeeltelijk): Overtreding van het bepaalde krachtens deze wet, voor zover die overtreding uitdrukkelijk als strafbaar feit is aangemerkt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 23 Wetboek van Strafrecht luidt (gedeeltelijk): Hij die tot een geldboete is veroordeeld is verplicht tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de staat binnen de termijn door het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging vande strafbeschikking of het vonnis of arrest is belast, te stellen.Het bedrag van de geldboete is ten minste € 3. De geldboete die voor een strafbaar feit ten hoogste kan worden opgelegd, is gelijk aan het bedrag van de categorie die voor dat feit is bepaald. Er zijn zes categorieën: (..) de tweede categorie, € 3 350 [Red: Per 1januari 2018: € 4.150.].

“Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990” of als “RVV 1990”

Bijlage 1. Verkeersborden

Is vergoeding voor Statenleden en commissieleden goed genoeg?

VRIJDAG 7 DECEMBER 2018 Op woensdag 20 maart worden de provinciale verkiezingen gehouden. Het zijn de verkiezingen voor de provinciale staten. De verschillende partijen zijn momenteel druk bezig met de samenstelling van hun kandidatenlijsten of hebben ze al officieel vastgesteld. Wat zal er in financiële zin tegenover staan voor de kandidaat die Statenlid of commissielid wordt in Zuid-Holland en Gelderland?

1163 Statenleden zullen voor hun werkzaamheden recht hebben op een maandelijkse vergoeding van €1.163,75. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Het is een bruto bedrag: er gaat dus nog belasting vanaf.

 20%  Deze vergoeding is in beginsel onafhankelijk van het aanwezig zijn bij vergaderingen. Een provincie mag hiervan afwijken en 1/5 deel van de vergoeding afhankelijk maken van aanwezig zijn bij vergaderingen;dat moet dan wel gebeuren in een verordening. Zuid-Holland noch Gelderland hebben dat gedaan.

 70+Fractievoorzitters hebben recht op een hogere maandelijkse vergoeding, toelage genaamd. De toelage ligt tussen de 70 en 150 euro; voorzitters van grotere fracties zitten dichter bij de 150 euro.

170 Statenleden hebben bovendien recht op een maandelijkse onkostenvergoeding voor de aan hun functie verbonden kosten van €170,17; hiervoor zijn geen declaraties nodig.

112 Commissieleden die geen Statenlid zijn, hebben geen recht op de maandelijkse vergoeding voor werkzaamheden en evenmin op de maandelijkse onkostenvergoeding. Zij hebben wel recht op een vergoeding per vergadering die ze daadwerkelijk hebben bijgewoond. De vergoeding daarvoor bedraagt € 112,25, dat is exclusief jaarlijkse indexering maar ook weer een bruto bedrag.

112+: PS of GS?  Provinciale Staten mogen per verordening regelen dat sommige commissieleden die geen Statenlid zijn onder bepaalde omstandigheden een hogere vergoeding krijgen. Provinciale Staten van Gelderland hebben deze bevoegdheid in een verordening aan gedeputeerde staten overgedragen. Ik vraag mij af of het niet zo is dat alleen Provinciale Staten zelf per verordening zo’n hogere vergoeding mogen regelen. In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers staat in artikel 2.4.2 immers alleen dat provinciale staten dat mogen regelen. Nu gaat deze algemene maatregel van bestuur pas gelden vanaf 28 maart 2019. Echter, in de huidige algemene maatregel van bestuur, het Rechtspositiebesluit staten-en commissieleden, staat in artikel 13 hetzelfde. Volgens de Provinciewet mogen provinciale staten een bevoegdheid niet overdragen als de aard van die bevoegdheid zich daartegen verzet. Ik zou zeggen dat dit het geval is met de bevoegdheid om een hogere vergoeding te regelen voor leden van Statencommissies die geen Statenlid zijn.

In Zuid-Holland moeten alle commissieleden Statenlid zijn. Statenleden mogen voor hun commissielidmaatschap geen extra vergoeding krijgen; dat is zo in de Provinciewet geregeld.

Andere kosten Zowel commissieleden als Statenleden hebben recht op een reiskostenvergoeding en een verblijfskostenvergoeding. Een provincie mag in principe geen andere of hogere vergoedingen geven.

 Geen vetpot De vergoedingen voor Staten- en commissieleden zijn dusniet bepaald riant, en, gelet op de tijdsinvestering en verantwoordelijkheid, eerder aan de lage kant, vind ik. En dan is het ook nog grotendeels een bruto bedrag. Waarom niet de belasting erop geschrapt?

