VRIJDAG 27 SEPTEMBER 2024 Vorige week dinsdag was het Prinsjesdag: elk jaar de derde dinsdag van september waarop de Koninklijke stoet door Den Haag gaat, de Koning de Troonrede houdt en de minister van Financiën de Miljoenennota en de Rijksbegroting van volgend jaar aanbiedt. Wat staat er in de Grondwet over Prinsjesdag?
STOET De Koninklijke stoet bestaat uit de Koning en de Koningin die in de Glazen Koets zitten, andere leden van de koninklijke familie, medewerkers in dienst van het Koninklijk Huis en militairen, waarvan er velen te paard. Dit Koninklijk gezelschap rijdt van Paleis Noordeinde naar de Koninklijke Schouwburg. In de Grondwet is hierover niets geregeld.
TROONREDE In de Koninklijke Schouwburg wordt de Troonrede uitgesproken. De Troonrede is een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid. Het wordt uitgesproken in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal. Dat is een vergadering van de Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk, zie artikel 51 Grondwet. Voor de verenigde vergadering op Prinsjesdag zijn niet alleen alle leden van de Tweede en Eerste Kamer uitgenodigd, maar ook veel andere hoogwaardigheidsbekleders. Belangrijkste agendapunt van deze vergadering is de Troonrede. De Troonrede wordt uitgesproken door de Koning persoonlijk.
UITEENZETTING In de Grondwet staat in artikel 65 over de Troonrede: Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven.
DOOR of NAMENS Volgens de Grondwet mag dus ook iemand anders dan de Koning de jaarlijkse Troonrede uitspreken. Koningin Beatrix (1980 – 2012) heeft ze echter allemaal zelf uitgesproken, net als Koning Willem-Alexander.
BIJ DE WET Volgens de Grondwet mag Prinsjesdag – althans de Troonrede – dus nooit later dan op de derde dinsdag van september worden gehouden. Wel eerder, maar dan moet dat in een wet zijn bepaald. Er is geen wet waarin dat is bepaald. Dus moet de Troonrede op de derde dinsdag van september worden gehouden. Dat was dit jaar op 17 september.
KOFFERTJE De minister van Financiën biedt later die dag de Miljoenennota en de Rijksbegroting voor het volgende kalenderjaar aan. Die stukken zitten in het bekende koffertje. Hij biedt ze aan in een vergadering van de Tweede Kamer. Met andere woorden: hij dient ze in bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer vergadert later die dag op haar vaste vergaderlocatie, niet ver van de Koninklijke Schouwburg vandaan. De verenigde vergadering is dan natuurlijk al lang gesloten.
RIJKSBEGROTING In de Grondwet staat over deze presentatie in artikel 105: Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 bedoelde tijdstip.
VOORSTEL Helemaal juist spreekt deze grondwetsbepaling over de voorgestelde begroting. Het is slechts een voorstel: er is nog goedkeuring nodig van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, zie artikel 105 Grondwet. De Tweede Kamer mag er zelfs wijzigingen in aanbrengen, net als in alle andere wetsvoorstellen, zie artikel 84 Grondwet.
DOOR of VANWEGE Volgens artikel 105 Grondwet – dankzij de woorden ‘door de koning’ – zou het ook de Koning zelf mogen zijn die de Rijksbegroting voor volgend jaar indient bij de Tweede Kamer. Dat zou trouwens niet zo heel vreemd zijn: de Koning dient alle andere wetsvoorstellen namelijk wél zelf in. Al worden al die andere wetsvoorstellen natuurlijk niet persoonlijk door de Koning bezorgd bij de Tweede Kamer – vorig jaar werden er 235 wetsvoorstellen ingediend! – maar ze worden wel door hem gestuurd naar de Tweede Kamer. In de parlementaire stukken heet dat de Koninklijke Boodschap. Met de Rijksbegroting gebeurt dat echter niet. Die wordt ingediend door de minister van Financiën. De Rijksbegroting wordt dus niet ‘door de Koning’ ingediend, maar ‘vanwege de Koning’. En de minister komt hem wél persoonlijk bezorgen. Moet dat eigenlijk per se de minister van Financiën zijn of mag het ook een ander zijn?
COMPTABILITEITSWET Het antwoord op die vraag staat niet in de Grondwet maar kan worden afgeleid uit een andere wet: de Comptabiliteitswet 2016. In artikel 2.23 van die wet staat namelijk in het eerste lid: Wij dienen de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar bij de Tweede Kamer in.
MANDAAT Wie is hier ‘wij’? Ik denk dat hiermee elke minister en staatssecretaris wordt bedoeld. Alleen of gezamenlijk met andere bewindspersonen. Waarom is het dan toch altijd de minister van Financiën en alleen die minister? Dat kan worden afgeleid uit het tweede lid van datzelfde artikel 2.23. Hierin staat namelijk: In afwijking van het eerste lid kunnen Wij Onze Minister van Financiën machtigen de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen. Inderdaad is de minister van Financiën daartoe gemachtigd. Het is niet zo dat daarvoor elk jaar een nieuwe machtiging wordt afgegeven. Er is namelijk begin jaren negentig een doorlopende machtiging afgegeven; dat besluit is niet gepubliceerd. Een ander woord voor machtiging is mandaat.
ATTRIBUTIE Voor de Miljoenennota is het anders geregeld dan voor de rijksbegroting. Dat volgt uit het derde lid van artikel 2.23. Daarin staat: Onze Minister van Financiën biedt op de dag van de indiening van de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten de Miljoenennota aan de Staten-Generaal aan. Hieruit volgt dat alleen de minister van Financiën de Miljoenennota mag indienen. Alleen hij mag dat omdat de wet alleen hem die bevoegdheid geeft. Als een bevoegdheid in de wet wordt gegeven, spreken we van attributie.
BRONNEN Behalve bovenstaande bepalingen uit Grondwet en Comptabiliteitswet zijn geraadpleegd website Nederland rechtsstaat; website kenniscentrum voor beleid en regelgeving; website Koninklijk Huis; website Tweede Kamer (Staat van de Kamer 2023); Wikipedia (Troonrede).
Mr. Leon
Volgend blog op vrijdag 11 oktober