BRONNEN:

Artikel 93 van de Provinciewet luidt(gedeeltelijk): Lid 1. De leden van provinciale staten ontvangen een bij verordening van provinciale staten vast te stellen vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. Lid 4. De verordeningen, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel 94 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. De leden van een door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissie ontvangen, voor zover zij geen lid zijn van provinciale staten of gedeputeerde staten, een bij provinciale verordening vast te stellen vergoeding: a. voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie en b. van reis- en verblijfskosten in verband met reizen binnen de provincie. Lid 3. Ten aanzien van een vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Ten aanzien van de overige vergoedingen, bedoeld in dit artikel, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

Artikel 96 luidt: Lid 1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van provinciale staten, en vaneen door provinciale staten of gedeputeerde staten ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkoming en ten laste van de provincie. Lid 2. Voordelen ten laste van de provincie, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts voor zover dat is bepaald bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van provinciale staten.De verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel2.1.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers(gaat pas in vanaf 28 maart volgend jaar) luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een statenlid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van provinciale staten een vergoeding voor de werkzaamheden van €1.163,75 per maand. Lid 3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid,wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Lid 4. Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. In dat geval geschiedt de uitkering aan het statenlid op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen.

Artikel 5.3 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Lid 2. In afwijking van het eerste lid,treden de hoofdstukken 2 en 4 en de artikelen 5:1, eerste en tweede lid, en 5:2, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en tiende lid, inwerking met ingang van 28 maart 2019.

 Artikel 2.1.5 luidt (gedeeltelijk): De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, wordt voor de fractievoorzitters voor de duur van de uitoefening van het fractievoorzitterschap verhoogd met een toelage van €70 per maand,vermeerderd met €10 voor elk statenlid dat de fractie telt, de fractievoorzitter zelf niet meegerekend. De toelage bedraagt ten hoogste €150 per maand.

 Artikel2.1.6 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een statenlid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van provinciale staten een onkostenvergoeding voor de aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten van €170,17 per maand.Lid 3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 2.1.7 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een statenlid heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van: a. reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en commissies, en b. reis- en verblijfkosten voor reizen zowel binnen de provincie als daarbuiten, gemaakt voor de uitoefening van de functie.

 vergaderingen van de commissie toegekend van €112,25 per vergadering. Lid 2. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt per1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 2.4.2 luidt (gedeeltelijk): Provinciale staten kunnen bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van het bedrag, genoemd in artikel 2.4.1, eerste lid, ten aanzien van: a. een commissielid dat op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken; en b. een commissielid ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 2.4.3 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Een commissielid heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van: a. reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie, en b. reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de provincie gemaakt voor de uitoefening van de functie.

Artikel2.1 van het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2017 luidt (gedeeltelijk): In dit hoofdstuk ende daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. statenlid: lid van provinciale staten; c. fractievoorzitter: statenlid waarvan door de voorzitter is vastgesteld dat dit lid fractievoorzitter is dan wel enig lid van een fractie; d. commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens statenlid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Artikel 6 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Fracties kunnen fractievolgers benoemen. Provinciale Staten besluiten over het maximaal aantal te benoemen fractievolgers. Lid 2. Een fractievolger dient tijdens de laatste verkiezingen voor Provinciale Staten geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de partij, die hij als fractievolger vertegenwoordigt. Op hem zijn de artikelen 10, 11, 12,13 en 15 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing. Lid 3.Een fractievolger kan zijn fractie vertegenwoordigen in commissies als bedoeld in hoofdstukken 8 en 9.

Artikel 1 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten van Zuid-Holland, e.a. luidt(gedeeltelijk): Commissielid: een lid van Provinciale Staten dat als lid van een commissie fungeert.

Artikel 65 luidt: Reservering t.b.v. Fractievertegenwoordigers

Artikel31 Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007 luidt (gedeeltelijk): Lid 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden,zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien. Indien een fractievolger, als bedoeld in art. 6 van het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2017, op dezelfde dag meerdere vergaderingen van één of meerdere commissies bijwoont, bestaat de vergoeding voor alle vergaderingen tezamen uit twee maal het hiervoor genoemde bedrag. Lid 4. Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van: a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid van een commissie ten aanzien van wie de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden(vervalt op 28 maart 2019) luidt (gedeeltelijk): Aan een lid van een commissie wordt ten laste van de provincie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie toegekend van €112,25 per vergadering. Artikel 14 luidt (gedeeltelijk): Ten aanzien van: a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voordeelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en b. een lid vaneen commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid, kunnen provinciale staten bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van het bedrag, genoemd in artikel 13.

Artikel152 Provinciewet luidt (gedeeltelijk):Provinciale staten kunnen aan gedeputeerde staten bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.